Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000D0730

    2000/730/EG: Beschikking van de Commissie van 10 november 2000 tot instelling van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie en tot vaststelling van zijn reglement van orde (kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 3280) (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 293 van 22.11.2000, p. 24–30 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/09/2010; opgeheven door 32010D0709

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/730/oj

    32000D0730

    2000/730/EG: Beschikking van de Commissie van 10 november 2000 tot instelling van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie en tot vaststelling van zijn reglement van orde (kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 3280) (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. L 293 van 22/11/2000 blz. 0024 - 0030


    Beschikking van de Commissie

    van 10 november 2000

    tot instelling van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie en tot vaststelling van zijn reglement van orde

    (kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 3280)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2000/730/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren(1), en met name op artikel 13,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) In artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat de Commissie een Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie instelt, hierna "BMEU" genoemd, dat bestaat uit de in artikel 14 genoemde bevoegde instanties en het in artikel 15 genoemd raadplegingsforum.

    (2) In artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat het reglement van orde van het BMEU volgens de procedure van artikel 17 en rekening houdend met de procedurele beginselen van bijlage IV door de Commissie wordt opgesteld.

    (3) In artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat het BMEU in het bijzonder bijdraagt tot het opstellen en controleren van de criteria voor de milieukeur en met de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht.

    (4) In artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat de Commissie ervoor zorgt dat het BMEU in zijn activiteiten met betrekking tot iedere productengroep een evenwichtige deelname in acht neemt van alle bij die productengroep betrokken partijen, zoals industrie en dienstverleners, met inbegrip van het MKB, handwerkers en hun beroepsorganisaties, vakverenigingen, handelaars en kleinhandelaars, importeurs, milieugroepen en consumentenorganisaties.

    (5) In de vijfde overweging van Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat het, wil het communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren door het grote publiek worden aanvaard, van wezenlijke betekenis is dat de milieu-NGO's en consumentenorganisaties een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen en vaststellen van criteria voor communautaire milieukeuren.

    (6) In artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat het BMEU de Commissie kan verzoeken de procedure voor de vaststelling van de milieucriteria in te leiden.

    (7) In artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat de Commissie het BMEU opdracht geeft om de criteria voor de milieukeur alsmede de met deze criteria verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving, die van toepassing zijn op de productengroepen die onder deze verordening vallen, op te stellen en periodiek te herzien.

    (8) In artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat het BMEU op basis van de opdracht per productengroep de criteria voor de milieukeur vaststelt alsmede de met deze criteria verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving, zoals bedoeld in artikel 4 en bijlage IV van de verordening en daarbij rekening houdt met de resultaten van haalbaarheids- en marktstudies, met de levenscyclusanalyse en met de in bijlage II van de verordening bedoelde analyse van de verbeteringen.

    (9) In bijlage IV, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat voor elke productengroep in het BMEU een specifieke werkgroep ad hoc voor de ontwikkeling van criteria voor de milieukeur wordt ingesteld waarin de in artikel 15 bedoelde betrokken partijen en de in artikel 14 bedoelde bevoegde instanties vertegenwoordigd zijn.

    (10) In artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat het BMEU door de Commissie wordt geraadpleegd over het werkprogramma voor de communautaire milieukeur.

    (11) In artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat de leden van het BMEU bij de bevordering van het gebruik van de communautaire milieukeur samenwerkingen met de lidstaten en de Commissie.

    (12) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het krachtens artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 ingestelde comité,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De in de bijlage opgenomen bepalingen inzake de instelling van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie en zijn reglement van orde worden vastgesteld.

    Artikel 2

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 10 november 2000.

    Voor de Commissie

    Margot Wallström

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.

    BIJLAGE

    REGLEMENT VAN ORDE VAN HET BUREAU VOOR DE MILIEUKEUR VAN DE EUROPESE UNIE (BMEU)

    ROL VAN HET BMEU

    1. Het in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 bedoelde BMEU wordt ingesteld en functioneert overeenkomstig genoemde verordening.

    2. Meer in het bijzonder:

    - verzoekt het BMEU de Commissie de procedure in te leiden voor de vaststelling van de milieucriteria alsmede de met deze criteria verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving voor de productengroepen;

    - levert het BMEU een bijdrage tot de vaststelling en herziening van criteria voor de milieukeur alsmede de met deze criteria verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving voor de productengroepen;

    - wordt het BMEU door de Commissie geraadpleegd over het werkprogramma voor de communautaire milieukeur.

