Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R0201

    Verordening (EU) nr. 201/2010 van de Commissie van 10 maart 2010 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren

    PB L 61 van 11.3.2010, p. 10–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/201/oj

    11.3.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 61/10


    VERORDENING (EU) Nr. 201/2010 VAN DE COMMISSIE

    van 10 maart 2010

    tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (1), en met name op artikel 26,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Gezien de geringe afstand tussen wateren van de Europese Unie (EU) en onder de soevereiniteit en jurisdictie van Noorwegen en de Faeröer vallende wateren, dienen specifieke voorwaarden te worden vastgesteld inzake de verlening van machtigingen aan EU-vaartuigen die visserijactiviteiten verrichten in de Noorse wateren van de Noordzee en in wateren van de Faeröer.

    (2)

    De toegang voor vaartuigen van derde landen moet met het oog op de bescherming van de visserijactiviteiten van lokale vissersvaartuigen worden beperkt tot bepaalde geografische gebieden.

    (3)

    Gezien de geringe afstand tussen wateren van de Europese Unie (EU) en onder de soevereiniteit en jurisdictie van Noorwegen en de Faeröer vallende wateren, dienen specifieke voorwaarden te worden vastgesteld inzake de verlening van machtigingen aan vissersvaartuigen die de vlag van Noorwegen of de Faeröer voeren en visserijactiviteiten verrichten in EU-wateren.

    (4)

    Om de Commissie toegang te geven tot extra gegevens, dient de inhoud van machtigingsaanvragen voor vaartuigen van derde landen te worden vastgelegd.

    (5)

    Om te zorgen voor een correcte boeking van de hoeveelheden blauwe wijting en makreel die vaartuigen van derde landen in EU-wateren vangen, moeten stringentere controlebepalingen voor dergelijke vaartuigen worden vastgesteld. Deze bepalingen moeten in overeenstemming zijn met de Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen, die is gesloten bij Verordening (EEG) nr. 2214/80 van de Raad (2) en met de Overeenkomst tussen de Gemeenschap en de Faeröer, die is gesloten bij Verordening (EEG) nr. 2211/80 van de Raad (3).

    (6)

    Vaartuigen die niet over een machtiging overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1006/2008 beschikken, dienen door EU-wateren te mogen varen, op voorwaarde dat hun vistuig zo is opgeborgen dat het niet meteen kan worden gebruikt om te vissen.

    (7)

    Er moeten overeenkomstige bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1006/2008 worden vastgesteld.

    (8)

    Deze verordening zorgt voor continuïteit in de toepassing van de bepalingen die momenteel zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 43/2009 van de Raad van 16 januari 2009 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (4).

    (9)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    VISSERIJACTIVITEITEN DOOR EU-VAARTUIGEN BUITEN EU-WATEREN

    Artikel 1

    Vismachtigingen

    In afwijking van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 worden EU-vaartuigen van 200 BT of minder vrijgesteld van de verplichting over een vismachtiging te beschikken wanneer zij visserijactiviteiten verrichten in de Noorse wateren van de Noordzee.

    Artikel 2

    Geografische beperkingen

    1.   EU-vissersvaartuigen die gemachtigd zijn om visserijactiviteiten te verrichten in de Noorse wateren van de Noordzee, mogen geen visserijactiviteiten verrichten in het Skagerrak binnen een zone van twaalf zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen.

    2.   In afwijking van lid 1 mogen vaartuigen die de vlag van Denemarken of Zweden voeren en in een van die landen zijn geregistreerd, wel visserijactiviteiten verrichten in het Skagerrak tot vier zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen.

    Artikel 3

    Hierbij in acht te nemen voorwaarden

    EU-vissersvaartuigen die in wateren van de Faeröer gericht mogen vissen op een bepaalde soort, mogen een andere soort gericht bevissen, mits zij de autoriteiten van de Faeröer hiervan tevoren in kennis stellen.

