Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003L0004

Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad

PB L 41 van 14.2.2003, p. 26–32 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 14/02/2003

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2003/4/oj

32003L0004

Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad

Publicatieblad Nr. L 041 van 14/02/2003 blz. 0026 - 0032


Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 28 januari 2003

inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4) en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 8 november 2002 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Een verruimde toegang van het publiek tot milieu-informatie en verspreiding van die informatie dragen bij tot een verhoogd milieubewustzijn, een vrije gedachtewisseling, een doeltreffender deelneming van het publiek aan de milieubesluitvorming en, uiteindelijk, tot een beter milieu.

(2) Richtlijn 90/313/EEG van de Raad van 7 juni 1990 inzake de vrije toegang tot milieu-informatie(5) heeft, wat de toegang van het publiek tot milieu-informatie betreft, de aanzet gegeven tot een verandering in de wijze waarop de overheidsinstanties de kwestie van openheid en transparantie aanpakken, via de vaststelling van maatregelen om uitvoering te geven aan dit recht, dat verder dient te worden ontwikkeld en voortgezet. Deze richtlijn zorgt voor uitbreiding van de bestaande toegang die verleend wordt uit hoofde van Richtlijn 90/313/EEG.

(3) Volgens artikel 8 van die richtlijn moeten de lidstaten aan de Commissie verslag uitbrengen over de opgedane ervaring; aan de hand daarvan moet de Commissie een verslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad, samen met de voorstellen tot herziening van de richtlijn die zij eventueel passend acht.

(4) In het krachtens artikel 8 van die richtlijn opgestelde verslag worden de concrete problemen in verband met de praktische toepassing van de richtlijn vermeld.

(5) Op 25 juni 1998 heeft de Europese Gemeenschap het VN/ECE-Verdrag inzake toegang tot informatie, inspraak voor de bevolking en mogelijkheid van verhaal in milieuzaken ("het Verdrag van Aarhus") ondertekend. Met het oog op de sluiting van dat verdrag door de Europese Gemeenschap dienen de bepalingen ervan in overeenstemming te zijn met het Gemeenschapsrecht.

(6) Met het oog op grotere transparantie is het wenselijk dat Richtlijn 90/313/EEG wordt vervangen in plaats van gewijzigd, zodat de betrokkenen een duidelijke en samenhangende wettekst wordt geboden.

(7) Verschillen tussen de vigerende wetten in de lidstaten inzake de toegang tot milieu-informatie waarover overheidsinstanties beschikken, kunnen leiden tot ongelijkheid binnen de Gemeenschap wat de toegang tot die informatie of wat concurrentievoorwaarden betreft.

(8) Er moet voor worden gezorgd dat alle natuurlijke en rechtspersonen recht hebben op toegang tot milieu-informatie waarover overheidsinstanties beschikken of die voor hen wordt beheerd, zonder dat zij daarvoor een belang moeten aanvoeren.

(9) Ook dienen de overheidsinstanties milieu-informatie op een zo groot mogelijke schaal beschikbaar te stellen en onder het publiek te verspreiden, met name door de aanwending van informatie- en communicatietechnologieën. Bij het verslag uitbrengen over en het herzien van deze richtlijn moet rekening worden gehouden met de toekomstige ontwikkeling van deze technologieën.

(10) De definitie van milieu-informatie moet worden gepreciseerd opdat de volgende informatie in ongeacht welke vorm hieronder valt: informatie over de toestand van het milieu, informatie over factoren, maatregelen of activiteiten ter bescherming van het milieu of die gevolgen hebben of kunnen hebben voor het milieu, informatie over de kosten-batenanalyses en economische analyses die in het kader van die maatregelen of activiteiten worden gebruikt, alsmede informatie over de toestand van de menselijke gezondheid en veiligheid, met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, menselijke levensomstandigheden, cultureel waardevolle plaatsen en bouwwerken, voorzover er voor deze zaken gevolgen zijn of kunnen zijn.

