Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0074

Verordening (EG) nr. 74/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

PB L 30 van 31.1.2009, p. 100–111 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; opgeheven door 32013R1305

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/74/oj

31.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/100


VERORDENING (EG) Nr. 74/2009 VAN DE RAAD

van 19 januari 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de evaluatie van de tenuitvoerlegging van de in 2003 ingevoerde hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) werden klimaatverandering, hernieuwbare energie, waterbeheer, biodiversiteit en herstructurering van de zuivelsector aangemerkt als cruciale nieuwe uitdagingen voor de Europese landbouw.

(2)

In dit verband heeft de Commissie op 20 november 2007 aan het Europees Parlement en de Raad de mededeling „Voorbereiding van de gezondheidscontrole van de GLB-hervorming” overgelegd. Er moet rekening worden gehouden met deze mededeling, de bespreking van de belangrijkste daarin vervatte elementen in het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's en de talrijke bijdragen in het kader van de openbare raadpleging.

(3)

De Gemeenschap wordt er als verdragsluitende partij bij het Protocol van Kyoto (4) toe opgeroepen om overeenkomstig de nationale omstandigheden gedetailleerde beleidslijnen en maatregelen ten uitvoer te leggen en/of uit te werken, onder meer ter bevordering van duurzame vormen van landbouw in het licht van de klimaatverandering. Bovendien verplicht het Protocol van Kyoto de partijen tot het opstellen, uitvoeren, bekendmaken en bijwerken van nationale en, in voorkomend geval, regionale programma's met maatregelen ter beperking van de klimaatverandering en ter vergemakkelijking van een adequate aanpassing aan de klimaatverandering. Dergelijke programma's dienen onder meer betrekking te hebben op landbouw en bosbouw. De rol van plattelandsontwikkelingssteun dient tegen deze achtergrond te worden versterkt. Overtuigend wetenschappelijk bewijs onderstreept de urgente behoefte aan ingrijpen. De Gemeenschap wordt er tevens toe opgeroepen alle mogelijke manieren te onderzoeken om broeikasgasemissies te verminderen. De landbouwsector in de EU heeft weliswaar meer dan andere sectoren bijgedragen tot de beperking van de uitstoot van broeikasgassen, maar zal in het kader van de algemene klimaatveranderingsstrategie van de EU zijn inspanningen op dit gebied nog verder dienen op te voeren.

(4)

Ingevolge ernstige problemen op het gebied van waterschaarste en droogten heeft de Raad in zijn conclusies over „Waterschaarste en Droogten” van 30 oktober 2007 benadrukt dat de waterbeheerproblematiek, onder meer op het gebied van waterkwaliteit, diepgaander moet worden behandeld in de betrokken GLB-instrumenten. Met het oog op een efficiënter watergebruik in de landbouw en een betere bescherming van de waterkwaliteit is duurzaam waterbeheer van het grootste belang voor de Europese landbouw. Als gevolg van de verwachte klimaatveranderingen zal droogte niet alleen vaker toeslaan, maar ook steeds uitgestrektere gebieden teisteren.

(5)

Bovendien heeft de Raad in zijn conclusies over „Het biodiversiteitsverlies tot staan brengen” van 18 december 2006 benadrukt dat de bescherming van biodiversiteit des te prangender wordt door de klimaatverandering en de toenemende vraag naar water en dat, de aanzienlijke verwezenlijkingen niet te na gesproken, extra inspanningen moeten worden geleverd, wil de Gemeenschap haar biodiversiteitsdoelstelling voor 2010 halen. De Europese landbouw speelt een sleutelrol in de bescherming van de biodiversiteit.

(6)

Het is belangrijk dat concrete acties die in verband met deze communautaire prioriteiten worden ondernomen, nog worden versterkt in de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad goedgekeurde plattelandsontwikkelingsprogramma's (5).

(7)

Innovatie kan in het bijzonder bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe technologieën, producten en procédés en zo de inspanningen ondersteunen om de klimaatverandering, de hernieuwbare energie, het waterbeheer en de biodiversiteit aan te pakken. Er dient specifieke innovatiesteun te worden verleend voor deze uitdagingen, om de doelmatigheid van de desbetreffende concrete acties te vergroten.

(8)

Het einde van de melkquotaregeling ingevolge Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (6) zal de melkveehouders ertoe nopen, in het bijzonder in probleemgebieden, specifieke inspanningen te leveren om zich aan te passen aan de veranderende omstandigheden. Deze bijzondere situatie moet derhalve eveneens worden beschouwd als een nieuwe uitdaging waarbij de lidstaten hun melksector geleidelijk moeten kunnen afbouwen.

(9)

Het belang van die prioriteiten rechtvaardigt dat de lidstaten ertoe worden verplicht om in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's concrete acties op te nemen in verband met de nieuwe uitdagingen die overeenkomstig deze verordening zijn goedgekeurd.

