Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R1071

Verordening (EU) nr. 1071/2013 van de Europese Centrale Bank van 24 september 2013 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (herschikking) (ECB/2013/33)

PB L 297 van 7.11.2013, p. 1–50 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 25/06/2021; opgeheven door 32021R0379

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1071/oj

7.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/1


VERORDENING (EU) Nr. 1071/2013 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 24 september 2013

met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (herschikking)

(ECB/2013/33)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 5,

Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), inzonderheid artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (2), inzonderheid artikel 6, lid 4,

Gezien het advies van de Europese Commissie,

Overwegende:

(1)

Verordening (EG) nr. 25/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2008/32) (3) is aanzienlijk gewijzigd, in het bijzonder in het licht van Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (4). Aangezien nadere wijzigingen noodzakelijk zijn, dient deze verordening ter wille van de duidelijkheid herschikt te worden.

(2)

Het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) heeft voor de uitvoering van zijn taken een geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (MFI) nodig. Het belangrijkste doel van die information is de Europese Centrale Bank (ECB) een volledig statistisch beeld te geven van de monetaire ontwikkelingen in de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna: de „eurogebiedlidstaten”), die als één economisch gebied worden beschouwd. Deze statistieken bestrijken de geaggregeerde financiële activa en passiva, in termen van standen en transacties, gebaseerd op een volledige en homogene MFI-sector en populatie van informatieplichtigen, en worden regelmatig samengesteld. Voldoende gedetailleerde statistische gegevens zijn ook noodzakelijk om de voortdurende analytische bruikbaarheid van de monetaire aggregaten van het eurogebied en tegenposten te garanderen.

(3)

Overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en krachtens de in de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna: de „ESCB-statuten”) neergelegde voorwaarden, stelt de ECB verordeningen op, voor zover deze nodig zijn voor de uitvoering van de ESCB-taken overeenkomstig de ESCB-statuten en in sommige gevallen zoals vastgelegd in de door de Raad aangenomen bepalingen op grond van artikel 129, lid 4, van het Verdrag.

(4)

Artikel 5.1 van de ESCB-statuten vereist dat de ECB, bijgestaan door de nationale centrale banken (NCB’s), hetzij bij de bevoegde nationale autoriteiten of rechtstreeks bij de economische subjecten de voor de vervulling van de taken van het ESCB benodigde statistische gegevens verzamelt. Artikel 5.2 van de ESCB-statuten bepaalt dat de NCB’s voor zover mogelijk de in artikel 5.1 omschreven taken uitvoeren.

(5)

De ECB is ingevolge artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2533/98 gehouden om uit de referentiegroep van informatieplichtigen de werkelijke populatie van informatieplichtigen te bepalen en is gerechtigd om bepaalde categorieën informatieplichtigen geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van hun rapportageverplichtingen. Artikel 6, lid 4, bepaalt dat de ECB verordeningen mag vaststellen tot nadere bepaling van de voorwaarden waaronder het recht tot verificatie of de gedwongen verzameling van statistische gegevens mag worden uitgeoefend.

(6)

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2533/98 vereist dat de lidstaten op het gebied van statistische informatie hun eigen organisatie dienen in te richten en volledig met het ESCB dienen samen te werken ter verzekering van de vervulling van de uit artikel 5 van de ESCB-statuten voortvloeiende verplichtingen.

(7)

Het kan voor NCB’s aangewezen zijn om de statistische gegevens die nodig zijn om aan de statistische rapportageverplichtingen van de ECB te voldoen, bij de werkelijke populatie van informatieplichtigen te verzamelen binnen een breder kader voor statistische rapportage dat de NCB’s onder eigen verantwoordelijkheid overeenkomstig Unie-, dan wel nationale wetgeving, respectievelijk gevestigd gebruik opzetten en dat ook andere statistische doeleinden dient, vermits de statistische verplichtingen van de ECB worden nagekomen. Dit kan ook de rapportagelast verminderen. Het is in deze gevallen voor een grotere doorzichtigheid aangewezen de informatieplichtigen ervan in kennis te stellen dat de gegevens voor andere statistische doeleinden worden verzameld. In specifieke gevallen kan de ECB ter voldoening aan haar verplichtingen gebruikmaken van de aldus verzamelde statistische gegevens.

(8)

De statistische vereisten zijn het meest gedetailleerd in die gevallen waarin de tegenpartijen deel uitmaken van de geldhoudende sector. Gedetailleerde gegevens zijn vereist betreffende: a) depositoverplichtingen naar subsector en looptijd en verder geclassificeerd naar valuta om een nauwgezettere analyse mogelijk te maken van de ontwikkelingen van de in M3 opgenomen vreemde valutacomponenten en onderzoek te vergemakkelijken naar de mate van vervangbaarheid van in vreemde valuta’s en in euro luidende componenten van het monetaire aggregraat M3; b) leningen naar subsector, looptijd, renteherziening en valuta aangezien deze informatie als essentieel wordt beschouwd voor monetaire analyses; c) balansposities ten opzichte van overige MFI’s voor zover zulks nodig is voor de saldering van binnen de MFI-sector aangehouden tegoeden of voor de berekening van de reservebasis; (d) balansposities ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied (rest van de wereld) voor „deposito’s met een vaste looptijd van langer dan twee jaar”, „deposito’s met een opzegtermijn van langer dan twee jaar” en „repo’s” om de reservebasis te berekenen waarop de positieve reserveratio betrekking heeft; (e) balansposities ten opzichte van de rest van de wereld voor totale depositoverplichtingen om de externe tegenposten te kunnen bepalen; (f) depositoverplichtingen en leningen ten opzichte van de rest van de wereld bij een oorspronkelijke looptijd korter en langer dan één jaar ten behoeve van betalingsbalansen en financiële rekeningen.

(9)

Voor het verzamelen van statistische information over de effectenportfolio’s van MFI’s, zulks krachtens Verordening (EU) nr. 1011/2012 van de Europese Centrale Bank van 17 oktober 2012 betreffende statistieken inzake aangehouden effecten (ECB/2012/24) (5), rapporteren NCB’s op kwartaalbasis effectsgewijze gegevens. NCB’s kunnen de rapportagevereisten uit hoofde van de verordening en Verordening (EU) nr. 1011/2012 (ECB/2012/24) combineren, indien zulks de rapportagelast van kredietinstellingen tot een minimum kan beperken. Wat geldmarktfondsen betreft, kunnen NCB’s toestaan dat zij rapporteren overeenkomstig 1073Verordening (EU) nr. /2013 van de Europese Centrale Bank van 18 oktober 2013 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van beleggingsfondsen (ECB/2013/38) (6), om de rapportagelast van fondsbeheerders te verlichten.

(10)

Financiële transacties worden door de ECB berekend als het verschil tussen de gerapporteerde standen per opeenvolgende maandultimo’s, waarbij wordt gecorrigeerd voor het effect van veranderingen die het gevolg zijn van andere invloeden dan transacties. De aan de informatieplichtigen opgelegde verplichting betreft niet de wisselkoerswijzigingen, die worden berekend door de ECB, dan wel door de NCB’s na raadpleging van de ECB, uit de door de informatieplichtigen per munteenheid verstrekte standengegevens, of de herclassificatieaanpassingen, die door de NCB’s zelf worden verzameld met behulp van verscheidene, reeds aan de NCB’s ter beschikking staande informatiebronnen.

(11)

Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2531/98 geeft de ECB de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen of beschikkingen om bepaalde instellingen vrij te stellen van de verplichting tot het aanhouden van minimumreserves, om de voorwaarden te omschrijven waaronder bepaalde verplichtingen jegens een andere instelling niet hoeven te worden opgenomen in of in mindering kunnen worden gebracht op de reservebasis, en om voor specifieke categorieën verplichtingen afwijkende reserveratio’s vast te stellen. Op grond van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2531/98 heeft de ECB het recht om bij instellingen de voor de toepassing van reserveverplichtingen noodzakelijke gegevens in te zamelen en om de juistheid en kwaliteit van door instellingen verstrekte informatie te verifiëren teneinde te controleren of deze aan hun reserveverplichtingen hebben voldaan. Het is voor het verminderen van de algemene rapportagelast wenselijk de statistische informatie betreffende de maandelijkse balans te gebruiken voor de regelmatige berekening van de reservebasis van de kredietinstellingen die aan reserveverplichtingen van de ECB onderhevig zijn, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (7).

(12)

Het is noodzakelijk specifieke procedures vast te stellen die dienen te worden toegepast in het geval van fusies en splitsingen van kredietinstellingen, ter verduidelijking van de reserveverplichtingen van deze instellingen.

(13)

De ECB verlangt informatie betreffende de securitisatieactiviteiten van MFI’s teneinde krediet- en leenontwikkelingen in het eurogebied te interpreteren. Dergelijke informatie vormt ook een aanvulling op de gegevens die op grond van Verordening 1075(EU) nr. /2013 van de Europese Centrale Bank van 18 oktober 2013 worden gerapporteerd betreffende de statistieken over activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (ECB/2013/40) (8).

(14)

Door de ECB uit hoofde van artikel 34.1 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken van van de Europese Centrale Bank (hierna: de „ESCB-statuten”) vastgestelde verordeningen kennen weliswaar rechten toe noch leggen zij verplichtingen op aan lidstaten die de euro niet als munt hebben (hierna: „niet-eurogebiedlidstaten”), artikel 5 van de ESCB-statuten is op eurogebiedlidstaten en niet-eurogebiedlidstaten van toepassing. Overweging 17 van Verordening (EG) nr. 2533/98 wijst erop dat artikel 5 van de ESCB-statuten, samen met artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de verplichting inhoudt om op nationaal niveau alle maatregelen te nemen en uit te voeren die de niet-eurogebiedlidstaten dienstig achten voor de verzameling van de statistische gegevens om te voldoen aan de statistische rapportageverplichtingen van de ECB, en tijdig op statistisch vlak voorbereidingen te treffen, opdat zij eurogebiedlidstaten kunnen worden.

(15)

De normen voor de bescherming en het gebruik van vertrouwelijke statistische informatie, zoals vastgelegd in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2533/98, dienen van toepassing te zijn.

(16)

Artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2533/98 bepaalt dat de ECB bevoegd is sancties op te leggen aan informatieplichtigen die niet voldoen aan de in ECB-verordeningen of -besluiten vastgelegde statistische rapportageverplichtingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

In deze verordening wordt bedoeld met:

a)   „monetaire financiële instelling” (MFI): een ingezeten onderneming die behoort tot een van de volgende sectoren:

a)

deposito-instellingen

i)

kredietinstellingen zoals omschreven in artikel 4, lid 1, onder (1), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingenen (9), en

ii)

deposito-instellingen met uitzondering van kredietinstellingen namelijk:

overige financiële instellingen die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie en waarvan de activiteiten erin bestaan deposito’s en/of daarmee vergelijkbare financiële titels van institutionele eenheden, niet slechts van MFI’s te ontvangen (de mate waarin de door overige MFI’s uitgegeven instrumenten substituten vormen voor de bij kredietinstellingen geplaatste deposito’s bepalen hun indeling als MFI’s); en voor eigen rekening, althans in economische zin, het verstrekken van leningen en/of beleggen in effecten, of

instellingen voor elektronisch geld die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie door de uitgifte van elektronisch geld; of

b)

geldmarktfondsen (GMF’s) krachtens artikel 2;

b)   de termen „informatieplichtigen” en „ingezeten”: hebben dezelfde betekenis als gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98;

c)   „desbetreffende NCB”: de NCB van de eurogebiedlidstaat waarin de LFI ingezeten is;

d)   „lege financiële instelling”: heeft dezelfde betekenis als in artikel 10751 van Verordening (EU) nr. /2013 (ECB/2013/40);

e)   „securitisatie”: een transactie die hetzij: a) een traditionele securitisatie is zoals gedefinieerd in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 575/2013/EG; en/of b) een securitisatie zoals gedefinieerd in artikel 10751 van Verordening Verordening (EU) nr. /2013 (ECB/2013/40), die de afstoting van de aan een lege financiële instelling gesecuritiseerde leningen inhoudt;

f)   „instelling voor elektronisch geld” en „elektronisch geld”: hebben dezelfde betekenis zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, en artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees parlement en de Raad (10);

g)   „afwaardering”: de directe verlaging van de boekwaarde van een lening op de balans vanwege de onvolwaardigheid ervan;

h)   „afschrijving”: een afwaardering van de volledige boekwaarde van een lening waardoor het uit de balans wordt verwijderd;

i)   „beheerder”: een MFI die het beheer voert over de aan een securitisatie ten grondslag liggende leningen dan wel leningen die anderszin zijn doorgegeven in de zin van het innen van hoofdsom en rente van de schuldenaars;

j)   „leningoverdracht”: de economische overdracht van een lening of pool van leningen door de informatieplichtige aan een ontvangende partij, hetzij door middel van eigendomsoverdracht of door subdeelneming;

k)   „leningovername”: de economische overdracht van een lening of pool van leningen door een overdragende partij aan de informatieplichtige, hetzij door middel van eigendomsoverdracht of door subdeelneming;

l)   „intra-groep positie”: posities tussen deposito-instellingen die tot dezelfde groep behoren, bestaande uit een moeder en al haar direct of indirect gecontroleerde in het eurogebied ingezetene groepsleden;

m)   „een instelling die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken is”: een kleine MFI met een vrijstelling krachtens artikel 9, lid 1;

n)   „verwijdering van de balans”: de verwijdering van een lening of een deel daarvan uit de overeenkomstig deel 2 en 3 van bijlage I gerapporteerde standen, met inbegrip van de verwijdering ervan vanwege de toepassing van een vrijstelling zoals bedoeld in artikel 9, lid 4.

Artikel 2

Identificatie van GMF’s

Instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan alle volgende criteria worden behandeld als GMF, indien zij:

a)

het handhaven van de hoofdsom van een fonds en het verschaffen van een rendement overeenkomstig de rentevoeten van geldmarktinstrumenten als beleggingsdoelstelling hebben;

b)

beleggen in geldmarktinstrumenten die voldoen aan de criteria voor geldmarktinstrumenten uiteengezet in Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (11), of beleggen in deposito’s bij kredietinstellingen of, bij wijze van alternatief, verzekeren dat de liquiditeit en waardering van de portefeuille waarin ze beleggen, op een gelijkwaardige basis wordt beoordeeld;

c)

verzekeren dat de geldmarktinstrumenten waarin ze beleggen, van hoge kwaliteit zijn, zoals bepaald door de beheermaatschappij; De kwaliteit van een geldmarktinstrument wordt onder andere op basis van de volgende factoren afgewogen:

i)

de kredietkwaliteit van het geldmarktinstrument,

ii)

de aard van de door het geldmarktinstrument vertegenwoordigde activacategorie,

iii)

voor gestructureerde financiële instrumenten, het operationeel risico en tegenpartijrisico dat inherent is aan de gestructureerde financiële transactie;

iv)

het liquiditeitsprofiel;

d)

verzekeren dat hun portefeuille een gewogen gemiddelde looptijd (WAM) heeft van niet meer dan zes maanden en een gewogen gemiddelde resterende looptijd (WAL) van niet meer dan twaalf maanden (overeenkomstig bijlage I, deel 1, paragraaf 2);

e)

dagelijks de intrinsieke waarde (NAV) en een berekening van de koers van hun aandelen/participaties verschaffen, alsook dagelijks inschrijving en terugkoop van aandelen/rechten van deelneming mogelijk maken;

f)

belegging in effecten beperken tot effecten met een resterende looptijd tot aan de wettelijke aflossingsdatum korter dan of gelijk aan twee jaar, mits de resterende tijd tot de eerstvolgende renteherzieningsdatum korter is dan of gelijk aan 397 dagen waarbij de herziening van effecten met variabele rente dient te geschieden aan een geldmarktrente of -index;

g)

belegging in andere ondernemingen voor collectieve belegging beperken tot ondernemingen die voldoen aan de definitie van GMF;

h)

direct noch indirect, ook niet door middel van derivaten, een belang in aandelen of grondstoffen nemen en derivaten alleen gebruiken overeenkomstig de geldmarktbeleggingsstrategie van het fonds. Derivaten die een valutarisico inhouden, mogen alleen worden gebruikt voor het afdekken van risico’s. Belegging in niet in de basisvaluta luidende effecten is toegestaan mits het valutarisico volledig wordt afgedekt;

i)

hetzij een constante of een fluctuerende intrinsieke waarde hebben.

Artikel 3

Werkelijke populatie van informatieplichtigen

1.   De werkelijke populatie van informatieplichtigen bestaat uit de MFI’s die ingezetenen zijn van de eurogebiedlidstaten (in lijn met deel 1, bijlage II).

2.   De MFI’s in de werkelijke populatie van informatieplichtigen zijn onderworpen aan volledige statistische rapportageverplichtingen, tenzij een vrijstelling is verleend op grond van artikel 9.

3.   Entiteiten die aan de definitie van MFI voldoen, vallen onder het toepassingsgebied van deze verordening, ook als ze zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 575/2013.

4.   Ten behoeve van de verzameling van statistische informatie betreffende het ingezetenschap van de houders van aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen zoals gespecificeerd in paragraaf 5.7 van deel 2 van bijlage I, bestaat de werkelijke populatie van informatieplichtigen ook uit overige financiële intermediairs met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (OFI’s), behoudens eventuele vrijstellingen uit hoofde van artikel 9, lid 2, onder c). Voor de toepassing van deze verordening kunnen NCB’s een lijst van informatieplichtige OFI’s vaststellen en bijhouden overeenkomstig de beginselen van paragraaf 5.7 van deel 2 van bijlage I.

Artikel 4

Lijst van MFI’s voor statistische doeleinden

1.   De directie stelt voor statistische doeleinden een lijst van MFI’s op en houdt deze bij, daarbij rekening houdend met de eisen inzake frequentie en tijdigheid die voortvloeien uit het gebruik van deze lijst in het kader van de reserveverplichtingen van de ECB. De lijst van MFI’s voor statistische doeleinden bevat een aanduiding of instellingen al dan niet juridisch verplicht zijn zich te houden aan de minimumreserveverplichtingen van de ECB. De lijst van MFI’s is actueel en nauwkeurig, zo homogeen mogelijk en voldoende stabiel voor statistische doeleinden.

2.   De lijst van MFI’s voor statistische doeleinden en de geactualiseerde versies daarvan worden door de NCB’s en de ECB op passende wijze voor de informatieplichtigen toegankelijk gemaakt, onder meer langs elektronische weg, via internet of, op verzoek van de informatieplichtigen, in gedrukte vorm.

3.   De lijst van MFI’s voor statistische doeleinden dient uitsluitend ter informatie. Indien de meest recent beschikbare versie van de lijst onjuist is, legt de ECB echter geen sancties op aan entiteiten die niet naar behoren aan hun statistische rapportageverplichtingen hebben voldaan voor zover de desbetreffende instelling te goeder trouw afging op de onjuiste lijst.

Artikel 5

Statistische rapportageverplichtingen

1.   De werkelijke populatie van informatieplichtigen verstrekt aan de NCB van de lidstaat waarvan de MFI ingezetene is: a) maandelijkse standen betreffende de balans per maandultimo; en b) maandelijkse geaggregeerde herwaarderingsaanpassingen. Geaggregeerde herwaarderingsaanpassingen worden gerapporteerd met betrekking tot afschrijvingen en afwaarderingen van leningen en met betrekking tot de prijsherwaarderingen van effecten. Meer gedetailleerde gegevens betreffende bepaalde posten op de balans worden driemaandelijks of jaarlijks gerapporteerd. NCB’s kunnen de kwartaalgegevens maandelijks verzamelen, indien zulks de gegevensverwerking faciliteert. De vereiste statistische gegevens zijn aangegeven in bijlage I.