(11) Om rekening te houden met het beginsel van artikel 6 van het Verdrag dat de eisen inzake milieubescherming moeten worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Gemeenschap, moet de definitie van overheidsinstantie zo worden verruimd dat hieronder de regerings- of andere overheidsorganen op nationaal, regionaal of lokaal niveau vallen, ongeacht of deze specifieke verantwoordelijkheden voor het milieu hebben. De definitie dient eveneens zo te worden verruimd dat eronder vallen: andere personen of organen die naar nationaal recht openbare bestuursfuncties met betrekking tot het milieu uitoefenen, alsmede andere personen of organen die onder hun toezicht openbare verantwoordelijkheden of functies met betrekking tot het milieu uitoefenen.

(12) Ook informatie die fysiek voor overheidsinstanties wordt beheerd door andere instanties, moet onder deze richtlijn vallen.

(13) Milieu-informatie moet zo spoedig mogelijk en binnen een redelijke termijn, rekening houdend met de eventueel door de aanvrager vermelde termijn, ter beschikking van de aanvragers worden gesteld.

(14) Overheidsinstanties dienen milieu-informatie ter beschikking te stellen in de vorm of de format waar de aanvrager om verzoekt, tenzij ze al voor het publiek beschikbaar is in een andere vorm of een andere format of indien het redelijk is dat de informatie in een andere vorm of in een andere format beschikbaar wordt gesteld. Voorts moeten overheidsinstanties worden verplicht een redelijke inspanning te leveren om de milieu-informatie waarover zij beschikken of die voor hen wordt beheerd, te bewaren in vormen of formaten die gemakkelijk reproduceerbaar zijn en langs elektronische weg toegankelijk zijn.

(15) De lidstaten dienen praktische regelingen vast te stellen om deze informatie daadwerkelijk beschikbaar te stellen. Deze regelingen dienen ervoor te zorgen dat de informatie daadwerkelijk en gemakkelijk toegankelijk is en geleidelijk beschikbaar wordt gesteld aan het publiek door middel van openbare telecommunicatienetwerken, met inbegrip van openbaar toegankelijke lijsten van overheidsinstanties alsmede registers of lijsten van milieu-informatie waarover overheidsinstanties beschikken of die voor hen worden beheerd.

(16) Het recht op informatie houdt in dat bekendmaking van de informatie de regel moet zijn en dat overheidsinstanties uitsluitend in bepaalde, welomschreven gevallen de mogelijkheid hebben een verzoek om milieu-informatie te weigeren. Redenen voor weigering moeten restrictief geïnterpreteerd worden, waarbij het algemene belang, dat is gediend met openbaarmaking, dient te worden afgewogen tegen het specifieke belang, dat is gediend met de weigering om openbaar te maken. De redenen voor een weigering moeten binnen de in deze richtlijn vastgestelde termijn aan de aanvrager worden meegedeeld.

(17) Overheidsinstanties dienen milieu-informatie gedeeltelijk beschikbaar te stellen wanneer het mogelijk is informatie waarop uitzonderingen van toepassing zijn, te scheiden van de rest van de verlangde informatie.

(18) Overheidsinstanties moeten een vergoeding kunnen vragen voor het verstrekken van milieu-informatie, doch die vergoeding moet redelijk zijn. Dit houdt in dat de vergoeding in principe de werkelijk gemaakte kosten van het produceren van het materiaal in kwestie niet te boven mag gaan. In bijzondere gevallen, wanneer overheidsinstanties milieu-informatie beschikbaar stellen op commerciële basis en dit nodig is om de voortzetting van het verzamelen en publiceren van dergelijke informatie te waarborgen, wordt een op de markt afgestemde vergoeding redelijk geacht; er kan betaling vooraf verlangd worden. Er dient een overzicht van de vergoedingen te worden gepubliceerd en ter beschikking van de aanvragers te worden gesteld, tezamen met informatie over de omstandigheden waarin een vergoeding kan worden gevraagd of vrijstelling hiervan kan worden verleend.

(19) Aanvragers moeten bij een administratieve of rechterlijke instantie in beroep kunnen gaan tegen het handelen of nalaten van een overheidsdienst in verband met een aanvraag.