    Artikel 4

    Algemene verplichtingen

    EU-vaartuigen die buiten EU-wateren visserijactiviteiten verrichten, houden zich aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften die van toepassing zijn in de zone waar zij actief zijn.

    HOOFDSTUK II

    VISSERIJACTIVITEITEN VAN VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN EU-WATEREN

    Artikel 5

    Vismachtigingen

    In afwijking van artikel 18, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1006/2008 worden onder Noorse vlag varende vissersvaartuigen van minder dan 200 BT vrijgesteld van de verplichting over een vismachtiging te beschikken wanneer zij visserijactiviteiten verrichten in EU-wateren.

    Artikel 6

    Toesturing en inhoud van vismachtigingsaanvragen

    Vismachtigingsaanvragen als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 dienen de in bijlage I opgenomen gegevens te bevatten die overeenstemmen met de vlag die de betrokken vaartuigen mogen voeren.

    Artikel 7

    Geografische beperkingen

    1.   Vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren of geregistreerd zijn op de Faeröer en die gemachtigd zijn visserijactiviteiten in EU-wateren te verrichten, mogen geen visserijactiviteiten verrichten binnen twaalf zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in ICES-zone IV (5), het Kattegat en de Atlantische Oceaan benoorden 43°00′ NB, met uitzondering van het in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (6) bedoelde gebied.

    2.   In afwijking van lid 1 mogen vissersvaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren, wel visserijactiviteiten verrichten in het Skagerrak tot vier zeemijl vanaf de basislijnen van Denemarken en Zweden.

    Artikel 8

    Visserijlogboek

    Onverminderd de verplichtingen als vastgesteld in artikel 14, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (7), houdt de kapitein van een vissersvaartuig dat gemachtigd is visserijactiviteiten in EU-wateren te verrichten, een logboek bij waarin de in bijlage II vermelde gegevens worden opgenomen.

    Artikel 9

    Doorzending van gegevens over visserijactiviteiten

    1.   De gegevens die de kapitein van een vissersvaartuig van een derde land overeenkomstig artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 aan de Commissie moet doorsturen, worden vastgesteld in bijlage III bij de onderhavige verordening.

    2.   Lid 1 is niet van toepassing op vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren en visserijactiviteiten verrichten in ICES-zone IIIa.

    Artikel 10

    Visserij op blauwe wijting en makreel

    Vissersvaartuigen die de vlag van Noorwegen of de Faeröer voeren en gemachtigd zijn om in EU-wateren op blauwe wijting en makreel te vissen, moeten voldoen aan de bepalingen van bijlage IV.

    Artikel 11

    Doorvaart door EU-wateren

    De netten van vissersvaartuigen van derde landen die op doorvaart zijn door EU-wateren en niet gemachtigd zijn om in EU-wateren te vissen, moeten met inachtneming van de onderstaande voorschriften zo zijn opgeborgen dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt:

    a)

    de netten, de gewichten en soortgelijk tuig moeten zijn losgemaakt van hun visborden en van hun trek- of sleepkabels en -touwen;

    b)

    de netten die zich op of boven het dek bevinden, moeten stevig worden vastgemaakt aan de bovenbouw.

    HOOFDSTUK III

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 12

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 10 maart 2010.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    José Manuel BARROSO


    (1)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33.

    (2)  PB L 226 van 29.8.1980, blz. 47.

    (3)  PB L 226 van 29.8.1980, blz. 11.

    (4)  PB L 22 van 26.1.2009, blz. 1.

    (5)  PB L 87 van 31.3.2009, blz. 70.

    (6)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

    (7)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


    BIJLAGE I

    VISMACHTIGINGSAANVRAGEN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

    DEEL I

    Vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren

    Aanvragen voor vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren, moeten de volgende gegevens bevatten:

    a)

    de internationale radioroepnaam (IRCS) van het vaartuig;

    b)

    de code van de vaartuigcategorie.

