This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32008L0119
Council Directive 2008/119/EC of 18 December 2008 laying down minimum standards for the protection of calves (Codified version)
Richtlijn 2008/119/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (Gecodificeerde versie)
Richtlijn 2008/119/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (Gecodificeerde versie)
PB L 10 van 15.1.2009, p. 7–13
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 14/12/2019
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Repeal | 31991L0629 | ||||
Implicit repeal | 31997D0182 | 05/02/2009 | |||
Implicit repeal | 31997L0002 | 05/02/2009 |
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 32008L0119R(01) | (NL) | |||
Corrected by | 32008L0119R(02) | (DE) | |||
Corrected by | 32008L0119R(03) | (SV) | |||
Modified by | 32017R0625 | vervanging | artikel 7 punt 3 | 14/12/2019 | |
Modified by | 32017R0625 | intrekking | artikel 9 | 14/12/2019 | |
Modified by | 32017R0625 | vervanging | artikel 2 punt 2 | 14/12/2019 | |
Modified by | 32017R0625 | intrekking | artikel 7 punt 2 | 14/12/2019 | |
Modified by | 32017R0625 | intrekking | artikel 7 punt 1 | 14/12/2019 |
15.1.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 10/7 |
RICHTLIJN 2008/119/EG VAN DE RAAD
van 18 december 2008
tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren
(Gecodificeerde versie)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 91/629/EEG van de Raad van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan. |
(2) |
De meeste lidstaten hebben het Europees Verdrag inzake de bescherming van landbouwhuisdieren geratificeerd. Ook de Gemeenschap heeft dit Verdrag goedgekeurd bij Besluit 78/923/EEG van de Raad (5). |
(3) |
Kalveren, als levende dieren, komen voor op de lijst van producten vermeld in bijlage I bij het Verdrag. |
(4) |
Het houden van kalveren maakt een integrerend deel uit van de landbouw. Deze activiteit is voor een deel van de landbouwbevolking een bron van inkomsten. |
(5) |
Verschillen waardoor de mededingingsvoorwaarden kunnen worden vervalst, vormen een belemmering voor een goede werking van de gemeenschappelijke marktordening voor kalveren en producten van de kalvermesterij. |
(6) |
Derhalve moeten gemeenschappelijke minimumnormen worden vastgesteld ter bescherming van fok- en mestkalveren, teneinde een rationele ontwikkeling van de productie te garanderen. |
(7) |
Uit wetenschappelijk oogpunt wordt aanvaard dat kalveren moeten worden gehouden onder omstandigheden die in overeenstemming zijn met de behoeften van de soort, die bestaat uit kuddedieren. Zij moeten bijgevolg in een groep worden gehouden. Kalveren, ongeacht of zij in een groep dan wel individueel worden gehouden, moeten over voldoende bewegingsruimte beschikken, moeten contact met soortgenoten kunnen hebben en moeten voldoende ruimte hebben om te staan en te liggen. |
(8) |
Officiële diensten, producenten, consumenten en andere belanghebbenden moeten op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen in deze sector. De Commissie moet derhalve, op basis van een advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, actief voortgaan met wetenschappelijk onderzoek naar het/de beste veehouderijsysteem/-systemen om het welzijn van kalveren te waarborgen. Om de Commissie in staat te stellen deze taak tot een goed eind te brengen, moet voorzien worden in een overgangsperiode. |
(9) |
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoerings-bevoegdheden (6). |
(10) |
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
In deze richtlijn worden de minimumnormen vastgesteld ter bescherming van kalveren die voor de fokkerij of mesterij opgesloten worden gehouden.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
1. |
„kalf”: een rund van ten hoogste zes maanden; |
2. |
„bevoegde autoriteit”: de bevoegde autoriteit in de zin van artikel 2, lid 6, van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (7). |
Artikel 3
1. Met ingang van 1 januari 1998 gelden de volgende voorschriften voor alle nieuw gebouwde of verbouwde bedrijven en voor alle bedrijven die na die datum in gebruik worden genomen:
a) |
kalveren van meer dan acht weken mogen niet in een individueel hok worden opgesloten, tenzij een dierenarts heeft verklaard dat het dier in verband met zijn gezondheid of zijn gedrag moet worden geïsoleerd om te worden behandeld. De breedte van elk individueel hok moet ten minste gelijk zijn aan de schofthoogte van het kalf, gemeten terwijl het dier rechtop staat, en de lengte moet ten minste gelijk zijn aan de lengte van het kalf, gemeten van de neuspunt tot aan de achterkant van de zitbeenknobbel (tuber ischii) en vermenigvuldigd met 1,1. Een individueel hok voor kalveren (behalve de hokken voor het isoleren van zieke dieren) mag niet voorzien zijn van muren, maar moet bestaan uit open afscheidingen die een direct visueel en lichamelijk contact tussen de kalveren mogelijk maken; |
b) |
in groepen gehouden kalveren moeten elk over een vrije ruimte kunnen beschikken die ten minste gelijk is aan 1,5 m2 voor kalveren met een levend gewicht van minder dan 150 kg, 1,7 m2 voor kalveren met een levend gewicht van 150 kg of meer, maar minder dan 220 kg, en 1,8 m2 voor kalveren met een levend gewicht van 220 kg of meer. |
De bepalingen van de eerste alinea zijn echter niet van toepassing op:
