Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R1250

Verordening (EG) nr. 1250/2009 van de Raad van 30 november 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers

PB L 338 van 19.12.2009, p. 1–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; opgeheven door 32013R1307

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1250/oj

19.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/1


VERORDENING (EG) Nr. 1250/2009 VAN DE RAAD

van 30 november 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (1) is het mechanisme van financiële discipline vastgesteld dat voorziet in de aanpassing van het niveau van de rechtstreekse steun wanneer de ramingen erop wijzen dat het submaximum voor marktuitgaven en rechtstreekse betalingen in het kader van rubriek 2 van bijlage I bij het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (2), behoudens een veiligheidsmarge van 300 000 000 EUR, in een bepaald begrotingsjaar wordt overschreden.

(2)

Het hoger genoemde submaximum betreft uitgaven voor rechtstreekse betalingen vóór overdracht van middelen naar plattelandsontwikkeling en vóór modulatie. De tekst van Verordening (EG) nr. 73/2009 dient bijgevolg te worden verduidelijkt, zodat de met het submaximum te vergelijken uitgaven ook de in artikel 136 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde mogelijke overdracht aan het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (EAFRD) omvatten, alsmede de eventuele overdrachten naar EAFRD in de wijnsector die voortvloeien uit artikel 190 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (3).

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (4) werd de Commissie gemachtigd om onder meer een bepaling aan te nemen met betrekking tot de situatie waarin de toewijzing van toeslagrechten aan een landbouwer tot onverhoopte winst voor die landbouwer zou leiden. Een dergelijke situatie kan zich ook voordoen in het kader van Verordening (EG) nr. 73/2009 en moet daarom worden geregeld.

(4)

In het kader van Verordening (EG) nr. 1782/2003 heeft een aantal lidstaten geopteerd voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling en de gedeeltelijke uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling in de sector schapen- en geitenvlees alsook in de sector rundvlees op regionaal niveau. Regionale overwegingen kunnen ook van belang zijn voor de krachtens Verordening (EG) nr. 73/2009 te nemen besluiten om de tijdelijke uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling in die sectoren voort te zetten of aan te passen. Daarom zou het mogelijk moeten worden gemaakt dat die besluiten op regionaal niveau worden genomen.

(5)

Verordening (EG) nr. 73/2009 voorziet in de toewijzing van toeslagrechten wanneer een landbouwer in een betrokken sector niet over toeslagrechten beschikt. Deze bepaling houdt evenwel geen adequate aanpak in van de situatie waarin die landbouwer toch een aantal gehuurde toeslagrechten aangeeft in het eerste jaar waarin de regeling voor gekoppelde steun in de bedrijfstoeslagregeling wordt geïntegreerd. In dat geval kan de landbouwer de toegewezen nieuwe toeslagrechten niet of slechts gedeeltelijk activeren, aangezien al zijn subsidiabele hectaren of een deel daarvan reeds zouden zijn gebruikt om de gehuurde rechten te activeren. Daarom moet in een tijdelijke afwijking worden voorzien volgens welke aan de betrokken landbouwer toeslagrechten moeten worden toegewezen voor de aangegeven hectaren, bovenop de hectaren die zijn aangegeven voor het activeren van de gehuurde toeslagrechten en/of de toeslagrechten die recht geven op betaling zonder aangifte van de overeenkomstige hectaren. Deze afwijking moet beperkt blijven tot de situatie waarin een landbouwer zijn landbouwactiviteit zal blijven uitoefenen.

(6)

Krachtens Verordening (EG) nr. 73/2009 dienden de lidstaten die met ingang van 2010 specifieke steunmaatregelen als bedoeld in die verordening wensten toe te passen, voor 1 augustus 2009 een besluit te hebben genomen over het gebruik van hun nationaal maximum voor de financiering van die maatregelen. De mededeling van de Commissie aan de Raad van 22 juli 2009„Over de situatie op de zuivelmarkt in 2009” en de huidige situatie op de zuivelmarkt nopen tot een afwijking van die termijn om de lidstaten onder bepaalde voorwaarden in de gelegenheid te stellen om na 2010 specifieke steun toe te kennen ten behoeve van landbouwers in de zuivelsector.

