Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002L0063

    Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie van 11 juli 2002 houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Richtlijn 79/700/EEG (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 187 van 16.7.2002, p. 30–43 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2002/63/oj

    32002L0063

    Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie van 11 juli 2002 houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Richtlijn 79/700/EEG (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. L 187 van 16/07/2002 blz. 0030 - 0043


    Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie

    van 11 juli 2002

    houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Richtlijn 79/700/EEG

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 76/895/EEG van de Raad van 23 november 1976 betreffende de vaststelling van de maximale hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/57/EG van de Commissie(2), en met name op artikel 6,

    Gelet op Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/42/EG van de Commissie(4), en met name op artikel 8,

    Gelet op Richtlijn 86/363/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op levensmiddelen van dierlijke oorsprong(5), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/42/EG, en met name op artikel 8,

    Gelet op Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit(6), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/42/EG, en met name op artikel 6,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De Richtlijnen 76/895/EEG, 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG voorzien in officiële inspecties en controles om toe te zien op de inachtneming van de maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong. In de richtlijnen is ook bepaald dat de Commissie communautaire bemonsteringsmethoden kan vaststellen.

    (2) Bemonsteringsmethoden voor de opsporing van residuen van bestrijdingsmiddelen in groenten en fruit zijn vastgesteld bij Richtlijn 79/700/EEG van de Commissie van 24 juli 1979 tot vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit(7).

    (3) Die methoden moeten worden bijgewerkt en aangepast aan de technische vooruitgang en er moeten bemonsteringsmethoden worden vastgesteld voor de opsporing van residuen van bestrijdingsmiddelen in producten van dierlijke oorsprong en in andere producten van plantaardige oorsprong.

    (4) Door de Commissie van de Codex Alimentarius zijn bemonsteringsmethoden opgesteld en goedgekeurd om het gehalte aan residuen van bestrijdingsmiddelen te bepalen en na te gaan of de maximumresidugehalten (MRL's) in acht worden genomen(8). De Gemeenschap heeft deze aanbevolen methoden overgenomen. Derhalve moeten de bestaande bemonsteringsvoorschriften worden vervangen door de voorschriften die zijn opgesteld en goedgekeurd door de Commissie van de Codex Alimentarius.

    (5) Richtlijn 79/700/EEG moet derhalve worden ingetrokken en vervangen door deze richtlijn.

    (6) De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Deze richtlijn is van toepassing op de bemonstering van producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong met het oog op de bepaling van het gehalte aan residuen van bestrijdingsmiddelen in het kader van de Richtlijnen 76/895/EEG, 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG en doet niets af aan de wijze van monsterneming en de niveaus en frequentie van de monsterneming, die zijn vastgesteld in de bijlagen III en IV bij Richtlijn 96/23/EG van de Raad(9) inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan.

    Artikel 2

    De lidstaten bepalen dat de bemonstering in het kader van de controles en inspecties als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 76/895/EEG, artikel 8 van Richtlijn 86/362/EEG, artikel 8 van Richtlijn 86/363/EEG en artikel 6 van Richtlijn 90/642/EEG wordt uitgevoerd volgens de in de bijlage bij deze richtlijn omschreven methoden.

    Artikel 3

    Richtlijn 79/700/EEG wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn worden gelezen als verwijzingen naar deze richtlijn.

    Artikel 4

    1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    2. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 5

    Deze richtlijn treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Gedaan te Brussel, 11 juli 2002.

    Voor de Commissie

    David Byrne

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 340 van 9.12.1976, blz. 26.

    (2) PB L 244 van 29.9.2000, blz. 76.

    (3) PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37.

    (4) PB L 134 van 22.5.2002, blz. 36.

    (5) PB L 221 van 7.8.1986, blz. 43.

    (6) PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71.

    (7) PB L 207 van 15.8.1979, blz. 26.

    (8) Document CAG/GL 33-1999 van de Commissie van de Codex Alimentarius. FAO, Rome. ftp://ftp.fao.org/codex/standard/volume2a/en/GL_033e.pdf

    (9) PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.

