This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32004R0273
Regulation (EC) No 273/2004 of the European Parliament and of the Council of 11 February 2004 on drug precursors (Text with EEA relevance)
Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (Voor de EER relevante tekst)
PB L 47 van 18.2.2004, p. 1–10
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 03/06/2024
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Repeal | 31992L0109 | ||||
Repeal | 31993L0046 | ||||
Repeal | 31996R1485 | ||||
Repeal | 32000R1533 | ||||
Repeal | 32001L0008 | ||||
Repeal | 32003L0101 | ||||
Implicit repeal | 32003R1882 | gedeeltelijke intrekking | bijlage II punt 11 | 18/08/2005 |
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 32004R0273R(01) | (RO) | |||
Modified by | 32009R0219 | wijziging | artikel 14 | 20/04/2009 | |
Modified by | 32009R0219 | vervanging | artikel 15 | 20/04/2009 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 9.1 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 3.6 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 3.3 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | toevoeging | artikel 2 punt J) | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 4.1 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 4.3 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 1 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 14 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 14 BI | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 3.2 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 16 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 2 punt A) | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 13 TR | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 15 BI | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | toevoeging | artikel 5.7 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 10.1 punt C) | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 3.7 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 15 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 13 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 3.5 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | toevoeging | artikel 2 punt H) | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 10.2 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 10.1 punt B) | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | aanvulling | artikel 7 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | wijziging | bijlage I | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 13 BI | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 8 | 30/12/2013 | |
Modified by | 32013R1258 | vervanging | artikel 2 punt C) | 30/12/2013 | |
Modified by | 32016R1443 | toevoeging | bijlage I TABL tekst | 21/09/2016 | |
Modified by | 32018R0729 | toevoeging | bijlage I tekst | 07/07/2018 | |
Modified by | 32020R1737 | toevoeging | bijlage I tabel tekst | 13/01/2021 | |
Modified by | 32020R1737 | toevoeging | bijlage II tabel tekst | 13/01/2021 | |
Modified by | 32020R1737 | wijziging | bijlage I tabel | 13/12/2020 | |
Modified by | 32022R1518 | toevoeging | bijlage I tekst | 03/10/2022 | |
Modified by | 32023R0196 | toevoeging | bijlage I tabel tekst | 20/02/2023 | |
Modified by | 32023R0196 | vervanging | bijlage I tabel tekst | 20/02/2023 | |
Modified by | 32024R1331 | toevoeging | bijlage I tabel tekst | 03/06/2024 | |
Modified by | 32024R1331 | vervanging | bijlage I tabel tekst | 03/06/2024 | |
Modified by | 32024R1331 | Schrapping | bijlage I tabel tekst | 03/06/2024 |
Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (Voor de EER relevante tekst)
Publicatieblad Nr. L 047 van 18/02/2004 blz. 0001 - 0010
Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, Gezien het voorstel van de Commissie(1), Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2), Handelend overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3), Overwegende hetgeen volgt: (1) De Gemeenschap heeft het op 19 december 1988 te Wenen aangenomen Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Verdrag van Wenen), wat de onder haar bevoegdheid vallende punten betreft, bij Besluit 90/611/EEG van de Raad(4) aangenomen. (2) Artikel 12 van het Verdrag van Wenen, dat betrekking heeft op de handel in drugsprecursoren (stoffen die vaak worden gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen), wordt, wat de handel tussen de