a) |
bedrijven met minder dan zes kalveren; |
b) |
kalveren die door hun moeder gezoogd worden. |
2. Vanaf 31 december 2006 gelden de bepalingen van lid 1 voor alle bedrijven.
Artikel 4
De lidstaten zien erop toe dat de voorwaarden voor de kalverhouderij in overeenstemming zijn met de algemene bepalingen van bijlage I.
Artikel 5
De algemene voorschriften van bijlage I kunnen volgens de in artikel 10, lid 2, bedoelde procedure worden gewijzigd om rekening te houden met de wetenschappelijke vooruitgang.
Artikel 6
Uiterlijk op 1 januari 2006 legt de Commissie, in het licht van een advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, aan de Raad een verslag voor over het/de intensieve veehouderijsysteem/-systemen die vanuit pathologisch, zoötechnisch, fysiologisch en gedragswetenschappelijk oogpunt voldoen aan de eisen inzake het welzijn van kalveren, alsmede over de sociaaleconomische implicaties van de verschillende systemen, vergezeld van passende voorstellen waarin met de conclusies van dat verslag rekening wordt gehouden.
Artikel 7
1. De lidstaten zien erop toe dat onder verantwoordelijkheid van de bevoegde instantie inspecties worden verricht om na te gaan of de bepalingen van deze richtlijn worden nageleefd.
Deze inspecties, die kunnen worden verricht tijdens voor andere doeleinden uitgevoerde controles, moeten jaarlijks ook een statistisch representatieve steekproef omvatten van de verschillende veehouderijsystemen van elke lidstaat.
2. De Commissie stelt volgens de in artikel 10, lid 2, bedoelde procedure een code vast met voorschriften voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde inspecties.
3. Om de twee jaar, de eerste maal vóór 30 april 1996, stellen de lidstaten de Commissie vóór de laatste werkdag van april in kennis van de resultaten van de inspecties die in de voorafgaande twee jaren overeenkomstig dit artikel zijn uitgevoerd, met een opgave van het aantal uitgevoerde inspecties en het aantal bedrijven op hun grondgebied.
Artikel 8
Om in de Gemeenschap te mogen worden ingevoerd, moeten dieren uit derde landen vergezeld gaan van een door de bevoegde autoriteit van dat land afgegeven certificaat waaruit blijkt dat zij een behandeling hebben ondergaan die ten minste gelijkwaardig is aan de behandeling waarop dieren van communautaire oorsprong op grond van deze richtlijn recht hebben.
Artikel 9
Veterinaire deskundigen van de Commissie kunnen, voor zover dat voor de uniforme toepassing van deze richtlijn nodig is, in samenwerking met de bevoegde instanties controles ter plaatse uitvoeren. Daarbij moeten de controleurs zelf de bijzondere hygiënische maatregelen treffen om het risico uit te sluiten dat er ziekten worden overgebracht.
De lidstaat op het grondgebied waarvan een controle wordt uitgevoerd, verleent de deskundigen de bijstand die voor de uitvoering van hun taak nodig is. De Commissie stelt de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat op de hoogte van het resultaat van de uitgevoerde controles.
De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat neemt de maatregelen die op grond van de resultaten van deze controle noodzakelijk mochten blijken.
Wat de betrekkingen met derde landen betreft, zijn de bepalingen van hoofdstuk III van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht (8) van toepassing.
De algemene bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 10, lid 2, bedoelde procedure van deze richtlijn.
Artikel 10
1. De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, ingesteld bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (9).
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
Artikel 11
Voor wat de bescherming van kalveren betreft, kunnen de lidstaten met inachtneming van de algemene bepalingen van het Verdrag op hun grondgebied bepalingen handhaven of toepassen welke strenger zijn dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld. Zij stellen de Commissie van hiertoe strekkende maatregelen in kennis.