    BIJLAGE

    BEMONSTERINGSMETHODEN VOOR PRODUCTEN VAN PLANTAARDIGE EN DIERLIJKE OORSPRONG MET HET OOG OP DE BEPALING VAN HET GEHALTE AAN RESIDUEN VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN VOOR DE CONTROLE OP DE INACHTNEMING VAN DE MAXIMUMRESIDUGEHALTEN

    1. DOELSTELLING

    Monsters voor de officiële controle van residugehalten van bestrijdingsmiddelen in en op granen, groenten en fruit en in producten van dierlijke oorsprong moeten overeenkomstig de hieronder beschreven methoden worden genomen.

    De doelstelling van deze bemonsteringsprocedures is het verkrijgen van een representatief voor analyse bestemd monster van een partij teneinde de inachtneming van de maximumresidugehalten (MRL's) voor bestrijdingsmiddelen die zijn vastgesteld in de bijlagen bij de Richtlijnen 76/895/EEG, 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG en, indien geen communautaire maximumresidugehalten zijn vastgesteld, van andere maximumresidugehalten (bv. die welke zijn vastgesteld door de Commissie van de Codex Alimentarius), na te gaan. De voorgeschreven methoden en procedures bevatten de door de Commissie van de Codex Alimentarius aanbevolen methoden en procedures.

    2. PRINCIPES

    Communautaire maximumresidugehalten zijn gebaseerd op gegevens over goede landbouwpraktijken. Grondstoffen alsmede daarvan afgeleide levensmiddelen die aan de maximumresidugehalten voldoen, zijn toxicologisch aanvaardbaar.

    Een maximumresidugehalte voor een plant, een ei of zuivelproduct houdt rekening met het te verwachten maximumgehalte in een mengmonster, dat werd genomen uit meerdere eenheden van het behandelde product en dat representatief moet zijn voor het gemiddelde residugehalte in een partij. Een maximumresidugehalte voor vlees en slachtpluimvee houdt rekening met het te verwachten maximumgehalte in het weefsel van afzonderlijke behandelde dieren.

    Derhalve zijn maximumresidugehalten voor vlees en slachtpluimvee toepasselijk op een uit een enkel primair monster genomen bulkmonster, terwijl maximumresidugehalten voor plantaardige producten, eieren en zuivelproducten toepasselijk zijn op een uit 1-10 primaire monsters genomen samengesteld bulkmonster.

    3. DEFINITIE VAN BEGRIPPEN

    Analyseportie

    Een representatieve hoeveelheid materiaal uit het analysemonster, groot genoeg om de concentratie van het residu te meten.

    Opmerking:

    Een bemonsteringsapparaat kan gebruikt worden om de analyseportie te onttrekken.

    Analysemonster

    Het materiaal dat voor analyse uit het laboratoriummonster is bereid door het te analyseren deel van het product(1)(2), te nemen en het vervolgens te mengen, malen, fijn te hakken enz., teneinde analyseporties met minimale bemonsteringsfouten te verkrijgen.

    Opmerking:

    Het analysemonster moet worden bereid volgens de procedure die wordt gebruikt bij het vaststellen van maximumresidugehalten. Het te analyseren deel van het product kan derhalve deeltjes bevatten die normaal niet worden geconsumeerd.

    Bulkmonster/globaal monster

    Voor andere producten dan vlees en slachtpluimvee, het gecombineerde en goed gemengde geheel van de uit een partij genomen primaire monsters. Voor vlees en slachtpluimvee is het primaire monster hetzelfde als het bulkmonster.

    Opmerking:

    a) Primaire monsters moeten voldoende materiaal opleveren om alle laboratoriummonsters uit het bulkmonster te kunnen nemen.

    b) Wanneer tijdens het verzamelen van primaire monsters aparte laboratoriummonsters worden bereid, is het bulkmonster de theoretische som van de laboratoriummonsters op het moment dat de monsters uit de partij worden genomen.

    Laboratoriummonster

    Het monster dat naar het laboratorium gezonden wordt of door het laboratorium ontvangen wordt. Een representatieve hoeveelheid materiaal genomen uit het bulkmonster.

