Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R1993

    Verordening (EG) nr. 1993/2005 van de Commissie van 7 december 2005 betreffende de aanpassing van de restitutie bij uitvoer van mout zoals bedoeld in artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad

    PB L 320 van 8.12.2005, p. 26–29 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 348M van 24.12.2008, p. 416–422 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 27/12/2023; opgeheven door 32023R2835

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/1993/oj

    8.12.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 320/26


    VERORDENING (EG) Nr. 1993/2005 VAN DE COMMISSIE

    van 7 december 2005

    betreffende de aanpassing van de restitutie bij uitvoer van mout zoals bedoeld in artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 18, eerste alinea,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EEG) nr. 1680/78 van de Commissie van 17 juli 1978 betreffende de aanpassing van de restitutie bij uitvoer van mout als bedoeld in artikel 16, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad (2) is ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

    (2)

    Voor uitvoer van mout van gerst in de eerste drie maanden van het verkoopseizoen met een vóór 1 juli vooraf vastgestelde restitutie, wordt in artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 vastgesteld op welke wijze de aanpassing van de vooraf vastgestelde restitutie moet plaatsvinden.

    (3)

    Wat de aanpassing van de vooraf vastgestelde restitutie bij uitvoer betreft, dient te worden nagegaan of het in de eerste drie maanden van het verkoopseizoen uitgevoerde mout van gerst aan het einde van het voorafgaande seizoen in voorraad was of is vervaardigd van gerst die toen in voorraad was. Daartoe moet dus worden overgegaan tot controle van de hoeveelheden gerst en mout die aan het einde van het betrokken verkoopseizoen in voorraad waren. Deze controle moet worden uitgevoerd door de bevoegde instanties van elke lidstaat die tot taak hebben de nodige maatregelen te nemen voor de naleving van de communautaire voorschriften inzake aanpassing van de restituties bij uitvoer van mout in de betrokken periode.

    (4)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   De bepalingen van deze verordening gelden voor voorraden mout of gerst die bestaan aan het einde van een verkoopseizoen en die in de vorm van mout tijdens de eerste drie maanden van het volgende verkoopseizoen worden uitgevoerd met gebruikmaking van een certificaat, voorzien van een vóór 1 juli vooraf vastgestelde restitutie.

    2.   De voor het tijdstip van uitvoer in aanmerking te nemen dag is die waarop de in artikel 24, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie (4).

    Artikel 2

    1.   Om voor de aanpassing van de restitutie bij uitvoer van mout van gerst zoals bedoeld in artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1784/2003, in aanmerking te komen, moet de exporteur:

    a)

    wanneer het mout vervaardigd is van gerst die aan het einde van het verkoopseizoen in voorraad was, aan de bevoegde instantie van de lidstaat belast met de uitbetaling van de restitutie, documenten verstrekken waarin wordt verklaard:

    i)

    dat de gerst afkomstig is van een voorraad waarvan bij de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan deze zich bevond, aangifte is gedaan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3;

    ii)

    dat het mout na 30 juni doch vóór 1 oktober van het betrokken jaar werd uitgevoerd;

    b)

    wanneer het mout betreft dat aan het einde van het verkoopseizoen in voorraad was, aan de bevoegde instantie van de lidstaat belast met de uitbetaling van de restitutie, documenten verstrekken waarin wordt verklaard:

    i)

    dat het mout afkomstig is van een voorraad waarvan bij de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan het zich bevond, aangifte is gedaan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3;

    ii)

    dat het mout na 30 juni doch vóór 1 oktober van het betrokken jaar werd uitgevoerd.

    2.   Het in lid 1, onder a), punt i), en onder b), punt i), bedoelde document blijft in het bezit van de bevoegde instantie belast met de uitbetaling van de restitutie.

    Artikel 3

    1.   De persoon die voorraden mout of gerst in zijn bezit heeft, die in de vorm van mout kunnen worden uitgevoerd met toekenning van de aangepaste restitutie, moet aan de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan de voorraden zich bevinden, per uiterlijk op de derde werkdag van de maand juli van het betrokken jaar verzonden aangetekende brief of elektronisch bericht, een verklaring met aangifte van de op 30 juni bij hem aanwezige bovengenoemde voorraden mout en gerst toezenden. Deze verklaring moet ten minste de in bijlage I bedoelde gegevens bevatten.