(20) Overheidsinstanties moeten proberen ervoor te zorgen dat door hen of op hun verzoek samengestelde informatie begrijpelijk, nauwkeurig en vergelijkbaar is. Aangezien dit een belangrijke factor voor de beoordeling van de kwaliteit van de verstrekte informatie is, dient op verzoek te worden meegedeeld welke methode voor de samenstelling van de informatie is toegepast.

(21) Om het milieubewustzijn van het publiek te vergroten en zodoende de milieubescherming te verbeteren, dienen overheidsinstanties in voorkomend geval milieu-informatie die relevant is voor hun taak ter beschikking te stellen en te verspreiden, met name door middel van computertelecommunicatie en/of elektronische technologie wanneer die beschikbaar is.

(22) Na haar inwerkingtreding dient deze richtlijn om de vier jaar in het licht van de opgedane ervaring en de overgelegde verslagen van de lidstaten te worden beoordeeld en op grond daarvan te worden herzien. Het beoordelingsverslag dient aan het Europees Parlement en de Raad te worden voorgelegd.

(23) Daar de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(24) De bepalingen van deze richtlijn doen geen afbreuk aan het recht van een lidstaat om maatregelen te handhaven of in te voeren voor een ruimere toegang tot informatie dan op grond van deze richtlijn vereist is,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

Deze richtlijn heeft ten doel:

a) recht van toegang te garanderen tot milieu-informatie waarover overheidsinstanties beschikken of die voor hen wordt beheerd, en de voorwaarden, grondregels en praktische regelingen voor de uitoefening van dat recht vast te stellen, en

b) te waarborgen dat, als regel, milieu-informatie geleidelijk aan het publiek beschikbaar wordt gesteld en onder het publiek wordt verspreid, om aldus te bereiken dat deze informatie op de breedst mogelijke basis systematisch aan het publiek beschikbaar wordt gesteld en onder het publiek wordt verspreid. Te dien einde wordt het gebruik van met name computertelecommunicatie en/of elektronische technologie, voor zover beschikbaar, bevorderd.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. "milieu-informatie": alle informatie in geschreven, visuele, auditieve, elektronische of enige andere materiële vorm over:

a) de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht en atmosfeer, water, bodem, land, landschap en natuurgebieden met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, biologische diversiteit en haar componenten, met inbegrip van genetisch gemodificeerde organismen, en de interactie tussen deze elementen;

b) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu die de onder a) bedoelde elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten;

c) maatregelen (met inbegrip van bestuurlijke maatregelen), zoals beleidsmaatregelen, wetgeving, plannen, programma's, milieuakkoorden en activiteiten die op de onder a) en b) bedoelde elementen en factoren van het milieu een uitwerking hebben of kunnen hebben, alsmede maatregelen of activiteiten ter bescherming van die elementen;

d) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving;

e) kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder c) bedoelde maatregelen en activiteiten;

f) de toestand van de gezondheid en veiligheid van de mens, met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, indien van toepassing, de levensomstandigheden van de mens, waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde toestand van elementen van het milieu of, via deze elementen, door het genoemde onder b) of c);

2. "overheidsinstantie":

a) een overheidsorgaan, inclusief openbare adviesorganen, op nationaal, regionaal of lokaal niveau;

b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties naar nationaal recht uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met betrekking tot het milieu;

c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking tot het milieu verleent.

De lidstaten kunnen bepalen dat deze begripsomschrijving niet slaat op instellingen of organen die optreden in een rechterlijke of wetgevende hoedanigheid. Deze instellingen of organen kunnen zij van de begripsomschrijving uitsluiten, wanneer hun constitutionele bepalingen niet in een beroepsprocedure in de zin van artikel 6 voorzien;

3. "informatie die door een overheidsinstantie wordt beheerd": milieu-informatie in het bezit van een overheidsinstantie die zij heeft opgesteld of ontvangen;

4. "informatie die voor een overheidsinstantie wordt beheerd": milieu-informatie die in feite in opdracht van een overheidsinstantie door een natuurlijke of rechtspersoon wordt beheerd;

5. "aanvrager": elke natuurlijke of rechtspersoon die om milieu-informatie verzoekt;

6. "publiek": één of meer natuurlijke of rechtspersonen en, in overeenstemming met nationale wetgeving of praktijk, hun verenigingen, organisaties of groepen.