Gemeenschap en derde landen betreft, uitgevoerd bij Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen(5). (3) Artikel 12 van het Verdrag van Wenen voorziet in het treffen van passende maatregelen om toezicht uit te oefenen op de vervaardiging en distributie van precursoren. Dit vereist maatregelen betreffende de handel in precursoren tussen de lidstaten. Deze zijn genomen bij Richtlijn 92/109/EEG van de Raad van 14 december 1992 inzake de vervaardiging en het in de handel brengen van bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen(6). Met het oog op de gelijktijdige toepassing van geharmoniseerde voorschriften in alle lidstaten wordt een verordening geschikter geacht dan de huidige richtlijn. (4) In het kader van de uitbreiding van de Europese Unie is het belangrijk Richtlijn 92/109/EEG door deze verordening te vervangen, daar anders wijziging van die richtlijn en de bijbehorende bijlagen in 25 lidstaten op nationaal niveau moet worden geïmplementeerd. (5) De commissie voor verdovende middelen van de Verenigde Naties heeft tijdens haar 35e zitting in 1992 besloten een aantal stoffen aan de tabellen in de bijlage bij het VN-verdrag toe te voegen. In deze verordening moeten overeenkomstige bepalingen worden opgenomen om eventueel misbruik van drugsprecursoren in de Gemeenschap op te sporen en ervoor te zorgen dat op de communautaire markt gemeenschappelijke controlevoorschriften worden toegepast. (6) In artikel 12 van het Verdrag van Wenen wordt uitgegaan van een systeem van toezicht op de handel in de betrokken stoffen. Deze is grotendeels volkomen legaal. De bescheiden bij de zendingen en de etikettering van deze stoffen moeten voldoende duidelijk zijn. Het is voorts van belang de bevoegde instanties de nodige middelen te geven om op te treden en tevens in de geest van het Verdrag van Wenen mechanismen in het leven te roepen die stoelen op een nauwe samenwerking met de marktdeelnemers en een betere informatieverzameling. (7) Op dit ogenblik lopen de interpretaties van de maatregelen voor sassafrasolie binnen de Gemeenschap uiteen, omdat deze olie in een aantal lidstaten als een safrolhoudend mengsel wordt beschouwd, waarop toezicht wordt uitgeoefend, terwijl de olie in andere lidstaten als natuurproduct wordt beschouwd, waarvoor toezicht niet nodig is. De opname van een verwijzing naar natuurproducten in de definitie van "geregistreerde stof" lost deze tegenstelling op en maakt het dus mogelijk toezicht op sassafrasolie uit te oefenen; de definitie heeft uitsluitend betrekking op natuurproducten waaraan gemakkelijk geregistreerde stoffen kunnen worden onttrokken. (8) Stoffen die vaak bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen worden gebruikt, moeten in de bijlage worden opgenomen. (9) Er moet voor worden gezorgd dat voor de vervaardiging of het gebruik van bepaalde in bijlage I genoemde geregistreerde stoffen een vergunning nodig is. Daarnaast mag de levering van deze stoffen alleen worden toegestaan aan afnemers die een vergunning hebben en een afnemersverklaring hebben ondertekend. De precieze regels inzake de afnemersverklaring worden vastgesteld in bijlage III. (10) Er moeten maatregelen worden genomen om de marktdeelnemers te stimuleren de bevoegde instanties in kennis te stellen van verdachte transacties met de in bijlage I genoemde stoffen. (11) Er moeten maatregelen worden genomen om een beter toezicht op de handel in de in bijlage I genoemde geregistreerde stoffen binnen de Gemeenschap te waarborgen. (12) Alle transacties die ertoe leiden dat geregistreerde stoffen van categorie 1 of 2 van bijlage I in de handel worden gebracht, moeten goed gedocumenteerd zijn. De marktdeelnemers moeten de bevoegde instanties elke verdachte transactie met de in bijlage I genoemde stoffen melden. Transacties in stoffen van categorie 2 van bijlage I moeten hiervan echter zijn vrijgesteld, indien het gaat om hoeveelheden die niet groter zijn dan die welke in bijlage II worden genoemd. (13) Van een aanzienlijk aantal andere stoffen, waarvan er vele legaal in grote hoeveelheden worden verhandeld, is bekend dat ze als precursoren bij de illegale vervaardiging van synthetische drugs en psychotrope stoffen worden gebruikt. Een even strenge controle op deze stoffen als op die in de bijlage zou een onnodige handelsbelemmering in de vorm van bedrijfsvergunningen en documentatie van handelstransacties betekenen. Er moet derhalve