    DEEL II

    Vaartuigen die de vlag van de Faeröer voeren

    Aanvragen voor vaartuigen die de vlag van de Faeröer voeren, moeten de volgende gegevens bevatten:

    a)

    de naam van het vaartuig;

    b)

    het externe kenteken;

    c)

    de internationale radioroepnaam (IRCS) van het vaartuig;

    d)

    het motorvermogen;

    e)

    de brutotonnage en de lengte over alles;

    f)

    de soorten waarop zal worden gevist;

    g)

    het gebied waarin zal worden gevist.


    BIJLAGE II

    LOGBOEK DAT MOET WORDEN BIJGEHOUDEN DOOR KAPITEINS VAN IN EU-WATEREN VISSENDE VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

    In het logboek te vermelden gegevens

    1.

    Na iedere trek:

    1.1.

    gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

    1.2.

    datum en tijdstip van de trek;

    1.3.

    geografische positie tijdens de trek;

    1.4.

    gebruikte vismethode.

    2.

    Na iedere overlading op of vanuit een ander vaartuig:

    2.1.

    vermelding „ontvangen van” of „overgeladen op”;

    2.2.

    overgeladen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

    2.3.

    naam en extern kenteken, in nummers en letters, van het vaartuig waarop of waaruit de overlading plaatsvond;

    2.4.

    overlading van kabeljauw is niet toegestaan.

    3.

    Na iedere aanvoer in een EU-haven:

    3.1.

    naam van de haven;

    3.2.

    aangelande hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht).

    4.

    Na ieder bericht aan de Commissie:

    4.1.

    datum en tijdstip van het bericht;

    4.2.

    aard van het bericht: „catch on entry”, „catch on exit”, „catch”, „transshipment”;

    4.3.

    bij een radiobericht: naam van het radiostation.


    BIJLAGE III

    GEGEVENS DIE IN EU-WATEREN VISSENDE VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN MOETEN TOEZENDEN AAN DE COMMISSIE

    1.   De hierna gevraagde gegevens moeten aan de Commissie worden meegedeeld volgens het onderstaande schema.

    1.1.

    Telkens wanneer een vaartuig aan een visreis (1) in EU-wateren begint, verstuurt het een „catch on entry”-bericht dat de volgende gegevens bevat:

    SR

    m (2)

    (= „start of record”; begin van het bericht)

    AD

    m

    XEU (= aan de Commissie)

    SQ

    m

    (volgnummer van het bericht in het lopende jaar)

    TM

    m

    COE (= „catch on entry”)

    RC

    m

    (internationale radioroepnaam van het vaartuig)

    TN

    o (3)

    (volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

    NA

    o

    (naam van het vaartuig)

    IR

    m

    (vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer zoals gebruikt in de vlaggenstaat)

    XR

    m

    (externe identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

    LG (4)

    o (5)

    (breedtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

    G (4)

    o (5)

    (lengtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

    LI

    o

    (geraamde breedtegraad van de positie waar de kapitein voornemens is de visserij te beginnen, in graden of decimalen)

    LN

    o

    (geraamde lengtegraad van de positie waar de kapitein voornemens is de visserij te beginnen, in graden of decimalen)

    RA

    m

    (relevant ICES-gebied)

    OB

    m

    (hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg)

    DA

    m

    (datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

    TI

    m

    (tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

    MA

    m

    (naam van de kapitein van het vaartuig)

    ER

    m

    (= „end of record”; einde van het bericht)

    1.2.

