EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R0260

Verordening (EG) nr. 260/2003 van de Commissie van 12 februari 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij schapen en geiten en de voorschriften voor de handel in levende schapen en geiten en runderembryo's (Voor de EER relevante tekst)

PB L 37 van 13.2.2003, p. 7–11 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/260/oj

32003R0260

Verordening (EG) nr. 260/2003 van de Commissie van 12 februari 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij schapen en geiten en de voorschriften voor de handel in levende schapen en geiten en runderembryo's (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 037 van 13/02/2003 blz. 0007 - 0011


Verordening (EG) nr. 260/2003 van de Commissie

van 12 februari 2003

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij schapen en geiten en de voorschriften voor de handel in levende schapen en geiten en runderembryo's

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG(2), en met name op artikel 10,

Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1494/2002 van de Commissie(4), en met name op artikel 23,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In zijn advies van 4 en 5 april 2002 over veilige bronnen van materiaal van kleine herkauwers heeft de Wetenschappelijke Stuurgroep (WS) aanbevolen om, wanneer op een bedrijf met kleine herkauwers een scrapiegeval gediagnosticeerd wordt, het hele koppel te doden. De WS tekende daarbij echter aan dat het doden van schapen met prioneiwitgenotype ARR/ARR weinig bij zou dragen aan de verkleining van het risico. Om te vermijden dat de ziekte niet wordt gemeld en om rassen met een geringe resistentie in stand te houden, moet dit doden geleidelijk gebeuren.

(2) Om consistent te blijven met dergelijke voorschriften voor het doden van schapen moeten in de voorschriften voor de intracommunautaire handel in fokschapen de handelsbeperkingen in verband met scrapie voor schapen met genotype ARR/ARR worden geschrapt.

(3) In zijn advies van 16 mei 2002 over de veiligheid van runderembryo's heeft de WS geconcludeerd dat er naast de protocollen van de International Embryo Transfer Society geen verdere maatregelen nodig zijn. In haar algemene vergadering van mei 2002 heeft de wereldorganisatie voor diergezondheid, het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE), op soortgelijke wetenschappelijke gronden besloten alle handelsvoorwaarden met betrekking tot embryo's en eicellen van runderen te schrappen. De handelsvoorwaarden voor embryo's en eicellen van runderen in verband met BSE in Verordening (EG) nr. 999/2001 moeten daarom worden geschrapt, en Beschikking 92/290/EEG van de Commissie van 14 mei 1992 inzake bepaalde beschermende maatregelen ten aanzien van runderembryo's in verband met boviene spongiforme encefalopathie (BSE) in het Verenigd Koninkrijk(5), gewijzigd bij de Akte van toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, moet worden ingetrokken.

(4) Verordening (EG) nr. 999/2001 moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen VII, VIII en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Beschikking 92/290/EEG wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Bijlage VII, punt 2, onder b), en bijlage VIII, hoofdstuk A, deel I, onder a), punt iii), zijn van toepassing met ingang van 1 oktober 2003.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 februari 2003.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(2) PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49.

(3) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

(4) PB L 225 van 22.8.2002, blz. 3.

(5) PB L 152 van 4.6.1992, blz. 37.

BIJLAGE

De bijlagen VII, VIII en XI worden als volgt gewijzigd:

1. Bijlage VII wordt vervangen door:

"BIJLAGE VII

UITROEIING VAN OVERDRAAGBARE SPONGIFORME ENCEFALOPATHIE

1. In het kader van het in artikel 13, lid 1, onder b), bedoelde onderzoek moeten worden geïdentificeerd:

a) voor runderen:

- alle andere herkauwers op het bedrijf van het dier waarbij de ziekte is bevestigd;

- ingeval de ziekte bij een vrouwelijk dier bevestigd is, de nakomelingen die zijn geboren in de laatste twee jaar voordat of in de periode nadat de eerste klinische verschijnselen van de ziekte zich hebben voorgedaan;