2.   NCB’s kunnen de vereiste statistische gegevens betreffende door MFI’s uitgegeven en aangehouden effecten effectgewijs verzamelen, voor zover de in lid 1 bedoelde gegevens kunnen worden afgeleid overeenkomstig de minimumnormen voor statistische gegevens in bijlage IV.

3.   Overeenkomstig de in tabel 1A van deel 4 van bijlage I uiteengezette minimumvereisten rapporteren MFI’s maandelijkse herwaarderingsaanpassingen met betrekking tot het volledige door de ECB verlangde gegevensbestand. Het is NCB’s toegestaan om extra, niet door de minimumvereisten gevraagde gegevens te verzamelen. Deze extra gegevens kunnen betrekking hebben op de in tabel 1A gemarkeerde uitsplitsingen buiten de „minimumvereisten”.

4.   De ECB kan uitleg vereisen van de aanpassingen in door de NCB’s verzamelde „herclassificaties en overige aanpassingen”.

5.   De ECB kan sancties opleggen aan informatieplichtigen die niet voldoen aan de statistische rapportagevereisten in deze verordening, zulks overeenkomstig Besluit ECB/2010/10 van 19 augustus 2010 inzake niet-naleving van statistische rapportagevereisten (12).

Artikel 6

Extra statistische rapportageverplichtingen voor securitisaties en andere overdrachten van leningen

MFI’s rapporteren het volgende:

a)

de nettostroom van in de rapportageperiode uitgevoerde securitisaties en overige overdrachten van leningen, zulks overeenkomst paragraaf 2 van deel 5 van bijlage I;

b)

het aan het einde van de periode uitstaande bedrag en financiële transacties, met uitzondering van leningoverdrachten en -overnames in de loop van de betrokken periode, ten aanzien van gesecuritiseerde en van de balans verwijderde leningen waarvoor de MFI optreedt als beheerder overeenkomstig sectie 3 van deel 5 van bijlage I. NCB’s kunnen die rapportagevereisten ook van toepassing doen zijn op de door MFI’s beheerde van de balans verwijderde leningen die gesecuritiseerd zijn of anderszins overgedragen werden;

c)

het bedrag dat aan het einde van het kwartaal uitstaat met betrekking tot alle leningen waarvoor de MFI optreedt als beheerder in een securitisatie, zulks overeenkomstig sectie 4 van deel 5 van bijlage I;

d)

wanneer de International Accounting Standard 39 (IAS 39), the International Financial Reporting Standard 9 (IFRS 9) of gelijksoortige nationale administratieve regels worden toegepast, het bedrag dat aan het einde van de periode uitstaat met betrekking tot leningen die zijn afgestoten door middel van een securitisatie die niet van de balans is verwijderd, zulks overeenkomstig sectie 3 van deel 5 van bijlage I.

Artikel 7

Tijdigheid

1.   De NCB’s besluiten zelf wanneer, en met welke periodiciteit, zij de gegevens van de informatieplichtigen moeten ontvangen om aan de beneden aangegeven inleveringtermijnen te kunnen voldoen, daarbij waar nodig rekening houdend met de uiterste rapportagedata in het kader van de minimumreserveverplichtingen van de ECB, en informeren de informatieplichtigen dienovereenkomstig.

2.   Maandstatistieken worden door de NCB’s uiterlijk bij de ECB ingediend na het sluiten van de handel op de vijftiende werkdag volgend op het einde van de maand waarop de desbetreffende cijfers betrekking hebben.

3.   Kwartaalstatistieken worden door de NCB’s uiterlijk bij de ECB ingediend na het sluiten van de handel op de achtentwintigste werkdag volgend op het einde van het kwartaal waarop de desbetreffende cijfers betrekking hebben.

Artikel 8

Administratieve regels ten behoeve van statistische rapportage

1.   Tenzij anders bepaald in deze verordening, zijn de boekhoudkundige regels die MFI’s voor rapportagedoeleinden uit hoofde van deze verordening volgen, neergelegd in de nationale omzetting van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (13), alsook in enige andere van toepassing zijnde internationale normen.

2.   Depositoverplichtingen en leningen worden tegen de per maandultimo uitstaande hoofdsom gerapporteerd. Afschrijvingen en afwaarderingen zoals bepaald door de betreffende administratieve verantwoordings- en verslagleggingsmethoden worden van dit bedrag afgetrokken. Depositoverplichtingen en leningen worden niet gesaldeerd tegen enige activa of passiva.

3.   Onverminderd de heersende administratieve praktijken en salderingsregelingen in lidstaten van het eurogebied worden alle financiële activa en passiva voor statistische doeleinden op brutobasis gerapporteerd.

4.   NCB’s kunnen rapportage van leningen waarvoor voorzieningen zijn getroffen, zonder deze voorzieningen toestaan, alsook de rapportage van overgenomen leningen tegen de ten tijde van de acquisitie overeengekomen prijs, op voorwaarde dat alle ingezeten informatieplichtigen deze rapportagepraktijken toepassen.

Artikel 9

Vrijstellingen

1.   Aan kleine MFI’s kunnen als volgt vrijstellingen worden verleend:

a)

NCB’s kunnen kleine MFI’s een vrijstelling verlenen, mits hun gecombineerde bijdrage aan de nationale MFI-balans in termen van standen niet meer bedraagt dan 5 %;

b)

wat kredietinstellingen betreft, leiden de in punt a) bedoelde vrijstellingen tot een vermindering van de statistische rapportageverplichtingen van kredietinstellingen waarop dergelijke vrijstellingen van toepassing zijn zonder afbreuk te doen aan de vereisten voor het berekenen van reserveverplichtingen zoals uiteengezet in bijlage III;

c)

met betrekking tot kleine MFI’s en waarop een vrijstelling zoals bedoeld in punt a) van toepassing is, verzamelen NCB’s minimaal op jaarbasis gegevens met betrekking tot de totale balans, opdat de gecombineerde bijdrage aan de nationale MFI-balans van van de rapporterende instellingen, die bij de zogenoemde „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn, gecontroleerd kan worden;

d)

zonder afbreuk te doen aan punt a), kunnen NCB’s vrijstellingen verlenen aan kredietinstellingen die niet vallen onder het in de punten a) en b) vastgelegde regime, waardoor hun rapportageverplichtingen worden gereduceerd tot die welke zijn vastgelegd in deel 6 van bijlage I, mits hun gecombineerde bijdrage aan de nationale MFI-balans in termen van standen niet meer bedraagt dan 10 % van de nationale MFI-balans en evenmin meer dan 1 % van de MFI-balans van het eurogebied;

e)

NCB’s controleren tijdig of is voldaan aan de in de punten a) en d) vastgelegde voorwaarden teneinde, indien vereist, vanaf het begin van elk jaar een vrijstelling te verlenen of in te trekken;

f)

kleine MFI’s kunnen ervoor kiezen geen gebruik te maken van de vrijstellingen en in plaats daarvan de volledige rapportageverplichtingen na te komen.

2.   NCB’s kunnen GMF’s als volgt vrijstellingen verlenen:

a)

NCB’s kunnen geldmarktfondsen vrijstellen van de in artikel 5, lid 1, uiteengezette statistische rapportageverplichtingen, mits geldmarktfondsen in plaats daarvan balansgegevens rapporteren overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 1073nr. /2013 (ECB/2013/38), met inachtneming van de volgende vereisten:

i)

geldmarktfondsen rapporteren dergelijke gegevens maandelijks overeenkomstig de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. /2013 (ECB/2013/38) uiteengezette 1073„gecombineerde methode” en overeenkomstig de in artikel 9 daarvan uiteengezette uiterste rapportagedata;

ii)

geldmarktfondsen rapporteren per maandultimo standengegevens betreffende aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen overeenkomstig de in artikel 7, lid 2, uiteengezette uiterste rapportagedata.

b)

NCB’s kunnen geldmarktfondsen ook van de volgende statistische rapportagevereisten vrijstellen:

i)

totale posities verstrekken voor: 1) deposito’s van, en aan centrale banken en deposito-instellingen verstrekte leningen; 2) aan alle tegenpartijen-sectoren verstrekte leningen en deposito’s, met uitzondering van de sector niet-financiële vennootschappen, opgesplitst naar oorspronkelijke looptijd; en 3) intra-eurogebied grensoverschrijdende deposito’s en leningen opgesplitst naar land en sector;

ii)

verstrekking van de totale opgebouwde rente voor leningen en deposito’s;

iii)

aparte verstrekking van posities van activa en passiva voor verzekeringsinstellingen en de pensioenfondsen;

iv)

verstrekking van informatie inzake intragroepposities, leningen en deposito’s;

c)

NCB’s kunnen vrijstellingen verlenen voor statistische rapportagevereisten aangaande het ingezetenschap van de houders van aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen;

i)

indien het een eerste uitgifte van aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen betreft, of indien marktontwikkelingen nopen tot een wijziging van rapportagemogelijkheid of van een combinatie daarvan, zoals gedefinieerd in sectie 5.7 (b) van deel 2 van bijlage I, kunnen NCB’s voor de duur van één jaar vrijstelling verlenen van de in sectie 5.7 van deel 2 van bijlage I uiteengezette statistische rapportagevereisten; of

ii)

indien de vereiste statistische informatie inzake het ingezetenschap van de houders van aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen wordt verzameld van andere beschikbare bronnen overeenkomstig sectie 5.7 van deel 2 van bijlage I. De NCB’s controleren tijdig of aan deze voorwaarde wordt voldaan, teneinde met ingang van het begin van elk jaar in samenspraak met de ECB een vrijstelling te verlenen of, zo nodig, in te trekken.

3.   Vrijstellingen met betrekking tot herwaarderingsaanpassingen kunnen als volgt aan MFI’s worden verleend:

a)

zonder afbreuk te doen aan lid 1 kunnen NCB’s aan geldmarktfondsen vrijstellingen verlenen met betrekking tot de rapportage van herwaarderingsaanpassingen, waarmee de geldmarktfondsen ontheven worden van elke verplichting om herwaarderingsaanpassingen te rapporteren;

b)

NCB’s kunnen vrijstellingen verlenen met betrekking tot de frequentie en de uiterste data van de rapportage van prijsherwaarderingen van effecten en deze gegevens op kwartaalbasis verlangen en op dezelfde uiterste data als voor standengegevens die op kwartaalbasis worden gerapporteerd, mits voldaan wordt aan de volgende vereisten:

i)

met behulp van verschillende waarderingsmethoden verstrekken informatieplichtigen de NCB’s de relevante informatie over waarderingspraktijken, met inbegrip van een kwantitatieve aanduiding van het percentage van hun bezit aan deze instrumenten; en

ii)

in geval van een aanzienlijke prijsherwaardering, hebben NCB’s het recht informatieplichtigen te verzoeken aanvullende informatie te verstrekken over de maand waarin deze ontwikkeling zich voordeed;

c)

NCB’s kunnen aan kredietinstellingen die de maandelijkse standen van effecten effectgewijs rapporteren, vrijstellingen verlenen met betrekking tot de rapportage van prijsherwaarderingen van effecten, met inbegrip van het verlenen van volledige vrijstelling van een dergelijke rapportage, met inachtneming van de volgende vereisten:

i)

de gerapporteerde informatie omvat, voor elk effect, de boekwaarde ervan op de balans; en

ii)

voor effecten zonder publiekelijk toegankelijke identificatiecodes, omvat de gerapporteerde informatie gegevens over de instrumentcategorie, looptijd en emittent die ten minste voldoende zijn om de in deel 5 van bijlage I als „minimumvereisten” aangegeven uitsplitsingen af te leiden.

4.   Vrijstellingen aan MFI’s kunnen verleend worden met betrekking tot de statistische rapportage van leningen die worden afgestoten door middel van een securitisatie.

Aan MFI’s die de International Accounting Standard 39 (IAS 39), the International Financial Reporting Standard 9 (IFRS 9) of gelijksoortige nationale administratieve regels, kan door hun NCB toestemming worden verleend om eventuele door middel van een securitisatie afgestoten leningen niet op te nemen in de door deel 2 en 3 van bijlage I vereiste standen overeenkomstig hun nationale praktijk, mits deze praktijk door alle ingezeten MFI’s wordt gevolgd.

5.   NCB’s kunnen vrijstellingen verlenen aan MFI’s met betrekking tot de rapportage van bepaalde kwartaalstanden die betrekking hebben op niet-eurogebiedlidstaten.

Indien op een hoger aggregatieniveau verzamelde cijfers niet-significante posities tonen ten aanzien van in een niet-eurogebiedlidstaat ingezeten tegenpartijen of ten aanzien van de munteenheid van een niet-eurogebiedlidstaat, kan een NCB besluiten geen rapportage met betrekking tot die lidstaat te verlangen. De NCB stelt haar informatieplichtigen van een dergelijk besluit in kennis.

Artikel 10

Minimumnormen en nationale rapportageprocedures

1.   Informatieplichtigen voldoen aan de statistische rapportageverplichtingen waaraan zij onderworpen zijn in overeenstemming met de minimumnormen voor de transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, als vastgelegd in bijlage IV.

2.   De NCB’s definiëren en passen de door de werkelijke populatie van informatieplichtigen te volgen rapportageprocedures toe overeenkomstig nationale vereisten. De NCB’s verzekeren dat deze rapportageprocedures de vereiste statistische gegevens opleveren en een nauwkeurige controle mogelijk maken van de naleving van de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen zoals vastgelegd in bijlage IV.

Artikel 11

Fusies, splitsingen en reorganisaties

Inzake een fusie, een splitsing of een andere reorganisatie die van invloed kan zijn op de naleving van statistische verplichtingen, stelt de betreffende werkelijke informatieplichtige, zodra het voornemen tot het uitvoeren van een dergelijke operatie openbaar geworden is en tijdig voor de effectuering ervan, de betreffende NCB in kennis van de voorgenomen procedures ter nakoming van de in deze verordening neergelegde statistische rapportageverplichtingen.

Artikel 12

Gebruik van de gerapporteerde statistische informatie ten behoeve van reserveverplichtingen

1.   De conform deze verordening door kredietinstellingen gerapporteerde statistische informatie wordt door iedere kredietinstelling gebruikt voor het berekenen van haar reservebasis overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9). Meer in het bijzonder wordt deze informatie door de afzonderlijke kredietinstellingen gebruikt om te verifiëren of voor de desbetreffende reserveperiode aan de reserveverplichting is voldaan.

2.   De gegevens over de reservebasis betreffende drie reserveperiodes voor de instellingen die bij de zogenaamde „cutting-off-the-tail”-procedure zijn betrokken, worden gebaseerd op gegevens over de stand van zaken aan het einde van elk kwartaal zoals die door de NCB’s zijn verzameld binnen achtentwintig werkdagen na het einde van het kwartaal waarop ze betrekking hebben.

3.   De speciale regels die gelden voor de toepassing van de reserveverplichtingen van de ECB en zijn neergelegd in bijlage III, hebben in geval van strijdigheid voorrang op de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9).

4.   Om het liquiditeitenbeheer van de ECB en de kredietinstellingen te vergemakkelijken, worden reserveverplichtingen uiterlijk op de eerste dag van de reserveperiode bevestigd; echter, bij uitzondering kan het nodig worden dat kredietinstellingen herzieningen van de reservebasis of van bevestigde reserveverplichtingen rapporteren. De procedures voor bevestiging of aanvaarding van reserveverplichtingen laten de verplichting van informatieplichtigen onverlet om altijd correcte statistische informatie te rapporteren en eventueel reeds gerapporteerde onjuiste statistische informatie zo snel mogelijk te herzien.

Artikel 13

Verificatie en gedwongen verzameling

De NCB’s oefenen het recht tot verificatie of verzameling van de gegevens die informatieplichtigen krachtens deze verordening moeten verstrekken uit, onverminderd het recht van de ECB om deze rechten zelf uit te oefenen. De NCB’s oefenen dit recht met name uit wanneer een instelling die onderdeel uitmaakt van de werkelijke populatie van informatieplichtigen, niet voldoet aan de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, zoals gespecificeerd in bijlage IV.

Artikel 14

Eerste rapportage

1.   De eerste rapportage uit hoofde van deze verordening gaat van start met gegevens voor december 2014.

2.   De eerste rapportage uit hoofde van deze verordening inzake cellen in tabel 3 van deel 3 van bijlage I met betrekking tot de lidstaten van het eurogebied, gaat van start met de eerste kwartaalgegevens na de datum waarop zij de euro hebben aangenomen.

3.   De eerste rapportage uit hoofde van deze verordening inzake de cellen in de tabellen 3 en 4 van deel 3 van bijlage I met betrekking tot de niet-lidstaten van het eurogebied, begint met de eerste kwartaalgegevens na de datum van hun toetreding tot de Unie. Indien de betrokken NCB besluit de eerste rapportage van niet-significante gegevens niet te verlangen, te beginnen met de eerste kwartaalgegevens na de datum van toetreding tot de Unie van de betrokken lidstaat of lidstaten, begint de rapportage twaalf maanden nadat de NCB de informatieplichtigen ervan in kennis heeft gesteld dat gegevens vereist worden.

Artikel 15

Intrekking

1.   Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) wordt met ingang van 1 januari 2015 ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden geïnterpreteerd als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen overeenkomstig de concordantietabel in bijlage VI.

Artikel 16

Slotbepaling

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het richtsnoer is met ingang van 1 januari 2015 van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 24 september 2013.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(2)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1.

(3)  PB L 15 van 20.1.2009, blz. 14.

(4)  PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1.

(5)  PB L 305 van 1.11.2012, blz. 6.

(6)  Zie bladzijde 73 van dit Publicatieblad.

(7)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.

(8)  Zie bladzijde 107 van dit Publicatieblad.

(9)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

(10)  PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7.

(11)  PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32.

(12)  PB L 226 van 28.8.2010, blz. 48.

(13)  PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.


BIJLAGE I

MONETAIRE FINANCIËLE INSTELLINGEN EN STATISTISCHE RAPPORTAGEVEREISTEN

Inleiding

Het statistische stelsel voor de lidstaten waarvan de munteenheid de euro is (hierna: „lidstaten van het eurogebied”) betreffende de balans van de sector monetaire financiële instellingen (MFI’s) omvat de volgende twee hoofdelementen:

a)

een lijst van MFI’s voor statistische doeleinden (zie deel 1 voor de identificatie van bepaalde MFI’s); en

b)

een specificatie van de statistische gegevens die door deze MFI’s maandelijks, driemaandelijks en jaarlijks worden gerapporteerd (zie deel 2, 3, 4, 5, 6 en 7).

Teneinde volledige informatie te verkrijgen betreffende de balans van MFI’s, is het ook nodig bepaalde statistische rapportageverplichtingen op te leggen aan beleggingsfondsen m.u.v. GMF’s en aan overige financiële intermediairs met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (hierna: de „OFI’s”), wat betreft hun financiële activiteiten met aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen. Deze statistische gegevens worden van de MFI’s, FI’s en van OFI’s verzameld door de nationale centrale banken (NCB’s), overeenkomstig deel 2 en conform nationale regelingen op basis van geharmoniseerde definities en classificaties zoals beschreven in artikel 1 en bijlage II.