    Opmerkingen:

    a) Het laboratoriummonster kan het hele bulkmonster of een gedeelte daarvan zijn.

    b) Eenheden mogen niet in stukken gesneden of gebroken worden om laboratoriummonsters te maken, tenzij een onderverdeling van eenheden is aangegeven in tabel 3.

    c) Laboratoriummonsters mogen in veelvoud worden aangemaakt.

    Partij

    Een hoeveelheid levensmiddelen die op een bepaald moment geleverd wordt en waarvan de monsternemer weet of aanneemt dat ze uniforme kenmerken bezit zoals oorsprong, producent, variëteit, verpakker, soort verpakking, merktekens, afzender, enz. Een verdachte partij is een partij waarvan om de een of andere reden wordt vermoed dat ze een buitensporig hoge concentratie aan residuen bevat. Een onverdachte partij is een partij waarvoor er geen redenen zijn om te vermoeden dat ze een buitensporig hoge concentratie aan residuen zou kunnen bevatten.

    Opmerkingen:

    a) Wanneer een zending bestaat uit partijen die van verschillende kwekers enz. afkomstig zijn, moet elke partij apart worden behandeld.

    b) Een zending kan uit een of meer partijen bestaan.

    c) Wanneer de grootte of grens van elke partij in een grote zending niet gemakkelijk kan worden vastgesteld, moet elke wagon, elke vrachtauto, elk scheepsruim enz. van een reeks van wagons, vrachtauto's, scheepsruimen enz. als een aparte partij worden beschouwd.

    d) Een partij kan bijvoorbeeld worden gemengd door sortering of in het productieproces.

    Primair monster/elementair monster

    Een of meer op één plaats uit een partij genomen eenheden.

    Opmerkingen:

    a) De plaats waar een primair monster uit een partij wordt genomen, wordt bij voorkeur volledig willekeurig gekozen, maar wanneer dit fysiek onmogelijk is, moet een willekeurige plaats worden gekozen uit de bruikbare delen van de partij.

    b) Het aantal voor een primair monster vereiste eenheden moet worden bepaald aan de hand van de minimale grootte van de vereiste laboratoriummonsters en het aantal daarvan.

    c) Voor plantaardige en eiwithoudende producten en voor zuivelproducten waarbij meer dan één primair monster uit een partij wordt genomen, moet elk monster een bij benadering gelijk deel vormen van het bulkmonster.

    d) In gevallen waarin de eenheden van middelgrote of grote omvang zijn, en waarbij het mengen van het bulkmonster de laboratoriummonsters niet representatiever zou maken, of wanneer de eenheden (bv. eieren en zacht fruit) door het mengen beschadigd kunnen worden, mogen eenheden willekeurig worden toegewezen als behorende tot een veelvoudig laboratoriummonster op het moment waarop de primaire monsters worden genomen.

    e) Wanneer primaire monsters met tussenpozen worden genomen tijdens het laden of lossen van een partij, is de "plaats" van bemonstering een willekeurig moment.

    f) Eenheden mogen niet in stukken gesneden of gebroken worden om een of meer primaire monsters te maken, tenzij een onderverdeling van eenheden is aangegeven in tabel 3.

    Monster

    Een of meer uit een populatie van eenheden geselecteerde eenheden of een hoeveelheid uit een grotere hoeveelheid materiaal geselecteerd materiaal. In het kader van deze aanbevelingen is een representatief monster representatief voor de partij, het bulkmonster, het dier, enz. met betrekking tot het gehalte aan residuen van bestrijdingsmiddelen en niet noodzakelijkerwijs met betrekking tot andere eigenschappen.

    Bemonstering

    De voor het nemen en samenstellen van een monster toegepaste procedure.

    Bemonsteringsapparaat

    i) Een instrument, bijvoorbeeld een schep, lepel, boor, mes of spies, dat gebruikt wordt om een eenheid te nemen uit bulkmateriaal, uit verpakkingen (bv. vaten en grote kazen), of uit eenheden vlees of slachtpluimvee die te groot zijn om als primair monster te kunnen dienen.

    ii) Een instrument, bijvoorbeeld een monsterverdeler (riffle box), dat gebruikt wordt om uit een bulkmonster een laboratoriummonster of uit een analysemonster een analyseportie te bereiden.