    Telkens wanneer een vaartuig een visreis (1) in EU-wateren beëindigt, verstuurt het een „catch on exit”-bericht dat de volgende gegevens bevat:

    SR

    m

    (= „start of record”; begin van het bericht)

    AD

    m

    XEU (= aan de Commissie)

    SQ

    m

    (volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

    TM

    m

    COX (= „catch on exit”)

    RC

    m

    (internationale radioroepnaam van het vaartuig)

    TN

    o

    (volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

    NA

    o

    (naam van het vaartuig)

    IR

    m

    (vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer zoals gebruikt in de vlaggenstaat)

    XR

    m

    (externe identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

    LT (6)

    o (7)

    (breedtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

    LG (6)

    o (7)

    (lengtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

    RA

    m

    (relevant ICES-gebied waar de vangsten zijn gedaan)

    CA

    m

    (gevangen hoeveelheid per soort sinds het laatste bericht met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg)

    OB

    o

    (hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg)

    DF

    o

    (aantal visdagen sinds laatste bericht)

    DA

    m

    (datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

    TI

    m

    (tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

    MA

    m

    (naam van de kapitein van het vaartuig)

    ER

    m

    (= „end of record”; einde van het bericht)

    1.3.

    Het vaartuig verstuurt, wanneer op haring en makreel wordt gevist, om de drie dagen, te beginnen op de derde dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren, en wanneer op andere soorten dan haring en makreel wordt gevist, elke week, te beginnen op de zevende dag nadat het voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren, een „catch report” (vangstbericht) dat de volgende gegevens bevat:

    SR

    m

    (= „start of record”; begin van het bericht)

    AD

    m

    XEU (= aan de Commissie)

    SQ

    m

    (volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

    TM

    m

    CAT (= „catch report”)

    RC

    m

    (internationale radioroepnaam van het vaartuig)

    TN

    o

    (volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

    NA

    o

    (naam van het vaartuig)

    IR

    m

    (vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer zoals gebruikt in de vlaggenstaat)

    XR

    m

    (externe identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

    LT (8)

    o (9)

    (breedtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

    LG (8)

    o (9)

    (lengtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

    RA

    m

    (relevant ICES-gebied waar de vangsten zijn gedaan)

    CA

    m

    (gevangen hoeveelheid per soort sinds het laatste bericht met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg)

    OB

    o

    (hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg)

    DF

    o

    (aantal visdagen sinds laatste bericht)

    DA

    m

    (datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

    TI

    m

    (tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

    MA

    m

    (naam van de kapitein van het vaartuig)

    ER

    m

    (= „end of record”; einde van het bericht)

    1.4.

    Wanneer tussen het „catch on entry”-bericht en het „catch on exit”-bericht een overlading plaatsvindt, moet, los van de „catch report”-berichten, minimaal 24 uur van tevoren een extra „transshipment”-bericht worden verstuurd, dat de volgende gegevens bevat:

    SR

    m

    (= „start of record”; begin van het bericht)

    AD

    m

    XEU (= aan de Commissie)

    SQ

    m

    (volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

    TM

    m

    TRA (= „transshipment”)

    RC

    m

    (internationale radioroepnaam van het vaartuig)

    TN

    o

    (volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

    NA

    o

    (naam van het vaartuig)

    IR

    m

    (vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer zoals gebruikt in de vlaggenstaat)

    XR

    m

    (externe identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

    KG

    m

    (hoeveelheid die is in- of uitgeladen, per soort, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg)

    TT

    m

    (internationale radioroepnaam van het ontvangende vaartuig)

    TF

    m

    (internationale radioroepnaam van het overladende vaartuig)

    LT (10)

    m/o (11)  (12)

    (verwachte breedtegraad van de positie waar de overlading is gepland)

    LG (10)

    m/o (11)  (12)

    (verwachte lengtegraad van de positie waar de overlading is gepland)

    PD

    m

    (geplande datum van de overlading)

    PT

    m

    (gepland tijdstip van de overlading)

    DA

    m

    (datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

    TI

    m

    (tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

    MA

    m

    (naam van de kapitein van het vaartuig)

    ER

    m

    (= „end of record”; einde van het bericht)

    2.   Vorm van de berichten

    Tenzij punt 3.3 van toepassing is (zie onder), moeten de in punt 1 vermelde gegevens worden meegedeeld met gebruikmaking van de codes en in de volgorde als hierboven vermeld, waarbij met name:

    de tekst „VRONT” moet worden geplaatst in de onderwerpregel van het bericht,

    ieder onderdeel van de gegevens op een nieuwe regel moet worden geplaatst,

    de gegevens zelf voorafgegaan moeten worden door de betrokken code en onderling moeten worden gescheiden door een spatie.