De geldvoorraad omvat de in omloop zijnde bankbiljetten en munten en andere monetaire verplichtingen (deposito’s en daarmee vergelijkbare financiële titels) van MFI’s. De tegenposten van de geldhoeveelheid omvatten alle andere balansposten van de MFI’s. De ECB stelt eveneens financiële transacties samen afgeleid van de standen en andere gegevens, waaronder door de MFI’s gerapporteerde gegevens betreffende herwaarderingsaanpassingen (zie deel 5).

De door de ECB vereiste statistische gegevens worden samengevat in deel 8.

DEEL 1

Identificatie van bepaalde MFI’s

SECTIE 1

Identificatie van bepaalde MFI’s gebaseerd op beginselen van vervangbaarheid van deposito’s

1.1.

Financiële instellingen met uitzondering van kredietinstellingen die financiële instrumenten uitgeven die worden beschouwd als met deposito’s vergelijkbare financiële titels, worden ingedeeld als MFI’s mits ze in overige opzichten voldoen aan de definitie van een MFI. De indeling is gebaseerd op de criteria van vervangbaarheid van deposito’s, d.w.z. of passiva worden ingedeeld als deposito’s hetgeen wordt bepaald aan de hand van hun liquiditeit, waarbij aspecten van overdraagbaarheid, convertibiliteit, zekerheid en verhandelbaarheid worden betrokken en waarbij, waar passend, ook de oorspronkelijke looptijd wordt meegenomen.

Deze criteria voor de vervangbaarheid van deposito’s worden ook toegepast om te bepalen of passiva dienen te worden ingedeeld als deposito’s, tenzij er een aparte categorie voor dergelijke passiva is.

1.2.

Zowel ten aanzien van de definiëring van de mate waarin financiële instrumenten substituten kunnen vormen voor deposito’s, als ten aanzien van het indelen van passiva als deposito’s, geldt het volgende:

a)

overdraagbaarheid heeft betrekking op de mate waarin de in de vorm van financiële instrumenten aangehouden gelden gemobiliseerd kunnen worden door middel van betalingsfaciliteiten, zoals cheques, overschrijvingen, incasso’s of vergelijkbare middelen;

b)

convertibiliteit heeft betrekking op de mate waarin financiële instrumenten kunnen worden omgezet in baar geld of girale deposito’s, alsmede op de daaraan verbonden kosten; het verlies van fiscale voordelen bij een dergelijke omzetting kan worden beschouwd als een boete die de mate van liquiditeit vermindert;

c)

zekerheid heeft betrekking op de mate waarin de kapitaalwaarde van een financieel instrument in de nationale munteenheid van tevoren precies bekend is;

d)

op een gereguleerde markt genoteerde en regelmatig verhandelde effecten worden als verhandelbaar beschouwd. Voor participaties in open-end collectieve beleggingsinstellingen bestaat geen markt in de gebruikelijke betekenis van het woord. Desalniettemin kennen beleggers de dagelijkse notering van deze instrumenten en kunnen zij tegen deze koers gelden opnemen.

SECTIE 2

Specificaties voor de identificatiecriteria voor GMF’s

In artikel 2 wordt bedoeld met:

a)

wordt het geldmarktinstrument geacht een hoge kredietkwaliteit te hebben, indien elk erkend ratingbureau dat het instrument heeft beoordeeld, er één van de twee hoogste beschikbare kortetermijnkredietbeoordelingen aan heeft toegekend of, indien het instrument niet is beoordeeld, het een gelijkwaardige kwaliteit heeft zoals bepaald door het interne ratingproces van de beheermaatschappij. Indien een erkend ratingbureau zijn hoogste kortetermijnbeoordeling in twee categorieën verdeelt, worden deze twee ratings als één enkele categorie beschouwd en daarmee als de hoogste beschikbare rating;

b)

als uitzondering op het vereiste in punt a) mag het geldmarktfonds overheidsemissies aanhouden met ten minste de rating „investeringswaardig”, waarbij „overheidsemissie” betekent geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven of gegarandeerd door een centrale, regionale of lokale overheid of centrale bank van een lidstaat, de ECB, de Unie of de Europese Investeringsbank;

c)

bij het berekenen van de WAL voor effecten, met inbegrip van gestructureerde financiële instrumenten, wordt de berekening van de looptijd gebaseerd op de resterende looptijd tot de wettelijke aflossing van de instrumenten. Wanneer in een financieel instrument een putoptie is besloten, mag in plaats van de wettelijke resterende looptijd de uitoefeningsdatum van de putoptie worden gebruikt, echter alleen indien te allen tijde aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de beheermaatschappij kan de putoptie vrijelijk uitoefenen op de uitoefeningsdatum ervan;

ii)

de uitoefenprijs van de putoptie blijft dicht bij de verwachte waarde van het instrument op de eerstvolgende uitoefeningsdatum;

iii)

de beleggingsstrategie van het GMF houdt in dat de waarschijnlijkheid hoog is dat de optie op de eerstvolgende uitoefeningsdatum uitgeoefend zal worden;

d)

bij het berekenen van zowel de WAL als de WAM wordt rekening gehouden met het effect van financiële derivaten, deposito’s en efficiënte technieken voor portefeuillebeheer;

e)

„gewogen gemiddelde looptijd” (WAM): een maat voor de gemiddelde tijd tot de vervaldag van alle onderliggende effecten in het fonds, zodanig gewogen dat de relatieve deelneming in elk instrument wordt weerspiegeld, onder de aanname dat de looptijd van een instrument met variabele rente de resterende tijd is tot de eerstvolgende renteherziening aan de geldmarktrente, in plaats van de tijd die resteert tot de hoofdsom van het effect moet worden terugbetaald. In de praktijk wordt de WAM gebruikt om de gevoeligheid van een GMF voor veranderende geldmarktrentes te meten;

f)

„gewogen gemiddelde resterende looptijd” (WAL): het gewogen gemiddelde van de resterende looptijd van elk in het fonds aangehouden effect, d.w.z. de tijd totdat de hoofdsom volledig wordt terugbetaald, zonder rente in aanmerking te nemen en zonder discontering. In tegenstelling tot de berekening van de WAM, staat de berekening van de WAL voor effecten met variable rente en gestructureerde financiële instrumenten het niet toe renteherzieningsdatums te gebruiken en wordt in plaats daarvan alleen de gestelde eindvervaldatum van een effect gebruikt. WAL wordt gebruikt om het kredietrisico te meten, aangezien het kredietrisico hoger is naarmate de terugbetaling van de hoofdsom langer wordt uitgesteld. WAL wordt ook gebruikt om het liquiditeitsrisico te beperken;

g)

„geldmarktinstrumenten”: instrumenten die normaal worden verhandeld op de geldmarkt, die liquide zijn en een waarde hebben die op elk moment nauwkeurig kan worden bepaald;

h)

„beheermaatschappij”: een maatschappij waarvan de normale werkzaamheden bestaan in het beheren van de portefeuille van een GMF.

DEEL 2

Balans (maandelijkse standen)

Voor de samenstelling van monetaire aggregaten en tegenposten van het eurogebied, vereist de ECB de volgende gegevens in tabel 1:

1.   Instrumentcategorieën

a)   Passiva

De relevante instrumentcategorieën zijn: chartale geldomloop, depositoverplichtingen, aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen, uitgegeven schuldbewijzen, kapitaal en reserves en overige passiva. Om monetaire en niet-monetaire passiva van elkaar te scheiden, worden depositoverplichtingen ook uitgesplitst naar onmiddellijk opvraagbare deposito’s, deposito’s met vaste looptijd, deposito’s met opzegtermijn en retrocessieovereenkomsten (repo’s). Zie de definities in bijlage II.

b)   Activa

De relevante instrumentcategorieën zijn: kasmiddelen, leningen, aangehouden schuldbewijzen, aandelen, aandelen in beleggingsfondsen, vaste activa en overige activa. Zie de definities in bijlage II.

2.   Uitsplitsing naar looptijd

Oorspronkelijke looptijdbegrenzingen treden in de plaats van een uitsplitsing naar instrument in die gevallen waarin financiële instrumenten in de verschillende markten niet geheel vergelijkbaar zijn.

a)   Passiva

De grenzen voor de looptijd, of opzegtermijn, zijn als volgt vastgesteld: voor deposito’s met vaste looptijd op een oorspronkelijke looptijd van één jaar en van twee jaar; en voor deposito’s met opzegtermijn, op een opzegtermijn van drie maanden en twee jaar. Repo’s worden niet naar looptijd uitgesplitst, aangezien het hier doorgaans om instrumenten met een zeer korte looptijd gaat, meestal minder dan drie maanden. Voor door MFI’s uitgegeven schuldbewijzen worden de looptijdgrenzen uitgesplitst naar één en twee jaar. Voor door geldmarktfondsen uitgegeven aandelen/rechten van deelneming is geen uitsplitsing naar looptijd vereist.

b)   Activa

De grenzen voor de looptijd liggen: op looptijdklassen van één en vijf jaar voor MFI-leningen aan ingezetenen van het eurogebied (met uitzondering van MFI’s) uitgesplitst naar subsector en verder voor MFI-leningen aan huishoudens uitgesplitst naar doel; en op looptijdklassen van één en twee jaar voor door MFI’s aangehouden schuldbewijzen die zijn uitgegeven door overige MFI’s die in het eurogebied gevestigd zijn, om saldering van het onderling MFI-bezit van dit instrument mogelijk te maken bij het berekenen van de monetaire aggregaten.

3.   Uitsplitsing naar doel en afzonderlijke identificatie van leningen aan eenmanszaken en personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid.

Leningen aan huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens worden verder uitgesplitst naar doel van de lening (consumptief krediet, lening voor huisaankoop, overige kredietverlening). Binnen de categorie „overige kredietverlening”, worden leningen verleend aan eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid afzonderlijk aangegeven (zie definities van instrumentcategorieën in deel 2 van bijlage II en definities van sectoren in deel 3 van bijlage II). NCB’s kunnen afzien van het vereiste van afzonderlijke identificatie van leningen aan eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid indien dergelijke leningen minder dan 5 % uitmaken van de totale kredietverlening aan huishoudens in de eurogebiedlidstaat.

4.   Uitsplitsing naar valuta

Voor balansposten die gebruikt kunnen worden in de samenstelling van monetaire aggregaten, moeten in euro luidende tegoeden apart worden opgenomen zodat de ECB de keuze heeft monetaire aggregaten te definiëren in termen van tegoeden luidende in alle valuta’s of alleen in euro.

5.   Uitsplitsing naar sector en ingezetenschap van tegenpartijen

5.1.

Voor het berekenen van monetaire aggregaten en tegenposten van het eurogebied moet worden vastgesteld welke tegenpartijen die deel uitmaken van de geldaanhoudende sector, in het eurogebied zijn gevestigd. Hiertoe worden, overeenkomstig het herziene Europees Systeem van Rekeningen (hierna: het „ESR 2010”) zoals vastgelegd door Verordening (EU) nr. 549/2013 (zie deel 3 van bijlage II), de tegenpartijen die geen MFI zijn, onderverdeeld in overheid (S.13), waarbij de centrale overheid (S.1311) bij totale depositoverplichtingen apart wordt onderscheiden, en de sectoren van overige ingezetenen. Om de monetaire aggregaten en krediettegenposten maandelijks naar sector te kunnen uitsplitsen, worden de sectoren van overige ingezetenen verder uitgesplitst in de volgende subsectoren: Beleggingsfondsen m.u.v. GMF’s (S.124), overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen + financiële hulpbedrijven + financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.125 + S.126 + S.127), verzekeringsinstellingen (S.128), pensioenfondsen (S.129), niet-financiële vennootschappen (S.11) en huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.14 + S.15). Een extra onderscheid wordt gemaakt voor tegenpartijen die LFI’s zijn en als centrale tegenpartij optredende clearinginstellingen, zulks binnen de gefuseerde tegenpartijensectoren (S.125 + S.126 + S.127). Voor eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid zie sectie 3. Ten aanzien van totale deposito’s en de depositocategorieën „deposito’s met een vaste looptijd van langer dan twee jaar”, „deposito’s met een opzegtermijn van langer dan twee jaar” en „repo’s” wordt, met het oog op de minimumreserveverplichtingen van de ECB, een extra onderscheid gemaakt tussen kredietinstellingen, andere MFI-tegenpartijen en centrale overheid.

5.2.

Met betrekking tot totale depositoverplichtingen en de activacategorie totale leningen wordt een extra onderscheid gemaakt voor central banken (S.121) en deposito-instellingen met uitzondering van de centrale bank (S.122) en voor de buitenlandse banken en niet-banken voor een beter inzicht in het kredietverstrekkings- en financieringsbeleid in de bancaire sector en een betere monitoring van interbancaire activiteiten.

5.3.

Aangaande intra-groep posities wordt een extra onderscheid gemaakt voor lening- en depositoposities en transacties tussen deposito-instellingen met uitzondering van de centrale bank (S.122) om kruisverbanden tussen tot dezelfde groep behorende kredietinstellingen (binnenlandse en overige eurogebiedlidstaten) aan te tonen.

5.4.

Met betrekking aangehouden schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd van tot en met één jaar, met een uitsplitsing naar valuta, wordt een extra onderscheid gemaakt voor de overheid (S.13) voor een beter overzicht over de kruisverbanden tussen overheden en banken.

5.5.

Bepaalde deposito’s/leningen voortvloeiend uit repo’s/repotransacties met wederverkoopverplichting of soortgelijke transacties met „overige financiële bemiddelaars (S.125) + financiële hulpbedrijven (S.126)” + financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.127) kunnen betrekking hebben op transacties met een centrale tegenpartij. Een centrale tegenpartij is een entiteit die zichzelf juridisch tussen tegenpartijen plaatst bij contracten die op financiële markten worden verhandeld, en daarbij de koper wordt voor elke verkoper en de verkoper voor elke koper. Omdat dergelijke transacties vaak substituten zijn voor bilaterale zakelijke transacties tussen MFI’s, wordt binnen de depositocategorie „repo-overeenkomsten” een extra onderscheid gemaakt met betrekking tot zakelijke transacties die gedaan worden met deze tegenpartijen. Evenzo wordt binnen de activacategorie „leningen” een extra onderscheid gemaakt met betrekking tot repo-overeenkomsten met wederinkoop met deze tegenpartijen.

5.6.

Met betrekking tot alle statistische uitsplitsingen worden tegenpartijen die in de eigen lidstaat gevestigd zijn onderscheiden andere in de overige eurogebiedlidstaten gevestigde tegenpartijen. Tegenpartijen die in het eurogebied gevestigd, worden omschreven aan de hand van hun nationale sector of institutionele classificatie conform de de door de ECB voor statistische doeleinden aangehouden lijsten en „Monetary, financial institutions and markets statistics sector manual: Guidance for the statistical classification of customers” van de ECB, dat classificatieprincipes volgt die, voor zover mogelijk, overeenkomen met het ESR 2010. Voor de buiten het eurogebied gevestigde tegenpartijen is geen geografische uitsplitsing vereist.

5.7.

In het geval van aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen uitgegeven door MFI’s van de eurogebiedlidstaten, rapporteren informatieplichtigen ten minste gegevens betreffende het ingezetenschap van de houders uitgesplitst naar „binnenland/eurogebied, met uitzondering van binnenland/buitenland” opdat bezittingen van niet-ingezetenen van het eurogebied buiten beschouwing kunnen worden gelaten. NCB’s kunnen de vereiste statistische gegevens ook afleiden uit de op basis van Verordening (EU) nr. 1011/2012 (ECB/2012/24) verzamelde gegevens, voor zover de gegevens voldoen aan de tijdigheidseis van artikel 7 van deze verordening en aan de in bijlage IV vastgelegde minimumnormen.

a)

Wat betreft aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen, waarvoor overeenkomstig nationale wetgeving een bestand wordt gevoerd dat de houders ervan identificeert, waaronder informatie inzake het ingezetenschap van de houders, rapporteren de emitterende geldmarktfondsen, of de bevoegde vertegenwoordigers ervan, op de maandelijkse balans gegevens betreffende de uitsplitsing naar ingezetenschap van de houders van door hen uitgegeven aandelen/rechten van deelneming.

b)

Wat betreft aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen waarvoor overeenkomstig nationale wetgeving geen bestand wordt gevoerd dat de houders ervan identificeert, dan wel waarvoor een bestand wordt gevoerd zonder informatie inzake het ingezetenschap van de houders, rapporteren informatieplichtigen gegevens betreffende de uitsplitsing naar ingezetenschap overeenkomstig de door de betreffende NCB in samenspraak met de ECB besloten aanpak. Dit vereiste beperkt zich tot één van de volgende keuzemogelijkheden, of een combinatie daarvan, afhankelijk van de organisatie van de betrokken markten en de nationale wettelijke regelingen in de betrokken lidstaat. Dit vereiste zal periodiek door de NCB worden gecontroleerd.

i)

Emitterende geldmarktfondsen:

Emitterende geldmarktfondsen of de bevoegde vertegenwoordigers ervan rapporteren gegevens inzake de uitsplitsing naar ingezetenschap van de houders van door hen uitgegeven aandelen/rechten van deelneming. Die informatie kan afkomstig zijn van de gevolmachtigde die de aandelen/participaties distribueert, of van een andere entiteit die bij de emissie, wederinkoop of overdracht van de aandelen/rechten van deelneming betrokken is.

ii)

MFI’s en OFI’s als bewaarnemers van aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen:

Als informatieplichtigen rapporteren MFI’s en OFI’s die optreden als bewaarnemers van aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen gegevens inzake de uitsplitsing naar ingezetenschap van de houders van door ingezeten geldmarktfondsen uitgegeven aandelen/rechten van deelneming die in bewaarneming zijn gegeven namens de houder of een andere intermediair die eveneens optreedt als bewaarnemer. Deze optie is van toepassing indien: i) de bewaarnemer een onderscheid maakt tussen de aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen die namens houders in bewaring worden gehouden en die deze namens andere bewaarnemers in bewaring worden gehouden; en ii) de meeste aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen in bewaring zijn gegeven bij binnenlandse ingezeten instellingen die zijn ingedeeld als financiële intermediairs (MFI’s of OFI’s).

iii)

MFI’s en OFI’s als informatieverstrekkers betreffende transacties van ingezetenen met niet-ingezetenen inzake aandelen/rechten van deelneming van een ingezeten geldmarktfonds:

Als informatieplichtigen rapporteren MFI’s en OFI’s die optreden als informatieverstrekkers betreffende transacties van ingezetenen met niet-ingezetenen inzake aandelen/rechten van deelneming van een ingezeten geldmarktfonds gegevens inzake de uitsplitsing naar ingezetenschap van de houders van door ingezeten geldmarktfondsen uitgegeven aandelen/rechten van deelneming die zij verhandelen namens de houder of een andere intermediair die eveneens bij de transactie betrokken is. Deze optie is van toepassing indien: i) de dekking van de rapportage volledig is, d.w.z. zij bestrijkt nagenoeg alle transacties die de informatieplichtigen hebben uitgevoerd; ii) betreffende aan- en verkooptransacties met niet-ingezetenen van het eurogebied nauwkeurige gegevens worden verstrekt; iii) de marge tussen de uitgifteprijs en de terugbetalingsprijs, exclusief kosten, van dezelfde aandelen/rechten van deelneming minimaal is, en iv) het bedrag aan door ingezeten geldmarktfondsen uitgegeven aandelen/participaties die worden gehouden door niet-ingezetenen van het eurogebied, laag is.

iv)

Indien opties i) tot en met ii) niet van toepassing zijn, rapporteren de informatieplichtigen, met inbegrip van MFI’s en OFI’s, de relevante gegevens op basis van de beschikbare informatie.

