Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R1088

    Verordening (EU) nr. 1088/2012 van de Raad van 20 november 2012 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn

    PB L 323 van 22.11.2012, p. 2–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/1088/oj

    22.11.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 323/2


    VERORDENING (EU) Nr. 1088/2012 VAN DE RAAD

    van 20 november 2012

    tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijke visserijbeleid (1) moeten, met inachtneming van het beschikbare wetenschappelijke, technische en economische advies en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) en met inachtneming van eventueel advies van regionale adviesraden, maatregelen worden vastgesteld inzake de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten.

    (2)

    De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden vaststellen per visserijtak of groep visserijtakken, inclusief, in voorkomend geval, bepaalde voorwaarden die er functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten, met inachtneming van de in Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zo over de lidstaten worden verdeeld dat elke lidstaat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten voor elk bestand of elke visserijtak geniet.

    (3)

    De totaal toegestane vangsten (TAC’s) dienen op basis van het beschikbare wetenschappelijke advies te worden vastgesteld, met dien verstande dat de biologische en sociaaleconomische aspecten hierbij in acht worden genomen, dat een gelijke behandeling van de visserijsectoren wordt gegarandeerd en dat rekening wordt gehouden met de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht, met name tijdens de vergaderingen met het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur en met de betrokken regionale adviesraden.

    (4)

    Voor bestanden waarvoor specifieke meerjarenplannen gelden, dienen de vangstmogelijkheden overeenkomstig de in die plannen vervatte voorschriften te worden vastgesteld. Bijgevolg moeten de vangstbeperkingen en de beperkingen van de visserijinspanning voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren (2), hierna „het kabeljauwplan voor de Oostzee” genoemd.

    (5)

    Uit het meest recente wetenschappelijke advies blijkt dat ruimte bestaat om de visserijinspanning voor kabeljauwbestanden in de Oostzee flexibel te gaan beheren, zonder dat daarbij de doelstellingen van het kabeljauwplan voor de Oostzee in het gedrang komen en de visserijsterfte zal toenemen. Deze flexibiliteit zou het mogelijk maken om de visserijinspanning efficiënter te beheren wanneer de quota niet gelijk over de vloot van een lidstaat zijn verdeeld, en om snel te reageren wanneer quota worden geruild. Daarom moet een lidstaat de mogelijkheid krijgen om aan vaartuigen die zijn vlag voeren, extra buitengaats doorgebrachte dagen toe te kennen indien een gelijk aantal buitengaats doorgebrachte dagen wordt afgenomen van andere vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren.

    (6)

    De in de onderhavige verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (3), en met name de bepalingen over de registratie van de vangsten en de visserijinspanning en de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve moeten de codes worden gespecificeerd die de lidstaten dienen te gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder de onderhavige verordening vallen.

    (7)

    Op grond van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (4) moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, in die verordening bedoelde maatregelen worden toegepast.

    (8)

    Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de EU veilig te stellen, dienen de hier bedoelde visserijtakken vanaf 1 januari 2013 met hun activiteiten van start te kunnen gaan. Vanwege de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Voorwerp

    Bij deze verordening wordt vastgesteld welke vangstmogelijkheden in 2013 in de Oostzee van toepassing zijn op bepaalde visbestanden en groepen visbestanden.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    Deze verordening is van toepassing op in de Oostzee vissende EU-vaartuigen.

    Artikel 3

    Definities

    Met het oog op de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a)   „ICES-zones” (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea): de geografische zones die zijn afgebakend in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont (5);

    b)   „de Oostzee”: ICES-deelsectoren 22-32;

    c)   „EU-vaartuig”: vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;

    d)   „totaal toegestane vangst (TAC)”: de hoeveelheid die per bestand per jaar mag worden gevangen;

    e)   „quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land;

    f)   „buitengaats doorgebrachte dag”: elke ononderbroken periode van 24 uur of een gedeelte van die periode, waarin het vaartuig zich niet in de haven bevindt.

    HOOFDSTUK II

    VANGSTMOGELIJKHEDEN

    Artikel 4

    TAC’s en toewijzingen

    De TAC’s, de quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden worden vastgesteld in bijlage I.