(7)

Verordening (EG) nr.73/2009 voorziet in een afwijking van de bovengrens voor steun die in die verordening is vastgelegd in bepaalde gevallen waarin artikel 69 van Verordening (EG) nr.1782/2003 werd gebruikt voor het verlenen van steun voor zoogkoeien. Doel van deze afwijking is in een toereikende overgangstermijn te voorzien, zodat in de rundvleessector vlot kan worden overgeschakeld op de nieuwe regels voor specifieke steun. Bijgevolg moet worden verduidelijkt dat deze afwijking beperkt wordt tot die gevallen waarin artikel 69 van Verordening (EG) nr.1782/2003 vooral ter ondersteuning van de rundvleessector werd toegepast.

(8)

Verordening (EG) nr. 73/2009 voorziet in de intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vanaf de datum van haar inwerkingtreding en is van toepassing met ingang van 1 januari 2009. Verordening (EG) nr. 73/2009 voorziet evenwel ook in de verdere toepassing van Verordening (EG) nr. 1782/2003 in specifieke gevallen, waaronder het geval van gedeeltelijke uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling in de sector schapen- en geitenvlees. Om een coherente aanpak voor deze sector te garanderen, moet de overeenkomstige bepaling in Verordening (EG) nr. 73/2009 in plaats daarvan worden toegepast in 2009. Er dient derhalve een overgangsbepaling te worden opgesteld met betrekking tot de aanvullende betalingen voor schapen en geiten voor 2009.

(9)

Verordening (EG) nr. 73/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 73/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 11, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Om ervoor te zorgen dat de bedragen ter financiering van de marktuitgaven en de rechtstreekse betalingen in het kader van het GLB, die momenteel onder bijlage I, rubriek 2, van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (5) vallen, de jaarlijkse maxima die zijn vastgesteld in Besluit 2002/929/EG van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 18 november 2002 betreffende de conclusies van de Europese Raad van Brussel van 24 en 25 oktober 2002 (6) niet overschrijden, wordt een aanpassing van de rechtstreekse betalingen vastgesteld wanneer de voor een gegeven begrotingsjaar geldende ramingen voor de financiering van de bovenbedoelde maatregelen in het kader van rubriek 2, vermeerderd met de in artikel 190 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde bedragen, de in de artikelen 134 en 135 van de onderhavige verordening vastgestelde bedragen en de in artikel 136 van de onderhavige verordening bedoelde bedragen en vóór toepassing van de in de artikelen 7 en 10 van de onderhavige verordening en artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 378/2007 bedoelde modulatie, erop wijzen dat het bovenbedoelde toepasselijk jaarmaximum, behoudens een ondermarge van 300 000 000 EUR, zal worden overschreden.

2)

Het volgende lid wordt toegevoegd aan artikel 41:

„6.   Wanneer een lidstaat artikel 59 of 63 toepast, kan hij, op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden vermeden, bepalen dat, in geval van verkoop, afstaan of verstrijken van de huur van een bedrijf of een gedeelte daarvan, of van premierechten, de toeslagrechten of de toename van de waarde van de toeslagrechten die aan de desbetreffende landbouwer zouden worden toegewezen, geheel of gedeeltelijk aan de nationale reserve worden toegevoegd indien de toewijzing of de toename tot onverhoopte winst voor de landbouwer in kwestie zou leiden. De criteria omvatten ten minste:

a)

de minimumtermijn voor de huur;

b)

de periode waarin de verkoop, het afstaan of het verstrijken van de huur kan worden geacht tot onverhoopte winst te leiden. Die periode begint ten vroegste op de aanvangsdatum van de desbetreffende referentieperiode voor de ontkoppeling en eindigt uiterlijk op de datum waarop de betrokken landbouwer op de hoogte wordt gesteld van de ontkoppeling en van de desbetreffende voorwaarden;

c)

het aandeel in de ontvangen betaling dat aan de nationale reserve moet worden toegevoegd.”.