    Voorbeeld (met fictieve gegevens):

    SR

     

    AD

    XEU

    SQ

    1

    TM

    COE

    RC

    IRCS

    TN

    1

    NA

    VOORBEELD NAAM VAARTUIG

    IR

    NOR

    XR

    PO 12345

    LT

    +65 321

    LG

    –21 123

    RA

    04A.

    OB

    COD 100 HAD 300

    DA

    20051004

    MA

    VOORBEELD NAAM KAPITEIN

    TI

    1315

    ER

     

    3.   Schema voor de berichten

    3.1.

    De in punt 1 bedoelde gegevens moeten door het vaartuig aan de Commissie in Brussel worden meegedeeld per telex (SAT COM Commissie 420599543 FISH), per e-mail (FISHERIES-telecom@ec.europa.eu) of via een van de in punt 4 vermelde radiostations en in de in punt 2 aangegeven vorm.

    3.2.

    Indien het bericht wegens overmacht niet door het vaartuig kan worden verzonden, mag het namens dat vaartuig door een ander vaartuig worden verzonden.

    3.3.

    Indien een vlaggenstaat technisch in staat is alle bovengenoemde berichten en gegevens in NAF-formaat te verzenden namens zijn actieve vaartuigen, kan deze vlaggenstaat — na een bilaterale overeenkomst tussen de vlaggenstaat en de Commissie — de gegevens via een beveiligd protocol aan de Commissie in Brussel toezenden. In dat geval worden, ter begeleiding, de volgende aanvullende gegevens aan het bericht toegevoegd (na de AD-gegevens):

    FR

    M

    („from”; ISO-drielettercode van de vlaggenstaat die het bericht verzendt)

    RN

    M

    (volgnummer van het bericht voor het betrokken jaar)

    RD

    M

    (datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

    RT

    M

    (tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

    Voorbeeld (met bovenstaande gegevens):

    //SR//AD/XEU//FR/NOR//RN/5//RD/20051004//RT/1320//SQ/1//TM/COE//RC/IRCS//TN/1//NA/VOORBEELD NAAM VAARTUIG//IR/NOR//XR/PO 12345//LT/+65 321//LG/-21 123//RA/04A.//OB/COD 100 HAD 300//DA/20051004//TI/1315//MA/VOORBEELD NAAM KAPITEIN//ER//

    De vlaggenstaat ontvangt een „return message” met de volgende gegevens:

    SR

    m

    (= „start of record”; begin van het bericht)

    AD

    m

    (ISO-drielettercode van de vlaggenstaat)

    FR

    m

    XEU (= aan de Commissie)

    RN

    m

    (volgnummer in het lopende jaar van het bericht waarop de „return message” betrekking heeft)

    TM

    m

    RET (= „return”)

    SQ

    m

    (volgnummer van het oorspronkelijke bericht van het vaartuig in het lopende jaar)

    RC

    m

    (internationale radioroepnaam van het vaartuig als vermeld in oorspronkelijk bericht)

    RA

    m

    („return status”; antwoord, namelijk ACK of NAK)

    RE

    m

    („return error number”; foutnummer)

    DA

    m

    (datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

    TI

    m

    (tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

    ER

    m

    (= „end of record”; einde van het bericht)

    4.   Naam van het radiostation

    Naam van het radiostation

    Oproepletters van het radiostation

    Lyngby

    OXZ

    Land’s End

    GLD

    Valentia

    EJK

    Malin Head

    EJM

    Torshavn

    OXJ

    Bergen

    LGN

    Farsund

    LGZ

    Florø

    LGL

    Rogaland

    LGQ

    Tjøme

    LGT

    Ålesund

    LGA

    Ørlandet

    LFO

    Bodø

    LPG

    Svalbard

    LGS

    Stockholm Radio

    STOCKHOLM RADIO

    Turku

    OFK

    5.   Code voor het meedelen van de soorten

    Bericyden (Beryx spp.)