(10)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1698/2005 kunnen de bij Besluit 2006/144/EG (7) van de Raad vastgestelde communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (programmeringsperiode 2007-2013) worden herzien om rekening te houden met ingrijpende veranderingen van de communautaire prioriteiten. Daarom dienen de lidstaten die extra middelen krijgen ertoe te worden verplicht om naar aanleiding van de herziening van de communautaire strategische richtsnoeren hun nationale strategische plannen te herzien, teneinde een kader vast te stellen waarbinnen de programma's kunnen worden gewijzigd. Deze verplichting dient enkel te gelden voor lidstaten die met ingang van 2010 extra bedragen ontvangen welke voortvloeien uit de verplichte modulatie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 (8) alsmede, met ingang van 2011, de beschikbare middelen onder de nationale maxima voor de bedrijfstoeslagregeling van die verordening, die zij besluiten over te dragen naar het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

(11)

Er moet een uiterste datum worden bepaald voor de opneming van de concrete acties in verband met de nieuwe uitdagingen in de plattelandsontwikkelingsprogramma's, en de indiening van de herziene plattelandsontwikkelingsprogramma's bij de Commissie zodat de lidstaten een redelijke tijdspanne wordt gegund om hun plattelandsontwikkelingsprogramma's aan de herziene communautaire strategische richtsnoeren en nationale strategische plannen aan te passen.

(12)

Aangezien in de Akten van Toetreding van 2003 en 2005 is bepaald dat de landbouwers in de nieuwe lidstaten, met uitzondering van Bulgarije en Roemenië, na toepassing van een mechanisme voor geleidelijke invoering rechtstreekse betalingen zullen ontvangen, en dat de voorschriften voor modulatie pas vanaf 2012 van toepassing zijn voor deze landbouwers, dienen de nieuwe lidstaten hun nationale strategische plannen niet te herzien. De termijnen voor de herziening en indiening van de plattelandsontwikkelingsprogramma's door de nieuwe lidstaten dienen dienovereenkomstig te worden aangepast. Aangezien, om dezelfde reden, de voorschriften voor modulatie niet vroeger dan in 2013 van toepassing zijn voor Bulgarije en Roemenië, mogen deze nieuwe lidstaten niet verplicht worden om hun nationale strategische plannen en plattelandsontwikkelingsprogramma's te herzien.

(13)

De voorschriften inzake de inhoud van de plattelandsontwikkelingsprogramma's moeten op de nieuwe verplichtingen worden afgestemd. Een niet-exhaustieve lijst van soorten concrete acties en hun mogelijke gevolgen moet worden opgesteld als hulpmiddel voor de lidstaten bij het kiezen van de concrete acties in verband met de nieuwe uitdagingen binnen het rechtskader voor plattelandsontwikkeling.

(14)

Om de begunstigden te stimuleren tot het uitvoeren van de concrete acties in verband met de nieuwe prioriteiten, moet de mogelijkheid bestaan om voor die concrete acties hogere steunbedragen en -percentages vast te stellen.

(15)

Ten einde de samenwerking voor de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés en technologieën in de landbouw-, de voedsel- en de bosbouwsector te intensiveren, dient meer flexibiliteit bij de keuze van de projectpartners te worden geboden.

(16)

De landbouwers van wie de rechtstreekse betalingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (9), aanzienlijk verlaagd zijn, dienen met ingang van het begrotingsjaar 2011 een tijdelijke, degressieve en niet-discriminerend herstructureringssteun te krijgen. Deze steun dient via het plattelandsontwikkelingsprogramma te worden verleend ten einde de betrokken landbouwers te helpen om zich, door middel van de herstructurering van hun agrarische en niet-agrarische economische bedrijvigheid, aan te passen aan de veranderende omstandigheden.

(17)

Ten einde meer flexibiliteit te bieden voor het verlenen van steun met positieve milieueffecten, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om agromilieuverbintenissen op te zeggen en gelijkwaardige steun uit hoofde van de eerste pijler te verlenen, mits zij de economische belangen en de legitieme verwachtingen van de betrokkenen in acht nemen en het totale milieuvoordeel gelijk blijft.

(18)

Op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt een verlaging of uitsluiting toegepast van de rechtstreekse steun aan landbouwers die niet voldoen aan bepaalde voorschriften op het gebied van volksgezondheid, gezondheid van dieren en planten, milieu en dierenwelzijn. Verordening (EG) nr. 1698/2005 past hetzelfde beginsel toe voor bepaalde maatregelen in het kader van de plattelandsontwikkeling. Deze „randvoorwaarden” maken integraal deel uit van de communautaire steunverlening in de vorm van rechtstreekse betalingen en plattelandsontwikkeling. Er zijn echter verschillen tussen de twee toepassingsgebieden aangezien een aantal voorschriften inzake cross-compliance die voor de rechtstreekse betalingen moeten worden nageleefd niet gelden voor de cross-compliance met betrekking tot plattelandsontwikkeling. Met het oog op de samenhang dienen de voorschriften inzake cross-compliance voor plattelandsontwikkeling te worden afgestemd op die voor de rechtstreekse betalingen, in het bijzonder wat betreft de aansprakelijkheid bij de overdracht van grond, de minimumdrempels voor verlagingen en uitsluitingen, geringe gevallen van niet-naleving, specifieke criteria waarmee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot verlagingen of uitsluitingen en nieuwe toepassingsdata voor de voorschriften inzake dierwelzijn in de nieuwe lidstaten.

(19)

Krachtens Verordening (EG) nr. 73/2009, moeten financiële middelen die voortvloeien uit de toepassing van de verplichte modulatie overeenkomstig die verordening alsmede, met ingang van 2011, de beschikbare middelen onder de nationale maxima voor de bedrijfstoeslagregeling van die verordening, die de lidstaten besluiten over te dragen naar het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), worden gebruikt voor de verlening van steun voor plattelandsontwikkeling. Een met die financiële middelen overeenstemmend bedrag dient te worden uitgetrokken voor concrete acties in verband met de nieuwe uitdagingen.