    3. De leden van het BMEU werken bij de bevordering van het gebruik van de communautaire milieukeur samen met de lidstaten en de Commissie.

    SAMENSTELLING

    4. Het BMEU bestaat uit de in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 bedoelde bevoegde instanties, met inbegrip van de bevoegde instanties van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, en het in artikel 15 van genoemde verordening bedoelde raadplegingsforum.

    5. Onder andere zijn de volgende organisaties als vertegenwoordigers van de betrokken partijen lid van het BMEU:

    - de Coface (consumenten, vertegenwoordigt ook BEUC, Eurocoop en AEC)

    - het EEB (milieu)

    - de EVV (vakverenigingen)

    - de UNICE (industrie)

    - de Ueapme (MKB en ambachten)

    - Eurocommerce (handel).

    Om te zorgen voor een evenwichtige participatie van alle relevante betrokken partijen kan het BMEU dit lidmaatschap waar nodig, hetzij op verzoek van de Commissie, hetzij op eigen initiatief met instemming van de Commissie aanpassen.

    6. Elk lid van het BMEU wijst een contactpersoon aan.

    VOORZITTER, VICE-VOORZITTERS EN SECRETARIAAT

    7. Het BMEU heeft een voorzitter en twee vice-voorzitters; deze ambten worden beurtelings uitgeoefend door de in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 bedoelde bevoegde instanties voor de EU-milieukeur.

    8. Het voorzitterschap wordt in eerste instantie beurtelings uitgeoefend door de bevoegde instanties van de lidstaten van de Europese Unie, elk gedurende de periode van zijn voorzitterschap van de Raad, en vervolgens, gedurende een even lange periode en in alfabetische volgorde, door de bevoegde instanties van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte.

    9. Het vice-voorzitterschap wordt uitgeoefend door de bevoegde instantie die als volgende het voorzitterschap zal uitoefenen en de bevoegde instantie die als vorige het voorzitterschap heeft uitgeoefend.

    10. De bevoegde instantie die het voorzitterschap of het vice-voorzitterschap uitoefent, kan bij wijze van uitzondering worden vervangen door een van de vice-voorzitters of een ander lid van het BMEU.

    11. Het BMEU kan echter op elk moment besluiten de voorzitter en de vice-voorzitters op een andere manier aan te wijzen, mits de Commissie daarmee instemt.

    12. Het secretariaat van het BMEU wordt verzorgd door de Commissie.

    VERGADERINGEN

    13. De vergaderingen van het BMEU worden bijeengeroepen door de voorzitter, die met de hulp van de vice-voorzitters en het secretariaat verantwoordelijk is voor het opstellen en versturen van de uitnodigingen, de agenda en de ondersteunende documentatie en voor het opstellen en versturen van de notulen.

    14. Wanneer de vergadering in Brussel wordt gehouden, stelt de Commissie op verzoek een vergaderruimte ter beschikking.

    15. In het algemeen nemen aan een vergadering niet meer dan drie vertegenwoordigers van een lid van het BMEU deel.

    16. De vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie en van de Europese Economische Ruimte kunnen aan de vergaderingen van het BMEU deelnemen. De vertegenwoordigers van de Commissie nemen aan de vergaderingen van het BMEU deel. De voorzitter of de Commissie kan waar nodig andere betrokken partijen uitnodigen om aan een vergadering deel te nemen.

    UITGAVEN

    17. Gemeenschappelijke uitgaven die nodig zijn voor de vergaderingen, de opstelling en herziening van milieucriteria en andere activiteiten, komen ten laste van de Commissie, mits er overeenstemming wordt bereikt over een jaarlijks budget voor dergelijke uitgaven.

    ALGEMENE REGELS

    (voor onder andere leidende bevoegde instanties en werkgroepen ad hoc en bij de vaststelling of herziening van de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving voor de productengroepen)

    18. Bij de vaststelling of herziening van de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving voor een productengroep kiest het BMEU een of meer in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 bedoelde bevoegde instanties die bereid zijn een leidende rol te spelen. Deze worden de leidende bevoegde instanties genoemd.