op communautair niveau een flexibeler mechanisme worden ingesteld waarbij dergelijke transacties aan de bevoegde instanties in de lidstaten worden gemeld. (14) Het op de Europese Raad van Santa Maria da Feira van 19 en 20 juni 2000 goedgekeurde EU-actieplan inzake drugs voorziet in een samenwerkingsprocedure. Om samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de chemische industrie te ondersteunen, met name voor stoffen die weliswaar niet in deze verordening worden genoemd, maar die wel voor de illegale vervaardiging van synthetische drugs en psychotrope stoffen kunnen worden gebruikt, moeten richtsnoeren ten behoeve van de chemische industrie worden opgesteld. (15) Er moet worden bepaald dat de lidstaten regels vaststellen voor toepasselijke sancties bij overtreding van de bepalingen van deze verordening. Aangezien de handel in drugsprecursoren tot de illegale vervaardiging van synthetische drugs en psychotrope stoffen kan leiden, moeten de lidstaten de vrijheid hebben de meest afschrikkende van de in hun nationale wetgeving beschikbare sancties te kiezen. (16) De uitvoeringsmaatregelen voor deze verordening moeten worden aangenomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7). (17) Aangezien de doeleinden van deze verordening, namelijk een geharmoniseerd toezicht op de handel in drugsprecursoren en het voorkomen van misbruik van deze precursoren voor de illegale vervaardiging van synthetische drugs en psychotrope stoffen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en wegens het internationale en veranderlijke karakter ervan beter op communautair niveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag, maatregelen treffen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel in dat artikel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. (18) Richtlijn 92/109/EEG van de Raad, Richtlijnen 93/46/EEG(8), 2001/8/EG(9) en 2003/101/EG(10) van de Commissie en Verordeningen (EG) nr. 1485/96(11) en (EG) nr. 1533/2000(12) van de Commissie moeten worden ingetrokken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Toepassingsgebied en doel Deze verordening stelt geharmoniseerde maatregelen vast voor het intracommunautaire toezicht op bepaalde stoffen die vaak voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen worden gebruikt, teneinde misbruik van deze stoffen te voorkomen. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a) geregistreerde stof: elke in bijlage I genoemde stof, met inbegrip van mengsels en natuurproducten die dergelijke stoffen bevatten. Uitgesloten zijn geneesmiddelen (zoals gedefinieerd in Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik(13)), farmaceutische preparaten, mengsels, natuurproducten en andere preparaten die geregistreerde stoffen bevatten die zodanig zijn vermengd dat ze niet gemakkelijk met eenvoudige of economisch rendabele middelen kunnen worden gebruikt of geëxtraheerd; b) niet-geregistreerde stof: elke stof die niet in bijlage I wordt genoemd, maar waarvan bekend is dat ze is gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen; c) in de handel brengen: elke levering, al dan niet tegen betaling, van geregistreerde stoffen in de Gemeenschap, dan wel, met het oog op de levering ervan in de Gemeenschap, de opslag, vervaardiging, productieverwerking, de handel, distributie of handelsbemiddeling in deze stoffen; d) marktdeelnemer: elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij het in de handel brengen van geregistreerde stoffen; e) Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen: het comité dat is ingesteld bij het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972; f) speciale vergunning: een vergunning die wordt afgegeven aan een welbepaald type marktdeelnemer; g) speciale registratie: een registratie die wordt uitgevoerd voor een welbepaald type marktdeelnemer. Artikel 3 Voorschriften voor het in de handel brengen van geregistreerde stoffen 1. Elke marktdeelnemer die geregistreerde stoffen van de categorieën 1 en 2 van bijlage I in de handel wil brengen, moet een verantwoordelijke aanwijzen voor de handel in geregistreerde stoffen, aan de bevoegde instanties de naam en de contactgegevens van deze persoon meedelen en hen onverwijld van elke wijziging van deze gegevens in kennis stellen. Deze persoon zorgt ervoor dat de handel in geregistreerde stoffen door de marktdeelnemer overeenkomstig de bepalingen van deze verordening