(20)

Aangezien de met die financiële middelen overeenstemmende bedragen een aanvullend en verbindend karakter hebben en voor een specifiek doel moeten worden gebruikt, blijft het vastgestelde evenwicht tussen de doelstellingen van de steun voor plattelandsontwikkeling ongewijzigd.

(21)

De nieuwe uitdagingen op het niveau van de Gemeenschap zijn zo belangrijk en zij dienen zo dringend aangepakt te worden dat de ELFPO-bijdrage moet worden verhoogd om de uitvoering van concrete acties ter zake te vergemakkelijken.

(22)

De rol en de taken van het toezichtcomité met betrekking tot wijzigingen van de plattelandsontwikkelingsprogramma's moeten met het oog op een efficiëntere werking van dit comité worden gewijzigd.

(23)

Omwille van de rechtszekerheid en de eenvoud moeten de bepalingen inzake de niet-toepassing van de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag op betalingen die de lidstaten op grond van en overeenkomstig deze verordening verrichten, worden verduidelijkt en geharmoniseerd.

(24)

Ten einde de eerste vestiging van jonge landbouwers en de daaropvolgende structurele aanpassing van hun bedrijf verder te vergemakkelijken, dient het maximumbedrag van de steun te worden verhoogd.

(25)

Ten einde ervoor te zorgen dat het nieuw kader voor de implementatie van de herziene nationale strategische plannen en plattelandsontwikkelingsprogramma's tijdig beschikbaar is, in het bijzonder wat de bedragen die voortvloeien uit de modulatie betreft, dient deze verordening, samen met Verordening (EG) nr. 73/2009, met ingang van 1 januari 2009 van toepassing te zijn. Deze retroactieve toepassing mag het beginsel van rechtszekerheid van de betrokkenen niet schenden. Op grond van hetzelfde beginsel dienen de gewijzigde bepalingen betreffende de toepassing van de cross-compliance echter met ingang van 1 januari 2010 van toepassing te zijn.

(26)

Verordening (EG) nr. 1698/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 11, lid 3, wordt punt d) vervangen door:

„d)

een lijst van de programma's voor plattelandsontwikkeling om het nationale strategische plan uit te voeren, de indicatieve toewijzing uit het ELFPO per programma, inclusief de bedragen als bedoeld in artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005, en de afzonderlijke bedragen als bedoeld in artikel 69, lid 5 bis, van de onderhavige verordening.”;

2)

aan hoofdstuk II wordt het volgende artikel toegevoegd:

„Artikel 12 bis

Herziening

1.   Elke lidstaat die met ingang van 2010 extra bedragen ontvangt welke voortvloeien uit de verplichte modulatie die overeenkomstig artikel 9, lid 4, en artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (10) is toegepast, alsmede, met ingang van 2011, bedragen die voortvloeien uit artikel 136 van die verordening, herziet naar aanleiding van de in artikel 10 van deze verordening bedoelde herziening van de communautaire strategische richtsnoeren zijn nationaal strategisch plan volgens de in artikel 12, lid 1, van deze verordening bedoelde procedure.

2.   Het herziene nationaal strategisch plan als bedoeld in lid 1 wordt uiterlijk op 30 juni 2009 aan de Commissie toegezonden.

3)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 16 bis

Specifieke concrete acties in verband met bepaalde prioriteiten

1.   Met ingang van 1 januari 2010 nemen de lidstaten, overeenkomstig hun eigen behoeften, in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's soorten concrete acties op die verband houden met de volgende prioriteiten, als beschreven in de communautaire strategische richtsnoeren en nader uitgewerkt in de nationale strategische plannen:

a)

klimaatverandering,

b)

hernieuwbare energie,

c)

waterbeheer,

d)

biodiversiteit,

e)

begeleidende maatregelen voor de herstructurering van de zuivelsector,

f)

innovatie met betrekking tot de onder a), b), c) en d), genoemde prioriteiten.

De soorten concrete acties die met de in de eerste alinea vermelde prioriteiten verband houden, zijn gericht op het bereiken van effecten zoals de potentiële effecten die in bijlage II zijn vermeld. Een indicatieve lijst van soorten concrete acties en hun potentiële effecten is opgenomen in genoemde bijlage.

De herziene plattelandsontwikkelingsprogramma's in verband met de concrete acties als bedoeld in dit lid, worden uiterlijk op 30 juni 2009 bij de Commissie ingediend.

2.   Met ingang van 1 januari 2010 kan voor de in lid 1 bedoelde soorten concrete acties de in bijlage I vastgestelde steunintensiteit met 10 procentpunten worden verhoogd.

3.   Met ingang van 1 januari 2010 dient elk programma voor plattelandsontwikkeling tevens de volgende elementen te bevatten:

a)

de lijst van soorten concrete acties en de in artikel 16, onder c), bedoelde gegevens betreffende de in lid 1 bedoelde specifieke soorten concrete acties;

b)

een tabel met, voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013, de totale bijdrage van de Gemeenschap voor de in lid 1 bedoelde soorten concrete acties.