    Opmerkingen:

    a) Specifieke bemonsteringsapparaten worden beschreven in ISO-normen(3)(4)(5) en IDF-normen(6).

    b) Voor materialen als losse bladeren kan de hand van de monsternemer als een bemonsteringsapparaat worden beschouwd.

    Monsternemer

    Een persoon die opgeleid is in bemonsteringsprocedures en die, indien nodig, door de bevoegde autoriteiten gemachtigd is om monsters te nemen.

    Opmerking:

    De monsternemer is verantwoordelijk voor alle procedures tot en met de bereiding, verpakking en verzending van laboratoriummonsters. De monsternemer moet beseffen dat consequente inachtneming van de gespecificeerde bemonsteringsprocedures noodzakelijk is. Verder dient hij te zorgen voor een volledige documentatie inzake de monsters en dient hij nauw samen te werken met het laboratorium.

    Monstergrootte

    Het aantal eenheden of de hoeveelheid materiaal waaruit het monster bestaat.

    Eenheid

    Het kleinste afzonderlijke gedeelte van een partij dat wordt genomen als primair monster of als deel daarvan.

    Opmerkingen:

    Als eenheid worden beschouwd:

    a) Vers fruit en groenten: elk heel stuk fruit, groente of natuurlijke tros (bv. druiven), tenzij het te klein is. Eenheden van verpakte kleine producten mogen worden geïdentificeerd als in punt d) hieronder. Bij de vorming van eenheden mag een bemonsteringsapparaat worden gebruikt op voorwaarde dat het materiaal daarbij niet wordt beschadigd. Afzonderlijke eieren, vers fruit of groenten mogen niet in stukken gesneden of gebroken worden om eenheden te verkrijgen.

    b) Grote dieren, of delen of organen daarvan. Een stuk van een gespecificeerd deel of orgaan, dan wel het hele deel of orgaan vormt een eenheid. Delen of organen mogen in stukken worden gesneden om eenheden te vormen.

    c) Kleine dieren, of delen of organen daarvan. Elk compleet dier of elk volledig deel of orgaan kan een eenheid vormen. Indien verpakt, kunnen eenheden worden geïdentificeerd als in punt d) hieronder. Bij de vorming van eenheden mag een bemonsteringsapparaat worden gebruikt op voorwaarde dat zulks geen invloed heeft op de residuen.

    d) Verpakte materialen. De eenheden zijn hier de kleinste afzonderlijke verpakkingen. Indien de kleinste verpakkingen heel groot zijn, moeten ze worden bemonsterd als in punt e) hieronder (bulkgoederen). Indien de kleinste verpakkingen heel klein zijn, kunnen enkele verpakkingen samen de eenheid vormen.

    e) Bulkgoederen en grote verpakkingen (bv. vaten en kazen) die afzonderlijk te groot zijn om als primair monster te worden genomen. De eenheden worden gevormd met een bemonsteringsapparaat.

    4. BEMONSTERINGSPROCEDURES(7)

    4.1. Te nemen voorzorgsmaatregelen

    Verontreiniging en beschadiging van monsters moeten in alle stadia worden voorkomen omdat dit invloed kan hebben op de analyseresultaten. Elke partij die op overeenstemming moet worden gecontroleerd, moet apart worden bemonsterd.

    4.2. Het nemen van primaire monsters

    Het minimumaantal primaire monsters dat uit een partij moet worden genomen, is vastgesteld in tabel 1 of - wanneer het gaat om een verdachte partij vlees of slachtpluimvee - in tabel 2. Elk primair monster moet worden genomen op een willekeurig gekozen plaats in de partij, voorzover dit uitvoerbaar is. De primaire monsters moeten voldoende materiaal bevatten om de nodige laboratoriummonsters op te leveren.