plaatsvindt. Deze persoon wordt gemachtigd de marktdeelnemer te vertegenwoordigen en de beslissingen te nemen die voor de uitvoering van bovengenoemde taken nodig zijn. 2. Alvorens geregistreerde stoffen van categorie 1 van bijlage I in hun bezit te mogen houden of in de handel te mogen brengen, dienen marktdeelnemers een door de bevoegde instanties afgegeven vergunning te verkrijgen. Door de bevoegde instanties kunnen speciale vergunningen worden afgegeven aan apotheken, verkooppunten voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, bepaalde typen overheidsinstanties of aan de strijdkrachten. Dergelijke speciale vergunningen zijn enkel geldig voor het gebruik van precursoren op het gebied waarop de betrokken marktdeelnemers hun officiële taken verrichten. 3. Marktdeelnemers die houder zijn van de in lid 2 bedoelde vergunning, leveren geregistreerde stoffen van categorie 1 van bijlage I alleen aan natuurlijke of rechtspersonen die zelf houder zijn van een dergelijke vergunning en die een afnemersverklaring als bedoeld in artikel 4, lid 1, hebben ondertekend. 4. Bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag houden de bevoegde instanties in het bijzonder rekening met de competentie en de integriteit van de aanvrager. De vergunning moet worden geweigerd indien er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de geschiktheid en betrouwbaarheid van de aanvrager of van de verantwoordelijke voor de handel in geregistreerde stoffen. De bevoegde instanties kunnen de vergunning schorsen of intrekken indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de houder niet langer geschikt is om een vergunning te hebben of dat niet langer aan de vergunningsvoorwaarden wordt voldaan. 5. Onverminderd artikel 14 kunnen de bevoegde instanties de geldigheidsduur van de vergunning tot maximaal drie jaar beperken of van de marktdeelnemer verlangen dat hij ten minste om de drie jaar aantoont dat aan de voorwaarden voor afgifte van de vergunning nog altijd wordt voldaan. De vergunning vermeldt de verrichting(en) waarvoor ze geldig is, alsmede de betreffende stoffen. De in lid 2 bedoelde speciale vergunningen worden in principe afgegeven voor onbepaalde duur, maar kunnen door de bevoegde instanties worden geschorst of ingetrokken onder de voorwaarden van lid 4. 6. Onverminderd artikel 6 brengen marktdeelnemers die betrokken zijn bij het in de handel brengen van geregistreerde stoffen van categorie 2 van bijlage I, alvorens ze in de handel te brengen, de bevoegde instanties onverwijld op de hoogte van de adressen van de bedrijfsruimten waar ze deze stoffen vervaardigen of verhandelen, alsmede van alle latere wijzigingen. Apotheken, verkooppunten voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, bepaalde typen overheidsinstanties of de strijdkrachten kunnen het voorwerp uitmaken van een speciale registratie. Dergelijke registratie zal alleen als geldig worden beschouwd voor het gebruik van precursoren op het gebied waarop de betrokken marktdeelnemers hun officiële taken verrichten. 7. De bevoegde instanties kunnen van de marktdeelnemer verlangen dat hij een vergoeding betaalt voor de aanvraag van een vergunning of een registratie. Deze eventuele vergoeding wordt op niet-discriminerende wijze geheven en het bedrag ervan is niet groter dan de kosten voor de behandeling van de aanvraag. Artikel 4 Afnemersverklaring 1. Onverminderd de artikelen 6 en 14 vraagt elke in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer die aan een afnemer een geregistreerde stof van categorie 1 of 2 van bijlage I bij deze verordening levert de afnemer om een verklaring waarin de gebruiksdoeleinden van de geregistreerde stof worden gespecificeerd. Voor elke geregistreerde stof is een afzonderlijke verklaring nodig. Deze moet conform zijn aan het model in punt 1 van bijlage III bij deze verordening. Rechtspersonen leggen de verklaring af op papier met briefhoofd. 2. In plaats van de in lid 1 bedoelde verklaring voor afzonderlijke transacties mag een marktdeelnemer die een afnemer regelmatig een geregistreerde stof van categorie 2 van bijlage I bij deze verordening levert, voor meerdere transacties met deze geregistreerde stof binnen een periode van maximaal één jaar ook één enkele verklaring aanvaarden, mits hij zich ervan heeft vergewist dat aan de volgende criteria is voldaan: a) hij heeft de stof in de voorafgaande twaalf maanden al ten minste driemaal aan deze afnemer geleverd; b) hij heeft geen reden om aan te nemen dat de stof voor illegale doeleinden zal worden gebruikt; c) de bestelde hoeveelheden zijn niet ongebruikelijk voor die afnemer. Deze verklaring moet conform zijn aan het model in punt 2 van bijlage III bij deze verordening. Rechtspersonen leggen de verklaring af op papier met briefhoofd. 