4.   Voor nieuwe lidstaten, als omschreven in artikel 2, punt g), van Verordening (EG) nr. 73/2009 worden de aanvangsdata bedoeld in de inleidende zinnen van de leden 1 en 3 „1 januari 2013”, de in lid 1 bedoelde datum voor de indiening van de herziene ontwikkelingsprogramma's voor de landbouw wordt „30 juni 2012” en de in lid 3, onder b) bedoelde periode wordt „van 1 januari 2013 tot en met december 2013”.

5.   De leden 1, 3 en 4 zijn niet van toepassing op Bulgarije en Roemenië.”;

4)

aan artikel 17 wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   De bedragen die overeenstemmen met de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van de in artikel 69, lid 5 bis, bedoelde verplichte modulatie, worden niet meegerekend in de totale ELFPO-bijdrage op basis waarvan de minimale financiële bijdrage van de Gemeenschap per as wordt berekend overeenkomstig de leden 1 en 2.”;

5)

artikel 20, lid 1, punt d), wordt vervangen door:

„d)

overgangsmaatregelen:

i)

steun aan semi-zelfvoorzieningsbedrijven die worden geherstructureerd (voor Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije);

ii)

steun voor de oprichting van producentengroeperingen (voor Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije);

iii)

steun aan bedrijven die ten gevolge van de hervorming van een gemeenschappelijke marktordening worden geherstructureerd, inclusief de diversificatie naar niet-agrarische activiteiten.”;

6)

aan artikel 29, lid 1, wordt de volgende zin toegevoegd:

„Bij deze samenwerking zijn ten minste twee marktdeelnemers betrokken, waarvan ten minste één een primaire producent is of tot de verwerkende industrie behoort.”;

7)

het volgende artikel 35 bis wordt ingevoegd als laatste artikel van Onderafdeling 4 „Voorwaarden voor de overgangsmaatregelen”:

„Artikel 35 bis

Bedrijven die ten gevolge van de hervorming van een gemeenschappelijke marktordening worden geherstructureerd

1.   De in artikel 20, onder d), iii), bedoelde steun aan bedrijven die ten gevolge van de hervorming van een gemeenschappelijke marktordening worden geherstructureerd, niet-agrarische diversificatie daaronder begrepen, wordt verleend aan landbouwers van wie de rechtstreekse betalingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1782/2003 met ingang van 2010 met meer dan 25 % worden verlaagd ten opzichte van 2009, en die een bedrijfsplan indienen.

2.   Na 12 maanden wordt nagegaan hoeveel vooruitgang er met de uitvoering van het in lid 1 bedoelde bedrijfsplan is geboekt.

3.   De steun wordt in de vorm van een degressief forfaitair bedrag en alleen in 2011, 2012 en 2013 betaald. De steun beperkt zich tot de in bijlage I vastgestelde maxima en bedraagt in ieder geval niet meer dan 50 % van de verlaging van de rechtstreekse betalingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad ten opzichte van 2009.”;

8)

in artikel 39, lid 3, wordt de volgende alinea ingevoegd:

„De lidstaten kunnen dergelijke verbintenissen beëindigen zonder dat de betrokkene de reeds ontvangen steun moet terugbetalen mits

a)

de steun uit hoofde van Verordening (EG) nr. 73/2009, voor het eerst beschikbaar wordt gesteld in het kader van een regeling die globaal bezien dezelfde milieueffecten heeft als de beëindigde agromilieumaatregel;

b)

de steun voor de betrokkene financieel niet ongunstiger is;

c)

de betrokkene bij het aangaan van de verbintenis op deze mogelijkheid wordt gewezen.”;

9)

het volgende artikel wordt ingevoegd als Onderafdeling 4 „Naleving van normen”:

„Artikel 50bis

Voornaamste eisen

1.   Begunstigden die betalingen als bedoeld in artikel 36, onder a), i) tot en met v), en onder b), i), iv) en v), ontvangen, voldoen op het hele bedrijf aan de voorgeschreven beheerseisen en de goede landbouw- en milieucondities als bepaald in de artikelen 5 en 6 en de bijlagen II en III van Verordening (EG) nr. 73/2009.

De in de voorgaande alinea bedoelde verplichting om te voldoen aan de voorgeschreven beheerseisen en de goede landbouw- en milieucondities, geldt niet voor niet-agrarische activiteiten in een bedrijf en niet-agrarische gebieden waarvoor geen steun overeenkomstig artikel 36, onder b), i), iv) en v), van deze verordening is aangevraagd.

2.   De bevoegde nationale autoriteit bezorgt de begunstigde, onder meer langs elektronische weg, de lijst van de na te leven voorgeschreven beheerseisen en goede landbouw- en milieucondities.”;

10)

artikel 51, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Indien de voorgeschreven beheerseisen of de goede landbouw- en milieucondities op enigerlei tijdstip in een bepaald kalenderjaar (hierna het „betrokken kalenderjaar” genoemd) niet worden nageleefd en de niet-naleving het gevolg is van een handelen of nalaten dat rechtstreeks kan worden toegeschreven aan de begunstigde die de steunaanvraag als bedoeld in artikel 36, onder a), i) tot en met v), en onder b), i), iv) en v), in het betrokken kalenderjaar heeft ingediend, wordt het totaalbedrag van de betalingen die aan die begunstigde voor dat kalenderjaar zijn of moeten worden toegekend, verlaagd of geannuleerd overeenkomstig de volgens lid 4 vastgestelde gedetailleerde bepalingen.