    Artikel 5

    Bijzondere bepalingen over toewijzingen

    1.   De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig de onderhavige verordening aan de lidstaten toegewezen onverminderd:

    a)

    het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

    b)

    een nieuwe verdeling op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

    c)

    het aanlanden van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

    d)

    het inhouden van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

    e)

    verminderingen of kortingen op grond van de artikelen 37, 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

    2.   Tenzij anders vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening, is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor een TAC bij wijze van voorzorgsmaatregel is vastgesteld, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.

    Artikel 6

    Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten

    Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland mits deze is gevangen door vaartuigen van lidstaten die over een quotum beschikken en mits dat quotum nog niet is opgebruikt.

    Artikel 7

    Beperkingen van de visserijinspanning

    1.   De beperkingen van de visserijinspanning worden vastgesteld in bijlage II.

    2.   De in lid 1 bedoelde beperkingen gelden ook voor de ICES-deelsectoren 27 en 28.2, tenzij de Commissie overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 heeft besloten deze deelsectoren uit te sluiten van de beperkingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), artikel 8, leden 3, 4 en 5, en artikel 13 van die verordening.

    3.   De in lid 1 bedoelde beperkingen gelden niet voor ICES-deelsector 28.1, tenzij de Commissie overeenkomstig artikel 29, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 heeft besloten dat de beperkingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 8, leden 3, 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing zijn op die deelsector.

    HOOFDSTUK III

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 8

    Toezending van gegevens

    Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de aangelande hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie toezenden, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

    Artikel 9

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2013.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 20 november 2012.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    A. D. MAVROYIANNIS


    (1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

    (2)  PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1.

    (3)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

    (4)  PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

    (5)  PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1.


    BIJLAGE I

    NAAR SOORT EN GEBIED UITGESPLITSTE TAC’s VOOR EU-VAARTUIGEN IN GEBIEDEN WAAR TAC’s GELDEN

    Onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en quota (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) per bestand, en, in voorkomend geval, de voorwaarden die daar functioneel mee verbonden zijn.

    Tenzij anders bepaald, zijn de verwijzingen naar visserijzones verwijzingen naar ICES-zones.

    Per gebied staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort.

    Met het oog op de toepassing van deze verordening staat in de volgende tabel naast de Latijnse naam de gewone naam vermeld:

    Wetenschappelijke naam

    Drielettercode

    Gewone naam

    Clupea harengus

    HER

    Haring

    Gadus morhua

    COD

    Kabeljauw

    Pleuronectes platessa

    PLE

    Schol

    Salmo salar

    SAL

    Atlantische zalm

    Sprattus sprattus

    SPR

    Sprot


    Soort

    :

    Haring

    Clupea harengus

    Zone

    :

    Deelsectoren 30-31

    HER/3D30.; HER/3D31.

    Finland

    86 905

    Analytische TAC

    Zweden

    19 095

    Unie

    106 000

    TAC

    106 000


    Soort

    :

    Haring

    Clupea harengus

    Zone

    :

    Deelsectoren 22-24

    HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24.

    Denemarken

    3 617

    Analytische TAC

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Duitsland

    14 234

    Finland

    2

    Polen

    3 357

    Zweden

    4 590

    Unie

    25 800

    TAC

    25 800


    Soort

    :

    Haring

    Clupea harengus

    Zone

    :

    EU-wateren van deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

    HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.2; HER/3D29.; HER/3D32.

    Denemarken

    1 984

    Analytische TAC

    Duitsland

    526

    Estland

    10 131

    Finland

    19 776

    Letland

    2 500

    Litouwen

    2 633

    Polen

    22 468

    Zweden

    30 162

    Unie

    90 180

    TAC

    Niet relevant


    Soort

    :

    Haring

    Clupea harengus

    Zone

    :

    Deelsector 28.1

    HER/03D.RG

    Estland

    14 120

    Analytische TAC

    Letland

    16 456

    Unie

    30 576

    TAC

    30 576


    Soort

    :

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone

    :

    EU-wateren van de deelsectoren 25-32

    COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32.