    2.   Wanneer de in lid 1 genoemde voorwaarden zijn vervuld, kan de bevoegde instantie op verzoek van belanghebbende één of meer attesten afgeven, waarin wordt gepreciseerd dat de uitgevoerde producten aan het einde van het voorafgaande verkoopseizoen werkelijk in voorraad waren en derhalve in aanmerking komen voor aanpassing van de restitutie overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1784/2003.

    Het afgegeven attest kan of de afgegeven attesten kunnen maximaal betrekking hebben op de overeenkomstig lid 1 aangegeven hoeveelheid. Op verzoek van de belanghebbende kunnen in ruil voor een reeds afgegeven attest deelattesten worden afgegeven.

    Artikel 4

    1.   De bevoegde instantie van elke lidstaat:

    a)

    oefent de nodige controle uit op de voorraden en de bewegingen daarvan op zijn grondgebied;

    b)

    treft alle nodige aanvullende maatregelen teneinde rekening te houden met de bijzondere omstandigheden op zijn grondgebied, en stelt met name de termijnen vast waarbinnen de voorraden en de bewegingen daarvan gecontroleerd worden.

    2.   De lidstaten brengen uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar aan de Commissie schriftelijk verslag uit over de toepassing van deze verordening, waaruit met name blijkt op welke hoeveelheden gerst en mout, die aan het einde van het verkoopseizoen nog opgeslagen waren, en op welke uitgevoerde hoeveelheden mout de bepalingen van deze verordening zijn toegepast.

    3.   In elke lidstaat is de bevoegde instantie het interventiebureau of enig ander door de lidstaat aangewezen orgaan.

    Artikel 5

    Verordening (EEG) nr. 1680/78 wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

    Artikel 6

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 7 december 2005.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    José Manuel BARROSO


    (1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

    (2)  PB L 193 van 18.7.1978, blz. 10. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2029/86 (PB L 173 van 1.7.1986, blz. 44).

    (3)  Zie bijlage II.

    (4)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1.


    BIJLAGE I

    Bij de aangifte van op 30 juni aanwezige voorraden mout of gerst te verstrekken minimumgegevens

    A.   Mout

    1.

    Hoeveelheid, ingedeeld volgens de categorie

    2.

    Plaats van opslag

    B.   Gerst

    1.

    Hoeveelheid

    2.

    Plaats van opslag

    3.

    Verklaring dat:

    a)

    de gerst niet afkomstig is van de nieuwe oogst in de Gemeenschap

    b)

    de gerst geschikt is voor verwerking tot mout


    BIJLAGE II

    Ingetrokken verordening met de wijziging ervan

    Verordening (EEG) nr. 1680/78 van de Commissie

    (PB L 193 van 18.7.1978, blz. 10)

    Verordening (EEG) nr. 2029/86 van de Commissie

    (PB L 173 van 1.7.1986, blz. 44)


    BIJLAGE III

    CONCORDANTIETABEL

    Verordening (EEG) nr. 1680/78

    De onderhavige verordening

    Artikel 1

    Artikel 1

    Artikel 2, lid 1, aanhef

    Artikel 2, lid 1, aanhef

    Artikel 2, lid 1, eerste streepje, aanhef

    Artikel 2, lid 1, onder a), aanhef

    Artikel 2, lid 1, eerste streepje, onder a)

    Artikel 2, lid 1, onder a), punt i)

    Artikel 2, lid 1, eerste streepje, onder b)

    Artikel 2, lid 1, onder a), punt ii)

    Artikel 2, lid 1, tweede streepje, aanhef

    Artikel 2, lid 1, onder b), aanhef

    Artikel 2, lid 1, tweede streepje, onder a)

    Artikel 2, lid 1, onder b), punt i)

    Artikel 2, lid 1, tweede streepje, onder b)

    Artikel 2, lid 1, onder b), punt ii)

    Artikel 2, lid 2

    Artikel 2, lid 2

    Artikel 3

    Artikel 3

    Artikel 4

    Artikel 4

    Artikel 5

    Artikel 5

    Artikel 6

    Bijlage

    Bijlage I

    Bijlage II

    Bijlage III


    Top