De in de voorgaande alinea bedoelde verlaging of annulering is ook van toepassing indien, op enigerlei tijdstip in het betrokken kalenderjaar, de minimumeisen inzake het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 39, lid 3, niet worden nageleefd en de niet-naleving het gevolg is van een handelen of nalaten dat rechtstreeks kan worden toegeschreven aan de begunstigde die de steunaanvraag als bedoeld in artikel 36, onder a), iv), heeft ingediend.

De eerste en de tweede alinea zijn tevens van toepassing wanneer de betrokken niet-naleving het gevolg is van een handelen of nalaten dat rechtstreeks kan worden toegeschreven aan de overnemer of de cedent van de landbouwgrond.

Voor de toepassing van dit lid wordt onder „overdracht” verstaan een transactie op grond waarvan de cedent de beschikking over de grond verliest.

Indien de persoon aan wie het handelen of nalaten rechtstreeks kan worden toegeschreven, in het betrokken kalenderjaar een steunaanvraag heeft ingediend, wordt, in afwijking van de derde alinea, de verlaging of de annulering toegepast op het totaal van de aan die persoon toegekende of toe te kennen bedragen.”;

11)

artikel 51, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Op normen waarvoor overeenkomstig artikel 26, lid 1, een extra termijn is toegekend, wordt tijdens de extra termijn geen verlaging of uitsluiting van betalingen als bedoeld in lid 1 van dit artikel toegepast.

Onverminderd lid 1 en overeenkomstig de voorwaarden van de in lid 4 bedoelde uitvoeringsbepalingen kunnen de lidstaten beslissen geen verlaging of uitsluiting toe te passen, indien die verlaging of uitsluiting ten hoogste 100 EUR per begunstigde en per kalenderjaar bedraagt.

Indien een lidstaat besluit gebruik te maken van de in de tweede alinea geboden mogelijkheid, neemt de bevoegde autoriteit het volgende jaar de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de begunstigde de betrokken geconstateerde niet-naleving corrigeert. De constatering van de niet-naleving en de verplichting corrigerende actie te ondernemen worden de begunstigde meegedeeld.”;

12)

artikel 51, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de tweede alinea onder c), wordt „1 januari 2011” vervangen door „1 januari 2013”;

b)

in de derde alinea, onder c), wordt „1 januari 2014” vervangen door „1 januari 2016”;

13)

artikel 51, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   De gedetailleerde bepalingen voor de verlagingen en uitsluitingen worden vastgesteld volgens de in artikel 90, lid 2, bedoelde procedure. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst, de omvang, het permanente karakter en de herhaling van de niet-naleving, alsook met de volgende criteria:

a)

In het geval van nalatigheid bedraagt het verlagingspercentage ten hoogste 5 % en bij herhaalde niet-naleving ten hoogste 15 %.

In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten besluiten dat geen verlaging wordt toegepast wanneer een geval van niet-naleving, gelet op de ernst, de omvang en het permanente karakter ervan, als van gering belang moet worden beschouwd. Gevallen van niet-naleving die een rechtstreeks gevaar voor de volksgezondheid of de gezondheid van dieren vormen, worden evenwel niet als van gering belang beschouwd.

Tenzij de begunstigde onmiddellijk een corrigerende actie heeft ondernomen waarmee een einde wordt gemaakt aan de geconstateerde niet-naleving, treft de bevoegde autoriteit de vereiste maatregelen, welke in voorkomend geval kunnen worden beperkt tot een administratieve controle, om ervoor te zorgen dat de begunstigde de geconstateerde niet-naleving corrigeert. De constatering van geringe niet-naleving en de verplichting corrigerende actie te ondernemen worden de begunstigde meegedeeld.

b)

In het geval van opzettelijke niet-naleving bedraagt het verlagingspercentage in principe ten minste 20 % en kan het tot volledige uitsluiting van één of meer steunregelingen gaan en voor één of meer kalenderjaren gelden.

c)

Het totale bedrag van verlagingen en uitsluitingen voor één kalenderjaar kan niet meer belopen dan het totaalbedrag bedoeld in artikel 51, lid 1.”;

14)

in artikel 69 worden de volgende leden ingevoegd:

„5 bis)   In het tijdvak 1 januari 2010-31 december 2015 besteden de lidstaten een bedrag dat overeenstemt met de bedragen die voortvloeien uit de verplichte modulatie die overeenkomstig artikel 9, lid 4, en artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 is toegepast, alsmede, met ingang van 2011, de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 136 van die verordening, exclusief als communautaire steun in het kader van de bestaande plattelandsontwikkelingsprogramma's voor concrete acties als bedoeld in artikel 16 bis van de onderhavige verordening.

Voor nieuwe lidstaten, zoals omschreven in artikel 2, punt g) van Verordening (EG) nr. 73/2009 wordt de datum „1 januari 2010” in de eerste alinea vervangen door „1 januari 2013”.

De eerste en de tweede alinea zijn niet van toepassing op Bulgarije en Roemenië.