    ALF

    Amerikaanse schol (Hippoglossoides platessoides)

    PLA

    Ansjovis (Engraulis encrasicolus)

    ANE

    Zeeduivels (Lophius spp.)

    ANF

    Zilvervis (Argentina silus)

    ARU

    Braam (Brama brama)

    POA

    Reuzenhaai (Cetorinhus maximus)

    BSK

    Zwarte haarstaartvis (Aphanopus carbo)

    BSF

    Blauwe leng (Molva dypterygia)

    BLI

    Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

    WHB

    Atlantische seabobgarnaal (Xyphopenaeus kroyeri)

    BOB

    Kabeljauw (Gadus morhua)

    COD

    Garnaal (Crangon crangon)

    CSH

    Inktvissen (Loligo spp.)

    SQC

    Doornhaai (Squalus acanthias)

    DGS

    Gaffelkabeljauwen (Phycis spp.)

    FOR

    Groenlandse heilbot/zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

    GHL

    Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

    HAD

    Heek (Merluccius merluccius)

    HKE

    Heilbot (Hippoglossus hippoglossus)

    HAL

    Haring (Clupea harengus)

    HER

    Horsmakreel (Trachurus trachurus)

    HOM

    Leng (Molva molva)

    LIN

    Makreel (Scomber scombrus)

    MAC

    Schartongen (Lepidorhombus spp.)

    LEZ

    Noordse garnaal (Pandalus borealis)

    PRA

    Langoustine (Nephrops norvegicus)

    NEP

    Kever (Trisopterus esmarkii)

    NOP

    Atlantische slijmkop (Hoplostethus atlanticus)

    ORY

    Overige

    OTH

    Schol (Pleuronectes platessa)

    PLE

    Pollak (Pollachius pollachius)

    POL

    Haringhaai (Lamma nasus)

    POR

    Roodbaarzen (Sebastes spp.)

    RED

    Zeebrasem (Pagellus bogaraveo)

    SBR

    Grenadiervis (Coryphaenoides rupestris)

    RNG

    Koolvis (Pollachius virens)

    POK

    Zalm (Salmo salar)

    SAL

    Zandspieringen (Ammodytes spp.)

    SAN

    Sardine (Sardina pilchardus)

    PIL

    Haaien (Selachii, Pleurotremata)

    SKH

    Garnaal „Penaeus” (Penaeidae)

    PEZ

    Sprot (Sprattus sprattus)

    SPR

    Pijlinktvissen (Illex spp.)

    SQX

    Tonijnen (Thunnidae)

    TUN

    Torsk (Brosme brosme)

    USK

    Wijting (Merlangius merlangus)

    WHG

    Zandschar (Limanda ferruginea)

    YEL

    6.   Codes voor het meedelen van het betrokken gebied

    02A.

    ICES-sector IIa — Noorse Zee

    02B.

    ICES-sector IIb — Spitsbergen en Bereneiland

    03A.

    ICES-sector IIIa — Skagerrak en Kattegat

    03B.

    ICES-sector IIIb — de Sont

    03C.

    ICES-sector IIIc — de Belten

    03D.

    ICES-sector IIId — Oostzee

    04A.

    ICES-sector IVa — Noordelijke Noordzee

    04B.

    ICES-sector IVb — Centrale Noordzee

    04C.

    ICES-sector IVc — Zuidelijke Noordzee

    05A.

    ICES-sector Va — IJslandse wateren

    05B.

    ICES-sector Vb1, Vb2 — Wateren van de Faeröer

    06A.

    ICES-sector VIa — Wateren ten noordwesten van Schotland en Noord-Ierland

    06B.