    Opmerking:

    De voor graan(8), peulvruchten(9) en thee(10) vereiste bemonsteringsapparaten worden beschreven in de ISO-aanbevelingen; de voor zuivelproducten vereiste bemonsteringsapparaten(11) worden beschreven door de IDF

    Tabel 1

    Minimumaantal uit een partij te nemen primaire monsters

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Tabel 2

    Aantal willekeurig geselecteerde primaire monsters dat vereist is om met een bepaalde waarschijnlijkheid ten minste één afwijkend monster in een partij vlees of slachtpluimvee te vinden, voor een gegeven incidentie van afwijkende residuen in de partij

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Opmerkingen:

    a) De tabel is gebaseerd op aselecte bemonstering.

    b) Wanneer het in tabel 2 aangegeven aantal primaire monsters meer bedraagt dan ongeveer 10 % van de eenheden in de totale partij, mag het aantal genomen primaire monsters lager zijn; dit aantal moet dan als volgt worden berekend:

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    waarin

    n= minimumaantal te nemen primaire monsters

    no= aantal in tabel 2 aangegeven primaire monsters

    N= aantal eenheden in de partij die een primair monster kunnen opleveren.

    c) Wanneer een enkel primair monster wordt genomen, is de waarschijnlijkheid dat een afwijking wordt gevonden, gelijk aan de incidentie van afwijkende residuen.

    d) Voor exacte of alternatieve waarschijnlijkheden of voor een verschillende incidentie van afwijkingen kan het aantal te nemen monsters als volgt worden berekend:

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    waarbij p de waarschijnlijkheid is en i de incidentie van afwijkende residuen in de partij (beide uitgedrukt in fracties, niet in percentages) en n het aantal monsters.

    4.3. Bereiding van het bulkmonster

    De procedures voor vlees en slachtpluimvee worden beschreven in tabel 3. Elk primair monster wordt als een apart bulkmonster beschouwd.

    De procedures voor plantaardige producten, eieren en zuivelproducten worden beschreven in de tabellen 4 en 5. De primaire monsters moeten, indien dat in de praktijk mogelijk is, samengevoegd en goed gemengd worden om het bulkmonster te vormen.

    Wanneer het bulkmonster niet door mengen kan worden gevormd, mag de volgende alternatieve procedure worden gevolgd. Wanneer eenheden beschadigd kunnen worden (en residuen dus beïnvloed kunnen worden) door het bulkmonster te mengen en te verdelen, of wanneer grote eenheden niet kunnen worden gemengd om een uniformere verdeling van de residuen te bewerkstelligen, moeten de eenheden willekeurig worden toegewezen als behorende tot een veelvoudig laboratoriummonster op het moment dat de primaire monsters worden genomen. In dit geval is het te gebruiken resultaat gelijk aan het gemiddelde van de geldige resultaten die uit de geanalyseerde laboratoriummonsters zijn verkregen.

    Tabel 3

    Vlees en slachtpluimvee: beschrijving van primaire monsters en minimumgrootte van laboratoriummonsters

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Tabel 4

    Plantaardige producten: beschrijving van primaire monsters en minimumgrootte van laboratoriummonsters

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Tabel 5

    Eieren en zuivelproducten: beschrijving van primaire monsters en minimumgrootte van laboratoriummonsters

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    4.4. Bereiding van het laboratoriummonster

    Wanneer het bulkmonster groter is dan voor een laboratoriummonster is vereist, moet het in stukken worden verdeeld om een representatief gedeelte te verkrijgen. Het gebruik van een bemonsteringsapparaat is toegestaan, evenals vierendelen of een andere geschikte verkleiningsmethode, maar eenheden van verse plantaardige producten of hele eieren mogen niet in stukken worden gesneden of gebroken. Indien vereist moeten in dit stadium veelvoudige laboratoriummonsters worden genomen of kunnen veelvoudige laboratoriummonsters worden aangemaakt door middel van de hierboven beschreven alternatieve procedure. De voor laboratoriummonsters vereiste minimumgrootte is aangegeven in de tabellen 3, 4 en 5.