5 ter)   Indien aan het einde van de looptijd van het programma blijkt dat het werkelijke bedrag aan bijdragen van de Gemeenschap dat is besteed aan de in lid 5 bis bedoelde concrete acties, lager ligt dan het in lid 5 bis bedoelde bedrag, stort de lidstaat een deel van het resterende bedrag, dat ten hoogste overeenkomt met het bedrag waarmee de beschikbare toewijzingen voor andere dan in artikel 16 bis bedoelde concrete acties zijn overschreden, terug in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

5 quater)   De in lid 5 bis bedoelde bedragen worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1290/2005.”;

15)

in artikel 70, lid 4, wordt de volgende alinea ingevoegd:

In afwijking van de in lid 3 vastgestelde maxima kan de procentuele bijdrage uit het ELFPO worden verhoogd met 90 % voor convergentieregio's en met 75 % voor niet-convergentieregio's voor de in artikel 16 bis genoemde maatregelen tot het bedrag die voortvloeien uit de verplichte modulatie overeenkomstig artikel 9, lid 4, en artikel 10, lid 3, alsmede, met ingang van 2011, de bedragen die voortvloeien uit artikel 136 van Verordening (EG) nr. 73/2009;

16)

in artikel 78 wordt punt f vervangen door:

„f)

worden voorstellen inzake substantiële wijzigingen van de plattelandsontwikkelingsprogramma's door het toezichtcomité onderzocht en goedgekeurd.”;

17)

in artikel 88, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

„Onverminderd artikel 89 van deze verordening, zijn de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag evenwel niet van toepassing op betalingen die de lidstaten in het kader van artikel 36 van het Verdrag verrichten op grond van en overeenkomstig deze verordening.”;

18)

in de titel van de bijlage en in de volgende artikelen wordt „de bijlage”vervangen door „bijlage I”: artikel 22, lid 2, artikel 23, lid 6, artikel 24, lid 2, artikel 26, lid 2, artikel 27, lid 3, artikel 28, lid 2, artikel 31, lid 2, artikel 32, lid 2, artikel 33, artikel 34, lid 3, artikel 35, lid 2, artikel 37, lid 3, artikel 38, lid 2, artikel 39, lid 4, artikel 40, lid 3, artikel 43, lid 4, artikel 44, lid 4, artikel 45, lid 3, artikel 46, artikel 47, lid 2, artikel 88, lid 2, lid 4 en lid 6;

19)

de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

a)

Het in de eerste rij, derde kolom vermelde bedrag in euro voor de „vestigingssteun” overeenkomstig artikel 22, lid 2, wordt vervangen door:

„70 000”;

b)

De onderstaande rij wordt ingevoegd na de elfde rij betreffende steun aan producentengroeperingen als bedoeld in artikel 35, lid 2:

„3

Maximumbedrag van de steun aan bedrijven die ten gevolge van de hervorming van een gemeenschappelijke marktordening worden geherstructureerd

 

Per bedrijf

4 500

3 000

1 500

in 2011

in 2012

in 2013”;

c)

De eindnoot „*” wordt vervangen door:

„(*)

Vestigingssteun mag worden gegeven in de vorm van eenmalige premie van ten hoogste 40 000 EUR, of in de vorm van een rentesubsidie waarvan de gekapitaliseerde waarde ten hoogste 40 000 EUR bedraagt. Beide vormen van steun mogen niet meer bedragen dan 70 000 EUR.”;

d)

De eindnoot „****” wordt vervangen door:

„****

Deze bedragen kunnen worden verhoogd voor de in artikel 16 bis bedoelde soorten van concrete acties, en in andere uitzonderlijke gevallen op grond van specifieke omstandigheden die in de programma's voor plattelandsontwikkeling moeten worden aangetoond.”;

20)

er wordt een bijlage toegevoegd, waarvan de tekst is weergegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008, behalve artikel 1, punten 10, 11 en 13, die van toepassing zijn met ingang van 1 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 januari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

P. GANDALOVIČ


(1)  Advies uitgebracht op 19 november 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies uitgebracht op 23 oktober 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Advies ingevolge een niet-verplichte raadpleging.

(3)  Advies uitgebracht op 8 oktober 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Advies ingevolge een niet-verplichte raadpleging.

(4)  Aangenomen bij Beschikking 2002/358/EG van de Raad (PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1).

(5)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

(6)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(7)  PB L 55 van 25.2.2006, blz. 20.

(8)  Zie blz. 16 van dit Publicatieblad.

(9)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

(10)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16”;


BIJLAGE

„BIJLAGE II

Indicatieve lijst van soorten concrete acties en van potentiële effecten voor de in artikel 16 bis bedoelde prioriteiten

Prioriteit: Aanpassing aan en mitigatie van klimaatverandering

Soorten van concrete acties

Artikelen en maatregelen

Potentiële effecten

Doeltreffender gebruik van meststoffen op basis van stikstof (bijv. verminderd gebruik, materiaal, precisielandbouw), betere meststofopslag

Artikel 26: modernisering van landbouwbedrijven

Artikel 39: agromilieubetalingen

Vermindering van de uitstoot van methaan (CH4) en stikstofoxide (N2O)

Verbetering van de energie-efficiëntie (bijv. gebruik van bouwmaterialen die warmteverlies tegengaan)

Artikel 26: modernisering van landbouwbedrijven

Artikel 28: verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten

Artikel 29: samenwerking voor de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés en technologieën

Vermindering van de uitstoot van koolstofdioxide (CO2) dankzij energiebesparing

Preventiemechanismen tegen de schadelijke gevolgen van klimaatgerelateerde extreme situaties (bijv. plaatsen van netten tegen hagel)

