This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31996D0471
96/471/ECSC: Commission Decision of 28 February 1996 authorizing the acquisition by Ruhrkohle Handel GmbH of control of Raab Karcher Kohle GmbH (Case No IV/ECSC.1147-Ruhrkohle Handel/Raab Karcher Kohle) (Only the German text is authentic) (Text with EEA relevance)
96/471/EGKS: Beschikking van de Commissie van 28 februari 1996 houdende goedkeuring van de verwerving van zeggenschap over Raab Karcher Kohle GmbH door Ruhrkohle Handel GmbH (Zaak nr. IV/EGKS.1147 - Ruhrkohle Handel / Raab Karcher Kohle) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)
96/471/EGKS: Beschikking van de Commissie van 28 februari 1996 houdende goedkeuring van de verwerving van zeggenschap over Raab Karcher Kohle GmbH door Ruhrkohle Handel GmbH (Zaak nr. IV/EGKS.1147 - Ruhrkohle Handel / Raab Karcher Kohle) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)
PB L 193 van 3.8.1996, p. 42–53
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
In force
96/471/EGKS: Beschikking van de Commissie van 28 februari 1996 houdende goedkeuring van de verwerving van zeggenschap over Raab Karcher Kohle GmbH door Ruhrkohle Handel GmbH (Zaak nr. IV/EGKS.1147 - Ruhrkohle Handel / Raab Karcher Kohle) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)
Publicatieblad Nr. L 193 van 03/08/1996 blz. 0042 - 0053
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 28 februari 1996 houdende goedkeuring van de verwerving van zeggenschap over Raab Karcher Kohle GmbH door Ruhrkohle Handel GmbH (Zaak nr. IV/EGKS.1147 - Ruhrkohle Handel / Raab Karcher Kohle) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (96/471/EGKS) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 66, Gelet op Beschikking nr. 24-54 van 6 mei 1954 houdende een reglement inzake de toepassing van artikel 66, sub 1, van het Verdrag nopens de kenmerkende elementen van de controle op een onderneming (1), Gezien het op 15 november 1994 aangemelde voornemen van Ruhrkohle Handel GmbH om alle aandelen van Raab Karcher Kohle GmbH te verwerven, Na kennisname van de opmerkingen van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland, Overwegende hetgeen volgt: I. DE PARTIJEN (1) Ruhrkohle Handel GmbH, Düsseldorf ("RH"), is een volledige dochteronderneming van Ruhrkohle Beteiligungs-GmbH, die op haar beurt volledige eigendom van Ruhrkohle AG is. In Ruhrkohle Beteiligungs-GmbH zijn de deelnemingen van Ruhrkohle AG ondergebracht, die geen betrekking hebben op de produktie van kolen of cokes. (2) RH is werkzaam in de handel in vaste brandstoffen (steenkool, steenkoolbriketten en -cokes, bruinkool), de handel in minerale oliën, olie- en automobielservice en de bouwtechniek. De activiteiten op het gebied van kolen omvatten de nationale en internationale handel met zowel industrie en groothandel als particulieren. De bewerking van kolen (voor speciale soorten kolen) vult dit deel van de produktie aan. RH behaalde in 1994 een totale omzet van 3,82 miljard DM; ongeveer twee derde daarvan werd in Duitsland behaald, het overige derde in West-Europa. De kolenhandel was goed voor 2,67 miljard DM. RH heeft 1 960 werknemers, waarvan ongeveer 400 werkzaam zijn in de kolenhandel. (3) Ruhrkohle AG, Essen ("RAG") is voornamelijk werkzaam in de steenkoolwinning en de produktie van cokes; zij distribueert beide produkten deels rechtstreeks, deels via RH en andere bedrijven. RAG is met een aandeel van meer dan 80 % van de binnenlandse steenkoolwinning veruit de grootste Duitse mijnbouwonderneming. Voorts heeft RAG deelnemingen in de sectoren elektriciteitsproduktie, chemie en kunststoffen, afvalverwerking, mijnbouwtechniek en vastgoed. De omzet van RAG bedroeg in 1994 omstreeks 25,5 miljard DM; hiervan is 22,4 miljard DM in Duitsland behaald. 