Image

Image

DEEL 3

Balans (kwartaalstanden)

Voor de nadere analyse van monetaire ontwikkelingen en voor andere statistische doeleinden, vereist de ECB het volgende ten aanzien van sleutelposten:

1.

Uitsplitsing naar subsector, looptijd en onderpand voor onroerend goed van kredieten aan niet-MFI’s van het eurogebied (zie tabel 2).

Dit is vereist om de volledige subsector- en looptijdenstructuur van de algehele kredietverlening van MFI’s (leningen en effecten) ten opzichte van de geldaanhoudende sector te kunnen volgen. Voor niet-financiële vennootschappen en huishoudens zijn verdere „waarvan”-posities vereist die de leningen aangeven die gegarandeerd worden door een onroerend onderpand.

Voor in euro luidende leningen met een oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar en langer dan twee jaar ten opzichte van niet-financiële vennootschappen en huishoudens zijn verdere „waarvan”-posities vereist voor bepaalde overige looptijden en renteherzieningsperioden (zie tabel 2). Onder een renteherziening wordt verstaan een wijziging in de rentevoet van een lening die is voorzien in de actuele leenovereenkomst. Tot leningen die onderhevig zijn aan renteherziening, behoren onder andere leningen met rentevoeten die periodiek worden herzien in overeenstemming met de ontwikkeling van een index, bijv. Euribor, leningen met rentevoeten die voortdurend worden herzien bijv. variabele rente, en leningen met rentevoeten die kunnen worden herzien wanneer de MFI dit aangewezen acht.

2.

Uitsplitsing naar subsector van MFI-depositoverplichtingen aan overheden (met uitzondering van centrale overheden) van de eurogebiedlidstaten (zie tabel 2).

Dit is vereist als aanvullende informatie bij de maandelijkse rapportage.

3.

Sectorale uitsplitsing van balansposities met betrekking tot tegenpartijen van buiten het eurogebied (zie tabel 2).

De sectorindeling overeenkomstig het Systeem van Nationale Rekeningen (hierna: „SNR 2008”) is van toepassing indien het ESR 2010 niet van kracht is.

4.

Identificatie van posities op de balans voor derivaten en opgebouwde rente op leningen en deposito’s binnen de overige activa en overige passiva (zie tabel 2).

Deze uitsplitsing is vereist voor consistentere statistieken.

5.

Uitsplitsing naar land, waaronder posities ten aanzien van de Europese Investeringsbank en het Europese Stabilitsatiemechanisme (zie tabel 3).

Deze uitsplitsing is vereist voor een nadere analyse van monetaire ontwikkelingen en tevens voor overgangsvereisten en voor gegevenskwaliteitscontrole.

6.

Sectorale uitsplitsing voor intra-eurogebied grensoverschrijdende deposito’s vanuit en leningen aan niet-MFI’s (zie tabel 3).

Deze uitsplitsing is vereist om de posities van de MFI-sectoren in de afzonderlijke lidstaten ten aanzien van de overige eurogebiedlidstaten vast te stellen.

7.

Uitsplitsing naar valuta (zie tabel 4).

Deze uitsplitsing is vereist voor de berekening van voor wisselkoerswijzigingen gecorrigeerde transacties voor monetaire aggregaten en tegenposten, in die gevallen waarin deze aggregaten alle valuta’s omvatten.

Image

Image

Image

DEEL 4

Rapportage van herwaarderingsaanpassingen voor de samenstelling van transacties

Om transacties met betrekking tot monetaire aggregaten en tegenposten van het eurogebied, vereist de ECB herwaarderingsaanpassingen met betrekking tot de afboekingen/afwaarderingen van leningen en prijsherwaarderingen van effecten:

1.   Afboekingen/afwaarderingen van leningen

De aanpassing met betrekking tot de afboekingen/afwaarderingen van leningen wordt gerapporteerd om de ECB in staat te stellen financiële transacties samen te stellen uit de in twee opeenvolgende verslagperiodes gerapporteerde standen. De aanpassing geeft eventuele wijzigingen weer in de stand van overeenkomstig deel 2 en 3 gerapporteerde leningen die veroorzaakt worden door de toepassing van afboekingen, met inbegrip van het afboeken van het volledige uitstaande bedrag van een lening (afschrijving). De aanpassing dient ook de wijzigingen in voorzieningen voor leningen weer te geven, indien een NCB besluit dat balansstanden exclusief voorzieningen dienen te worden vermeld. Afboekingen/afwaarderingen die worden geconstateerd bij verkoop of overdracht van de lening aan een derde, worden ook opgenomen, indien identificeerbaar.

De minimumvereisten voor afboeking/afwaardering van leningen zijn uiteengezet in tabel 1A.

2.   Herwaardering van de prijs van effecten

De aanpassing met betrekking tot de prijsherwaardering van effecten heeft betrekking op fluctuaties in de waardering van effecten die het gevolg zijn van een wijziging in de prijs waarvoor effecten worden geboekt of verhandeld. De aanpassing omvat de in de tijd optredende wijzigingen in de waarde van balansstanden op het einde van een periode veroorzaakt door een gewijzigde referentiewaarde waartegen effecten worden geboekt, d.w.z. potentiële winsten/verliezen. Veranderingen in waardering die het gevolg zijn van transacties in effecten, d.w.z. gerealiseerde winsten/verliezen, kunnen er ook in worden opgenomen.

De minimumvereisten voor prijsherwaardering van effecten zijn uiteengezet in tabel 1A.

Voor de passiefzijde van de balans wordt geen minimumrapportageverplichting vastgesteld. Echter, indien door informatieplichtigen op uitgegeven schuldbewijzen toegepaste waarderingspraktijken resulteren in wijzigingen van de standen ervan per periode-ultimo, is het NCB’s toegestaan gegevens betreffende dergelijke wijzigingen te verzamelen. Dergelijke gegevens worden gerapporteerd als „overige herwaarderingsaanpassingen”.

Image

Image

DEEL 5

Statistische rapportageverplichtingen voor securitisaties en andere overdrachten van leningen

1.   Algemene vereisten

Gegevens worden gerapporteerd overeenkomstig artikel 8, lid 2, gekwalificeerd door artikel 8, lid 4, waar van toepassing. Alle gegevensposten worden uitgesplitst naar het ingezetenschap en de subsector van de leningnemer zoals aangegeven in de koppen van de kolommen in tabel 5. Leningen die worden afgestoten tijdens de „warehousing”-fase in een securitisatie worden behandeld alsof ze al gesecuritiseerd waren.

2.   Vereisten voor de rapportage van nettostromen van gesecuritiseerde of anderszins overgedragen leningen

2.1.

Voor de toepassing van artikel 6, onder a), berekenen MFI’s de posten in deel 1 en 2 van tabel 5 als nettostromen van gesecuritiseerde leningen of anderszins in de betreffende periode afgestoten leningen min de in de betreffende periode verworven leningen. Leningen die zijn overgedragen aan of verworven van een andere binnenlandse MFI, en leningen die worden overgedragen als resultaat van een splitsing van de informatieplichtige, of van een fusie of overname waarbij de informatieplichtige of een andere binnenlandse MFI is betrokken, worden niet meegenomen in deze berekening. Leningen die zijn overgedragen aan of verkregen van niet-binnenlandse MFI’s worden meegenomen in deze berekening.

2.2.

De in sectie 3.1 bedoelde posten worden als volgt toegerekend aan deel 1 en 2 van tabel 5:

a)

overdrachten en overnames die een effect hebben op de overeenkomstig deel 2 en 3 van bijlage I gerapporteerde standen van leningen, d.w.z. overdrachten die uitmonden in verwijdering uit de balans, en overnames die uitmonden in opname en wederopname op de balans, worden toegerekend aan deel 1; en

b)

overdrachten en overnames die een effect hebben op de overeenkomstig deel 2 en 3 van bijlage I gerapporteerde standen van leningen, d.w.z. overdrachten die niet uitmonden in verwijdering uit de balans, en overnames die niet uitmonden in opname en wederopname op de balans, worden toegerekend aan deel 2.

2.3.

De posten in deel 1 van tabel 5 worden, op maandbasis, verder uitgesplitst naar de tegenpartij bij de leningoverdracht, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen lege financiële instellingen, waarvan ingezeten lege financiële instellingen in het eurogebied, en overige tegenpartijen. Verdere uitsplitsingen naar oorspronkelijke looptijd en doel van de lening zijn op kwartaalbasis vereist voor sommige posten zoals aangegeven in tabel 5 (b).

3.   Vereisten voor de rapportage van gesecuritiseerde en van de balans verwijderde leningen die beheerd worden

3.1.

MFI’s verstrekken als volgt gegevens overeenkomst deel 3 van tabel 5 inzake gesecuritiseerde en van de balans verwijderde leningen waarvoor de MFI als beheerder optreedt:

a)

uitstaande bedragen aan het einde van de periode; en

b)

financiële transacties met uitzondering van leningoverdrachten en -overnames in de loop van de betrokken periode, d.w.z. de mutatie in de uitstaande bedragen zijnde de hoofdsomaflossingen door de lener.

3.2.

Aangaande sectie 3.1 (b) kunnen NCB’s verlangen dat MFI’s in plaats daarvan nettostromen van leningoverdrachten en -overnames verstrekken waarvoor de MFI als beheerder optreedt, zodat de NCB de in sectie 3.1 (b) bedoelde financiële transacties kan afleiden.

3.3.

NCB’s kunnen informatieplichtigen een vrijstelling verlenen van de vereisten van sectie 3.1 (b), indien de netto ontvangen stromen van deel 1.1 van tabel 5 voldoen aan de doelstelling van sectie 3.2, d.w.z. indien nationale praktijk inhoudt dat MFI’s optreden als beheerder van gesecuritiseerde en van de balans verwijderde leningen. NCB’s verzekeren dat die nettostromen consistent zijn met de beoogde berekening van de financiële transacties, met uitzondering van leningoverdrachten en -overnames in sectie 3.1 (b). Voor noodzakelijke wijzigingen kunnen NCB’s van MFI’s aanvullende informatie verlangen.

3.4.

NCB’s kunnen de statistische rapportagevereisten van deze sectie uitbreiden tot alle van de balans verwijderde gesecuritiseerde of anderszins overgedragen leningen waarvoor MFI’s als beheerder optreden. Indien zulks het geval is, zal de NCB de MFI’s in kennis stellen van de statistische rapportagevereisten uit hoofde van deel 3 van tabel 5.

4.   Vereisten voor de rapportage van de uitstaande bedragen van in een securitisatie beheerde leningen

4.1.

MFI’s verstrekken kwartaalgegevens inzake alle in een securitisatie beheerde leningen zulks overeenkomstig deel 4 van tabel 5, ongeacht of de beheerde leningen of de respectieve rechten inzake beheer op de balans van de informatieplichtige worden opgenomen.

4.2.

Met betrekking tot leningen die beheerd worden voor lege financiële instellingen die ingezeten zijn in andere lidstaten van het eurogebied, verschaffen MFI’s verdere uitsplitsingen door de beheerde leningen door afzonderlijke aggregatie van de beheerde leningen voor elke lidstaat waarin een lege financiële instelling ingezeten is.

4.3.

NCB’s mogen de gegevens van artikel 6, onder b), of een deel ervan, LFI-gewijs verzamelen van ingezeten MFI’s die optreden als beheerders van gesecuritiseerde leningen. Als een NCB meent dat de gegevens van afdeling 4.4 en de uitsplitsingen van afdeling 4.2 LFI-gewijs verzameld kunnen worden, deelt het de LFI’s mee of, en indien van toepassing, in welke mate de rapportage van de bovenvermelde secties 4.1 en 4.2 vereist is.

5.   Statistische rapportageverplichtingen voor MFI’s die de IAS 39, de IFRS 9 of soortgelijke nationale administratieve regels toepassen

5.1.

MFI’s die de IAS 39, de IFRS 9 of soortgelijke regels toepassen, rapporteren overeenkomstig deel 5 van tabel 5 de per maandultimo uitstaande bedragen van leningen die zijn afgestoten door middel van een securitisatie en niet van de balans zijn verwijderd.

5.2.

MFI’s waarvoor de vrijstelling in artikel 9, lid 6, van toepassing is, rapporteren de aan het einde van het kwartaal uitstaande bedragen van de leningen die zijn afgestoten door middel van een securitisatie en van de balans zijn verwijderd, maar nog steeds worden opgenomen in de jaarrekening overeenkomstig deel 5 van tabel 5.

Image

Image

DEEL 6

Vereenvoudigde rapportage voor kleine kredietinstellingen

Kredietinstellingen waarop de in artikel 9, lid 1, onder d), bedoelde vrijstellingen van toepassing zijn, kunnen worden vrijgesteld van de volgende vereisten:

1.

De uitsplitsing naar valuta bedoeld in sectie 4 van deel 2.

2.

De afzonderlijke identificatie van:

a)

balansposities met centrale tegenpartijen zoals bedoeld in sectie 5.3 van deel 2,

b)

syndicaatsleningen zoals aangegeven in tabel 1 van deel 2,

c)

schuldbewijzen met een looptijd tot twee jaar en nominale kapitaalgarantie van minder dan 100 %, zoals aangegeven in tabel 1 van deel 2.

3.

De uitsplitsing naar sector bedoeld in sectie 3 van deel 3.

4.

De uitsplitsing naar land bedoeld in sectie 4 van deel 3.

5.

De uitsplitsing naar valuta bedoeld in sectie 5 van deel 3.

Daarnaast kunnen deze kredietinstellingen voldoen aan de in deel 2, 5 en 6 bedoelde statistische rapportageverplichtingen door gegevens alleen op kwartaalbasis te rapporteren en overeenkomstig de uiterste rapportagedata voor kwartaalstatistieken in artikel 7, lid 3.

DEEL 7

Samenvatting

Samenvatting van uitsplitsingen ten behoeve van de geaggregeerde balans van de MFI-sector Instrument- en looptijdcategorieën, tegenpartijen en valuta’s (1)

INSTRUMENT- EN LOOPTIJDCATEGORIEËN

BALANSPOSTEN

ACTIVA

PASSIVA

1.

Kasmiddelen

2.

Leningen

 

tot één jaar (2)

 

langer dan één jaar en tot vijf jaar (2)

 

langer dan vijf jaar (2)

waarvan: intra-groep posities

waarvan: syndicaatsleningen

waarvan: repotransacties met wederverkoopverplichting

waarvan: doorlopende leningen en rekening-courantkredieten (euro)

waarvan: faciliteitskrediet op kredietkaarten (euro)

waarvan: verruimd krediet op kredietkaarten (euro) waarvan:

waarvan: waarvan zekerheden in de vorm van onroerend goed (7)

Leningen met een oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar (euro)

waarvan: leningen met een resterende looptijd korter dan één jaar

waarvan: leningen met een resterende looptijd langer dan één jaar en met een renteherziening in de komende twaalf maanden

Leningen met een oorspronkelijke looptijd langer dan twee jaar (euro)

waarvan: leningen met een resterende looptijd korter dan twee jaar

waarvan: leningen met een resterende looptijd langer dan twee jaar en met een renteherziening in de komende 24 maanden

3.

Aangehouden schuldbewijzen

 

tot één jaar (3)

 

langer dan één jaar en tot twee jaar (3)

 

langer dan twee jaar (3)

4.

Deelnemingen

5.

Aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen

 

Aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen

 

Aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen

6.

Niet-financiële activa (waaronder vaste activa)

7.

Overige activa

 

waarvan: financiële derivaten

 

waarvan: opgebouwde rente op leningen

8.

Chartaal geld in omloop

9.

Deposito's

 

tot één jaar (4)

 

langer dan één jaar (4)

waarvan: intra-groep posities

waarvan: girale deposito’s

waarvan: tot twee jaar

waarvan: syndicaatsleningen

9.1.

Onmiddellijk opvraagbare deposito’s

waarvan: girale deposito’s

9.2.

Deposito’s met een vaste looptijd

 

tot één jaar

 

langer dan één jaar en tot 2 jaar

 

langer dan 2 jaar

9.3.

Deposito’s met een opzegtermijn

 

tot drie maanden

 

langer dan drie maanden

 

waarvan: langer dan twee jaar (5)

9.4.

Repo’s

10.

Aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen

11.

Uitgegeven schuldbewijzen

 

tot één jaar

 

langer dan één jaar en tot 2 jaar

waarvan: waarvan tot twee jaar en nominale kapitaalgarantie van minder dan 100 %

 

langer dan twee jaar

12.

Kapitaal en reserves

13.

Overige passiva

 

waarvan: financiële derivaten

 

waarvan: opgebouwde rente op leningen


TEGENPARTIJEN EN UITSPLITSING NAAR DOEL

ACTIVA

PASSIVA

A.

Binnenlandse ingezetenen

 

MFI’s

 

waarvan: centrale banken

 

waarvan: deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank

 

Niet-MFI’s

 

Overheid

 

centrale overheid

 

deelstaatoverheid

 

lagere overheid

 

socialezekerheidsfondsen

 

Andere ingezeten sectoren  (6)

 

beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen (S.124)

 

Overige financiële intermediairs, financiële hulpbedrijven en financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.125 + S.126 + S.127) (6)

 

waarvan: centrale tegenpartijen (7)

 

waarvan: LFI’s (7)

 

verzekeringsinstellingen (S.128)

 

pensioenfondsen (S.129) (6)

 

niet-financiële vennootschappen (S.11) (6)

 

huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.14 + S.15) (6)

 

consumptief krediet (7)

 

leningen voor de aankoop van een huis (7)

 

overige kredietverlening (7)

waarvan: eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid (7)

B.

Ingezetenen van het eurogebied, m.uv. de binnenlandse ingezetenen

 

MFI’s

 

Waarvan: centrale banken

 

Waarvan: deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank

 

Niet-MFI’s

 

Overheid

 

centrale overheid

 

deelstaatoverheid

 

lagere overheid

 

socialezekerheidsfondsen

 

Andere ingezeten sectoren (6)

 

beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen (S.124)

 

overige financiële intermediairs, financiële hulpbedrijven en financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.125 + S.126 + S.127) (6)

 

waarvan: centrale tegenpartijen (7)

 

waarvan: LFI’s (7)

 

verzekeringsinstellingen (S.128)

 

pensioenfondsen (S.129) (6)

 

niet-financiële vennootschappen (S.11) (6)

 

huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.14 + S.15) (6)

 

consumptief krediet (7)

 

leningen voor de aankoop van een huis (7)

 

overige kredietverlening (7)

 

waarvan: eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid (7)

C.

Ingezetenen van buitenland

 

Banken

 

Niet-banken

 

Overheid

 

Overige ingezetenen

A.