Artikel 26: modernisering van landbouwbedrijven

Verminderen van negatieve gevolgen van extreme weersomstandigheden voor het agrarisch productiepotentieel

Methoden voor bodembeheer (bijv. teeltmethoden, tussenteelten, diversificatie van de vruchtwisseling)

Artikel 39: agromilieubetalingen

Vermindering van de uitstoot van stikstofoxide (N2O); koolstofvastlegging;

aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering voor de bodem

Veranderend bodemgebruik (bijv. omschakeling van bouwland naar weidegrond, permanente braaklegging)

Artikel 39: agromilieubetalingen

Artikel 41: niet-productieve investeringen

Vermindering van de uitstoot van stikstofoxide (N2O); koolstofvastlegging

Extensivering van de veehouderij (bijv. lagere veebezetting) en graslandbeheer

Artikel 39: agromilieubetalingen

Vermindering van de uitstoot van methaan (CH4) en stikstofoxide (N2O)

Bebossing, instelling van boslandbouwsystemen

Artikelen 43 en 45: eerste bebossing van landbouwgrond en van andere dan landbouwgrond

Artikel 44: eerste totstandbrenging van boslandbouwsystemen op landbouwgrond

Vermindering van de uitstoot van stikstofoxide (N2O); koolstofvastlegging

Preventie van overstromingen en beheersmaatregelen (bijv. projecten in verband met bescherming van de kust en van het binnenland tegen overstromingen

Artikel 20: herstel van door een natuurramp beschadigd agrarisch productiepotentieel en het treffen van passende preventieve maatregelen

Verminderen van negatieve gevolgen van extreme weersomstandigheden die verband houden met klimaatverandering voor het agrarisch productiepotentieel

Opleiding en gebruik van bedrijfsadviesdiensten in verband met klimaatverandering

Artikel 21: acties op het gebied van beroepsopleiding en voorlichting

Artikel 24: gebruik van adviesdiensten

Artikel 58: opleiding en voorlichting

Verstrekken van opleiding en advies aan landbouwers met het oog op de vermindering van broeikasgassen en op de aanpassing aan de klimaatverandering

Preventieve maatregelen tegen bosbrand en klimaatgerelateerde natuurrampen

Artikel 48: herstel van bosbouwpotentieel en het treffen van preventieve maatregelen

Koolstofvastlegging in bossen en voorkoming van uitstoot van koolstofdioxide (CO2); vermindering van de negatieve gevolgen van klimaatverandering voor bossen

Omschakeling naar meer resistente soorten bosaanplant

Artikel 47: bosmilieubetalingen

Artikel 49: niet-productieve investeringen

Vermindering van de negatieve gevolgen van klimaatverandering voor bossen

Prioriteit: Hernieuwbare energie

Soorten van concrete acties

Artikelen en maatregelen

Potentiële effecten

Productie van biogas met gebruikmaking van organisch afval (productie op het bedrijf en lokale productie)

Artikel 26: modernisering van landbouwbedrijven

Artikel 53: diversificatie naar niet-agrarische activiteiten

Substitutie van fossiele brandstoffen; verlaging van de uitstoot van methaan (CH4)

Meerjarige energieteelten (hakhout met korte omlooptijd en grassen)

Artikel 26: modernisering van landbouwbedrijven

Substitutie van fossiele brandstoffen; koolstofvastlegging; vermindering van de uitstoot van stikstofoxide (N2O)

Verwerking van uit de landbouw/bosbouw afkomstige biomassa voor de opwekking van hernieuwbare energie

Artikel 26: modernisering van landbouwbedrijven

Artikel 28: verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten

Artikel 29: samenwerking voor de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés en technologieën in de landbouw-, de voedsel- en de bosbouwsector

Artikel 53: diversificatie naar niet-agrarische activiteiten

Artikel 54: steun voor de oprichting en ontwikkeling van ondernemingen

Substitutie van fossiele brandstoffen

Installaties/infrastructuur voor hernieuwbare energie op basis van biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen (zonne- en windenergie, geothermische energie)

Artikel 53: diversificatie naar niet-agrarische activiteiten

Artikel 54: steun voor de oprichting en ontwikkeling van ondernemingen

Artikel 56: basisvoorzieningen voor de plattelandseconomie en -bevolking

Artikel 30: infrastructuur voor de ontwikkeling en aanpassing van de land- en de bosbouw

Substitutie van fossiele brandstoffen

Voorlichting en verspreiding van kennis over hernieuwbare energiebronnen

Artikel 21: acties op het gebied van beroepsopleiding en voorlichting

Artikel 58: opleiding en voorlichting

Vergroten van het bewustzijn en de kennis, en aldus, indirect, van de doeltreffendheid van andere acties in verband met hernieuwbare energiebronnen

Prioriteit: Waterbeheer

Soorten van concrete acties

Artikelen en maatregelen

Potentiële effecten

Waterbesparende technologieën (bijv. efficiënte irrigatiesystemen)

Wateropslag (inclusief wateroverloopgebieden)

Waterbesparende teeltmethoden (bijv. aangepaste teeltpatronen)

Artikel 26: modernisering van landbouwbedrijven

Artikel 30: infrastructuur

Artikel 28: verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten

Artikel 39: agromilieubetalingen

Verbeteren van de capaciteit voor efficiënter watergebruik en verbeteren van de wateropslagcapaciteit