Artikel 3

Toegang tot milieu-informatie op verzoek

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de overheidsinstanties, overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn, ertoe gehouden zijn de milieu-informatie waarover zij beschikken, of die voor hen wordt beheerd, aan elke aanvrager op verzoek beschikbaar te stellen, zonder dat deze daarvoor een belang hoeft aan te voeren.

2. Onverminderd artikel 4 en rekening houdend met een eventueel door de aanvrager vermelde termijn wordt milieu-informatie aan een aanvrager ter beschikking gesteld:

a) zo spoedig mogelijk of uiterlijk binnen één maand nadat de in lid 1 bedoelde overheidsinstantie het verzoek van de aanvrager heeft ontvangen, hetzij

b) binnen twee maanden nadat de overheidsinstantie het verzoek heeft ontvangen, indien de omvang en de gecompliceerdheid van de informatie van dien aard zijn dat de onder a) genoemde termijn van één maand niet haalbaar is. In dat geval wordt de aanvrager zo spoedig mogelijk, en in ieder geval voordat de termijn van één maand afloopt, in kennis gesteld van de verlenging en de redenen daarvoor.

3. Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt de overheidsinstantie de aanvrager zo spoedig mogelijk, en uiterlijk binnen de in lid 2, onder a), vastgestelde termijn, om zijn verzoek te preciseren en is zij hem daarbij behulpzaam, bijvoorbeeld door informatie te verstrekken over het gebruik van openbare registers zoals bedoeld in lid 5, onder c). Overheidsinstanties kunnen, wanneer zij zulks passend achten, het verzoek weigeren uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder c).

4. Wanneer een aanvrager een overheidsinstantie verzoekt milieu-informatie in een bepaalde vorm of een bepaald formaat beschikbaar te stellen (bijvoorbeeld in de vorm van afschriften), willigt de overheidsinstantie dat verzoek in, tenzij:

a) de informatie al voor het publiek beschikbaar is in een andere voor de aanvrager gemakkelijk toegankelijke vorm of format, in het bijzonder zoals bedoeld in artikel 7, of

b) het redelijk is dat de overheidsinstantie de informatie in een andere vorm of een andere format beschikbaar stelt, in welk geval redenen dienen te worden gegeven waarom de informatie in die vorm beschikbaar wordt gesteld.

In verband met het bepaalde in dit lid leveren de overheidsinstanties alle redelijke inspanningen om milieu-informatie waarover zij beschikken of die voor hen wordt beheerd, te bewaren in vormen of formaten die gemakkelijk reproduceerbaar zijn en toegankelijk zijn via computertelecommunicatiemiddelen of andere elektronische middelen.

De redenen voor een weigering om informatie, geheel of gedeeltelijk, beschikbaar te stellen in de gevraagde vorm of het gevraagde formaat worden de aanvrager binnen de in lid 2, onder a), genoemde termijn meegedeeld.

5. Voor de toepassing van dit artikel zorgen de lidstaten ervoor dat:

a) de ambtenaren verplicht worden om burgers die toegang tot informatie wensen behulpzaam te zijn;

b) de lijsten van overheidsinstanties openbaar toegankelijk zijn, en

c) er praktische regelingen worden getroffen om te garanderen dat het recht op toegang tot milieu-informatie daadwerkelijk kan worden uitgeoefend, zoals:

- het benoemen van voorlichtingsambtenaren;

- het opzetten en onderhouden van voorzieningen om de gevraagde informatie te onderzoeken;

- het voorhanden zijn van registers of lijsten van de milieu-informatie waarover overheidsinstanties en voorlichtingspunten beschikken, met duidelijke gegevens over de plaats waar deze informatie te vinden is.

De lidstaten zorgen ervoor dat overheidsinstanties het publiek voldoende voorlichten over zijn rechten uit hoofde van deze richtlijn, alsmede te dien einde in passende mate inlichten, begeleiden en adviseren.