Binnenlandse ingezetenen

 

MFI’s

 

waarvan: centrale banken

 

waarvan: deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank

 

waarvan: kredietinstellingen

 

Niet-MFI’s

 

Overheid

 

centrale overheid

 

overige overheid

 

deelstaatoverheid

 

lagere overheid

 

socialezekerheidsfondsen

 

Andere ingezeten sectoren (6)

 

beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen (S.124)

 

overige financiële intermediairs, financiële hulpbedrijven en financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.125 + S.126 + S.127) (6)

 

waarvan: centrale tegenpartijen (7)

waarvan: LFI’s (7)

 

verzekeringsinstellingen (S.128)

 

pensioenfondsen (S.129) (6)

 

niet-financiële vennootschappen (S.11) (6)

 

huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.14 + S.15) (6)

B.

Ingezetenen van het eurogebied, m.uv. de binnenlandse ingezetenen

 

MFI’s

 

waarvan: centrale Banken

 

waarvan: deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank

 

waarvan: kredietinstellingen

 

Niet-MFI’s

 

Overheid

 

centrale overheid

 

overige overheid

 

deelstaatoverheid

 

lagere overheid

 

socialezekerheidsfondsen

 

Andere ingezeten sectoren (6)

 

beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen (S.124)

 

overige financiële intermediairs, financiële hulpbedrijven en financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.125 + S.126 + S.127) (6)

 

waarvan: centrale tegenpartijen (7)

 

waarvan: LFI’s (7)

 

verzekeringsinstellingen (S.128)

 

pensioenfondsen (S.129) (6)

 

niet-financiële vennootschappen (S.11) (6)

 

huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.14 + S.15) (6)

C.

Ingezetenen van buitenland

 

Banken

 

Niet-banken

 

Overheid

 

Overige ingezetenen

D.

Totaal

D.

Totaal

VALUTA’S

e

euro

x

vreemde valuta’s overige valuta’s, i.e. valuta’s van overige lidstaten, USD, JPY, CHF, overige valuta’s (8).


(1)  Uitsplitsingen van maandelijkse gegevens worden vetgedrukt, uitsplitsingen van kwartaalgegevens aangegeven in normaal lettertype.

(2)  Maandelijkse uitsplitsing naar looptijd heeft alleen betrekking op leningen aan de belangrijkste ingezeten sectoren m.u.v. MFI’s en de overheid van de eurogebiedlidstaten. De overeenkomstige uitsplitsingen naar looptijd voor leningen aan de overheid m.u.v. centrale overheid van de eurogebiedlidstaten zijn per kwartaal.

(3)  Maandelijkse uitsplitsing naar looptijd heeft alleen betrekking op aangehouden effecten uitgegeven door in het eurogebied gevestigde MFI’s. NET als kwartaalgegevens worden aangehouden effecten uitgegeven door niet-MFI’s in het eurogebied opgesplitst in „tot één jaar” en „langer dan één jaar”.

(4)  Alleen ten opzichte van het buitenland.

(5)  De rapportage van de post „deposito’s met een opzegtermijn van meer dan twee jaar” is tot nader order vrijwillig.

(6)  Maandelijkse uitsplitsing per subsector is vereist voor leningen en deposito’s.

(7)  Voor leningen wordt een verdere uitsplitsing naar doel opgenomen voor de subsector S.14 + S.15. Daarnaast zijn voor een beperkt aantal instrumenten verdere „waarvan posities” voor sommige subsectoren vereist: „waarvan centrale tegenpartijen” en „waarvan lege financiële instellingen” voor de subsector S.125; „waarvan eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid” voor leningen aan de subsector S.14; „waarvan onderpand in de vorm van onroerend goed” voor leningen aan de subsectoren S.11 en S.14 + S.15 (alleen kwartaalvereisten)

(8)  Driemaandelijkse uitsplitsing naar valuta van elke andere Europese Unie lidstaat is alleen vereist voor geselecteerde posten.


BIJLAGE II

CONSOLIDATIEBEGINSELEN EN DEFINITIES

DEEL 1

Consolidatie voor statistische doeleinden binnen dezelfde lidstaat

1.

Voor elke lidstaat die de euro niet als munteenheid hebben (hierna: „eurogebiedlidstaat”) bestaat de populatie van informatieplichtigen uit MFI’s die zijn opgenomen in de lijst van MFI’s voor statistische doeleinden en die ingezetenen zijn van de eurogebiedlidstaten (1). Dit zijn:

a)

instellingen die in het gebied rechtspersoonlijkheid bezitten en aldaar zijn gevestigd, met inbegrip van dochterondernemingen (2) waarvan de moedermaatschappijen buiten dat gebied zijn gevestigd; en

b)

bijkantoren van instellingen die hun hoofdkantoor buiten het gebied hebben.

In zogenaamde „offshore” financiële centra gevestigde instellingen worden vanuit statistisch oogpunt behandeld als ingezetenen van het grondgebied waar zij zijn gevestigd.

2.

MFI’s consolideren voor statistische doeleinden de activiteiten van al hun in dezelfde nationale lidstaat gevestigde binnenlandse kantoren (maatschappelijke zetel of hoofdkantoor en/of bijkantoren). Voor de statistische rapportages is grensoverschrijdende consolidatie niet toegestaan.

a)

Indien een moedermaatschappij en haar dochterondernemingen in dezelfde lidstaat gevestigde MFI’s zijn, is het de moedermaatschappij toegestaan in haar statistische rapportages de werkzaamheden van deze dochterondernemingen te consolideren, waarbij de activiteiten van kredietinstellingen en overige MFI’s gescheiden dienen te worden gehouden.

b)

Indien een instelling bijkantoren op het grondgebied van andere eurogebiedlidstaten heeft, beschouwt de maatschappelijke zetel of het hoofdkantoor in een gegeven eurogebiedlidstaat de posities ten aanzien van al deze bijkantoren als posities ten aanzien van ingezetenen in de andere eurogebiedlidstaten. Een in een gegeven eurogebiedlidstaat gevestigd bijkantoor beschouwt daarentegen de posities ten aanzien van de maatschappelijke zetel of het hoofdkantoor of van andere bijkantoren van dezelfde instelling die zijn gevestigd op het grondgebied van andere eurogebiedlidstaten, als posities ten aanzien van ingezetenen in andere eurogebiedlidstaten.

c)

Indien een instelling bijkantoren buiten de eurogebiedlidstaten heeft, beschouwt de maatschappelijke zetel of het hoofdkantoor in een gegeven eurogebiedlidstaat de posities ten aanzien van al deze bijkantoren als posities ten aanzien van ingezetenen in het buitenland. Een in een gegeven eurogebiedlidstaat gevestigd bijkantoor beschouwt daarentegen de posities ten aanzien van de maatschappelijke zetel of het hoofdkantoor of van andere bijkantoren van dezelfde instelling die zijn gevestigd buiten het grondgebied van andere eurogebiedlidstaten, als posities ten aanzien van ingezetenen in het buitenland.

DEEL 2

Definities van instrumentcategorieën

1.

In deze tabel wordt een gedetailleerde standaardbeschrijving gegeven van de instrumentcategorieën die de nationale centrale banken (NCB’s), conform deze verordening omzetten in categorieën die op het nationale niveau van toepassing zijn overeenkomstig deze verordening. De tabel is geen lijst van afzonderlijke financiële instrumenten en de beschrijvingen zijn niet uitputtend. De definities verwijzen naar het ESR 2010.

2.

De oorspronkelijke looptijd, d.w.z. de looptijd bij uitgifte, is de vaste looptijd van een financieel instrument, vóór afloop waarvan het niet kan worden afgelost, bijv. schuldbewijzen, of vóór afloop waarvan het slechts met een soort boete kan worden afgelost bijv. bij sommige soorten deposito’s. De opzegtermijn is de tijdspanne tussen het ogenblik waarop de houder zijn voornemen om tot aflossing over te gaan bekendmaakt en de datum waarop het hem is toegestaan het zonder een boete in geld om te zetten. Financiële instrumenten worden alleen naar opzegtermijn ingedeeld wanneer er geen overeengekomen looptijd is.

3.

Financiële aanspraken kunnen worden onderscheiden op al dan niet-verhandelbaarheid. Een aanspraak is verhandelbaar als de eigendom ervan zonder meer kan worden overgedragen van de ene eenheid naar de andere door levering of endossement, of, in geval van financiële derivaten, kan worden gecompenseerd. Hoewel elk financieel instrument kan worden verhandeld, zijn verhandelbare instrumenten bedoeld om op een georganiseerde beurs of onderhands („over-the-counter”) te worden verhandeld, al is daadwerkelijke handel geen noodzakelijke voorwaarde voor verhandelbaarheid.

Tabel

Instrumentcategorieën

ACTIVACATEGORIEËN

Categorie

Belangrijkste kenmerken

1.

Kasmiddelen

Aangehouden in omloop zijnde euro- en buitenlandse bankbiljetten en munten die algemeen worden gebruikt voor het verrichten van betalingen.

2.

Leningen met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met vijf jaar/langer dan vijf jaar

Aangehouden financiële activa ontstaan doordat crediteuren gelden aan debiteuren lenen die niet zijn beschreven of die zijn beschreven in niet-verhandelbare documenten. Deze post omvat tevens activa in de vorm van bij informatieplichtigen geplaatste deposito’s. NCB’s kunnen ook de volledige sectorale uitsplitsing voor deze post verlangen.

1.

Hiertoe behoren:

a)

leningen verstrekt aan huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, uitgesplitst naar:

i)

consumptief krediet (leningen verstrekt voor hoofdzakelijk persoonlijk gebruik in de consumptie van goederen en diensten). Consumptief krediet verstrekt aan eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid is inbegrepen in deze categorie, indien de rapporterende MFI weet dat de lening voornamelijk wordt gebruikt voor persoonlijke consumptiedoeleinden;

ii)

lening voor huisaankoop (krediet dat wordt verleend voor investering in huizen voor eigen gebruik of verhuur, met inbegrip van bouwen en herinrichting). Het omvat leningen met als zekerheid residentieel onroerend goed die worden gebruikt voor de aankoop van een huis, en overige leningen voor huisaankoop die worden afgesloten op persoonlijke basis of waarvoor andere vormen van activa als zekerheid worden verstrekt. Leningen voor huisvesting verstrekt aan eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid worden in deze categorie opgenomen, tenzij de rapporterende MFI weet dat het huis voornamelijk wordt gebruikt voor zakelijke doeleinden, in welk geval de lening wordt gerapporteerd als „overige kredietverlening waarvan eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid”;

iii)

overige (leningen die worden verstrekt voor andere doeleinden dan consumptie en huisaankoop, zoals bedrijfsleningen, schuldconsolidatie, opleiding enz.). Deze categorie kan leningen voor consumptieve doelen aan eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid bevatten (zie deel 3 van bijlage II) indien ze niet worden gerapporteerd onder de categorie „consumptief krediet”. Tenzij de voorwaarden voor verminderde rapportage van toepassing zijn, moet een „waarvan” positie worden gerapporteerd, waarbij de aan eenmanszaken verstrekte leningen afzonderlijk in deze categorie worden opgenomen (zie deel 3 van bijlage II);

b)

schulden op kredietkaart

Voor de toepassing van deze verordening, omvat deze categorie krediet dat aan huishoudens of niet-financiële vennootschappen wordt verleend hetzij via kaarten met een vertraagde debetfunctie, d.w.z. kaarten waarop faciliteitskrediet wordt verstrekt zoals beneden gedefinieerd, of via creditkaarten, d.w.z. kaarten die faciliteitskrediet en verruimd krediet verstrekken. Schulden op kredietkaarten wordt geregistreerd op specifieke kaartrekeningen en is daarom niet zichtbaar op lopende rekeningen of betaalrekeningen. Faciliteitskrediet wordt gedefinieerd als het krediet dat wordt verstrekt tegen een rentevoet van 0 % in de periode tussen de met de kaart gedurende één factureringscyclus uitgevoerde betalingstransacties en de datum waarop de debetsaldo’s van deze specifieke factureringscyclus opeisbaar worden. Verruimd krediet wordt gedefinieerd als het krediet dat wordt verstrekt nadat de vervaldatums van de voorgaande factureringscyclussen zijn verstreken, d.w.z. debetsaldo’s op de kaartrekening die niet zijn voldaan wanneer dit de eerste keer mogelijk was, tegen een rente of gestaffelde rente van gewoonlijk meer dan 0 %. Vaak moeten maandelijks minimumbetalingen worden gedaan om een verruimd krediet in ieder geval gedeeltelijk af te betalen.

De tegenpartij bij dergelijke vormen van krediet is de entiteit die aansprakelijk is voor de uiteindelijke terugbetaling van de uitstaande bedragen in overeenstemming met de contractuele regeling, die in het geval van privé gebruikte kaarten samenvalt met de kaarthouder, maar niet in het geval van zakelijke kaarten;

c)

Doorlopende leningen en rekening-courantkredieten

Doorlopende leningen zijn leningen die al de volgende kenmerken hebben: i) de geldnemer kan gelden gebruiken of opnemen tot een van te voren goedgekeurde kredietlimiet zonder de kredietverlener van te voren in kennis te stellen; ii) het bedrag aan beschikbaar krediet kan toenemen en afnemen naarmate gelden worden geleend en terugbetaald; iii) het krediet kan herhaaldelijk worden gebruikt; (iv) er is geen verplichting tot regelmatige terugbetaling van gelden.

Tot doorlopende leningen behoren de bedragen die zijn verkregen via een kredietlijn en nog niet zijn terugbetaald (uitstaande bedragen). Een kredietlijn is een overeenkomst tussen een geldgever en geldnemer waarbij een geldnemer wordt toegestaan voorschotten op te nemen, gedurende een bepaalde periode en tot een bepaalde limiet, en de voorschotten naar eigen goeddunken vóór een vastgestelde datum terug te betalen. Bedragen die via een kredietlijn beschikbaar zijn en niet zijn opgenomen of al zijn terugbetaald, worden niet in een categorie balansposten opgenomen. Rekening-courantkredieten zijn debetsaldo’s op lopende rekeningen. Via creditkaarten verstrekte leningen worden noch onder doorlopende leningen, noch als rekening-courantkredieten opgenomen. Het totale door de geldnemer verschuldigde bedrag moet worden gerapporteerd, ongeacht of het binnen of buiten een van te voren tussen de geldgever en geldnemer afgesproken limiet valt wat betreft het bedrag en/of maximale periode van de lening;

d)

Syndicaatsleningen (overeenkomsten betreffende één enkele lening waarin verscheidene instellingen als geldgevers deelnemen)

Syndicaatsleningen bestrijken alleen gevallen waarin de geldnemer weet, uit de leningovereenkomst, dat de lening door verschillende geldgevers wordt verstrekt. Voor statistische doeleinden worden alleen werkelijk door geldgevers uitbetaalde bedragen (in plaats van totale kredietlimieten) beschouwd als syndicaatsleningen. De syndicaatslening wordt gewoonlijk afgesloten en gecoördineerd door één instelling (vaak de „penvoerder” genoemd) en wordt feitelijk door verscheidene deelnemers in het syndicaat verstrekt. Alle deelnemers, waaronder de penvoerder, rapporteren hun aandeel in de lening ten opzichte van de geldnemer, d.w.z. niet ten opzichte van de penvoerder, op hun balansen;

e)

deposito’s, zoals vastgelegd onder passivacategorie 9;

f)

financiële leases ten behoeve van derden

Financiële leases zijn contracten waarbij de juridische eigenaar van een duurzaam goed (hierna: de „lessor”) deze activa voor het grootste deel, zo niet het hele economische leven van de activa verhuurt aan een derde (hierna: de „lessee”), in ruil voor afbetalingstermijnen ter dekking van de kosten van het goed plus ingecalculeerde rentekosten. In feite wordt de lessee verondersteld alle mogelijkerwijze aan het gebruik van het goed verbonden voordelen te genieten en de aan de eigendom verbonden kosten en risico’s te dragen. Voor statistische doeleinden worden financiële leases behandeld als leningen van de lessor aan de lessee waarmee de lessee in staat wordt gesteld het duurzame goed te kopen. De activa (duurzame goederen) die aan de lessee zijn verhuurd worden nergens op de balans geregistreerd;

g)

dubieuze leningen die nog niet zijn afgelost of afgeboekt

Het totale bedrag aan leningen waarvan terugbetaling achterstallig is of waarvan anderszins wordt vastgesteld dat ze niet volwaardig zijn, geheel of gedeeltelijk, overeenkomstig de definitie van betalingsachterstand in artikel 178 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

h)

aangehouden niet-verhandelbare effecten

Aangehouden schuldbewijzen zijn niet verhandelbaar zijn en kunnen niet op secundaire markten worden verhandeld;

i)

verhandelde leningen

Leningen die de facto verhandelbaar zijn geworden, dienen opgenomen te worden onder de actiefpost „leningen”, indien bewijs van verhandeling op de secundaire markt ontbreekt. Zij zouden dan immers als schuldbewijzen ingedeeld dienen te worden (categorie 3);

j)

achtergestelde schuld in de vorm van deposito’s of leningen

Achtergestelde schuldinstrumenten geven een ondergeschikte vordering op de uitgevende instelling die alleen kan worden uitgeoefend nadat alle vorderingen met een hogere status, bijv. deposito’s/leningen, zijn voldaan, waardoor ze enigszins lijken op deelnemingen. Voor statistische doeleinden dienen achtergestelde schulden geclassificeerd te worden als „leningen” of als „schuldbewijzen” overeenkomstig de aard van het financiële instrument. Indien het gangbaar is alle vormen van door een MFI aangehouden achtergestelde schulden voor statistische doeleinden als één cijfer aan te geven, dient dit cijfer onder de activapost „schuldbewijzen” opgenomen te worden, vanwege het feit dat achtergestelde schulden hoofdzakelijk bestaan uit effecten en niet uit leningen;

k)

vorderingen onder repotransacties met wederverkoopverplichting of het lenen van effecten tegen geldelijke zekerheid

Tegenpost van gelden betaald in ruil voor door informatieplichtigen gekochte effecten tegen een vaste koers onder beding van wederverkoop van dezelfde of gelijkaardige effecten tegen een vaste koers op een afgesproken datum in de toekomst, of voor het lenen van effecten tegen geldelijke zekerheid (zie passivacategorie 9.4).

Ten behoeve van dit rapportagekader, omvat de uitsplitsing van leningen naar onderpand in de vorm van onroerend goed het totale bedrag aan uitstaande leningen die tegen onderpand worden verstrekt overeenkomstig artikel 199, leden 2 tot en met 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013, met een verhouding van uitstaande leningen en onderpand gelijk aan 1 of minder dan 1. Indien deze regels niet worden toegepast door de informatieplichtige, moet op basis van de benadering die gekozen wordt om te voldoen aan kapitaalvereisten, worden bepaald welke leningen in deze uitsplitsing moeten worden opgenomen.

2.

De volgende post wordt niet behandeld als een lening:

Leningen op basis van een trust

Leningen die op basis van een trust worden verstrekt, d.w.z. trustleningen of fiduciaire leningen, zijn leningen die worden afgesloten op naam van een partij (hierna: de „bewindvoerder”) ten behoeve van een derde (hierna: de „begunstigde”). Voor statistische doeleinden moeten trustleningen niet op de balans van de bewindvoerder geregistreerd worden, indien de aan de eigendom van de gelden verbonden risico’s en beloningen voor de begunstigde blijven. De aan de eigendom verbonden risico’s en beloningen blijven voor de begunstigde indien: a) de begunstigde het kredietrisico van de lening op zich neemt, d.w.z. de bewindvoerder is alleen verantwoordelijk voor het administratieve beheer van de lening; of b) de belegging van de begunstigde wordt gegarandeerd tegen verlies, voor het geval dat de bewindvoerder failliet mocht gaan, d.w.z. de trustlening maakt geen deel uit van de activa van de bewindvoerder die in het geval van een faillissement kunnen worden uitgedeeld.