    19. De leidende bevoegde instantie stelt met de hulp van de leden van het BMEU een werkgroep ad hoc samen, zoals bedoeld in punt 1 van bijlage IV van de verordening. Zij streeft actief naar een evenwichtige participatie van onder andere geschikte vertegenwoordigers van de betrokken partijen, van de bevoegde instanties en van de Commissie. Betrokken partijen binnen en buiten de Europese Unie worden op gelijke voet behandeld. Bovengenoemde vertegenwoordigers van de betrokken partijen dienen zo veel mogelijk deskundig en kenner van de betrokken productengroep te zijn; zij worden de technische vertegenwoordigers genoemd.

    20. Alle bevoegde instanties trachten actief het standpunt van alle betrokken partijen in hun land ten aanzien van de betrokken productengroep te peilen en delen deze standpunten mee aan de werkgroep ad hoc en het BMEU.

    21. De leidende bevoegde instantie belegt ten minste één vergadering van deze werkgroep ad hoc en zit deze voor. Wanneer de vergadering in Brussel wordt gehouden, stelt de Commissie op verzoek een vergaderruimte ter beschikking.

    22. Bovengenoemde technische vertegenwoordigers van de betrokken partijen nemen zo veel mogelijk deel aan de vergaderingen van het BMEU waar de betrokken productengroep volledig wordt besproken.

    23. Het BMEU, de leidende bevoegde instantie en de werkgroep ad hoc nemen bij hun optreden de in artikel 1 van de verordening vastgelegde doelstellingen en beginselen en de in bijlage IV van de verordening vastgelegde procedurele beginselen in acht.

    24. Het BMEU, de leidende bevoegde instantie en de werkgroep ad hoc houden rekening met relevant communautair milieubeleid en werkzaamheden die ten aanzien van andere verwante productengroepen worden uitgevoerd.

    25. Het BMEU en zijn leden, de leidende bevoegde instantie en de werkgroep ad hoc stellen alle redelijkerwijs te verwachten pogingen in het werk om bij al hun werkzaamheden tot een consensus te komen en daarbij te streven naar milieubescherming op een hoog niveau.

    VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN

    (procedure die wordt gevolgd voordat de Commissie wordt verzocht de procedure voor de vaststelling van de milieucriteria voor productengroepen in te leiden)

    26. Het BMEU kan de Commissie verzoeken de procedure voor de vaststelling van de milieucriteria voor productengroepen in te leiden.

    27. Het BMEU houdt afdoende rekening met het in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 bedoelde werkprogramma voor de communautaire milieukeur en met name de open lijst van productengroepen die als prioriteit voor een optreden van de Gemeenschap worden beschouwd.

    28. Het BMEU voert voorbereidende werkzaamheden uit om te bepalen of de desbetreffende productengroep binnen de in artikel 2 van de verordening vastgestelde werkingssfeer van het communautaire systeem voor de toekenning van milieukeuren valt en met name voldoet aan de in artikel 2, lid 2, vastgestelde voorwaarden. De Commissie kan het BMEU ook verzoeken deze voorbereidende werkzaamheden uit te voeren.

    29. Voor de uitvoering van deze voorbereidende werkzaamheden kiest het BMEU een of meer leidende bevoegde instanties die bereid zijn een leidende rol te spelen; deze stellen een werkgroep ad hoc samen. De in het voorgaande beschreven algemene regels zijn van toepassing.

    30. De leidende bevoegde instantie voert met de hulp van de werkgroep ad hoc onder andere en in afdoende mate het haalbaarheids- en marktonderzoek, de levenscyclusanalyse en de analyse van de verbeteringen uit, zoals bedoeld in bijlage II van de verordening, en houdt daarbij rekening met de in artikel 3, bijlage I en bijlage IV, punt 1, vastgestelde eisen en bepalingen.

    Daarbij voert de leidende bevoegde instantie met de hulp van de werkgroep ad hoc onder andere en voorzover nodig en uitvoerbaar de volgende taken uit:

    a) analyse van de markt, met inbegrip van de industriële en economische segmentering van de sector (belangrijkste fabrikanten, marktaandelen, invoer, enz.), waarbij de verschillende soorten producten worden gekarakteriseerd, de mogelijkheden om de producten met milieukeur met succes op de markt te brengen worden geanalyseerd en een adequate strategie voor marketing en communicatie wordt voorgesteld;

    b) raadpleging van alle betrokken partijen (bevoegde instanties, belangengroepen, enz.) en specificatie van de partijen die bereid zijn aan de vaststelling van de criteria mee te werken;