Artikel 4

Uitzonderingen

1. De lidstaten kunnen bepalen dat een verzoek om milieu-informatie kan worden geweigerd, indien:

a) de gevraagde informatie niet in het bezit is van of wordt beheerd voor de overheidsinstantie waaraan het verzoek is gericht. Wanneer die overheidsinstantie in een dergelijk geval er kennis van heeft dat de informatie in het bezit is van of beheerd wordt voor een andere overheidsinstantie, geeft zij het verzoek zo spoedig mogelijk aan die andere instantie door en stelt zij de aanvrager daarvan in kennis of licht zij de aanvrager in over de overheidsinstantie waarbij naar haar mening de verzochte informatie kan worden aangevraagd;

b) het verzoek kennelijk onredelijk is;

c) het verzoek te algemeen geformuleerd is, rekening houdend met artikel 3, lid 3;

d) het verzoek nog onvoltooid materiaal of onvoltooide documenten of gegevens betreft;

e) het verzoek interne mededelingen betreft, rekening houdend met het openbaar belang dat met bekendmaking wordt gediend.

Indien een verzoek wordt geweigerd op grond van het feit dat het nog onvoltooid materiaal betreft, dient de overheidsinstantie de naam te vermelden van de instantie die verantwoordelijk is voor de voorbereiding van het materiaal, alsmede het geschatte tijdstip van voltooiing.

2. De lidstaten kunnen bepalen dat een verzoek om milieu-informatie kan worden geweigerd, indien openbaarmaking van de informatie afbreuk doet aan een van de volgende punten:

a) Het vertrouwelijke karakter van handelingen van overheidsinstanties, indien deze vertrouwelijkheid bij wet is voorzien;

b) internationale betrekkingen, openbare veiligheid of nationale defensie;

c) de rechtsgang, de mogelijkheid voor een persoon om een eerlijk proces te krijgen of de mogelijkheid voor een overheid om een onderzoek van strafrechtelijke of disciplinaire aard in te stellen;

d) de vertrouwelijkheid van commerciële of industriële informatie, wanneer deze vertrouwelijkheid bij de nationale of de communautaire wetgeving geboden wordt om een gewettigd economisch belang te beschermen, met inbegrip van het algemeen belang dat met statistische en fiscale geheimhouding is gediend;

e) intellectuele-eigendomsrechten;

f) de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en/of -dossiers met betrekking tot een natuurlijk persoon wanneer die persoon niet heeft ingestemd met bekendmaking van de informatie aan het publiek, wanneer in deze vertrouwelijkheid is voorzien naar nationaal of Gemeenschapsrecht;

g) de belangen of de bescherming van iedere persoon die de verzochte informatie op vrijwillige basis heeft verstrekt, zonder daartoe wettelijk verplicht te zijn of te kunnen worden, tenzij die persoon ermee heeft ingestemd dat de betrokken informatie wordt vrijgegeven;

h) de bescherming van het milieu waarop die informatie betrekking heeft, zoals de habitat van zeldzame soorten.

De in de leden 1 en 2 genoemde gronden voor weigering worden restrictief uitgelegd, met voor het specifieke geval inachtneming van het met bekendmaking gediende openbare belang. In elk afzonderlijk geval dient het algemene belang dat is gediend met openbaarmaking te worden afgewogen tegen het specifieke belang dat is gediend met de weigering om openbaar te maken. De lidstaten kunnen het bepaalde in lid 2, onder a), d), f), g) en h), niet als grondslag aanzien om te bepalen dat een verzoek kan worden geweigerd indien het betrekking heeft op informatie over emissies in het milieu.

In dit verband en met het oog op de toepassing van punt f) zorgen de lidstaten ervoor dat Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(6) wordt nageleefd.

3. Wanneer een lidstaat voorziet in uitzonderingen, kan hij een voor het publiek toegankelijke lijst van criteria opstellen aan de hand waarvan de betrokken instantie over de verdere behandeling van de aanvraag kan besluiten.

4. Milieu-informatie waarover overheidsinstanties beschikken of die voor hen wordt beheerd, en waarom door een aanvrager is verzocht, wordt gedeeltelijk beschikbaar gesteld wanneer het mogelijk is informatie waarop lid 1, onder d) en e), of lid 2 van toepassing is, van de overige gevraagde informatie te scheiden.