3.

Schuldbewijzen

Aangehouden schuldbewijzen zijnde verhandelbare financiële instrumenten die de schuld belichamen, worden gewoonlijk op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling.

Hiertoe behoren:

a)

aangehouden effecten die de houder een onvoorwaardelijk recht geven op een vast of contractueel bepaald inkomen in de vorm van couponbetalingen en/of vast bedrag op een bepaalde datum of op bepaalde data, dan wel vanaf een bij de emissie vastgestelde datum;

b)

leningen die op een georganiseerde markt verhandelbaar zijn geworden, d.w.z. verhandelde leningen mits er bewijs is van handel op secundaire markten, onder meer door het bestaan van marktmakers en van een regelmatige notering van het financiële actief, bijv. door het bestaan van spreads tussen bied- en laatkoers. Indien zulks niet het geval is dienen zij ingedeeld te worden onder de actiefpost „leningen” (zie ook „verhandelde leningen” in categorie 2i);

c)

achtergestelde schuld in de vorm van schuldbewijzen (zie ook „achtergestelde schuld in de vorm van deposito’s of leningen” in categorie 2j).

Effecten die uitgeleend worden op grond van effectenuitleentransacties of verkocht zijn op grond van een repo-overeenkomst, blijven op de balans van de oorspronkelijke eigenaar staan (en worden niet geregistreerd op de balans van de tijdelijke verkrijger) indien er een vaste verplichting bestaat om de transactie om te keren, en niet eenvoudigweg een optie om dat te doen. Indien de tijdelijke verkrijger de ontvangen effecten verkoopt, moet deze verkoop als een rechtstreekse aan- of verkoop van waardepapier geregistreerd worden en op de balans van de tijdelijke verkrijger geregistreerd worden als een negatieve positie in de effectenportefeuille.

3a/3b/3c

Schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar

Hiertoe behoren:

a)

aangehouden verhandelbare schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar;

b)

leningen die op een georganiseerde markt verhandelbaar zijn geworden, d.w.z. verhandelde leningen die zijn ingedeeld als schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar;

c)

achtergestelde schuld in de vorm van schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar.

4.

Deelnemingen

Deelnemingen vertegenwoordigen eigendomsrechten op vennootschappen of quasivennootschappen; het is een vordering op de restwaarde nadat de vorderingen van alle crediteuren zijn voldaan.

Deze post omvat beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen en andere deelnemingen.

5.

Deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen

Aandelen of rechten uitgegeven door beleggingsinstellingen die beleggen in financiële en/of niet-financiële activa voor zover deze belegging beogen van bij het publiek aangetrokken beleggingskapitaal.

Deze post omvat aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen uitgegeven door geldmarktfondsen overeenkomstig artikel 2 van deze verordening en aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen(zoals vastgesteld in artikel 1, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1073/2013 (ECB/2013/38).

6.

Niet-financiële activa (waaronder vaste activa)

Materiële en imateriële active met uitzondering van financiële activa. Deze post omvat woningen, overige bouwwerken, vervoermiddelen, machines en apparatuur, kostbaarheden, intellectuele eigendommen zoals computer software en databases.

7.

Overige activa

De post „overige activa” is de restpost aan de actiefzijde van de balans, gedefinieerd als „niet elders opgenomen activa”. NCB’s kunnen de rapportage van specifieke, in deze post opgenomen subposities verlangen. Tot de overige activa kunnen behoren:

a)

posities in financiële derivaten met een positieve brutomarktwaarde

Voor statistische doeleinden worden hier financiële derivaten opgenomen die op de balans moeten worden opgenomen en dienen gerapporteerd te worden als een afzonderlijke „waarvan”-post met een sectorale (MFI/niet MFI) en een geografische (binnenlands/eurogebied m.u.v. binnenlands/buitenland) uitsplitsing;

b)

bruto ontvangen bedragen uit hoofde van posten op tussenrekeningen

Posten op tussenrekeningen zijn tegoeden op de MFI-balans die niet op naam van klanten worden geboekt, maar die toch verband houden met gelden van klanten, bijv. gelden die wachten op belegging, overboeking of verevening;

c)

bruto ontvangen bedragen uit hoofde van overlopende posten

Overlopende posten behelzen gelden, gewoonlijk toebehorend aan klanten, die tussen MFI’s worden overgedragen. Posten omvatten cheques en andere betalingsvormen die ter inning naar andere MFI’s zijn gezonden;

d)

te ontvangen opgebouwde rente op leningen

Overeenkomstig het algemene beginsel van de periodetoerekening van opbrengsten en kosten, dient te ontvangen rente op leningen op de balans op transactiebasis geregistreerd te worden, d.w.z. op basis van periodieke toerekening, en niet wanneer de rente feitelijk betaald wordt, d.w.z. op kasbasis. Opgebouwde rente op leningen wordt op brutobasis opgenomen in de categorie „overige activa”. Opgebouwde rente wordt niet opgenomen in de lening waarop zij betrekking heeft, en dient gerapporteerd te worden als een afzonderlijke „waarvan”-post;

e)

opgebouwde rente op aangehouden schuldbewijzen;

f)

te ontvangen dividenden;

g)

ontvangen bedragen uit andere hoofde dan het kernbedrijf van de MFI;

h)

tegenpost aan de actiefzijde van door de staat uitgegeven munten (alleen op de balans van NCB’s).

Financiële instrumenten in de vorm van financiële activa (geregistreerd onder overige balansposten), bepaalde financiële instrumenten die geen financiële active zijn, zoals garanties, toezeggingen, gereguleerde en trustleningen (buiten de balans geregistreerd), en niet-financiële activa, (geregistreerd onder categorie 6) behoren niet tot overige activa.


PASSIVACATEGORIEËN

Categorie

Belangrijkste kenmerken

8.

Chartaal geld in omloop

De passivacategorie „chartaal geld in omloop” betreft „bankbiljetten en munten in omloop die zijn uitgegeven of gemachtigd door monetaire autoriteiten”. Hiertoe behoren door de ECB of de NCB’s uitgegeven bankbiljetten. Munten in omloop zijn geen passiefpost van MFI’s in de eurogebiedlidstaten, maar van de centrale overheid. Munten maken desalniettemin deel uit van de monetaire aggregaten en worden daarom geregistreerd onder de categorie „chartaal geld in omloop”. De tegenpost van deze passiefpost dient geregistreerd te worden onder „overige activa”.

9.

Deposito’s

Door informatieplichtigen aan crediteuren verschuldigde bedragen (aandelen, deposito’s of overige) en die voldoen aan de in sectie 1 van deel 1 van bijlage I beschreven kenmerken, behalve de gelden verkregen door de uitgifte van verhandelbare effecten of aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen. Ten behoeve van het rapportagekader wordt deze categorie uitgesplitst naar onmiddellijk opvraagbare deposito’s, deposito’s met vaste looptijd, deposito’s met opzegtermijn en repo-overeenkomsten.

a)

deposito’s en leningen

„Deposito’s” omvatten tevens „leningen” als passiva van MFI’s. Conceptueel gesproken zijn leningen door MFI’s ontvangen bedragen die niet in de vorm van „deposito’s” gestructureerd worden. Het ESR 2010 maakt onderscheid tussen „leningen”„en deposito’s” op grond van de partij die het initiatief neemt, indien dit de geldnemer is, is het een lening, maar indien dit de geldgever is, is het een deposito. In het rapportagekader worden „leningen” niet beschouwd als een aparte categorie aan de passiefzijde van de balans. In plaats daarvan dienen als „leningen” beschouwde tegoeden zonder differentiatie geregistreerd te worden onder de passiefpost „depositoverplichtingen”, tenzij het verhandelbare instrumenten zijn. Dit strookt met de boven gegeven definitie van „depositoverplichtingen”. Leningen aan MFI’s die als „depositoverplichtingen” ingedeeld worden, dienen opgesplitst te worden overeenkomstig de vereisten van het rapportagekader (d.w.z. naar sector, instrument, valuta en looptijd). Door informatieplichtigen ontvangen syndicaatsleningen behoren tot deze categorie.

b)

niet-verhandelbare schuldinstrumenten

Niet-verhandelbare, door informatieplichtigen uitgegeven schuldinstrumenten worden in het algemeen geclassificeerd als „depositoverplichtingen”. Niet-verhandelbare, door informatieplichtigen uitgegeven instrumenten die naderhand verhandelbaar worden en die op secundaire markten verhandeld kunnen worden, dienen als „schuldbewijzen” ingedeeld te worden.

c)

margestortingen

Margestortingen (margins) uit hoofde van derivatencontracten dienen als „depositoverplichtingen” ingedeeld te worden, indien ze bij MFI’s gedeponeerde geldelijke zekerheid vormen, eigendom blijven van de deposant en bij afloop van het contract aan de deposant worden terugbetaald. In beginsel dienen door de informatieplichtige ontvangen marges alleen als „depositoverplichtingen” dienen geclassificeerd te worden voor zover de MFI middelen tot haar beschikking krijgt die zonder meer opnieuw kunnen worden uitgeleend;. indien een deel van door de MFI ontvangen marges aan een andere deelnemer op de derivatenmarkt dient doorgegeven te worden, bijv. de clearinginstelling, dient alleen het voor de MFI beschikbaar blijvende gedeelte in principe als „depositoverplichtingen” geclassificeerd te worden. Door de complexiteit van de huidige marktpraktijken is het moeilijk die marges te identificeren die daadwerkelijk terugbetaalbaar zijn, omdat verschillende soorten marges zonder onderscheid op dezelfde rekeningen worden geplaatst, alsook is het moeilijk die marges te identificeren die voor de MFI middelen zijn voor het verder uitlenen. In die gevallen kan de classificatie van deze marges onder „overige verplichtingen” of als „depositoverplichtingen” aanvaard worden.

d)

geoormerkte uitstaande bedragen

Conform nationale praktijken geoormerkte uitstaande bedragen in verband met bijvoorbeeld leasingcontracten worden geclassificeerd depositoverplichtingen onder „deposito’s met vaste looptijd” of „deposito’s met een opzegtermijn” afhankelijk van de looptijd/bepalingen van het onderliggende contract.

e)

door MFI’s uitgegeven aandelen

Door MFI’s uitgegeven aandelen worden ingedeeld als deposito’s en niet als kapitaal en reserves indien: i) er tussen de uitgevende MFI en de houder sprake is van een economische „debiteur-crediteur” relatie, ongeacht de eigendomsrechten van deze aandelen; en ii) de aandelen kunnen omgezet worden in chartaal geld of kunnen teruggekocht worden zonder significante beperkingen of boeten. Een opzegtermijn wordt niet als een significante beperking beschouwd. Bovendien dienen dergelijke aandelen aan de volgende voorwaarden te voldoen:

de betrokken nationale bestuursrechtelijke bepalingen stipuleren geen onvoorwaardelijk recht voor de uitgevende MFI om terugkoop van haar aandelen af te wijzen;

de aandelen zijn „waardevast”, d.w.z. onder normale omstandigheden vindt uitbetaling plaats tegen hun nominale waarde in geval van terugkoop;

indien de MFI insolvent wordt, zijn de houders van haar aandelen juridisch niet gehouden in te staan voor uitstaande verplichtingen, zulks bovenop de nominale waarde van de aandelen, d.w.z. de deelname van aandeelhouders in het geplaatste kapitaal, noch tot enige bezwarende aanvullende lasten. De achterstelling van aandelen ten opzichte van enig ander door de MFI uitgegeven instrument geldt niet als een bezwarende aanvullende last.

De opzegtermijnen voor de conversie van dergelijke aandelen in chartaal geld worden aangewend voor de indeling van deze aandelen volgens de uitsplitsing naar opzegtermijn binnen de instrumentencategorie „deposito’s”. Deze opzegtermijnen zijn tevens van toepassing bij de bepaling van de reserveratio ingevolge artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9). Geoormerkte aandelen die verband houden met door de MFI verstrekte leningen, dienen ingedeeld te worden als depositoverplichtingen, met dezelfde oorspronkelijke looptijduitsplitsing als de onderliggende lening, d.w.z. als „deposito’s met vaste looptijd” of „deposito’s met een opzegtermijn”, afhankelijk van de looptijdvoorwaarden van het onderliggende leencontract.

Indien MFI’s dergelijke door MFI’s uitgegeven en als deposito’s, en niet als kapitaal en reserves ingedeelde aandelen, aanhouden, worden deze aandelen door de aanhoudende MFI aan de actiefzijde van haar balans als leningen geregistreerd.

f)

securitisatiepassiva

Tegenpost van leningen en/of overige activa afgestoten in een securitisatie, maar nog geregistreerd op de statistische balans.

De volgende post wordt niet behandeld als een deposito:

 

Op een trustbasis ontvangen gelden (deposito’s), worden niet geregistreerd op de statistische balans van de MFI (zie bij „op trustbasis verstrekte leningen” onder categorie 2).

9.1.

Onmiddellijk opvraagbare deposito’s

Deposito’s die zonder enige significante vertraging, beperking of kosten kunnen worden omgezet in chartaal geld en/of die per cheque, bankopdracht, debitering en dergelijke overdraagbaar zijn. Hiertoe behoren:

a)

saldi (rentedragend of niet) die, zonder significante boete of beperkingen, onmiddellijk of aan het eind van de werkdag volgend op die waarop ze werden opgevraagd, in chartaal geld kunnen worden omgezet, maar niet overdraagbaar zijn;

b)

saldi (rentedragend of niet) in „op hardware gebaseerd” of „op software gebaseerd” elektronisch geld, bijv. elektronische portemonnees;

c)

leningen, die afgelost moeten worden aan het einde van de werkdag volgend op de werkdag waarop de lening werd verstrekt.

9.1.a.

Girale deposito’s

Girale deposito’s zijn die deposito’s in de categorie „onmiddellijk opvraagbare deposito’s” die direct overdraagbaar zijn om betalingen te verrichten aan andere economische subjecten met behulp van algemeen gebruikte betaalmiddelen, zoals overmaking en incasso, mogelijk ook via krediet- of debetkaart, transacties in elektronisch geld, cheques, of soortgelijke middelen, zonder enige significante vertraging, beperking of boete. Deposito’s die alleen kunnen worden gebruikt voor opneming van contanten en/of deposito’s waarvan gelden alleen kunnen worden opgenomen of overgedragen via een andere rekening van dezelfde eigenaar worden niet opgenomen onder girale deposito’s.

9.2.

Deposito’s met een vaste looptijd

Niet-girale deposito’s die niet in chartaal geld kunnen worden omgezet vóór afloop van een vaste termijn of die slechts vóór afloop daarvan in chartaal geld kunnen worden omgezet als de houder enigerlei boete betaalt. Hiertoe behoren tevens gereguleerde spaartegoeden waarvoor het looptijdcriterium niet relevant is; deze dienen ingedeeld te worden in de looptijdcategorie „langer dan twee jaar”. Financiële producten met roll-over-bepalingen moeten worden ingedeeld naar de kortste looptijd. Alhoewel deposito’s met een vaste looptijd eventueel eerder kunnen worden opgezegd na voorafgaande kennisgeving, of opgezegd kunnen worden op verzoek op straffe van bepaalde boeten, worden deze kenmerken niet relevant geacht voor classificatiedoeleinden.

9.2.a./9.2.b./9.2.c.

Deposito’s met een vaste looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar

Deze posten omvatten voor elke looptijduitsplitsing:

a)

Geplaatste tegoeden met een vaste looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar die niet-overdraagbaar zijn en vóór het einde van de looptijd niet in chartaal geld kunnen worden omgezet;

b)

Geplaatste tegoeden met een vaste looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar die niet-overdraagbaar zijn, maar wel na voorafgaande opzegging opvraagbaar zijn; na opzegging worden deze tegoeden naargelang de opzegtermijn in 9.3.a. of 9.3.b. ondergebracht;

c)

Geplaatste tegoeden met een vaste looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar die niet-overdraagbaar zijn, maar onder betaling van een boete onmiddellijk opvraagbaar zijn;

d)

Margestortingen uit hoofde van derivatencontracten met een looptijd van hoogstens één jaar/tussen één en twee jaar/langer dan twee jaar die geldelijke zekerheid tegenover het kredietrisico vormen, maar eigendom blijven van de deposant en aan de deposant worden terugbetaald bij afloop van het contract;

e)

Leningen hetzij beschreven in niet-verhandelbare documenten, hetzij niet beschreven met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar;

f)

Door MFI’s uitgegeven niet-verhandelbare schuldbewijzen (al dan niet in documenten belichaamd) met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar;

g)

Achtergestelde schuld uitgegeven door MFI’s in de vorm van deposito’s of leningen met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar;

h)

Securitisatiepassiva.

Tegenpost van leningen en/of overige activa afgestoten in een securitisatie, maar nog opgenomen op de statistische balans. Bij conventie worden deze passiva toegewezen aan de looptijduitsplitsing vaste looptijd „langer dan twee jaar”.

Daarnaast omvatten deposito’s met een vaste looptijd van langer dan twee jaar:

Tegoeden (ongeacht looptijd) waarvoor de rentevoet en/of rentevoorwaarden in nationale wetgeving zijn voorgeschreven en die worden aangehouden voor bijzondere doeleinden, zoals woningfinanciering met een tijdshorizon van meer dan twee jaar, zelfs als ze, technisch gezien, onmiddellijk opvraagbaar zijn

9.3.

Deposito’s met een opzegtermijn

Niet-girale deposito’s zonder vaste looptijd die slechts in chartaal geld kunnen worden omgezet met inachtneming van een opzegtermijn, vóór afloop waarvan omzetting in chartaal geld niet of slechts met een boete mogelijk is. Hiertoe behoren deposito’s die juridisch gezien wellicht onmiddellijk opvraagbaar zijn, maar waarvoor krachtens nationale usance boeten en beperkingen gelden (ingedeeld in de looptijdcategorie „tot en met drie maanden”) evenals beleggingsrekeningen zonder opzegtermijn of vaste looptijd maar met beperkingen ten aanzien van de op te nemen bedragen (ingedeeld in de looptijdcategorie „langer dan drie maanden”).

9.3.a./9.3.b.

Deposito’s met een opzegtermijn tot en met drie maanden/langer dan drie maanden waarvan langer dan twee jaar

Hiertoe behoren:

a)

Geplaatste tegoeden zonder vaste looptijd die slechts kunnen worden opgevraagd met inachtneming van een opzegtermijn tot en met drie maanden/langer dan drie maanden, waarvan langer dan twee jaar; als eerdere (of onmiddellijke) opvraging mogelijk is, gaat dit gepaard met een boete; en

b)

Geplaatste tegoeden met een vaste looptijd die niet-overdraagbaar zijn, maar waarbij ten behoeve van vervroegde aflossing opzegging van toepassing is geweest met een opzegtermijn van minder dan drie maanden/langer dan drie maanden, waarvan langer dan twee jaar.