    c) analyse van de belangrijkste milieueffecten en de beste milieupraktijk in de sector, waarbij ook naar de milieuaspecten van het ontwerp wordt gekeken, en specificatie van de belangrijkste gebieden waarop verbeteringen van de productengroep mogelijk zijn en van de manier waarop deze in milieucriteria aan de orde kunnen komen;

    d) analyse van de belangrijkste aspecten van de geschiktheid van het product om aan de behoeften van de consument te voldoen en van de manier waarop deze in milieucriteria aan de orde kunnen komen;

    e) inventarisering en verzameling van exemplaren van bestaande milieukeuren, normen, testmethoden en studies die relevant zijn voor de invoering van een milieukeur voor de productengroep, rekening houdend met de werkzaamheden die voor verwante productengroepen zijn uitgevoerd, en bepaling van de testkosten;

    f) evaluatie van relevante nationale, Europese en internationale wetgeving;

    g) identificatie van mogelijke hindernissen om deze productengroep met succes te kunnen specificeren;

    h) tijdige opstelling en verzending, vóór de vergaderingen, van alle benodigde werkdocumenten waarin een overzicht wordt gegeven van de belangrijkste resultaten van de drie in het voorgaande genoemde stappen en andere relevante informatie en analyses worden opgenomen;

    i) opstelling van een uitgebreid eindverslag over de resultaten van bovengenoemde analyses en onderzoeken, geschreven in het Engels en facultatief eveneens in een van de andere officiële talen van de Gemeenschap. Het eindverslag dient zowel op papier als in elektronische vorm beschikbaar te zijn en indien mogelijk op de milieukeur-website te kunnen worden geraadpleegd. In de bijlage wordt een overzicht van alle tijdens de werkzaamheden verzonden documenten opgenomen met voor elk document de datum van verzending, de personen aan wie het is verzonden en een exemplaar van het document. Tevens wordt in de bijlage een lijst opgenomen van de betrokken partijen die hun medewerking hebben verleend, zijn geraadpleegd of een advies hebben uitgebracht, waarbij ook wordt vermeld hoe ze te bereiken zijn. Het verslag bevat een korte samenvatting en indien nodig bijlagen met gedetailleerde berekeningen. Er wordt rekening gehouden met de opmerkingen die over het verslag worden ontvangen en op verzoek wordt informatie verstrekt over het gevolg dat hieraan is gegeven;

    j) presentatie van de resultaten tijdens een of meer vergaderingen van het BMEU en, op basis van dit overleg en de kans van een algeheel succes van een milieukeur voor de kandidaat-productengroep, een aanbeveling of er aan de productengroep verder moet worden gewerkt en of er criteria voor de milieukeur moeten worden vastgesteld.

    31. Wanneer het tevreden is over de voorbereidende werkzaamheden voor een kandidaat-productengroep en de positieve aanbeveling van de werkgroep ad hoc, zendt het BMEU het eindverslag met de voorstellen voor de formulering van de opdracht aan de Commissie en verzoekt het de Commissie de procedure voor de vaststelling van de milieucriteria voor de desbetreffende productengroep in te leiden en het BMEU een opdracht te geven waarin rekening wordt gehouden met bovengenoemde voorstellen. De leden van het BMEU die de in artikel 15 van de verordening bedoelde betrokken partijen vertegenwoordigen, kunnen hun specifieke advies of adviezen afzonderlijk of gezamenlijk in een bijlage van dit eindverslag laten opnemen.

    OPDRACHT VOOR DE OPSTELLING OF HERZIENING VAN CRITERIA

    (procedure die wordt gevolgd bij de uitvoering van een opdracht van de Commissie om criteria voor de milieukeur en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving voor een productengroep op te stellen of te herzien)

    32. Het BMEU formuleert op basis van een opdracht van de Commissie een voorstel voor de criteria voor de milieukeur en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving voor de desbetreffende productengroep. Het BMEU neemt de in de opdracht gestelde termijn voor de voltooiing van de werkzaamheden in acht.

    33. Daartoe kiest het BMEU een of meer leidende bevoegde instanties die bereid zijn een leidende rol te spelen; deze stellen een werkgroep ad hoc samen. De in het voorgaande beschreven algemene regels zijn van toepassing.