3)

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De lidstaten die gebruik hebben gemaakt van de optie in titel III, hoofdstuk 5, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voor het toepassen van de bedrijfstoeslagregeling op regionaal niveau, kunnen de eerste en de tweede alinea toepassen op hetzelfde regionale niveau.”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   Lidstaten die gebruikmaken van de in lid 1, vijfde alinea, bedoelde mogelijkheid, verstrekken uiterlijk op 1 december 2009 de volgende gegevens aan de Commissie:

a)

de verdeling per regio van de bedragen waarin wordt voorzien voor de desbetreffende maatregel of maatregelen voor de jaren 2010 tot en met 2012, op basis van objectieve criteria;

b)

de statistische en andere gegevens op grond waarvan de in punt a) bedoelde bedragen werden vastgesteld.

De lidstaten geven binnen een maand gevolg aan ieder verzoek van de Commissie om verdere verduidelijking van de verstrekte gegevens.

De Commissie gebruikt de in punt a) van de eerste alinea van dit lid bedoelde bedragen als basis voor de vaststelling van het maximum van alle in de artikelen 52 en 53 genoemde rechtstreekse betalingen van de betrokken lidstaten zoals bepaald in lid 2 van dit artikel.”.

4)

De volgende alinea’s worden toegevoegd aan artikel 64, lid 2:

„In afwijking van de derde alinea krijgt een landbouwer van de betrokken sector die niet over toeslagrechten beschikt, maar een aantal verhuurde toeslagrechten aangeeft in het eerste jaar waarin de regeling voor gekoppelde steun in de bedrijfstoeslagregeling wordt geïntegreerd, een aantal toeslagrechten toegewezen die overeenstemmen met het verschil tussen het aantal subsidiabele hectaren dat hij aangeeft en het aantal gehuurde toeslagrechten dat hij aangeeft. De waarde van de toegewezen rechten wordt vastgesteld door het bedrag dat het resultaat is van de toepassing van lid 1 te delen door het aantal toe te wijzen rechten. De waarde van ieder toegewezen recht is evenwel niet hoger dan 5 000 EUR.

Teneinde te zorgen voor de volledige toewijzing van het bedrag dat het resultaat is van de toepassing van lid 1 na toepassing van de vierde alinea van dit lid, krijgt de landbouwer uit de betrokken sector toeslagrechten toegewezen met een maximale waarde van 5 000 EUR per recht. In afwijking van artikel 35 geven deze toeslagrechten recht op jaarlijkse steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling zonder aangifte van de overeenkomstige hectaren. Het aantal onder gebruikmaking van deze afwijking geactiveerde toeslagrechten mag in een gegeven jaar het aantal door de landbouwer krachtens artikel 35 geactiveerde toeslagrechten evenwel niet overschrijden. Deze afwijking geldt uiterlijk tot het eerste jaar waarin en voor zover de landbouwer uit de betrokken sector voldoende subsidiabele hectaren aangeeft voor het activeren van de toeslagrechten of een deel daarvan overeenkomstig artikel 35. Die toeslagrechten worden op de beschikbare subsidiabele hectaren geactiveerd vóór de toeslagrechten aan de landbouwer worden overgedragen, na de toewijzing van toeslagrechten overeenkomstig de eerste zin van deze alinea.

In geval van een overdracht van toeslagrechten die het resultaat is van de vijfde alinea van dit lid, en die niet geschiedt door feitelijke of verwachte vererving of als gevolg van een wijziging in rechtspositie, is artikel 35 van toepassing wanneer de overnemer die toeslagrechten activeert.”.

5)

In artikel 67 wordt de huidige tekst lid 1 en wordt het volgende lid toegevoegd:

„2.   De lidstaten die slechts op bepaalde delen van hun grondgebied gebruik hebben gemaakt van de optie in titel III, hoofdstuk 5, afdeling 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voor het toepassen van de bedrijfstoeslagregeling op regionaal niveau, kunnen dit artikel op hetzelfde regionale niveau toepassen.