    4.5. Bemonsteringsrapport

    De monsternemer moet een bemonsteringsrapport opstellen waarin zijn vermeld: aard en herkomst van de partij, eigenaar, leverancier of vervoerder van de partij, datum en plaats van bemonstering, en eventuele andere relevante informatie. Elke afwijking van de aanbevolen bemonsteringsmethode moet worden geregistreerd. Een ondertekende kopie van het rapport moet bij elk laboratoriummonster worden gevoegd en de monsternemer moet een kopie in zijn bezit houden. Een kopie van het bemonsteringsrapport moet aan de eigenaar van de partij of aan diens vertegenwoordiger worden gegeven, ongeacht of hij/zij een laboratoriummonster moet ontvangen. Wanneer bemonsteringsrapporten in de vorm van een computerbestand worden opgesteld, moeten deze naar dezelfde ontvangers worden gestuurd en moet een vergelijkbare controleerbare auditprocedure worden gevolgd.

    4.6. Verpakking en transport van het laboratoriummonster

    Het laboratoriummonster moet in een schoon, inert recipiënt worden gedaan die afdoende bescherming biedt tegen verontreiniging, beschadiging en lekverlies. De recipiënt moet verzegeld en zorgvuldig geëtiketteerd worden en het bemonsteringsrapport moet worden aangehecht. Bij gebruik van een barcode wordt aanbevolen ook de alfanumerieke informatie te verstrekken. Het monster moet zo snel mogelijk naar het laboratorium worden gebracht. Bederf tijdens het vervoer moet worden vermeden. Verse monsters moeten bijvoorbeeld koel worden gehouden en bevroren monsters moeten bevroren blijven. Monsters van vlees en slachtpluimvee moeten vóór verzending worden ingevroren, tenzij ze naar het laboratorium worden vervoerd voordat bederf kan optreden.

    4.7. Bereiding van het analysemonster

    Het laboratoriummonster moet een uniek identificatienummer krijgen dat samen met de datum van ontvangst en de grootte van het monster in het bemonsteringsrapport opgenomen moet worden. Het deel van het te analyseren product(12)(13), d.i. het analysemonster, moet zo snel mogelijk worden genomen. Wanneer bij de berekening van het residugehalte ook rekening moet worden gehouden met de niet-geanalyseerde delen(14), moet het gewicht van die delen worden geregistreerd.

    4.8. Bereiding en opslag van de analyseportie

    Het analysemonster moet, in voorkomend geval, in stukken gesneden en goed gemengd worden zodat representatieve analyseporties kunnen worden genomen. De grootte van de analyseportie varieert naar gelang van de analyseprocedure en de efficiëntie van het mengen. De methoden voor het in stukken snijden en mengen moeten worden geregistreerd en mogen de in het analysemonster aanwezige residuen niet beïnvloeden. In voorkomend geval moet het analysemonster onder speciale omstandigheden worden bereid, bijvoorbeeld bij temperaturen onder nul, teneinde nadelige effecten tot een minimum te beperken. Wanneer de verwerking een nadelige invloed kan hebben op residuen en er geen praktische alternatieve procedures beschikbaar zijn, mag de analyseportie uit hele eenheden bestaan of uit segmenten van hele eenheden. Wanneer de analyseportie bijgevolg slechts uit enkele eenheden of segmenten bestaat, is zij waarschijnlijk niet representatief voor het analysemonster en moeten voldoende identieke porties worden geanalyseerd om de onzekerheid van de gemiddelde waarde aan te geven. Indien analyseporties in afwachting van analyse moeten worden opgeslagen, moeten methode en duur van de opslag zodanig zijn dat het aanwezige residugehalte niet wordt beïnvloed. Indien nodig moeten extra porties worden genomen voor herhaling en bevestiging van de analyse.

    4.9. Schematische voorstelling

    Een schematische voorstelling van de hierboven beschreven bemonsteringsprocedures is opgenomen in het document waarnaar wordt verwezen in voetnoot 8 op bladzijde 30.