    34. De leidende bevoegde instantie bepaalt met de hulp van de werkgroep ad hoc eerst of alle in het voorgaande beschreven analyses, onderzoeken en andere voorbereidende werkzaamheden zijn uitgevoerd. Hierbij gaat het met name om het haalbaarheids- en marktonderzoek, de levenscyclusanalyse en de analyse van de verbeteringen, zoals bedoeld in bijlage II van Verordening (EG) nr. 1980/2000. De leidende bevoegde instantie neemt met de hulp van de werkgroep ad hoc alle nodige maatregelen om deze voorbereidende werkzaamheden, rekening houdend met de in het voorgaande hoofdstuk beschreven procedures, waar nodig te voltooien en bij te werken.

    35. De leidende bevoegde instantie presenteert het ontwerpvoorstel en de bijbehorende verslagen en analyses tijdens een of meer vergaderingen van het BMEU en op basis van dit overleg meldt zij indien van toepassing aan het BMEU dat de opdracht als voltooid kan worden beschouwd. Hierbij wordt er met name op gelet of het waarschijnlijk is of het voorstel veel steun zal krijgen.

    36. Eveneens stelt het BMEU op basis van de door de leidende bevoegde instantie en de werkgroep ad hoc uitgevoerde werkzaamheden indien van toepassing de Commissie in kennis van de ontwerpcriteria en deelt het de Commissie mee dat de opdracht als voltooid kan worden beschouwd. Hierbij wordt er met name op gelet of het waarschijnlijk is of het voorstel veel steun zal krijgen. De leden van het BMEU die de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 bedoelde betrokken partijen vertegenwoordigen, kunnen hun specifieke advies of adviezen afzonderlijk of gezamenlijk in een bijlage van deze ontwerpcriteria laten opnemen.

    37. Indien de Commissie stelt dat niet aan de opdracht is voldaan, zet het BMEU zijn werkzaamheden aan de ontwerpcriteria voort, waarbij de in dit hoofdstuk beschreven procedures en voorschriften in acht worden genomen. De Commissie geeft aan wat de redenen voor haar standpunt zijn.

    38. Indien de Commissie op enig moment stelt dat aan de opdracht is voldaan, beschouwt het BMEU de opdracht als voltooid. Het BMEU hervat echter de werkzaamheden aan de opdracht indien de Commissie daar op een later tijdstip om vraagt.

    39. Indien het BMEU op enig moment tot de conclusie komt dat het niet aan de opdracht kan voldoen, stelt het de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis en geeft het daarbij een gedetailleerde beschrijving van de redenen daarvoor.

    OPDRACHT VOOR DE EVALUATIE VAN CRITERIA

    (procedure die wordt gevolgd bij de uitvoering van een opdracht van de Commissie om de criteria voor de milieukeur en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving voor een productengroep te evalueren)

    40. Het BMEU evalueert op basis van een opdracht van de Commissie de criteria voor de milieukeur en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving voor de desbetreffende productengroep.

    41. Het BMEU draagt er met name zorg voor dat zijn werkzaamheden tijdig vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de bestaande criteria worden afgerond.

    42. Daartoe kiest het BMEU een of meer leidende bevoegde instanties die bereid zijn een leidende rol te spelen; deze stellen een werkgroep ad hoc samen. De in het voorgaande beschreven algemene regels zijn van toepassing.

    43. De leidende bevoegde instantie evalueert met de hulp van de werkgroep ad hoc de huidige criteria voor de milieukeur en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving en daarbij worden de verschillende in het hoofdstuk "Voorbereidende werkzaamheden" beschreven analyses, verslagen, inventarisaties en andere werkzaamheden geëvalueerd en waar nodig aangevuld en bijgewerkt.

    44. De leidende bevoegde instantie evalueert met de hulp van de werkgroep ad hoc met name de resultaten van deze productengroep in het verleden, in het heden en naar verwachting in de toekomst, met inbegrip van de daaraan verbonden baten voor het milieu, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van verwante productengroepen en het werkprogramma voor de communautaire milieukeur.

    45. De leidende bevoegde instantie presenteert de resultaten van deze evaluaties en analyses tijdens een of meer vergaderingen van het BMEU en op basis van dit overleg beveelt zij het BMEU indien van toepassing aan of de milieucriteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving moeten worden verlengd, ingetrokken of herzien. Hierbij wordt er met name op gelet of het waarschijnlijk is of de aanbeveling veel steun zal krijgen.