13,1 miljard DM van de totale omzet is behaald in de mijnbouw, 12,4 miljard DM met de activiteiten van de overige ondernemingen waarin zij deelneemt. Van de in totaal 111 000 werknemers van RAG zijn thans nog 87 000 werkzaam in de mijnbouw (1969: 183 000). De aandelen van RAG zijn in het bezit van vijf aandeelhouders (deels via gemeenschappelijke ondernemingen met mede-aandeelhouders): VEBA (ca. 39,2 %), VEW (30,2 %), Thyssen (12,7 %), Krupp-Hoesch (8 %) en Arbed SA (6,5 %); aandelen in eigen bezit: 3,5 %. (4) In Raab Karcher Kohle GmbH, Essen ("RKK") zijn de activiteiten in de kolenhandel van Raab Karcher AG ondergebracht, die tot de VEBA-groep behoren. De onderneming had in 1994 iets meer dan 700 werknemers (1993: 1 209) en behaalde een omzet van 1,29 miljard DM (1993: 1,59 miljard DM). Hiervan is 1,18 miljard DM in Duitsland behaald en 113 miljoen DM in de overige Lid-Staten. (5) RH en RKK distribueren (evenals RAG) steenkool, een EGKS-produkt, en zijn derhalve ondernemingen in de zin van artikel 80 van het EGKS-verdrag. II. DE VOORGENOMEN VERRICHTING (6) RH is voornemens alle RKK-aandelen van Raab Karcher AG te verwerven. Dit leidt tot een concentratie in de zin van artikel 66 van het EGKS-Verdrag. III. DE CONCENTRATIE (7) Door middel van de overname van alle vermogens- en stemrechten in RKK verwerft RAG (via RH) de rechtstreekse zeggenschap over RKK. Deze overname behelst de verwerving van de zeggenschap overeenkomstig Beschikking nr. 24-54 van de Hoge Autoriteit en zodoende ook een concentratie in de zin van artikel 66, lid 1, van het EGKS-Verdrag. (8) Hieraan staat niet in de weg dat RKK, de over te nemen onderneming, vooralsnog indirect eigendom van VEBA AG is, en VEBA terzelfder tijd de grootste aandeelhoudster van RAG is (VEBA bezit 39,2 % van de RAG-aandelen en is op de aandeelhoudersvergadering met omstreeks 40 % vertegenwoordigd). Uit de statuten van RAG en de reglementen voor de raad van bestuur en de raad van toezicht kan niet worden afgeleid dat VEBA de uitsluitende zeggenschap heeft over RAG en dat de voorgenomen verwerving van RKK derhalve een interne transactie is, die niet behoeft te worden aangemeld. Integendeel, de aandeelhoudersvergadering, de raad van bestuur en de raad van toezicht van RAG kunnen in alle aangelegenheden telkens bij gewone meerderheid beslissingen nemen (zie artikel 6, lid 2, artikel 11, lid 3, artikel 21, lid 3, van de statuten en artikel 13, lid 7, van het reglement van de raad van bestuur). Het gaat hierbij ook om zaken van fundamenteel belang, zoals vragen betreffende het bedrijfsbeleid van de gezamenlijke ondernemingen, het uitoefenen van de rechten van de maatschappij in de dochterondernemingen (artikel 3, lid 7, juncto artikel 2, lid 1, van het reglement van de raad van bestuur). Volgens de overeenkomsten op grond van de statuten is er geen vetorecht voor bepaalde aandeelhouders en volgens verklaringen van de aandeelhouders bestaat er ook geen overeenkomst over het stemrecht. Derhalve zijn in beginsel alternatieve meerderheden mogelijk, met name meerderheidsbeslissingen tegen VEBA. (9) De partijen zijn van mening, dat geen van de aandeelhouders afzonderlijk of samen met anderen gemeenschappelijke zeggenschap over RAG uitoefent. Dit blijkt ook uit de mogelijkheid van alternatieve meerderheden. Daarentegen zijn er aanwijzingen dat de vijf aandeelhouders gezamenlijke zeggenschap uitoefenen over RAG. Tussen de aandeelhouders bestaan op grond van de vooraanstaande positie van RAG in het kader van het kolenbeleid in Duitsland sterke gemeenschappelijke belangen. Met name RAG is, overeenkomstig het tot eind 1995 van kracht zijnde "Jahrhundertvertrag" (eeuwovereenkomst) en het "Hüttenvertrag" (staalbedrijvenovereenkomst) (zie punten 26 en 27), verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van het Duitse kolenbeleid in de sector steenkolen, in nauw overleg met de bevoegde overheidsinstanties. De besluiten van de aandeelhoudersvergadering en de raad van toezicht van RAG zijn tot op heden ook steeds bij eenstemmigheid genomen. (10) Sterke gemeenschappelijke belangen van minderheidsaandeelhouders kunnen er weliswaar toe leiden dat deze bij de uitoefening van hun stemrecht in de onderneming niet in strijd met elkaars belang handelen. Maar dit betekent slechts zelden dat van een gezamenlijke zeggenschap moet worden uitgegaan (zie in dit verband de mededeling van de Commissie over het begrip "concentratie" in Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties op ondernemingen (PB nr. C 385 van 31. 12. 