Lidstaten die gebruikmaken van de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid verstrekken uiterlijk op 1 december 2009 de volgende gegevens aan de Commissie:

a)

de verdeling per regio van de bedragen waarin wordt voorzien voor de desbetreffende maatregel of maatregelen voor de jaren 2010 tot en met 2012, op basis van objectieve criteria;

b)

de statistische en andere gegevens op grond waarvan de in punt a) bedoelde bedragen werden vastgesteld.

De lidstaten geven binnen een maand gevolg aan ieder verzoek van de Commissie om verdere verduidelijking van de verstrekte gegevens.

De Commissie gebruikt de in punt a) van de tweede alinea van dit lid bedoelde bedragen als basis voor de aanpassing van de in artikel 40 bedoelde nationale maxima voor de betrokken lidstaten overeenkomstig dit artikel.”.

6)

Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De in de voorgaande alinea genoemde termijn van 1 augustus 2009 wordt vervangen door 1 januari 2010 voor de lidstaten die besluiten vanaf 2010 de in artikel 68, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde steun te verlenen aan landbouwers in de zuivelsector, mits de steun, in afwijking van artikel 69, lid 6, uitsluitend gefinancierd wordt uit de nationale reserve.”;

b)

lid 5, eerste alinea, wordt vervangen door:

„In afwijking van lid 4 wordt tijdens de kalenderjaren 2010 tot en met 2013 in de lidstaat die steun heeft verleend voor zoogkoeien overeenkomstig artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 zonder dat hij de optie van artikel 68, lid 2, onder a), i), van die verordening heeft toegepast en die in dat verband meer dan 50 % van de overeenkomstig artikel 69 van die verordening vastgestelde bedragen voor de rundvleessector heeft gebruikt, de in lid 4 van het onderhavige artikel opgenomen limiet op 6 % van het in artikel 40 van de onderhavige verordening bedoelde nationale maximum van die lidstaat vastgesteld. Voorts wordt in een lidstaat waar meer dan 60 % van de melkproductie ten noorden van de 62e breedtegraad plaatsvindt, die limiet op 10 % van het in artikel 40 van de onderhavige verordening bedoelde nationale maximum van die lidstaat vastgesteld.”.

7)

Aan artikel 131, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De in de eerste alinea genoemde termijn van 1 augustus 2009 wordt voor nieuwe lidstaten die besluiten de in artikel 68, lid 1, onder b), bedoelde steun vanaf 2010 te verlenen aan landbouwers in de zuivelsector, vervangen door 1 januari 2010, mits de steun gefinancierd wordt overeenkomstig lid 3, onder a), van dit artikel.”.

8)

In hoofdstuk 2 van titel VII wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 146 bis

Betalingen voor schapen en geiten in 2009

In 2009 mogen lidstaten die overeenkomstig titel III, hoofdstuk 5, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, betalingen in de sector schapen- en geitenvlees hebben verleend, tot 50 % van het aandeel van de in artikel 41 van voornoemde verordening bedoelde nationale maxima dat overeenkomt met de in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 opgenomen betalingen in de sector schapen- en geitenvlees, behouden.

In dit geval verrichten de betrokken lidstaten binnen de grenzen van het maximum dat volgens de in artikel 64, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde procedure is vastgesteld, in 2009 een extra betaling aan landbouwers.

De extra betaling wordt volgens de voorwaarden van titel IV, hoofdstuk 11, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 verleend aan landbouwers die schapen en geiten houden.”.

9)

Artikel 146, lid 1, tweede alinea, wordt vervangen door:

„Artikel 20, lid 2, artikel 64, lid 2, de artikelen 66, 68, 68 bis, 68 ter en 69, artikel 70, lid 1, onder b), en lid 2, en titel IV, hoofdstukken 1 (durumtarwe), 5 (energiegewassen), 7 (melkpremie), 10 (areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen), 10 ter (steun voor olijfgaarden), 10 quater (steun voor de productie van tabak), en 10 quinquies (areaalsteun voor hop) van die verordening blijven evenwel van toepassing in 2009.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De punten 8 en 9 van artikel 1 zijn evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

S. O. LITTORIN


(1)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

(2)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(3)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(4)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

(5)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(6)  PB L 323 van 28.11.2002, blz. 48.”.


Top