- alle dieren van de cohort van het dier waarbij de ziekte is bevestigd;

- de mogelijke oorsprong van de ziekte;

- alle andere dieren op het bedrijf van het dier waarbij de ziekte is bevestigd of op andere bedrijven, die met het TSE-agens kunnen zijn besmet of met hetzelfde voeder of dezelfde verontreinigingsbron in contact kunnen zijn geweest;

- de verplaatsing van potentieel verontreinigde diervoeders of van ander materiaal, of andere vectoren, waardoor het TSE-agens van of naar het betrokken bedrijf kan zijn overgebracht;

b) voor schapen en geiten:

- alle andere herkauwers dan schapen en geiten op het bedrijf van het dier waarbij de ziekte is bevestigd;

- voorzover nagetrokken kan worden, de ouderdieren, alle embryo's, eicellen en de laatste nakomelingen van het dier waarbij de ziekte is bevestigd;

- alle andere schapen en geiten op het bedrijf van het dier waarbij de ziekte is bevestigd, naast de in het tweede streepje bedoelde dieren;

- de mogelijke oorsprong van de ziekte en andere bedrijven waar zich dieren, embryo's of eicellen bevinden die met het TSE-agens kunnen zijn besmet of met hetzelfde voeder of dezelfde verontreinigingsbron in contact kunnen zijn geweest;

- de verplaatsing van potentieel verontreinigde diervoeders of van ander materiaal, of andere vectoren, waardoor het TSE-agens van of naar het betrokken bedrijf kan zijn overgebracht.

2. De maatregelen bedoeld in artikel 13, lid 1, onder c), omvatten ten minste:

a) in geval van bevestiging van BSE bij een rund, het doden en volledig vernietigen van alle runderen die in het kader van het in punt 1, onder a), eerste, tweede en derde streepje, bedoelde onderzoek zijn geïdentificeerd. De lidstaat kan beslissen niet alle andere runderen op het bedrijf van het dier waarbij de ziekte is bevestigd, zoals bedoeld in punt 1, onder a), eerste streepje, te doden en te vernietigen, afhankelijk van de epizoötiologische situatie en de traceerbaarheid van de dieren op dit bedrijf;

b) vanaf 1 oktober 2003, in geval van bevestiging van TSE bij een schaap of een geit, overeenkomstig het besluit van de bevoegde autoriteit:

i) het doden en volledig vernietigen van alle dieren, embryo's en eicellen die in het kader van het in punt 1, onder b), tweede en derde streepje, bedoelde onderzoek zijn geïdentificeerd, of

ii) het doden en volledig vernietigen van alle dieren, embryo's en eicellen die in het kader van het in punt 1, onder b), tweede en derde streepje, bedoelde onderzoek zijn geïdentificeerd, met uitzondering van:

- fokrammen met genotype ARR/ARR;

- fokooien met ten minste één ARR-allel en geen VRQ-allel, en

- schapen met ten minste één ARR-allel die uitsluitend voor de slacht bestemd zijn;

iii) indien het besmette dier vanuit een ander bedrijf is binnengebracht kan een lidstaat aan de hand van de voorgeschiedenis van het geval besluiten uitroeiingsmaatregelen toe te passen op het bedrijf van oorsprong en al dan niet op het bedrijf waar de besmetting bevestigd werd. In geval van gemeenschappelijke weiden die door meer dan één koppel worden gebruikt, kunnen de lidstaten na beschouwing van alle epidemiologische factoren besluiten de maatregelen slechts op één koppel toe te passen;

c) in geval van bevestiging van BSE bij een schaap of een geit, het doden en volledig vernietigen van alle dieren, embryo's en eicellen die in het kader van het in punt 1, onder b), tweede tot en met vijfde streepje, bedoelde onderzoek zijn geïdentificeerd.