Artikel 12
Richtlijn 91/629/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.
Artikel 13
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 14
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 18 december 2008.
Voor de Raad
De voorzitter
M. BARNIER
(1) Advies uitgebracht op 11 december 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB C 324 van 30.12.2006, blz. 26.
(3) PB L 340 van 11.12.1991, blz. 28.
(4) Zie bijlage II, deel A.
(5) PB L 323 van 17.11.1978, blz. 12.
(6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(7) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.
(8) PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.
(9) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
BIJLAGE I
1. |
De voor de bouw van de stallen en met name voor de boxen en de uitrusting gebruikte materialen, waarmee de kalveren in aanraking kunnen komen, mogen niet schadelijk zijn voor de kalveren en moeten grondig kunnen worden gereinigd en ontsmet. |
2. |
Zolang er geen communautaire voorschriften ter zake zijn vastgesteld, moeten de elektrische leidingen en apparatuur geïnstalleerd worden overeenkomstig de vigerende nationale voorschriften teneinde elektrische schokken te vermijden. |
3. |
Door middel van isolatie, verwarming en ventilatie van het gebouw moet ervoor worden gezorgd dat de luchtcirculatie, het stofgehalte van de lucht, de temperatuur, de relatieve luchtvochtigheid en de gasconcentraties binnen zodanige grenzen worden gehouden dat zij niet schadelijk zijn voor de kalveren. |
4. |
Alle automatische of mechanische apparatuur die noodzakelijk is voor de gezondheid en het welzijn van de kalveren, moet ten minste eenmaal per dag worden geïnspecteerd. Defecten moeten onmiddellijk worden hersteld en indien dat niet mogelijk is, moeten de nodige maatregelen worden getroffen om de gezondheid en het welzijn van de kalveren te beschermen totdat het defect is hersteld, met name door de toepassing van andere voeder-methoden en het handhaven van een acceptabel leefklimaat. Bij gebruik van kunstmatige ventilatie moet voor een noodvoorziening worden gezorgd, zodat er, wanneer het systeem uitvalt, toch voldoende verse lucht wordt aangevoerd om de gezondheid en het welzijn van de kalveren veilig te stellen en moet er een alarmsysteem aanwezig zijn om de veehouder te waarschuwen wanneer het systeem uitvalt. Het alarmsysteem dient regelmatig te worden getest. |
5. |
De kalveren mogen niet permanent in het duister worden gehouden. In verband met hun fysiologische en met hun gedrag samenhangende behoeften moet er derhalve afhankelijk van de verschillende klimatologische omstandigheden in de lidstaten gezorgd worden voor passend dag- of kunstlicht dat, wanneer het kunstlicht betreft, ten minste gelijkwaardig moet zijn aan de duur van het daglicht dat normaal tussen 9.00 uur en 17.00 uur beschikbaar is. Bovendien moet er passende (vaste of verplaatsbare) verlichting van voldoende sterkte zijn om de kalveren te allen tijde te kunnen inspecteren. |
6. |
Op stal gehouden kalveren moeten ten minste tweemaal per dag en in de open lucht gehouden kalveren moeten ten minste eenmaal per dag door de eigenaar of de voor de dieren verantwoordelijke persoon worden geïnspecteerd. Kalveren die ziek of gewond lijken, moeten onmiddellijk de nodige verzorging krijgen en voor elk dier dat niet op de verzorging door de veehouder reageert, moet zo spoedig mogelijk een dierenarts worden geraadpleegd. Zieke en gewonde kalveren moeten indien nodig worden geïsoleerd in adequate lokalen met droog en comfortabel strooisel. |
7. |
De stallen voor kalveren moeten zo zijn gebouwd dat elk kalf zonder problemen kan liggen, rusten, opstaan en zich likken. |
8. |
Kalveren mogen niet worden aangebonden, met uitzondering van kalveren in groepshokken die voor ten hoogste één uur mogen worden aangebonden tijdens het voederen van melk of een melkvervangend preparaat. Wanneer de kalveren worden aangebonden, mogen de daarbij gebruikte kettingen geen verwondingen veroorzaken en moeten deze kettingen regelmatig worden geïnspecteerd en eventueel bijgesteld zodat zij gemakkelijk zitten. Elke ketting moet zo zijn ontworpen dat de kans op wurging en verwonding wordt vermeden en dat het kalf zich kan bewegen als aangegeven in punt 7. |