Daarnaast omvatten deposito’s met een opzegtermijn van drie maanden niet-overdraagbare direct opvraagbare spaartegoeden en andere tegoeden waarvoor, hoewel de tegoeden juridisch gezien onmiddellijk opvraagbaar zijn, aanzienlijke boeten gelden

Deposito’s met een opzegtermijn van meer dan drie maanden waarvan langer dan twee jaar (indien van toepassing) omvatten beleggingsrekeningen zonder opzegtermijn of vaste looptijd, waarbij het opnemen van bedragen onderhevig is aan beperkingen

9.4.

Repo’s

Tegenpost van gelden ontvangen in ruil voor door de informatieplichtigen tegen een bepaalde koers verkochte effecten onder beding van wederinkoop van dezelfde (of soortgelijke) effecten tegen een vaste koers op een afgesproken datum in de toekomst. Door informatieplichtigen ontvangen bedragen in ruil voor effecten die aan een derde zijn overgedragen, „tijdelijke verkrijger”, moeten onder „repo-overeenkomsten”, worden ingedeeld indien er een vaste verplichting is om de transactie om te keren en niet louter een optie daartoe. Dit houdt in dat tijdens de transactie alle risico’s en beloningen van de onderliggende effecten voor de informatieplichtigen blijven.

De volgende varianten van repo-achtige transacties worden allemaal ingedeeld onder „repo-overeenkomsten”:

a)

ontvangen bedragen in ruil voor effecten die tijdelijk aan een derde zijn overgedragen in de vorm van een effectenuitleen tegen geldeijke zekerheid; en

b)

ontvangen bedragen in ruil voor effecten die tijdelijk aan een derde zijn overgedragen in de vorm van een verkoop/terugkoopovereenkomst.

De onderliggende effecten van repo-achtige transacties worden geboekt volgens de regels in actiefpost 3 schuldbewijzen. Transacties die de tijdelijke overdracht van goud tegen geldeijke zekerheid behelzen, worden ook onder deze post opgenomen

10.

Aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen

Door GMF’s uitgegeven aandelen of rechten van deelneming. Zie definitie in sectie 2 van deel I van bijlage I.

11.

Uitgegeven schuldbewijzen

Door informatieplichtigen uitgegeven effecten niet zijnde aandelen die instrumenten vormen die doorgaans verhandelbaar zijn en op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling. Hiertoe behoren:

a)

Effecten die de houder een onvoorwaardelijk recht geven op een vast of contractueel bepaald inkomen in de vorm van couponbetalingen en/of vast bedrag op een bepaalde datum of op bepaalde data, dan wel vanaf een bij de emissie vastgestelde datum;

b)

Niet-verhandelbare, door informatieplichtigen uitgegeven instrumenten die nadien verhandelbaar worden, dienen als „schuldbewijzen” te worden geclassificeerd (zie ook categorie 9);

c)

Achtergestelde schuld uitgegeven door MFI’s moet voor monetaire en financiële statistieken op dezelfde manier worden behandeld als andere door MFI’s opgelopen schuld. Daarom dient achtergestelde schuld uitgegeven in de vorm van effecten te worden geclassificeerd als „uitgegeven schuldbewijzen”, terwijl achtergestelde schuld die door MFI’s wordt uitgegeven in de vorm van deposito’s of leningen, onder „depositoverplichtingen” dient te worden opgenomen; Indien alle vormen van achtergestelde schulden uitgegeven door MFI’s voor statistische doeleinden als één enkel cijfer worden aangegeven, dient dit cijfer onder de post „uitgegeven schuldbewijzen” te worden opgenomen, vanwege het feit dat achtergestelde schulden hoofdzakelijk bestaan uit effecten en niet uit leningen; Achtergestelde schuld dient niet te worden opgenomen onder de passiefpost „kapitaal en reserves”;

d)

Hybride instrumenten. Verhandelbaar waardepapier met een combinatie van schuldcomponenten en componenten van derivaten, waaronder:

i)

verhandelbare schuldinstrumenten met daarin besloten derivaten;

ii)

verhandelbaar waardepapier waarvan de aflossingswaarde en/of coupon gekoppeld is aan de ontwikkeling van een onderliggend referentieactief, prijs van een actief of een andere referentie-indicator gedurende de looptijd van het instrument.

11.a./11.b./11.c.

Schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar

Deze posten omvatten voor elke looptijduitsplitsing:

a)

door MFI’s uitgegeven verhandelbare schuldbewijzen (al dan niet in documenten belichaamd) met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar; en

b)

door MFI’s uitgegeven achtergestelde schuld in de vorm van schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar/langer dan twee jaar.

11.d.

Waarvan schuldbewijzen tot twee jaar en nominale kapitaalgarantie minder dan 100 %

Hybride instrumenten die zijn uitgegeven door MFI’s met een oorspronkelijke looptijd tot twee jaar en op de vervaldatum een contractuele aflossingswaarde in de uitgevende valuta hebben die lager is dan het bedrag dat oorspronkelijk is geïnvesteerd vanwege de combinatie van schuldcomponenten en componenten van derivaten.

12.

Kapitaal en reserves

Ten behoeve van het rapportagekader omvat deze categorie de bedragen die voortvloeien uit de uitgifte, door informatieplichtigen aan aandeelhouders en anderen met eigendomsrechten, van aandelen in hun vermogen die voor de houder eigendomsrechten in de MFI vertegenwoordigen en in het algemeen recht geven op een aandeel in de winst en een aandeel in het eigen vermogen bij liquidatie. Winst (of verlies) zoals geregistreerd in de winst-en-verliesrekening, middelen uit niet aan de aandeelhouders uitgekeerde winst dan wel door informatieplichtigen gereserveerde gelden voor waarschijnlijke betalingen en verplichtingen in de toekomst behoren hier eveneens toe. In detail zou de categorie in beginsel het volgende omvatten:

a)

aangetrokken eigen vermogen, met inbegrip van het agio;

b)

winst (of verlies) zoals geregistreerd in de winst-en-verliesrekening;

c)

rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkte inkomsten en uitgaven;

d)

middelen uit niet aan de aandeelhouders uitgekeerde winst;

e)

specifieke en algemene voorzieningen met betrekking tot leningen, effecten en andere activa, zoals bijvoorbeeld voorzieningen voor waardeverminderingen en verliezen op leningen (kunnen worden geboekt volgens de administratieve regels).

13.

Overige passiva

De post „overige passiva” is de restpost aan de passiefzijde van de balans, gedefinieerd als „niet elders opgenomen passiva”. NCB’s kunnen de rapportage van specifieke, in deze post opgenomen subposities verlangen. Tot de overige passiva kunnen behoren:

a)

posities in financiële derivaten met een negatieve brutomarktwaarde

Voor statistische doeleinden worden hier financiële derivaten opgenomen die op de balans geregistreerd moeten worden en dienen gerapporteerd te worden als een afzonderlijke „waarvan”-post met een sectorale (MFI/niet-MFI) en een geografische (binnenlands/eurogebied m.u.v. binnenlands/buitenland) uitsplitsing;

b)

bruto te betalen bedragen uit hoofde van tussenrekeningen

Tussenrekeningen zijn tegoeden op de MFI balans die niet op naam van klanten worden geboekt, maar die toch verband houden met gelden van klanten, bijv. gelden die wachten op belegging, overboeking of verevening;

c)

bruto te betalen bedragen uit hoofde van overlopende posten

Overlopende posten behelzen gelden, gewoonlijk toebehorend aan klanten, die tussen MFI’s worden overgedragen. Posten omvatten overmakingen waarvoor rekeningen van klanten zijn gedebiteerd, en andere posten waarvoor de bijbehorende betaling nog niet door de informatieplichtige is gedaan;

d)

te betalen opgebouwde rente op deposito’s.

Overeenkomstig het algemene principe van de periodetoerekening van opbrengsten en kosten, dient op deposito’s te betalen rente op de balans opgenomen te worden naarmate die gevormd wordt, d.w.z. op basis van periodieke toerekening en niet wanneer de rente feitelijk betaald wordt, d.w.z. op kasbasis. Opgebouwde rente op deposito’s wordt op brutobasis opgenomen in de categorie „overige passiva”. Opgebouwde rente wordt niet opgenomen in het deposito waarop zij betrekking heeft, en dient gerapporteerd te worden als een afzonderlijke „waarvan”-post;

e)

opgebouwde rente op uitgegeven schuldbewijzen

f)

te betalen dividenden;

te betalen bedragen uit andere hoofde dan het kernbedrijf van de MFI, bijv. bedragen verschuldigd aan leveranciers, belasting, lonen, sociale premies;

g)

voorzieningen die verplichtingen ten opzichte van derden vertegenwoordigen, d.w.z. pensioenen en dividenden;

h)

margestortingen uit hoofde van derivatencontracten

Margestortingen (margins) uit hoofde van derivatencontracten worden gewoonlijk ingedeeld als „depositoverplichtingen” (zie categorie 9). Door de complexiteit van de huidige marktpraktijken is het moeilijk die marges te identificeren die daadwerkelijk terugbetaalbaar zijn, omdat verschillende soorten marges zonder onderscheid op dezelfde rekeningen worden geplaatst, alsook is het moeilijk die marges te identificeren die voor de MFI middelen zijn voor het verder uitlenen. In die gevallen kan de classificatie van deze marges onder „overige verplichtingen” of als „depositoverplichtingen” aanvaard worden;

i)

netto te betalen bedragen uit hoofde van toekomstige afwikkelingen van effectentransacties of transacties in vreemde valuta.

Van „overige passiva” kunnen bijna alle financiële instrumenten in de vorm van financiële passiva (inbegrepen in de andere balansposten), financiële instrumenten niet in de vorm van financiële activa, zoals garanties, toezeggingen, gereguleerde en trustleningen (verantwoord buiten de balans), en niet-financiële passiva zoals kapitaalposten aan de passiefzijde (inbegrepen in „kapitaal en reserves”) worden uitgesloten.

DEEL 3

Sectorendefinities

Het ESR 2010 stelt de norm voor de sectorindeling. Deze tabel geeft een gedetailleerde standaardbeschrijving van sectoren die NCB’s overeenkomstig deze verordening in nationale categorieën omzetten. In het eurogebied gevestigde tegenpartijen worden geïdentificeerd aan de hand van hun sector conform de door de Europese Centrale Bank (ECB) voor statistische doeleinden bijgehouden lijsten en de leidraad voor de statistische classificatie van tegenpartijen in het „Monetary, financial institutions and markets statistics sector manual: Guidance for the statistical classification of customers” van de ECB. Buiten het eurogebied gevestigde kredietinstellingen worden aangeduid als „banken” en niet als MFI’s. Evenzo heeft de term „niet-MFI” alleen betrekking op de lidstaten; Voor lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben, wordt de term „niet-banken” gebruikt.

Tabel

Definities van sectoren

Sector

Definitie

MFI’s

Zie artikel 1

Overheid

De sector overheid (S.13) bestaat uit institutionele eenheden die niet-marktproducenten zijn waarvan de output voor individueel of collectief verbruik is bestemd, en die worden gefinancierd uit verplichte betalingen door eenheden die tot andere sectoren behoren, en institutionele eenheden die zich in hoofdzaak bezighouden met de herverdeling van het nationale inkomen en vermogen (ESR 2010, paragraaf 2.111 tot en met 2.113).

Centrale overheid

Deze subsector (S.1311) omvat alle bestuursinstellingen van de staat en andere centrale organen waarvan de bevoegdheid zich gewoonlijk over het gehele economische gebied uitstrekt, met uitzondering van socialezekerheidsfondsen (ESR 2010, paragraaf 2.114).

Deelstaatoverheid

Deze subsector (S.1312) bestaat uit die typen van bestuursinstellingen die afzonderlijke institutionele eenheden zijn en die bepaalde overheidsfuncties, met uitzondering van het beheer van sociale zekerheidsfondsen, uitoefenen op een lager niveau dan de centrale overheid en op een hoger niveau dan de institutionele eenheden van de lagere overheid (ESR 2010, paragraaf 2.115).

Lagere overheid

Deze subsector (S.1313) omvat de instellingen van openbaar bestuur waarvan de bevoegdheid zich slechts tot een lokaal gedeelte van het economische gebied uitstrekt, met uitzondering van de plaatselijke instellingen van socialezekerheidsfondsen (ESR 2010, paragraaf 2.116).

Socialezekerheidsfondsen

De subsector socialezekerheidsfondsen (S.1314) zijn institutionele eenheden op centraal, deelstaat- en lokaal niveau waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het verstrekken van sociale uitkeringen en die aan de twee volgende criteria voldoen: a) bepaalde bevolkingsgroepen zijn bij wet- of regelgeving verplicht aan de regeling deel te nemen dan wel premies te betalen; en b) de overheid is verantwoordelijk voor het beheer van de instelling wat de vaststelling of goedkeuring van de premies en uitkeringen betreft, ongeacht haar rol als toezichthoudend orgaan of werkgever (ESR 2010, paragraaf 2.117).

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF’s

Beleggingsfondsen zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1073/2013 (ECB/2013/38). De subsector bestaat uit alle collectieve beleggingsinstellingen — m.u.v. geldmarktfondsen — die beleggen in financiële en/of niet-financiële activa voor zover deze belegging beogen van bij het publiek aangetrokken beleggingskapitaal.

Overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen + financiële hulpbedrijven + Financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband

De overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen, m.u.v. van in chartaal geld luidende verplichtingen, deposito’s (of daarmee vergelijkbare financiële titels), aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen of in verband met verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen bij institutionele eenheden (ESR 2010, paragraaf 2.86 tot en met 2.94).

De subsector financiële hulpbedrijven (S.126) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich hoofdzakelijk bezighouden met activiteiten die nauw verband houden met financiële intermediatie, maar zelf geen financiële intermediairs zijn. Deze subsector omvat eveneens hoofdkantoren waarvan de dochterondernemingen alle of financiële vennootschappen zijn (ESR 2010, paragraaf 2.95 tot en met 2.97).

De subsector financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.127) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich noch met financiële intermediatie, noch met het verlenen van financiële hulpdiensten bezighouden en waarvan het merendeel van hetzij de activa hetzij de passiva niet op open markten wordt verhandeld. Deze subsector omvat holdings die een zeggenschapsbelang bezitten in een groep dochterondernemingen en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het bezitten van de groep zonder dat andere diensten worden verleend aan de ondernemingen waarin zij dat belang bezitten, m.a.w. zij besturen of beheren geen andere eenheden (ESR 2010, paragraaf 2.98 tot en met 2.99).

Verzekeringsinstellingen

De subsector verzekeringsinstellingen (S.128) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van risico’s, hoofdzakelijk in de vorm van directe verzekering of herverzekering (ESR 2010, paragraaf 2.100 tot en met 2.104).

Pensioenfondsen

De subsector pensioenfondsen (S.129) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van sociale risico’s en behoeften van de verzekerden (sociale verzekering). Pensioenfondsen als socialeverzekeringsregelingen verschaffen een inkomen aan gepensioneerden en vaak uitkeringen bij overlijden en invaliditeit (ESR 2010, paragraaf 2.105 tot en met 2.110).

Niet-financiële vennootschappen

De sector niet-financiële vennootschappen (S.11) bestaat uit institutionele eenheden met eigen rechtspersoonlijkheid die marktproducent zijn, en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in de productie van goederen en niet-financiële diensten. Deze sector omvat tevens niet-financiële quasivennootschappen (ESR 2010, paragraaf 2.45 tot en met 2.54).

Huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens

De sector huishoudens (S.14) bestaat uit personen of groepen van personen in hun hoedanigheid van consument en personen of groepen van personen die als ondernemer goederen en al dan niet financiële diensten voor de markt produceren (marktproducenten), voor zover de goederen en diensten niet worden geproduceerd door afzonderlijke entiteiten die als quasivennootschap worden aangemerkt. Deze sector omvat ook personen of groepen van personen die als producent uitsluitend voor eigen finaal gebruik goederen en niet-financiële diensten voortbrengen (ESR 2010, paragraaf 2.118 tot en met 2.128).

De sector instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (IZWBH) (S.15) bestaat uit instellingen zonder winstoogmerk met rechtspersoonlijkheid die werken ten behoeve van huishoudens en die particuliere niet-marktproducent zijn. De voornaamste middelen van deze instellingen zijn vrijwillige bijdragen, in geld of in natura, van huishoudens in hun hoedanigheid van consument, betalingen door de overheid en inkomen uit vermogen (ESR 2010, paragraaf 2.129 tot en met 2.130).

Eenmanszaken en personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid (subsector van „huishoudens”)

Eenmanszaken en personenvennootschappen zonder rechtsperssonlijkheid, voor zover ze niet als quasivennootschappen worden behandeld, en die marktproducenten zijn (ESR 2010, paragraaf 2.119 d).


(1)  In de tabellen van deze bijlage wordt de ECB geclassificeerd als een ingezeten MFI van het land waar de ECB is gevestigd.

(2)  Dochterondernemingen zijn afzonderlijke rechtspersoonlijkheid bezittende entiteiten waarin een andere entiteit een meerderheidsbelang of een belang van 100 % heeft, terwijl bijkantoren juridisch onzelfstandige (niet rechtspersoonlijkheid bezittende) entiteiten zijn die volledig eigendom zijn van de moedermaatschappij.


BIJLAGE III

TOEPASSING VAN RESERVEVERPLICHTINGEN EN GERELATEERDE SPECIALE REGELS

DEEL I

Reserveverplichtingen voor kredietinstellingen: algemene regels

1.

Met een * gemarkeerde cellen in tabel 1 van bijlage I worden gebruikt bij de berekening van de reservebasis. Wat betreft schuldbewijzen, moeten de kredietinstellingen ofwel het bewijs van de passiva leveren om vrijgesteld te worden van de reservebasis ofwel een genormaliseerd bedrag aftrekken ter grootte van een door de Europese Centrale Bank (ECB) gespecificeerd percentage. De geschakeerde cellen worden uitsluitend gerapporteerd door reserveplichtige kredietinstellingen.

2.

De kolom „w.v. kredietinstellingen met reserveverplichtingen, ECB en nationale centrale banken (NCB’s)” bevat niet de passiva van rapporterende instellingen jegens instellingen die in de lijst van instellingen worden genoemd als zijnde vrijgesteld van het aanhouden van reserveverplichtingen van de ECB, d.w.z. instellingen die zijn vrijgesteld om andere redenen dan reorganisatie. instellingen die op grond van reorganisatie tijdelijk van hun reserveverplichtingen zijn ontheven, worden behandeld als instellingen met reserveverplichtingen. Passiva jegens deze instellingen vallen derhalve onder de kolom „w.v. kredietinstellingen met reserveverplichtingen, ECB en NCB’s”. Onder deze kolom vallen ook de verplichtingen jegens instellingen die door toepassing van de vasteaftrekregeling feitelijk niet verplicht zijn tot het aanhouden van reserves bij het Europees Stelsel van centrale banken.

3.

Volledige rapporteurs kunnen ook informatie verstrekken over posities ten opzichte van „andere MFI’s dan kredietinstellingen met reserveverplichtingen, ECB en NCB’s”, in plaats van posities ten opzichte van „MFI’s” en „kredietinstellingen met reserveverplichtingen, ECB en NCB’s”, op voorwaarde dat dit niet ten koste gaat van de gedetailleerdheid van gegevens en geen gevolgen heeft voor posities in niet-geschakeerde cellen. Voorts bestaat de mogelijkheid dat kredietinstellingen met reserveverplichtingen, afhankelijk van de nationale inzamelingssystemen en zonder dat dit afbreuk doet aan de verplichting tot het hanteren van de definities en classificatiebeginselen met betrekking tot de MFI-balans zoals neergelegd in deze verordening, de noodzakelijke gegevens voor het berekenen van de reservebasis, uitgezonderd die welke betrekking hebben op verhandelbare waardepapieren, verstrekken overeenkomstig de beneden aangegeven tabel, mits dit niet ten koste gaat van de posities in de geschakeerde cellen in tabel 1 van bijlage I.