3.1. Op het bedrijf of de bedrijven waar overeenkomstig punt 2, onder b), i) of ii), is vernietigd, mogen uitsluitend de volgende dieren worden binnengebracht:

a) rammen met genotype ARR/ARR,

b) ooien met ten minste één ARR-allel en geen VRQ-allel;

c) geiten, mits:

- op het bedrijf geen andere schapen dan schapen met genotype ARR/ARR aanwezig zijn;

- alle dierverblijven op het bedrijf na de ontvolking grondig zijn gereinigd en ontsmet;

- op het bedrijf verscherpt toezicht op TSE plaatsvindt, waaronder het testen van alle gedode en op het bedrijf gestorven geiten ouder dan 18 maanden.

3.2. Op het bedrijf of de bedrijven waar overeenkomstig punt 2, onder b), i) of ii), is vernietigd, mogen uitsluitend de volgende levende producten van schapen worden gebruikt:

a) sperma van rammen met genotype ARR/ARR;

b) embryo's met ten minste één ARR-allel en geen VRQ-allel,

4. Indien het moeilijk is om nieuwe schapen te vinden waarvan het genotype bekend is, kunnen de lidstaten tijdens een overgangsperiode tot uiterlijk 1 januari 2006 in afwijking van het bepaalde in punt 3, onder b), beslissen om toe te staan dat niet-drachtige ooilammeren van een onbekend genotype op de in punt 2, onder b), i) en ii), bedoelde bedrijven worden binnengebracht.

5. Wanneer op een bedrijf de in punt 2, onder b), i) en ii), aangegeven maatregelen zijn genomen,

a) gelden voor de verplaatsing van ARR/ARR-schapen van het bedrijf geen beperkingen;

b) mogen schapen met slechts één ARR-allel het bedrijf alleen verlaten als zij direct voor menselijke consumptie worden geslacht of worden vernietigd;

c) mogen schapen met andere genotypes het bedrijf alleen verlaten met het oog op vernietiging.

6. De in de punten 3 en 5 vastgestelde beperkingen blijven voor het bedrijf van kracht gedurende drie jaar na:

a) het tijdstip waarop alle schapen op het bedrijf van genotype ARR/ARR zijn, of

b) het laatste tijdstip waarop een schaap of geit op het bedrijf is gehouden, of

c) in geval van punt 3.1, onder c), de datum waarop met het verscherpte toezicht op TSE is begonnen.

7. Wanneer de frequentie van voorkomen van het ARR-allel binnen het ras of op het bedrijf klein is, of wanneer het nodig geacht wordt om inteelt te voorkomen, kan een lidstaat besluiten:

a) de vernietiging van de in punt 2, onder b), i) en ii), bedoelde dieren maximaal twee jaar op te schorten;

b) andere dan de in punt 3 genoemde schapen op de in punt 2, onder b), i) en ii), bedoelde bedrijven binnen te brengen, mits zij geen VRQ-allel hebben.

8. De lidstaten die van de in de punten 4 en 7 afwijkingen gebruikmaken, delen de Commissie mede onder welke voorwaarden en op grond van welke criteria dit wordt toegestaan.".

2. De titel van hoofdstuk A van bijlage VIII en de tekst van deel I van hoofdstuk A van bijlage VIII komen als volgt te luiden:

"HOOFDSTUK A

Voorwaarden voor de intracommunautaire handel in levende dieren

I. Voorwaarden die van toepassing zijn ongeacht de categorie van de lidstaat of het derde land van oorsprong of verblijf van het dier

De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de handel in schapen en geiten:

a) fokschapen en -geiten:

i) moeten afkomstig zijn van een bedrijf dat sinds ten minste drie jaar aan de volgende eisen voldoet:

- het is onderworpen aan regelmatige officiële diergeneeskundige controles,

- de dieren zijn geïdentificeerd,

- er zijn geen gevallen van scrapie vastgesteld,

- de oude vrouwelijke dieren die gedood moeten worden, worden door middel van bemonstering gecontroleerd,

- alleen vrouwelijke dieren die van een bedrijf komen dat aan dezelfde eisen voldoet, worden op het bedrijf binnengebracht;

ii) moeten sinds de geboorte of ten minste de laatste drie jaar ononderbroken op een bedrijf of op bedrijven zijn gehouden waar aan het bepaalde in punt i) wordt voldaan,

iii) of, vanaf 1 oktober 2003, moeten dieren zijn met prioneiwitgenotype ARR/ARR, zoals gedefinieerd in bijlage I bij Beschikking 2002/1003/EG van de Commissie(1).