3. Marktdeelnemers die stoffen van categorie 1 van bijlage I leveren, stempelen en dateren een kopie van de afnemersverklaring om te bevestigen dat de kopie met het origineel overeenstemt. Deze kopie moet elk vervoer van stoffen van categorie 1 in de Gemeenschap vergezellen en op verzoek worden getoond aan de autoriteiten die bevoegd zijn de inhoud van voertuigen tijdens het vervoer te controleren. Artikel 5 Documenten 1. Onverminderd artikel 6 zorgen de marktdeelnemers ervoor dat elke transactie die leidt tot het in de handel brengen van geregistreerde stoffen van categorie 1 of 2 van bijlage I, overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 naar behoren gedocumenteerd is. Deze verplichting geldt niet voor marktdeelnemers die houder zijn van een speciale vergunning of die het voorwerp uitmaken van een speciale registratie in de zin van artikel 3, respectievelijk de leden 2 en 6. 2. De handelsbescheiden, zoals facturen, vrachtbrieven, administratieve bescheiden en vervoer- en andere verzendingsdocumenten, moeten voldoende informatie bevatten om het volgende met zekerheid te kunnen vaststellen: a) de naam van de geregistreerde stof zoals die in de categorieën 1 en 2 van bijlage I voorkomt; b) de hoeveelheid en het gewicht van de geregistreerde stof en, in geval van mengsels of natuurproducten, de hoeveelheid en het gewicht, indien beschikbaar, van het mengsel of het natuurproduct, evenals de hoeveelheid en het gewicht, of het gewichtspercentage, van elke in het mengsel voorkomende stof van categorie 1 of 2 van bijlage I; c) de naam en het adres van de leverancier, de distributeur, de geconsigneerde en, in voorkomend geval, van andere marktdeelnemers die rechtstreeks bij de transactie betrokken zijn, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder c) en d). 3. De documentatie moet bovendien de in artikel 4 bedoelde afnemersverklaring bevatten. 4. De marktdeelnemers bewaren deze documenten betreffende hun activiteiten om te kunnen voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van lid 1. 5. De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde documenten worden bewaard gedurende ten minste drie jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de in lid 1 bedoelde transactie plaatsvond en moeten op verzoek snel beschikbaar zijn voor inspectie door de bevoegde instanties. 6. De documenten kunnen ook worden bewaard in de vorm van afbeeldingen op een beelddrager of een andere gegevensdrager. Er moet voor gezorgd worden dat de opgeslagen gegevens: a) wanneer zij leesbaar worden gemaakt, overeenstemmen met de vorm en inhoud van de documenten; b) op elk moment snel beschikbaar zijn, onmiddellijk leesbaar kunnen worden gemaakt en, voor de duur van de in lid 5 genoemde periode, op geautomatiseerde wijze kunnen worden geanalyseerd. Artikel 6 Vrijstellingen De voorschriften in de artikelen 3, 4 en 5 gelden niet voor transacties in geregistreerde stoffen van categorie 2 van bijlage I, indien het gaat om hoeveelheden die, over een periode van één jaar, niet groter zijn dan die welke in bijlage II worden genoemd. Artikel 7 Etikettering De marktdeelnemers zorgen ervoor dat geregistreerde stoffen van categorie 1 of 2 van bijlage I van een etiket zijn voorzien alvorens ze geleverd worden. Het etiket vermeldt de naam van de stof zoals deze in bijlage I is vermeld. De marktdeelnemers mogen daarnaast ook hun gewone etiketten aanbrengen. Artikel 8 Verstrekking van informatie over geregistreerde stoffen aan de bevoegde instanties 1. De marktdeelnemers stellen de bevoegde instanties onverwijld in kennis van elk voorval, zoals ongewone orders voor of transacties met geregistreerde stoffen, dat erop kan wijzen dat deze in de handel te brengen stoffen wellicht worden misbruikt om verdovende middelen of psychotrope stoffen op illegale wijze te vervaardigen. 