    ICES-sector VIb — Rockall

    07A.

    ICES-sector VIIa — Ierse Zee

    07B.

    ICES-sector VIIb — Wateren ten westen van Ierland

    07C.

    ICES-sector VIIc — Porcupine Bank

    07D.

    ICES-sector VIId — Oostelijk deel van het Kanaal

    07E.

    ICES-sector VIIe — Westelijk deel van het Kanaal

    07F.

    ICES-sector VIIf — Bristolkanaal

    07G.

    ICES-sector VIIg — Noordelijk deel van de Keltische Zee

    07H.

    ICES-sector VIIh — Zuidelijk deel van de Keltische Zee

    07J.

    ICES-sector VIIj — Wateren ten zuidwesten van Ierland — Oostelijk deel

    07K.

    ICES-sector VIIk — Wateren ten zuidwesten van Ierland — Westelijk deel

    08A.

    ICES-sector VIIIa — Golf van Biskaje — Noordelijk deel

    08B.

    ICES-sector VIIIb — Golf van Biskaje — Centraal deel

    08C.

    ICES-sector VIIIc — Golf van Biskaje — Zuidelijk deel

    08D.

    ICES-sector VIIId — Golf van Biskaje — Volle zee

    08E.

    ICES-sector VIIIe — Golf van Biskaje — Westelijk deel

    09A.

    ICES-sector IXa — Portugese wateren — Oostelijk deel

    09B.

    ICES-sector IXb — Portugese wateren — Westelijk deel

    14A.

    ICES-sector XIVa — Groenlandse wateren — Noordoostelijk deel

    14B.

    ICES-sector XIVb — Groenlandse wateren — Zuidoostelijk deel


    (1)  Onder „visreis” wordt in dit verband verstaan: de reis vanaf het moment waarop een vaartuig de 200-mijlszone buiten de kust van de lidstaten van de Gemeenschap waar communautaire visserijvoorschriften gelden, wil binnenvaren tot op het moment waarop dit vaartuig deze zone weer verlaat.

    (2)  m = „mandatory” („verplicht”).

    (3)  o = „optional” („facultatief”).

    (4)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma.

    (5)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.

    (6)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma.

    (7)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.

    (8)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma.

    (9)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.

    (10)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma.

    (11)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.

    (12)  Facultatief voor het ontvangende vaartuig.


    BIJLAGE IV

    BEPALINGEN INZAKE VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN DIE VAN PLAN ZIJN IN EU-WATEREN TE VISSEN OP BLAUWE WIJTING OF MAKREEL

    DEEL I

    Bepalingen inzake vaartuigen van derde landen die van plan zijn in EU-wateren te vissen op blauwe wijting

    a)

    Vaartuigen die reeds vangst aan boord hebben, mogen hun visreis pas beginnen nadat ze daarvoor toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteit van de betrokken kustlidstaat. Ten minste vier uur voor het binnenvaren van de EU-wateren, stuurt de kapitein van het vaartuig een bericht aan een van de volgende visserijcontrolecentra:

    i)

    UK (Edinburgh) per e-mail op het volgende adres: ukfcc@scotland.gsi.gov.uk of telefonisch (+ 44 1312719700); of

    ii)

    Ierland (Haulbowline) per e-mail op het volgende adres: nscstaff@eircom.net of telefonisch (+ 353 872365998).

    Dit bericht bevat de naam, de internationale radioroepnaam, de havencode en het havennummer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en de positie (lengtegraad/breedtegraad) waar het vaartuig naar schatting van de kapitein de EU-wateren zal binnenvaren en het gebied waar hij voornemens is te beginnen te vissen. Het vaartuig begint pas te vissen wanneer het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter controle moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek machtigingsnummer dat de kapitein bewaart tot het einde van de visreis.