4.

Kredietinstellingen die bij de zogenaamde „cutting-off-the-tail”-procedure zijn betrokken, rapporteren ten minste de kwartaalgegevens die nodig zijn om de reservebasis te berekenen overeenkomstig de tabel hierna.

5.

Voor rapportage overeenkomstig de tabel hierna, moet een strikte overeenstemming met tabel 1 van bijlage I gewaarborgd worden.

Image

DEEL 2

Speciale regels

SECTIE 1

Statistische rapportage op geaggregeerde basis als groep door kredietinstellingen waarop het stelsel van reserveverplichtingen van de ECB van toepassing is

1.1.

Afhankelijk van de vervulling van de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) uiteengezette voorwaarden, kan de directie reserveplichtige kredietinstellingen toestaan statistieken geaggregeerd als groep binnen een lidstaat te rapporteren. Alle betrokken instellingen worden afzonderlijk opgenomen in de lijst van MFI’s van de ECB.

1.2.

Indien kredietinstellingen toestemming is verleend minimumreserves aan te houden via een bemiddelende instelling, op grond van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9), en geen voordeel hebben van de in deze paragraaf bedoelde rapportage als groep, kan de betreffende NCB de bemiddelende instelling machtigen statistieken namens kredietinstellingen geaggregeerd te rapporteren (m.u.v. van die betreffende de reservebasis). Alle betrokken instellingen worden afzonderlijk opgenomen in de lijst van MFI’s van de ECB.

1.3.

Indien de groep van kredietinstellingen slechts bestaat uit instellingen die bij de zogenaamde „cutting-off-the-tail”-procedure zijn betrokken, dienen zij slechts te voldoen aan de regels betreffende vereenvoudigde rapportage voor instellingen die bij de zogenaamde „cutting-off-the-tail”-procedure zijn betrokken. In alle andere gevallen blijft het volledige rapportageschema op de hele groep van toepassing.

SECTIE 2

Reserveverplichtingen in het geval van fusies waarbij kredietinstellingen zijn betrokken

2.1.

Voor de toepassing van deze bijlage hebben de termen „fusie”, „fuserende instellingen”, en „overnemende instelling” dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9).

2.2.

Voor de reserveperiode waarin een fusie plaatsvindt, worden de reserveverplichtingen van de overnemende instelling berekend en moeten deze worden nagekomen zoals vastgelegd in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9).

2.3.

Voor de daarop volgende reserveperiodes wordt de reserveverplichting van de overnemende instelling berekend op basis van een reservebasis en van statistische informatie die wordt gerapporteerd overeenkomstig de regels in de tabel hierna. In andere gevallen gelden de normale regels voor het rapporteren van statistische informatie en het berekenen van reserveverplichtingen, zoals vastgelegd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9).

2.4.

Zonder afbreuk te doen aan de in de vorige paragrafen uiteengezette verplichtingen, kan de betreffende NCB de overnemende instelling toestemming geven via tijdelijke procedures te voldoen aan de verplichtingen om statistische informatie te rapporteren, bijvoorbeeld aparte formulieren voor elk van de fuserende instellingen gedurende verscheidene perioden nadat de fusie heeft plaatsgevonden. De duur van deze vrijstelling van normale rapportageprocedures dient zoveel mogelijk beperkt te blijven en een periode van zes maanden nadat de fusie heeft plaatsgevonden, niet te overschrijden. Deze vrijstelling laat de verplichting van de overnemende instelling onverlet om te voldoen aan haar rapportageverplichtingen overeenkomstig deze verordening en, indien van toepassing, aan haar verplichting om de rapportageverplichtingen van fuserende instellingen op zich te nemen overeenkomstig deze bijlage.

Tabel

Specifieke regels voor de berekening van reserveverplichtingen van kredietinstellingen die betrokken zijn bij een fusie (1)

Gevalnummer

Type fusie

Te vervullen verplichtingen

1

Een fusie waarbij een volledige rapporteur (overnemende instelling) één of meer volledige rapporteurs (fuserende instellingen) overneemt, wordt van kracht na de door de betreffende NCB vastgestelde einddatum voor het rapporteren van maandelijkse statistische informatie die betrekking heeft op de voorafgaande maand

Voor de reserveperiode die volgt op de fusie, wordt de reserveverplichting van de overnemende instelling berekend op basis van een reservebasis die de som is van de reservebasissen van de overnemende instelling en de fuserende instellingen. De bij elkaar te voegen reservebases zijn de voor deze reserveperiode relevante reservebases indien de fusie niet had plaatsgevonden. Er geldt dat slechts eenmaal een vast bedrag op de reserveverplichting in mindering kan worden gebracht

2

Een fusie waarbij een volledige rapporteur (overnemende instelling) één of meer instellingen die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn, en mogelijk één of meer volledige rapporteurs (fuserende instellingen) overneemt, wordt van kracht na de door de betreffende NCB vastgestelde einddatum voor het rapporteren van statistische informatie die betrekking heeft op het voorafgaande kwartaal

Voor de reserveperiode die volgt op de fusie, wordt de reserveverplichting van de overnemende instelling berekend op basis van een reservebasis die de som is van de reservebasissen van de overnemende instelling en de fuserende instellingen. De bij elkaar te voegen reservebases zijn de voor deze reserveperiode relevante reservebases indien de fusie niet had plaatsgevonden. Er geldt dat slechts eenmaal een vast bedrag op de reserveverplichting in mindering kan worden gebracht

3

Een fusie waarbij een volledige rapporteur (overnemende instelling) één of meer instellingen die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn, en mogelijk één of meer volledige rapporteurs (fuserende instellingen) overneemt, wordt van kracht na de door de betreffende NCB vastgestelde einddatum voor het rapporteren van statistische informatie die betrekking heeft op het voorafgaande kwartaal

Voor de reserveperiode die volgt op de fusie, wordt de reserveverplichting van de overnemende instelling berekend op basis van een reservebasis die de som is van de reservebasissen van de overnemende instelling en de fuserende instellingen. De bij elkaar te voegen reservebases zijn de voor deze reserveperiode relevante reservebases indien de fusie niet had plaatsgevonden. Er geldt dat slechts eenmaal een vast bedrag op de reserveverplichting in mindering kan worden gebracht. De overnemende instelling dient, naast haar eigen rapportageverplichtingen, de rapportageverplichtingen van de fuserende instellingen te vervullen wat betreft statistische informatie die betrekking heeft op de aan de fusie voorafgaande maand

4

Een fusie waarbij een volledige rapporteur (overnemende instelling) één of meer instellingen die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn, en mogelijk één of meer volledige rapporteurs (fuserende instellingen) overneemt, wordt van kracht in de periode tussen het einde van een kwartaal en de door de betreffende NCB vastgestelde einddatum voor het rapporteren van statistische informatie die betrekking heeft op het voorafgaande kwartaal

Voor de reserveperiode die volgt op de fusie, wordt de reserveverplichting van de overnemende instelling berekend op basis van een reservebasis die de som is van de reservebasissen van de overnemende instelling en de fuserende instellingen. De bij elkaar te voegen reservebasissen zijn de voor deze reserveperiode relevante reservebasissen indien de fusie niet had plaatsgevonden. Er geldt dat slechts eenmaal een vast bedrag op de reserveverplichting in mindering kan worden gebracht. De overnemende instelling dient, naast haar eigen rapportageverplichtingen, de rapportageverplichtingen van de fuserende instellingen te vervullen wat betreft statistische informatie die betrekking heeft op de maand die of het kwartaal dat aan de fusie voorafgaat, afhankelijk van de instelling

5

Een fusie waarbij een instelling die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken is (overnemende instelling), één of meer volledige rapporteurs en mogelijk één of meer instellingen die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn (fuserende instellingen), overneemt, wordt van kracht na de door de betreffende NCB vastgestelde einddatum voor het rapporteren van statistische informatie die betrekking heeft op de voorafgaande maand

Dezelfde procedure als in geval 1 is van toepassing

6

Een fusie waarbij een instelling die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken is (overnemende instelling), één of meer instellingen die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn (fuserende instellingen) overneemt, wordt van kracht na de door de betreffende NCB vastgestelde einddatum voor het rapporteren van statistische informatie die betrekking heeft op het voorafgaande kwartaal

Vanaf de op de fusie volgende reserveperiode en tot de overnemende instelling voor de eerste keer na de fusie kwartaalgegevens heeft gerapporteerd, overeenkomstig de verminderde statistische rapportageverplichtingen die gelden voor rapporteurs die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn, zoals vastgelegd in bijlage III bij deze verordening, wordt de reserveverplichting van de overnemende instelling berekend op basis van een reservebasis die de som is van de reservebasissen van de overnemende instelling en de fuserende instellingen. De bij elkaar te voegen reservebases zijn de voor deze reserveperiode relevante reservebases indien de fusie niet had plaatsgevonden. Er geldt dat slechts eenmaal een vast bedrag op de reserveverplichting in mindering kan worden gebracht

7

Een fusie waarbij een instelling die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken is (overnemende instelling), één of meer instellingen die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn (fuserende instellingen), overneemt, wordt van kracht na de door de betreffende NCB vastgestelde einddatum voor het rapporteren van statistische informatie die betrekking heeft op het voorafgaande kwartaal en waarbij de instelling die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken is, als gevolg van de fusie, een volledige rapporteur wordt

Dezelfde procedure als in geval 2 is van toepassing

8

Een fusie waarbij een instelling die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken is (overnemende instelling), één of meer instellingen die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn (fuserende instellingen), overneemt, wordt van kracht in de periode tussen het einde van een kwartaal en de door de betreffende NCB vastgestelde einddatum voor het rapporteren van statistische informatie die betrekking heeft op het voorafgaande kwartaal

Vanaf de op de fusie volgende reserveperiode en tot de overnemende instelling voor de eerste keer na de fusie kwartaalgegevens heeft gerapporteerd, overeenkomstig de verminderde statistische rapportageverplichtingen die gelden voor rapporteurs die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn, zoals vastgelegd in bijlage III, wordt de reserveverplichting van de overnemende instelling berekend op basis van een reservebasis die de som is van de reservebasissen van de overnemende instelling en de fuserende instellingen. De bij elkaar te voegen reservebases zijn de voor deze reserveperiode relevante reservebases indien de fusie niet had plaatsgevonden. Er geldt dat slechts eenmaal een vast bedrag op de reserveverplichting in mindering kan worden gebracht. De overnemende instelling dient, naast haar eigen rapportageverplichtingen, de rapportageverplichtingen van de fuserende instellingen te vervullen wat betreft statistische informatie die betrekking heeft op het aan de fusie voorafgaande kwartaal

9

Een fusie waarbij een instelling die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken is (overnemende instelling), één of meer volledige rapporteurs en mogelijk één of meer instellingen die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn (fuserende instellingen) overneemt, wordt van kracht in de periode tussen het einde van een maand en de door de betreffende NCB vastgestelde einddatum voor het rapporteren van maandelijkse statistische informatie die betrekking heeft op de voorafgaande maand

Dezelfde procedure als in geval 3 is van toepassing

10

Een fusie waarbij een instelling die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken is (overnemende instelling), één of meer instellingen die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn (fuserende instellingen) overneemt, wordt van kracht in de periode tussen het einde van een kwartaal en de door de betreffende NCB vastgestelde einddatum voor het rapporteren van statistische informatie die betrekking heeft op het voorafgaande kwartaal en waarbij de instelling die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken is, als gevolg van de fusie, een volledige rapporteur wordt

Dezelfde procedure als in geval 4 is van toepassing

11

Een fusie waarbij een volledige rapporteur (overnemende instelling) wordt gevormd van één of meer volledige rapporteurs (fuserende instellingen), wordt van kracht in de periode tussen het einde van een maand en de door de betreffende NCB vastgestelde einddatum voor het rapporteren van maandelijkse statistische informatie die betrekking heeft op de voorafgaande maand

Voor de reserveperiode die volgt op de fusie, wordt de reserveverplichting van de overnemende instelling berekend op basis van een reservebasis die de som is van de reservebasissen van de fuserende instellingen. De bij elkaar te voegen reservebases zijn de voor deze reserveperiode relevante reservebases indien de fusie niet had plaatsgevonden. Er geldt dat slechts eenmaal een vast bedrag op de reserveverplichting in mindering kan worden gebracht. De overnemende instelling vervult de rapportageverplichtingen van de fuserende instellingen wat betreft de statistische informatie die betrekking heeft op de aan de fusie voorafgaande maand

12

Een fusie waarbij een volledige rapporteur (overnemende instelling) wordt gevormd van één of meer instellingen die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn, en mogelijk één of meer volledige rapporteurs (fuserende instellingen), wordt van kracht in de periode tussen het einde van een kwartaal en de door de betreffende NCB vastgestelde einddatum voor het rapporteren van statistische informatie die betrekking heeft op het voorafgaande kwartaal

Voor de reserveperiode die volgt op de fusie, wordt de reserveverplichting van de overnemende instelling berekend op basis van een reservebasis die de som is van de reservebasissen van de fuserende instellingen. De bij elkaar te voegen reservebases zijn de voor deze reserveperiode relevante reservebases indien de fusie niet had plaatsgevonden. Er geldt dat slechts eenmaal een vast bedrag op de reserveverplichting in mindering kan worden gebracht De overnemende instelling vervult de rapportageverplichtingen van de fuserende instellingen wat betreft gegevens die betrekking hebben op de maand die of het kwartaal dat aan de fusie voorafgaat, afhankelijk van de instelling

13

Een fusie waarbij een instelling die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken is (overnemende instelling), wordt gevormd van één of meer instellingen die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn (fuserende instellingen), wordt van kracht in de periode tussen het einde van een kwartaal en de door de betreffende NCB vastgestelde einddatum voor het rapporteren van statistische informatie die betrekking heeft op het voorafgaande kwartaal

Vanaf de op de fusie volgende reserveperiode en tot de overnemende instelling voor de eerste keer na de fusie kwartaalgegevens heeft gerapporteerd, overeenkomstig de verminderde statistische rapportageverplichtingen die gelden voor rapporteurs die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn, zoals vastgelegd in bijlage III, wordt de reserveverplichting van de overnemende instelling berekend op basis van een reservebasis die de som is van de reservebasissen van de overnemende instelling en de fuserende instellingen. De bij elkaar te voegen reservebases zijn de voor deze reserveperiode relevante reservebases indien de fusie niet had plaatsgevonden. Er geldt dat slechts eenmaal een vast bedrag op de reserveverplichting in mindering kan worden gebracht De overnemende instelling neemt de rapportageverplichtingen op zich van de fuserende instellingen wat betreft gegevens die betrekking hebben op het aan de fusie voorafgaande kwartaal


(1)  Deze tabel geeft de details van meer complexe procedures die van toepassing zijn op specifieke gevallen. Voor gevallen die niet in de tabel voorkomen, gelden de normale regels voor het rapporteren van statistische informatie en het berekenen van reserveverplichtingen, zoals uiteengezet in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9).


BIJLAGE IV

MINIMUM KWALITEITSNORMEN WAARAAN DE RAPPORTAGE DOOR DE WERKELIJKE POPULATIE VAN INFORMATIEPLICHTIGEN MOET VOLDOEN

Informatieplichtigen dienen de volgende minimumnormen in acht te nemen om aan de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank (ECB) te voldoen.

1.

Minimumnormen voor transmissie:

a)

de rapportage moet tijdig plaatsvinden en binnen de termijn die door de desbetreffende NCB is vastgesteld;

b)

vorm en formaat van de statistische rapporten moeten voldoen aan de technische rapportagevereisten die hiervoor door de NCB’s zijn vastgesteld;

c)

de informatieplichtige dient de betrokken NCB details te verstrekken inzake één of meerdere contactpersonen;

d)

de datatransmissie aan de NCB’s moet gebeuren met inachtneming van de daarvoor vastgestelde technische specificaties.

2.

Minimumnormen voor nauwkeurigheid:

a)

statistische informatie moet juist zijn: aan alle lineaire verbanden wordt voldaan (bijv. activa en passiva dienen gelijk te zijn, en opgetelde subtotalen dienen gelijk te zijn aan de totalen), en de gegevens van de verschillende perioden moeten consistent zijn;

b)

informatieplichtigen zijn in staat informatie te verschaffen over de ontwikkelingen waarop de verstrekte gegevens duiden;

c)

statistische gegevens moeten volledig zijn: er moet gewezen worden op eventuele leemtes, waarvoor aan de NCB een verklaring moet worden gegeven en die, waar van toepassing, zo snel mogelijk moeten worden verholpen;

d)

de informatieplichtigen houden zich aan de afmetingen, het afrondingsbeleid en decimalen die door de NCB’s voor de technische transmissie van de gegevens zijn vastgesteld.

3.

Minimumnormen voor de conceptuele naleving:

a)

statistische gegevens worden gepresenteerd met inachtneming van de definities en classificaties zoals vervat in deze verordening;

b)

in geval van afwijkingen van deze definities en classificaties, moeten de informatieplichtigen, waar van toepassing, op gezette tijden het verschil controleren en kwantificeren tussen de gebruikte maatstaf en de maatstaf in deze verordening;

c)

informatieplichtigen moeten een verklaring kunnen geven voor een eventuele breuk in de verstrekte gegevens ten opzichte van de cijfers van voorgaande perioden.

4.

Minimumnormen voor herzieningen:

De informatieplichtigen moeten het door de ECB en de betrokken NCB vastgestelde herzieningenbeleid en -procedures volgen. Herzieningen die afwijken van regelmatige herzieningen worden van een toelichting voorzien.


BIJLAGE V

INGETROKKEN VERORDENING EN OPEENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN

 

Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32)

(PB L 15 van 20.1.2009, blz. 14).

 

Verordening (EU) nr. 883/2011

(PB L 228 van 3.9.2011, blz. 13).


BIJLAGE VI

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32)

Deze verordening

Artikel 1a

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15

Artikel 16

Bijlage I, deel 2, sectie 5.2a

Bijlage I, deel 2, sectie 5.3

Bijlage I, deel 2, sectie 5.2b

Bijlage I, deel 2, sectie 5.4

Bijlage I, deel 2, sectie 5.3

Bijlage I, deel 2, sectie 5.5

Bijlage I, deel 2, sectie 5.4

Bijlage I, deel 2, sectie 5.6

Bijlage I, deel 2, sectie 5.5

Bijlage I, deel 2, sectie 5.7

Bijlage I, deel 3, sectie 4

Bijlage I, deel 3, sectie 4

Bijlage I, deel 3, sectie 5

Bijlage I, deel 3, sectie 5

Bijlage I, deel 3, sectie 6

Bijlage I, deel 3, sectie 6

Bijlage I, deel 3, sectie 7

Bijlage I, deel 4

Bijlage I, deel 5

Bijlage I, deel 4

Bijlage I, deel 6

Bijlage I, deel 7

Bijlage I, deel 8

Bijlage I, deel 5

Bijlage I, deel 6

Bijlage I, deel 7


Top