2. De marktdeelnemers verstrekken de bevoegde instanties beknopt dergelijke informatie over hun transacties met geregistreerde stoffen, op de wijze die nader gespecificeerd is in uitvoeringsmaatregelen die overeenkomstig artikel 14 zijn genomen. Artikel 9 Richtsnoeren 1. Om de samenwerking tussen de bevoegde instanties, de marktdeelnemers en de chemische industrie te vergemakkelijken, met name ten aanzien van niet-geregistreerde stoffen, moet de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 2, richtsnoeren ten behoeve van de chemische industrie opstellen en bijwerken. 2. De richtsnoeren omvatten met name: a) informatie over manieren om verdachte transacties te herkennen en te melden; b) een geregeld bijgewerkte lijst van niet-geregistreerde stoffen, om de industrie in staat te stellen vrijwillig op de handel in deze stoffen toe te zien; c) andere eventueel nuttig geachte informatie. 3. De bevoegde instanties zorgen ervoor dat de richtsnoeren en de in lid 2, onder b, bedoelde lijst geregeld op een door hen gepast geachte wijze worden verspreid, overeenkomstig de doeleinden van de richtsnoeren. Artikel 10 Bevoegdheden en plichten van de bevoegde instanties 1. Met het oog op een correcte toepassing van de artikelen 3 tot en met 8 neemt elke lidstaat de nodige maatregelen om de bevoegde instanties in staat te stellen hun controle- en toezichtstaken uit te oefenen, en met name: a) informatie te verkrijgen over alle orders voor of transacties met geregistreerde stoffen; b) de bedrijfsruimten van de marktdeelnemers te betreden om bewijzen van onregelmatigheden te verzamelen; c) waar nodig, zendingen vast te houden die niet voldoen aan het bepaalde in deze verordening. 2. De bevoegde instanties respecteren vertrouwelijke bedrijfsinformatie. Artikel 11 Samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie 1. Elke lidstaat wijst de bevoegde instanties aan die zorg moeten dragen voor de toepassing van deze verordening en stelt de Commissie daarvan op de hoogte. 2. Voor de toepassing van deze verordening en onverminderd artikel 15 zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften(14), en met name die over de vertrouwelijkheid, van overeenkomstige toepassing. De overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde instantie(s) handel(t)(en) als bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 515/97. Artikel 12 Sancties De lidstaten stellen de sancties vast die bij overtreding van deze verordening worden opgelegd en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de verordening wordt toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Artikel 13 Door de lidstaten verstrekte informatie 1. Om het toezicht op de handel in geregistreerde en niet-geregistreerde stoffen zo nodig te kunnen aanpassen verstrekken de bevoegde instanties van elke lidstaat de Commissie elk jaar alle relevante informatie over de uitvoering van de bij deze verordening vastgestelde toezichtmaatregelen, in het bijzonder met betrekking tot de voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen gebruikte stoffen en de bij misbruik en illegale vervaardiging gehanteerde methoden. 2. De Commissie verstrekt het Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen, overeenkomstig artikel 12, lid 12, van het Verdrag van Wenen en in overleg met de lidstaten, een overzicht van de in lid 1 bedoelde informatie. Artikel 14 Uitvoering Overeenkomstig de in artikel 15, lid 2, bedoelde procedure worden voor de volgende punten, in voorkomend geval, de volgende maatregelen tot uitvoering van deze verordening genomen: a) vaststelling van de voorschriften en de voorwaarden voor de in artikel 3 bedoelde afgifte van de vergunning en de bijzonderheden van de vergunning; b) vaststelling, in voorkomend geval, van de voorschriften voor de in de artikelen 5 tot en met 7 bedoelde documentatie en etikettering van mengsels en preparaten die stoffen van bijlage I bevatten; c) alle wijzigingen van bijlage I die nodig zijn in verband met wijzigingen van de tabellen in de bijlage bij het Verdrag van Wenen; d) wijzigingen van de grenswaarden in bijlage II; e) vaststelling van de eisen en de voorschriften voor de in artikel 4 genoemde afnemersverklaring en de precieze voorschriften voor het gebruik ervan. Een en ander omvat regels over de wijze waarop de afnemersverklaring langs elektronische weg kan worden verstrekt, waar zulks passend is; f) andere maatregelen die voor een doeltreffende uitvoering van deze verordening nodig zijn. Artikel 15 Comité 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 3677/90 ingestelde comité. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt drie maanden. 3. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast. Artikel 16 Informatie over maatregelen van de lidstaten Elke lidstaat stelt de Commissie op de hoogte van de maatregelen die hij uit hoofde van deze verordening, en met name uit hoofde van de artikelen 10 en 12 neemt, alsmede van alle latere wijzigingen erop. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis. Zij evalueert de uitvoering van de verordening drie jaar nadat deze in werking is getreden. Artikel 17 Intrekking 1. Richtlijn 92/109/EEG van de Raad, de Richtlijnen 93/46/EEG, 2001/8/EG en 2003/101/EG van de Commissie en de Verordeningen (EG) nr. 1485/96 en (EG) nr. 1533/2000 van de Commissie worden hierbij ingetrokken. 2. Alle verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen of verordeningen worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening. 3. De vervanging van de ingetrokken richtlijnen en verordeningen door deze verordening heeft geen gevolgen voor de geldigheid van de overeenkomstig die richtlijnen en verordeningen ingestelde registers en afgegeven vergunningen en afnemersverklaringen. Artikel 18 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 18 augustus 2005, behalve de artikelen 9, 14 en 15 die op de dag van de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking treden, teneinde de vaststelling van de in deze artikelen genoemde maatregelen mogelijk te maken. Deze maatregelen treden ten vroegste op 18 augustus 2005 in werking. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Straatsburg, 11 februari 2004. Voor het Europees Parlement De voorzitter P. Cox Voor de Raad De voorzitter M. McDowell (1) PB C 20 E van 28.1.2003, blz. 160. (2) PB C 95 van 23.4.2003, blz. 6. (3) Advies van het Europees Parlement van 11 maart 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 29 september 2003 (PB C 277 E van 18.11.2003, blz. 31) en standpunt van het Europees Parlement van 16 december 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). (4) PB L 326 van 24.11.1990, blz. 56. (5) PB L 357 van 20.12.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1232/2000 van de Commissie (PB L 180 van 10.7.2002, blz. 5). (6) PB L 370 van 19.12.1992, blz. 76. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1). (7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. (8) Richtlijn 93/46/EEG van de Commissie van 22 juni 1993 ter vervanging en wijziging van de bijlagen bij Richtlijn 92/109/EEG van de Raad inzake de vervaardiging en het in de handel brengen van bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (PB L 159 van 1.7.1993, blz. 134). (9) Richtlijn 2001/8/EG van de Commissie van 8 februari 2001 ter vervanging van bijlage I bij Richtlijn 92/109/EEG van de Raad inzake de vervaardiging en het in de handel brengen van bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (PB L 39 van 9.2.2001, blz. 31). (10) Richtlijn 2003/101/EG van de Commissie van 3 november 2003 houdende wijziging van Richtlijn 92/109/EEG van de Raad (PB L 286 van 4.11.2003, blz. 14). (11) Verordening (EG) nr. 1485/96 van de Commissie van 26 juli 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/109/EEG van de Raad inzake de verklaringen van afnemers over de gebruiksdoeleinden van bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen. (PB L 188 van 27.7.1996, blz. 28). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1533/2000 (PB L 175 van 14.7.2000, blz. 75). (12) Verordening (EG) nr. 1533/2000 van de Commissie van 13 juli 2000 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1485/96 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/109/EEG van de Raad inzake de verklaringen van afnemers over de gebruiksdoeleinden van bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen. (13) PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/63/EG van de Commissie (PB L 159 van27.6.2003, blz. 46). (14) PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36). BIJLAGE I Geregistreerde stoffen in de zin van artikel 2, onder a) CATEGORIE 1 >RUIMTE VOOR DE TABEL> CATEGORIE 2 >RUIMTE VOOR DE TABEL> CATEGORIE 3 >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE II >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE III 1. Model van een verklaring voor afzonderlijke transacties (categorie 1 of 2) >PIC FILE= "L_2004047NL.000902.TIF"> 2. Model van een verklaring voor meer transacties (categorie 2) >PIC FILE= "L_2004047NL.001001.TIF">