    Onverminderd de controles die op zee kunnen worden uitgevoerd, kunnen de bevoegde autoriteiten in naar behoren gemotiveerde gevallen eisen dat de kapitein het schip voor controle in de haven aanbiedt.

    b)

    De voorschriften onder punt a) gelden niet voor vaartuigen die de EU-wateren binnenvaren zonder vangst aan boord.

    c)

    De visreis wordt als beëindigd beschouwd wanneer het vaartuig de EU-wateren verlaat of een EU-haven binnenvaart waar de vangst volledig wordt gelost.

    De vaartuigen verlaten de EU-wateren pas nadat zij door een van de volgende controlegebieden zijn gevaren:

    A.

    ICES-vak 48 E2 in sector VIa;

    B.

    ICES-vak 46 E6 in sector IVa;

    C.

    ICES-vakken 48 E8, 49 E8 of 50 E8 in sector IVa.

    De kapitein van het vaartuig stuurt ten minste vier uur voor het binnenvaren van een van de bovengenoemde controlegebieden per e-mail of telefonisch een bericht aan het visserijcontrolecentrum in Edinburgh, als bepaald in punt 1. Dit bericht bevat de naam, de internationale radioroepnaam, de havencode en het havennummer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en het controlegebied waardoor het vaartuig van plan is te varen.

    Het vaartuig verlaat het controlegebied pas wanneer het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter controle moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek machtigingsnummer dat de kapitein bewaart tot het vaartuig de EU-wateren verlaat.

    Onverminderd de controles die op zee kunnen worden uitgevoerd, kunnen de bevoegde autoriteiten in naar behoren gemotiveerde gevallen eisen dat de kapitein het schip voor controle in de havens van Lerwick of Scrabster aanbiedt.

    DEEL II

    Bepalingen inzake vaartuigen van derde landen die van plan zijn in EU-wateren te vissen op makreel

    a)

    Vaartuigen mogen hun visreis pas beginnen nadat ze daarvoor toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteit van de betrokken kustlidstaat. Deze vaartuigen verlaten de EU-wateren pas nadat zij door een van de volgende controlegebieden zijn gevaren:

     

    ICES-vak 48 E2 in sector VIa;

     

    ICES-vak 50 F1 in sector IVa;

     

    ICES-vak 46 F1 in sector IVa.

    De kapitein van het vaartuig stuurt bij het binnenvaren van de EU-wateren ten minste vier uur voor het binnenvaren van een van de bovengenoemde controlegebieden per e-mail (ukfcc@scotland.gsi.gov.uk) of telefonisch (+ 44 1312719700) een bericht aan het visserijcontrolecentrum in Edinburgh.

    Dit bericht bevat de naam, de internationale radioroepnaam, de havencode en het havennummer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en het controlegebied waardoor het vaartuig van plan is te varen. Het vaartuig begint pas te vissen wanneer het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter controle moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek machtigingsnummer dat de kapitein bewaart tot het einde van de visreis.

    b)

    De voorschriften onder punt a) gelden niet voor vaartuigen die de EU-wateren binnenvaren zonder vangst aan boord.

    c)

    De visreis wordt als beëindigd beschouwd wanneer het vaartuig de EU-wateren verlaat of een EU-haven binnenvaart waar de vangst volledig wordt gelost.

    De vaartuigen verlaten de EU-wateren pas nadat zij door een van de controlegebieden zijn gevaren.

    De kapitein van het vaartuig stuurt bij het binnenvaren van de EU-wateren ten minste twee uur voor het binnenvaren van een van de bovengenoemde controlegebieden per e-mail of telefonisch een bericht aan het visserijcontrolecentrum in Edinburgh, als bepaald in punt a).

    Dit bericht bevat de naam, de internationale radioroepnaam, de havencode en het havennummer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en het controlegebied waardoor het vaartuig van plan is te varen. Het vaartuig verlaat het controlegebied pas wanneer het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter controle moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek machtigingsnummer dat de kapitein bewaart tot het vaartuig de EU-wateren verlaat.


    Top