5. Een weigering om de verzochte informatie geheel of gedeeltelijk beschikbaar te stellen, wordt schriftelijk of via elektronische weg meegedeeld indien het een schriftelijk verzoek betreft of indien de aanvrager daarom verzoekt binnen de in artikel 3, lid 2, onder a) dan wel onder b), genoemde termijn. Deze mededeling bevat de redenen voor de weigering en informatie over de beroepsprocedure waarin overeenkomstig artikel 6 is voorzien.

Artikel 5

Vergoedingen

1. De toegang tot openbare registers of lijsten die zijn opgesteld en worden bewaard overeenkomstig artikel 3, lid 5, alsmede het raadplegen ter plaatse van de gevraagde informatie, zijn gratis.

2. Overheidsinstanties kunnen voor het verstrekken van milieu-informatie een vergoeding verlangen, doch zij moet redelijk zijn.

3. Worden vergoedingen verlangd, dan publiceren de overheidsinstanties een overzicht van de vergoedingen en van de voorwaarden waaronder zij deze verlangen of er vrijstelling van verlenen.

Artikel 6

Toegang tot de rechter

1. De lidstaten waarborgen dat een aanvrager die meent dat zijn verzoek om informatie is veronachtzaamd, ten onrechte (geheel of gedeeltelijk) is geweigerd, onvoldoende is beantwoord of op een andere wijze niet is behandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, 4 of 5, toegang heeft tot een procedure waarin het handelen of nalaten van de betrokken overheidsinstantie opnieuw door die of door een andere overheidsinstantie, dan wel door een bij wet opgericht onafhankelijk en onpartijdig orgaan bestuursrechtelijk kan worden getoetst. Dit moet een snelle procedure zijn waaraan weinig of geen kosten verbonden zijn.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat een aanvrager, naast de in lid 1 bedoelde beroepsprocedure, toegang heeft tot een beroepsprocedure voor een rechterlijke instantie of een ander, bij wet opgericht onafhankelijk en onpartijdig orgaan, waarin het handelen of nalaten van de betrokken overheidsinstantie kan worden getoetst en waarvan de beslissingen definitief kunnen worden. Voorts kunnen de lidstaten ervoor zorgen dat derden die door het vrijgeven van informatie zijn geschaad, eveneens toegang hebben tot de rechter.

3. Definitieve beslissingen ingevolge lid 2 zijn bindend voor de overheidsinstantie die de informatie bezit. De redengeving geschiedt schriftelijk, in ieder geval wanneer toegang tot informatie wordt geweigerd ingevolge dit artikel.

Artikel 7

Verspreiding van milieu-informatie

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de overheidsinstanties de milieu-informatie die relevant is voor hun taak en waarover zij beschikken of die voor hen wordt beheerd, ordenen met het oog op een actieve en systematische verspreiding onder het publiek, met name door middel van computertelecommunicatie en/of elektronische technologie wanneer deze voorhanden is.

De door middel van computertelecommunicatie en/of elektronische technologie beschikbaar gestelde informatie behoeft geen informatie te omvatten die vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn is verzameld, tenzij deze reeds in elektronische vorm beschikbaar is.

De lidstaten zorgen ervoor dat milieu-informatie geleidelijk beschikbaar komt in elektronische gegevensbanken die voor het publiek makkelijk toegankelijk zijn via openbare telecommunicatienetwerken.

2. Ten minste de volgende informatie wordt op passende wijze bijgewerkt, beschikbaar gesteld en verspreid:

a) Teksten van internationale verdragen, conventies of overeenkomsten en van communautaire, nationale, regionale of lokale wetgeving inzake of in verband met het milieu;

b) beleidsmaatregelen, plannen en programma's in verband met het milieu;

c) voortgangsverslagen inzake de uitvoering van de onder a) en b) genoemde onderwerpen indien die door overheidsinstanties zijn opgesteld, of in elektronische vorm worden beheerd;

d) de in lid 3 bedoelde verslagen over de toestand van het milieu;

e) gegevens of samenvattingen van gegevens afkomstig van het monitoren van activiteiten die gevolgen voor het milieu hebben of waarschijnlijk zullen hebben.

f) vergunningen die belangrijke gevolgen hebben voor het milieu, alsmede milieuakkoorden of een verwijzing naar de plaats waar de informatie kan worden opgevraagd of gevonden in het kader van artikel 3;

g) milieueffectbeoordelingen en risicobeoordelingen, die verband houden met de in artikel 2, punt 1, onder a), genoemde elementen van het milieu, of een verwijzing naar de plaats waar de informatie kan worden opgevraagd of gevonden in het kader van artikel 3.