Indien zij bestemd zijn voor een lidstaat waarop voor het gehele grondgebied of een gedeelte daarvan de bepalingen van punt b) of c) van toepassing zijn, moeten zij de algemene of specifieke aanvullende garanties bieden die volgens de procedure van artikel 24, lid 2, zijn vastgesteld;

b) een lidstaat die voor het gehele grondgebied of een gedeelte daarvan een verplicht of een vrijwillig nationaal programma voor scrapiebestrijding heeft,

i) kan dat programma aan de Commissie voorleggen met vermelding van met name:

- de situatie van de ziekte in het land,

- een rechtvaardiging van het programma, rekening houdend met de ernst van de ziekte en de kosten-batenverhouding,

- het geografische gebied waarop het programma van toepassing is,

- de verschillende statussen van de bedrijven en de normen die in elke categorie gehaald moeten worden,

- de testprocedures,

- de procedures voor de controle op het programma,

- de gevolgen voor het bedrijf van het verlies van de status, ongeacht de reden,

- de maatregelen die genomen moeten worden bij een positief resultaat van een overeenkomstig het programma uitgevoerde controle;

ii) de in punt i) bedoelde programma's kunnen volgens de procedure van artikel 24, lid 2, worden goedgekeurd indien zij voldoen aan de in punt i) vermelde criteria. Tegelijkertijd of ten hoogste drie maanden nadat de programma's zijn goedgekeurd, worden volgens de procedure van artikel 24, lid 2, de algemene of specifieke aanvullende garanties vastgesteld die in het kader van het intracommunautair handelsverkeer geëist kunnen worden. Die garanties mogen ten hoogste gelijkwaardig zijn aan die welke de lidstaat op nationaal niveau toepast;

iii) door de lidstaten voorgelegde wijzigingen van of aanvullingen op de programma's kunnen volgens de procedure van artikel 24, lid 2, worden goedgekeurd. Volgens deze procedure kunnen ook wijzigingen van overeenkomstig punt ii) vastgestelde garanties worden goedgekeurd;

c) een lidstaat die van mening is dat hij geheel of gedeeltelijk vrij is van scrapie,

i) legt de Commissie de passende bewijsstukken voor met vermelding van met name

- een historisch overzicht van het uitbreken van de ziekte op zijn grondgebied,

- het resultaat van de in het kader van het toezicht uitgevoerde serologische, microbiologische, pathologische of epidemiologische tests,

- de duur van het uitgevoerde toezicht,

- de regels voor de controle op de afwezigheid van de ziekte;

ii) de algemene of specifieke aanvullende garanties die in het kader van het intracommunautair handelsverkeer kunnen worden geëist, worden volgens de procedure van artikel 24, lid 2, vastgesteld. Die garanties mogen ten hoogste gelijkwaardig zijn aan die welke de lidstaat op nationaal niveau toepast;

iii) de betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van elke wijziging van een in punt i) bedoeld bewijsstuk aangaande de ziekte. De overeenkomstig punt ii) vastgestelde garanties kunnen in het licht van de verstrekte informatie volgens de procedure van artikel 24, lid 2, gewijzigd of geschrapt worden.".

3. In bijlage XI, deel D, punt 1, wordt de volgende tekst geschrapt:

"Beschikking 92/290/EEG van de Commissie van 14 mei 1992 inzake bepaalde beschermende maatregelen ten aanzien van runderembryo's in verband met boviene spongiforme encefalopathie (BSE) in het Verenigd Koninkrijk.".

(1) PB L 349 van 24.12.2002, blz. 105.

Top