Herstel van wetlands

Omzetting van bouwland in moeras

Artikel 41: niet-productieve investeringen

Artikel 39: agromilieubetalingen

Artikel 38: Natura 2000-betalingen

Instandhouding van hoogwaardige waterlichamen; bescherming en verbetering van de waterkwaliteit

Omschakeling van bouwland naar bosbouw-/boslandbouwsystemen

Artikelen 43 en 45: eerste bebossing van landbouwgrond en van andere dan landbouwgrond

Bescherming en verbetering van de waterkwaliteit

Installaties voor de behandeling van afvalwater op landbouwbedrijven en bij de verwerking en afzet

Artikel 26: modernisering van landbouwbedrijven

Artikel 28: verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten

Verbetering van de capaciteit voor efficiënter watergebruik

Ontwikkeling van halfnatuurlijke waterlichamen

Creëren van natuurlijke oevers

Meanderende rivieren

Artikel 39: agromilieubetalingen

Artikel 57: instandhouding en opwaardering van het landelijke erfgoed

Instandhouding van hoogwaardige waterlichamen; bescherming en verbetering van de waterkwaliteit

Bodembeheermethoden (bijv. aan de hand van tussenteelten, biologische landbouw, omschakeling van bouwland naar blijvend grasland)

Artikel 39: agromilieubetalingen

Bijdrage tot verminderde doorsijpeling van verschillende stoffen, inclusief fosfor, in het water

Voorlichting en verspreiding van kennis over waterbeheer

Artikel 21: acties op het gebied van beroepsopleiding en voorlichting

Artikel 58: opleiding en voorlichting

Vergroten van het bewustzijn en de kennis, en aldus, indirect, van de doeltreffendheid van acties in verband met waterbeheer

Prioriteit: Biodiversiteit

Soorten van concrete acties

Artikelen en maatregelen

Potentiële effecten

Geen gebruik van meststoffen en pesticiden op bouwland met een hoge natuurwaarde

Extensieve vormen van veehouderij

Geïntegreerde en biologische productie

Artikel 39: agromilieubetalingen

Instandhouding van soortenrijke vegetatietypen, bescherming en instandhouding van grasland

Blijvende akker- en oeverboorden en biobeds

Opstellen van beheersplannen voor Natura 2000

Aanleg/beheer van biotopen/habitats binnen en buiten Natura 2000-gebieden

Verandering van grondgebruik (extensief graslandbeheer, omschakeling van bouwland naar blijvend grasland, langetermijnbraaklegging)

Beheer van blijvende meerjarige gewassen met een hoge natuurwaarde

Creëren en instandhouden van weideboomgaarden

Artikelen 38 en 46: Natura 2000-betalingen

Artikel 39: agromilieubetalingen

Artikel 41: niet-productieve investeringen

Artikel 47: bosmilieubetalingen

Artikel 57: instandhouding en opwaardering van het landelijke erfgoed

Beschermde vogels en andere flora en fauna, verbetering van het biotopennetwerk; verminderde insleep van schadelijke stoffen in aangrenzende habitats; instandhouding van beschermde fauna en flora

Instandhouding van de genetische diversiteit

Artikel 39: agromilieubetalingen

Behoud van de genetische diversiteit

Voorlichting en verspreiding van kennis over biodiversiteit

Artikel 21: acties op het gebied van beroepsopleiding en voorlichting

Artikel 58: opleiding en voorlichting

Vergroten van het bewustzijn en de kennis, en aldus, indirect, van de doeltreffendheid van acties in verband met biodiversiteit

Prioriteit: Begeleidende maatregelen voor de herstructurering van de zuivelsector

Soorten van concrete acties

Artikelen en maatregelen

Potentiële effecten

Investeringssteun met betrekking tot de zuivelproductie

Artikel 26: modernisering van landbouwbedrijven

Verbetering van de concurrentiekracht van de zuivelsector

Verbetering van de verwerking en afzet van zuivelproducten

Artikel 28: verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten

Verbetering van de concurrentiekracht van de zuivelsector

Innovatie in de zuivelsector

Artikel 29: samenwerking voor de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés en technologieën

Verbetering van de concurrentiekracht van de zuivelsector

Graslandpremies en extensieve veehouderij, biologische zuivelproductie, premie voor blijvend grasland in probleemgebieden, graaspremies

Artikel 39: agromilieubetalingen

Verbetering van de positieve milieueffecten van de zuivelsector

Prioriteit: Innovatieve aanpak met betrekking tot de prioriteiten van artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met d)

Innoverende concrete acties ter beperking van klimaatverandering en aanpassingsmaatregelen

Artikel 29: samenwerking voor de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés en technologieën

Beperking van broeikasgasemissies en aanpassing van de landbouw aan de klimaatverandering

Innoverende concrete acties ter ondersteuning van hernieuwbare energieën

Artikel 29: samenwerking voor de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés en technologieën

Vervanging van fossiele brandstoffen en beperking van de emissie van broeikasgassen

Innoverende concrete acties ter verbetering van het waterbeheer

Artikel 29: samenwerking voor de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés en technologieën

Verbeteren van de capaciteit voor efficiënter watergebruik en voor verbetering van de waterkwaliteit

Innoverende concrete acties ter ondersteuning van de instandhouding van de biodiversiteit

Artikel 29: samenwerking voor de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés en technologieën

Tot staan brengen van het biodiversiteitsverlies”


Top