3. Onverminderd eventuele specifieke rapportageverplichtingen uit hoofde van de Gemeenschapswetgeving treffen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat nationale en, waar passend, regionale of lokale verslagen over de toestand van het milieu met regelmatige tussenpozen van ten hoogste vier jaar worden gepubliceerd; deze verslagen moeten informatie bevatten over de kwaliteit van en de druk op het milieu.

4. Onverminderd eventuele specifieke verplichtingen uit hoofde van het Gemeenschapsrecht treffen de lidstaten de nodige maatregelen om te waarborgen dat, in geval van een onmiddellijke bedreiging van de gezondheid van de mens of het milieu, hetzij veroorzaakt door menselijke activiteiten hetzij ten gevolge van natuurlijke oorzaken, alle informatie waarover overheidsinstanties beschikken, of die voor hen wordt beheerd, en die het publiek dat waarschijnlijk zal worden getroffen in staat kan stellen maatregelen te nemen om de uit de bedreiging voortvloeiende schade te voorkomen of te beperken, onmiddellijk en terstond wordt verspreid.

5. De in artikel 4, leden 1 en 2, genoemde uitzonderingen kunnen worden toegepast op de uit dit artikel voortvloeiende verplichtingen.

6. De lidstaten kunnen aan dit artikel voldoen door links te creëren naar internetsites waar informatie kan worden gevonden.

Artikel 8

Kwaliteit van de milieu-informatie

1. De lidstaten zorgen ervoor, voorzover mogelijk, dat door hen of op hun verzoek samengestelde informatie actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.

2. De overheidsinstanties geven bij het beantwoorden van verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 2, punt 1, onder b), zo nodig, en indien de informatie voorhanden is, aan welke meetmethodes zijn gebruikt bij het samenstellen van de informatie, inclusief de methodes voor analysering, monstername en voorbehandeling van de monsters, of verwijzen naar een gebruikte standaardprocedure.

Artikel 9

Herziening

1. Uiterlijk op 14 februari 2009 brengen de lidstaten verslag uit over de met de toepassing van de richtlijn opgedane ervaring.

Zij doen het verslag uiterlijk op 14 augustus 2009 aan de Commissie toekomen.

Uiterlijk op 14 februari 2004 doet de Commissie aan de lidstaten een leidraad toekomen waarin zij duidelijk uiteenzet hoe zij wenst dat de lidstaten verslag uitbrengen.

2. In het licht van de ervaring en rekening houdend met de ontwikkelingen op het gebied van computertelecommunicatie en/of elektronische technologieën, dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, samen met de herzieningsvoorstellen die zij passend acht.

Artikel 10

Toepassing

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 14 februari 2005 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 11

Intrekking

Richtlijn 90/313/EEG wordt met ingang van 14 februari 2005 ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in de bijlage opgenomen concordantietabel.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 13

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2003.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

G. Papandreou

(1) PB C 337 E van 28.11.2000, blz. 156, en PB C 240 E van 28.8.2001, blz. 289.

(2) PB C 116 van 20.4.2001, blz. 43.

(3) PB C 148 van 18.5.2001, blz. 9.

(4) Advies van het Europees Parlement van 14 maart 2001 (PB C 343 van 5.12.2001, blz. 165), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 28 januari 2002 (PB C 113 E van 14.5.2002, blz. 1), besluit van het Europees Parlement van 30 mei 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), besluit van de Raad van 16 december 2002 en besluit van het Europees Parlement van 18 december 2002.

(5) PB L 158 van 23.6.1990, blz. 56.

(6) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top