    46. Eveneens beveelt het BMEU op basis van de door de leidende bevoegde instantie en de werkgroep ad hoc uitgevoerde werkzaamheden de Commissie indien van toepassing aan dat de milieucriteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving moeten worden verlengd, ingetrokken of herzien. Hierbij wordt er met name op gelet of het waarschijnlijk is of de aanbeveling veel steun zal krijgen. De leden van het BMEU die de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 bedoelde betrokken partijen vertegenwoordigen, kunnen hun specifieke advies of adviezen over deze aanbeveling afzonderlijk of gezamenlijk in een bijlage laten opnemen.

    47. Indien de Commissie stelt dat niet aan de opdracht is voldaan, zet het BMEU zijn werkzaamheden voort, waarbij de in dit hoofdstuk beschreven procedures en voorschriften in acht worden genomen. De Commissie geeft aan wat de redenen voor haar standpunt zijn.

    48. Indien de Commissie aangeeft dat zij instemt met een aanbeveling dat de milieucriteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving moeten worden herzien, gaat het BMEU daartoe over waarbij de in het hoofdstuk "Opdracht voor de opstelling of herziening van criteria" beschreven procedures en voorschriften in acht worden genomen.

    49. Indien de Commissie instemt met een aanbeveling dat de milieucriteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving moeten worden ingetrokken of verlengd, beschouwt het BMEU de opdracht als voltooid. Het BMEU hervat echter de werkzaamheden aan de opdracht indien de Commissie daar op een later tijdstip om vraagt.

    50. Indien het BMEU op enig moment tot de conclusie komt dat het niet aan de opdracht kan voldoen, stelt het de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis en geeft het daarbij een gedetailleerde beschrijving van de redenen daarvoor.

    BIJDRAGE VOOR HET WERKPROGRAMMA

    (procedure die wordt gevolgd wanneer het BMEU door de Commissie wordt geraadpleegd over het werkprogramma voor de communautaire milieukeur)

    51. Het BMEU kan bij de Commissie een bijdrage leveren voor de opstelling van het in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 bedoelde werkprogramma voor de communautaire milieukeur.

    52. Daartoe neemt het BMEU overeenkomstig de in artikel 1, leden 1 en 4, van genoemde verordening vastgelegde doelstellingen en beginselen alle nodige en afdoende maatregelen.

    53. Alvorens nieuwe productengroepen voor te stellen die een prioriteit voor een optreden van de Gemeenschap zouden kunnen zijn, bepaalt het BMEU eerst voorlopig en ter indicatie in hoeverre deze productengroepen binnen de in artikel 2 van genoemde verordening vastgelegde werkingssfeer van het communautaire systeem voor de toekenning van milieukeuren vallen en met name voldoen aan de in artikel 2, lid 2, van genoemde verordening vastgelegde voorwaarden. Daarbij houdt het in afdoende mate rekening met de verschillende overwegingen die in het hoofdstuk "Voorbereidende werkzaamheden" zijn vermeld.

    54. Het BMEU en zijn leden stellen bij deze werkzaamheden alle redelijkerwijs te verwachten pogingen in het werk om in hoge mate tot een consensus te komen.

    ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE LEDEN VAN HET BMEU

    55. De leden van het BMEU treden in het algemene belang van het communautaire systeem voor de milieukeur op en kunnen alle initiatieven nemen die zij daartoe relevant en nuttig achten. Zij kunnen ook op verzoek van de Commissie optreden. Voorbeelden van dergelijke initiatieven zijn:

    - de in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 bedoelde of andere stimuleringsactiviteiten;

    - de vorming van werkgroepen ad hoc;

    - activiteiten om de geharmoniseerde toepassing van de criteria voor de milieukeur en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht te bevorderen, met inbegrip van de periodieke aanpassing en verbetering van de handleidingen voor gebruikers daarvoor;

    - redactionele richtsnoeren, bijvoorbeeld om de ontwikkeling van milieucriteria te vergemakkelijken;

    - indien van toepassing de vaststelling van interne procedures.

    EVALUATIE

    56. Het BMEU evalueert zijn functioneren periodiek en dient indien nodig aanbevelingen in bij de Commissie om deze procedures eventueel aan te passen. De eerste evaluatie wordt vóór eind 2002 afgerond.

    Top