    5. CRITERIA VOOR BEPALING VAN DE CONFORMITEIT

    Analyseresultaten moeten worden verkregen voor een of meer uit de partij genomen laboratoriummonsters die in een voor analyse geschikte toestand ontvangen zijn. De resultaten moeten worden ondersteund door aanvaardbare gegevens over kwaliteitscontroles(15). De resultaten hoeven niet te worden gecorrigeerd voor terugwinning. Wanneer blijkt dat een residu een maximumresidugehalte overschrijdt, moet de identiteit van dit residu worden bevestigd en moet de concentratie worden geverifieerd door middel van een analyse van een of meer extra porties die genomen zijn van het (de) originele laboratoriummonster(s).

    Het maximumresidugehalte is van toepassing op het bulkmonster.

    De partij voldoet aan een maximumresidugehalte wanneer het maximumresidugehalte niet overschreden wordt door het resultaat van de analyse.

    Wanneer de resultaten van het bulkmonster het maximumresidugehalte overschrijden, moet bij het besluit dat de partij niet conform is, rekening gehouden worden met:

    i) de met een of meer laboratoriummonsters verkregen resultaten, indien van toepassing, en

    ii) de nauwkeurigheid en juistheid van de analyse, zoals aangegeven in de ondersteunende gegevens over kwaliteitscontroles.

    (1) EG-indeling van levensmiddelen: bijlage I bij Richtlijn 86/362/EEG en bijlage I bij Richtlijn 86/363/EEG, beide gewijzigd bij Richtlijn 93/57/EG (PB L 211 van 23.8.1993, blz. 1), en bijlage I bij Richtlijn 90/642/EG, gewijzigd bij Richtlijn 95/38/EG (PB L 197 van 22.8.1995, blz. 14).

    (2) Deel van producten waarvoor maximumgehalten gelden: bijlage I bij Richtlijn 90/642/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 93/58/EEG (PB L 211 van 23.8.1993, blz. 6).

    (3) International Organisation for Standardization, 1979. Internationale norm ISO 950: Granen - Bemonstering (als korrels).

    (4) International Organisation for Standardization, 1979. Internationale norm ISO 951: Peulvruchten in zakken - Bemonstering.

    (5) International Organisation for Standardization, 1980. Internationale norm ISO 1839: Bemonstering - Thee.

    (6) International Dairy Federation (IDF - Internationale Zuivelfederatie), 1995. Internationale norm IDF 50C: Melk en melkproducten - bemonsteringsmethoden.

    (7) ISO-aanbevelingen voor de bemonstering van graan (zie voetnoot 3) of andere bulkgoederen kunnen indien vereist gehanteeerd worden.

    (8) International Organisation for Standardization, 1979. Internationale norm ISO 950: Granen - Bemonstering (als korrels).

    (9) International Organisation for Standardization, 1979. Internationale norm ISO 951: Peulvruchten in zakken - Bemonstering.

    (10) International Organisation for Standardization, 1980. Internationale norm ISO 1839: Bemonstering - Thee.

    (11) International Dairy Federation (IDF - Internationale Zuivelfederatie), 1995. Internationale norm IDF 50C: Melk en melkproducten - bemonsteringsmethoden.

    (12) EG-indeling van levensmiddelen: bijlage I bij Richtlijn 86/362/EEG en bijlage I bij Richtlijn 86/363/EEG, beide gewijzigd bij Richtlijn 93/57/EG (PB L 211 van 23.8.1993, blz. 1), en bijlage I bij Richtlijn 90/642/EG, gewijzigd bij Richtlijn 95/38/EG (PB L 197 van 22.8.1995, blz. 14).

    (13) Deel van producten waarvoor maximumgehalten gelden: bijlage I bij Richtlijn 90/642/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 93/58/EEG (PB L 211 van 23.8.1993, blz. 6).

    (14) De pitten van steenvruchten worden bijvoorbeeld niet geanalyseerd maar het residugehalte wordt berekend in de veronderstelling dat de vruchten pitten bevatten die echter geen residu bevatten. Zie voetnoot 2.

    (15) Kwaliteitscontroleprocedures voor analyse van residuen van bestrijdingsmiddelen. Document SANCO/3103/2000. Wijzigingen zijn te vinden op de website van de Commissie.

    Top