    Denemarken

    14 143

    Analytische TAC

    Duitsland

    5 626

    Estland

    1 378

    Finland

    1 082

    Letland

    5 259

    Litouwen

    3 464

    Polen

    16 285

    Zweden

    14 328

    Unie

    61 565

    TAC

    Niet relevant


    Soort

    :

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone

    :

    Deelsectoren 22-24

    COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24.

    Denemarken

    8 749

    Analytische TAC

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Duitsland

    4 277

    Estland

    194

    Finland

    172

    Letland

    724

    Litouwen

    469

    Polen

    2 341

    Zweden

    3 117

    Unie

    20 043

    TAC

    20 043


    Soort

    :

    Schol

    Pleuronectes platessa

    Zone

    :

    EU-wateren van de deelsectoren 22-32

    PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32.

    Denemarken

    2 443

    Voorzorgs-TAC

    Duitsland

    271

    Polen

    511

    Zweden

    184

    Unie

    3 409

    TAC

    3 409


    Soort

    :

    Atlantische zalm

    Salmo salar

    Zone

    :

    EU-wateren van de deelsectoren 22-31

    SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31.

    Denemarken

    22 538 (1)

    Analytische TAC

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Duitsland

    2 508 (1)

    Estland

    2 291 (1)

    Finland

    28 103 (1)

    Letland

    14 335 (1)

    Litouwen

    1 685 (1)

    Polen

    6 837 (1)

    Zweden

    30 465 (1)

    Unie

    108 762 (1)

    TAC

    Niet relevant


    Soort

    :

    Atlantische zalm

    Salmo salar

    Zone

    :

    EU-wateren van deelsector 32

    SAL/3D32.

    Estland

    1 581 (2)

    Voorzorgs-TAC

    Finland

    13 838 (2)

    Unie

    15 419 (2)

    TAC

    Niet relevant


    Soort:

    :

    Sprot

    Sprattus sprattus

    Zone

    :

    EU-wateren van de deelsectoren 22-32

    SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32.

    Denemarken

    24 659 (3)

    Analytische TAC

    Duitsland

    15 622 (3)

    Estland

    28 634 (3)

    Finland

    12 908 (3)

    Letland

    34 583 (3)

    Litouwen

    12 510 (3)

    Polen

    73 392 (3)

    Zweden

    47 670 (3)

    Unie

    249 978

    TAC

    Niet relevant


    (1)  Aantal stuks

    (2)  Aantal stuks

    (3)  Ten minste 92 % van de van het quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit sprot bestaan. Bijvangsten van haring moeten in mindering worden gebracht op de resterende 8 % van het quotum (HER/*3BCDC).


    BIJLAGE II

    BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJINSPANNING

    1.

    De lidstaten verlenen onder hun vlag varen vaartuigen die vissen met trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, met geankerde beugen, beuglijnen met uitzondering van vrije beuglijnen, met handlijnen of de peur, het recht op:

    a)

    163 buitengaats doorgebrachte dagen in de ICES-deelsectoren 22-24, behalve in de periode van 1 tot en met 30 april wanneer artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is, en

    b)

    160 buitengaats doorgebrachte dagen in de ICES-deelsectoren 25-28, behalve in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus wanneer artikel 8, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is.

    2.

    Het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen per jaar gedurende welke een vaartuig zich in de twee in punt 1, onder a) en b), omschreven gebieden mag bevinden en daar met het in punt 1 bedoelde vistuig mag vissen, mag niet meer bedragen dan het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen dat voor een van de twee gebieden is toegekend.

    3.

    In afwijking van de punten 1 en 2 kan een lidstaat, wanneer dat voor een efficiënt beheer van de vangstmogelijkheden noodzakelijk is, extra buitengaats doorgebrachte dagen aan onder zijn vlag varende vaartuigen toekennen mits een gelijk aantal buitengaats doorgebrachte dagen wordt afgenomen van andere onder zijn vlag varende vaartuigen waarvoor in hetzelfde gebied een inspanningsbeperking geldt, en mits de in kW uitgedrukte capaciteit van de vaartuigen die dagen afgeven, op zijn minst zo groot is als die van de vaartuigen die dagen ontvangen. Het aantal vaartuigen dat dagen ontvangt, mag maximaal 15 % uitmaken van het totale aantal vaartuigen van de betrokken lidstaat als bedoeld in punt 1.


    Top