9. |
Lokalen, hokken, uitrusting en gereedschap voor kalveren moeten op passende wijze worden gereinigd en ontsmet teneinde kruiscontaminatie en het voorkomen van ziekteverwekkers te voorkomen. Uitwerpselen, urine en niet opgegeten of gemorst voeder moeten zo vaak mogelijk worden verwijderd om de reuk zo gering mogelijk te houden en geen vliegen en knaagdieren aan te trekken. |
10. |
De vloeren moeten stroef zijn, maar zonder scherpe uitsteeksels, om te voorkomen dat de kalveren zich verwonden en moeten zo zijn ontworpen dat zij bij de kalveren die erop staan of liggen geen verwondingen of pijn veroorzaken. De vloeren moeten zijn aangepast aan het gewicht en de grootte van de kalveren en moeten een stevige, vlakke en stabiele oppervlakte vormen. De ligruimte moet comfortabel en zindelijk zijn, over een behoorlijke afvoer beschikken en mag niet schadelijk zijn voor de kalveren. Voor alle kalveren jonger dan twee weken moet adequaat strooisel worden gebruikt. |
11. |
Alle kalveren moeten kunnen beschikken over voeder dat is afgestemd op hun leeftijd en gewicht en dat beantwoordt aan de met hun gedrag samenhangende en hun fysiologische behoeften, teneinde een goede gezondheid en het welzijn van de kalveren te bevorderen. Daartoe moet het voer van de kalveren voldoende ijzer bevatten om een gemiddeld hemoglobinegehalte van ten minste 4,5 mmol/l te bereiken en moeten kalveren van meer dan twee weken een bepaalde minimumhoeveelheid vezelhoudend voeder per dag krijgen en moet die hoeveelheid voor kalveren van 8 tot 20 weken worden verhoogd van 50 tot 250 g per dag. Kalveren mogen niet worden gemuilkorfd. |
12. |
Alle kalveren moeten ten minste tweemaal per dag worden gevoederd. Kalveren in groepshokken, die niet ad libitum of via een automatisch voedersysteem worden gevoederd, moeten allemaal tegelijk kunnen eten. |
13. |
Kalveren van meer dan twee weken oud moeten over voldoende vers water van passende kwaliteit kunnen beschikken of hun dorst met andere vloeistoffen kunnen lessen. Bij warm weer en voor zieke kalveren moet echter altijd vers drinkwater beschikbaar zijn. |
14. |
Voeder- en drinkinstallaties moeten zo zijn ontworpen, gebouwd, geplaatst en onderhouden dat gevaar voor verontreiniging van het voor de kalveren bestemde voeder en water wordt beperkt. |
15. |
Alle kalveren moeten zo spoedig mogelijk na hun geboorte en in elk geval binnen zes uur koebiest krijgen. |
BIJLAGE II
DEEL A
Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan
(bedoeld in artikel 12)
Richtlijn 91/629/EEG van de Raad |
|
Richtlijn 97/2/EG van de Raad |
|
Beschikking 97/182/EG van de Commissie |
|
Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad |
uitsluitend bijlage III, punt 25 |
DEEL B
Termijnen voor omzetting in nationaal recht
(bedoeld in artikel 12)
Richtlijn |
Omzettingstermijn |
91/629/EEG |
1 januari 1994 |
97/2/EG |
31 december 1997 |
BIJLAGE III
CONCORDANTIE TABEL
Richtlijn 91/629/EEG |
De onderhavige richtlijn |
Artikelen 1 en 2 |
Artikelen 1 en 2 |
Artikel 3, lid 1 |
— |
Artikel 3, lid 2 |
— |
Artikel 3, lid 3, eerste alinea |
Artikel 3, lid 1, eerste alinea |
Artikel 3, lid 3, tweede alinea, aanhef |
Artikel 3, lid 1, tweede alinea, aanhef |
Artikel 3, lid 3, tweede alinea, eerste streepje |
Artikel 3, lid 1, tweede alinea, onder a) |
Artikel 3, lid 3, tweede alinea, tweede streepje |
Artikel 3, lid 1, tweede alinea, onder b) |
Artikel 3, lid 3, derde alinea |
Artikel 3, lid 2 |
Artikel 3, lid 4 |
— |
Artikel 4, lid 1 |
Artikel 4 |
Artikelen 5 tot en met 10 |
Artikelen 5 tot en met 10 |
Artikel 11, lid 1 |
— |
Artikel 11, lid 2 |
Artikel 11 |
— |
Artikel 12 |
— |
Artikel 13 |
Artikel 12 |
Artikel 14 |
Bijlage |
Bijlage I |
— |
Bijlage II |
— |
Bijlage III |