1994, blz. 5, punt 32)). In vorige beschikkingen heeft de Commissie het probleem van de door de aandeelhouders over RAG uitgeoefende gezamenlijke zeggenschap onbeslist gelaten. Zij heeft vastgesteld, dat VEBA slechts een beperkte invloed op RAG had en de band tussen beide concerns bij het onderzoek naar de beïnvloeding van de mededinging grotendeels buiten beschouwing gelaten (zie de beschikking van de Commissie van 12 december 1990, zaak nr. 782, Stinnes Intercarbon/Stromeyer, punt 2). Het "Jahrhundertvertrag" liep einde 1995 af en ingevolge de wijzigingen in 1996 in de steunregelingen ten behoeve van de Duitse steenkoolmijnen kunnen zich veranderingen in de belangen van de diverse aandeelhouders van RAG voordoen. Het probleem van de gezamenlijke over RAG uitgeoefende zeggenschap behoeft hier niet te worden opgelost. Ook in het geval van een gezamenlijke zeggenschap doet er zich ten aanzien van RKK een verandering voor in de door VEBA uitgeoefende zeggenschap. RKK wordt aan de uitsluitende zeggenschap van VEBA onttrokken en aan de gezamenlijke zeggenschap van de aandeelhouders van RAG onderworpen (zie over de overgang van een uitsluitende zeggenschap naar een gezamenlijke zeggenschap de mededeling van de Commissie over het begrip "concentratie" in Verordening (EEG) nr. 4064/89 betreffende de controle op concentraties op ondernemingen, punten 16 en 18). De verwerving van RKK vormt dus in ieder geval een concentratie in de zin van artikel 66, lid 1, van het EGKS-Verdrag. (11) Bij de beoordeling van de concentratie op grond van de mededingingsregels behoeft met de vraag van de gezamenlijke zeggenschap van de aandeelhouders over RAG slechts rekening te worden gehouden, voor zover - in de hypothese van een medebeslissende invloed van VEBA in RAG - reeds vóór de concentratie geen volledig onafhankelijke concurrentieverhouding tussen RAG/RH en RKK bestond. Een beoordeling van deze beperkte concurrentieverhouding behoeft hier echter niet plaats te vinden, daar zelfs in de hypothese van een volledig onafhankelijke concurrentieverhouding tussen RAG/RH en RKK de voorgenomen concentratie - zoals hierna zal worden aangetoond - niet tot een beperking van de daadwerkelijke mededinging zal leiden. IV. DE RELEVANTE MARKT 1. De produktmarkten (12) RH en RKK distribueren steenkool en steenkoolprodukten (steenkoolbriketten, steenkoolcokes) aan industriële afnemers (elektriciteitsproducenten, staalondernemingen, overige industrietakken), voor huishoudelijk verbruik en aan het ambacht. Beide laatste groepen afnemers vallen niet onder de bepalingen van het EGKS-Verdrag (zie artikel 80 van het EGKS-Verdrag). Vraagzijde (13) Wat de vraagzijde voor steenkool en steenkoolprodukten (hierna "steenkool" genoemd) betreft, moet over het algemeen van een markt voor de distributie van steenkool aan industriële afnemers worden uitgegaan. Op grond van de verschillende bestemmingen, subsidieregelingen voor bepaalde groepen afnemers en de daaruit voortvloeiende sterk verschillende prijzen moet een verdere onderverdeling worden gemaakt in distributie aan de elektriciteitsproducenten (stoomkolen), aan staalproducenten (cokeskool en hoogovencokes) en aan de overige industriële afnemers. Deze laatste zijn vooral te vinden in de suiker-, cement- en papierindustrie; zij kopen in hoofdzaak stoomkolen voor de produktie van proceswarmte. Al deze soorten kolen en cokes zijn overeenkomstig artikel 81 in samenhang met bijlage I aan het EGKS-Verdrag onderworpen. Een marktafbakening die aan deze groepen afnemers beantwoordt, wordt ook door de partijen gehanteerd. De substitueerbaarheid van energiedragers (14) Op het gebied van de afzet aan de elektriciteitsproducenten (elektriciteitsbedrijven en kleine elektriciteitsproducenten) - die 70 % van het totale volume uitmaakt (zie punt 25) - kan steenkool in beginsel niet door andere energiedragers worden vervangen. De leveringsstructuur die bepaald is door de aanwezigheid van een bepaalde centrale en deels ook door de overheid is gereglementeerd ("energiemix"), en de aanzienlijke investeringskosten voor het verbouwen van bestaande en de bouw van nieuwe centrales maken de overschakeling van steenkool op aardolie, aardgas of kernenergie moeilijk of sluiten deze zelfs uit. De partijen hebben aangevoerd dat een aanzienlijk aantal centrales ook olie of gas kan verbruiken en dat er een rechtstreekse elektriciteitsinvoer bestaat. Elektriciteitsinvoer uit andere Lid-Staten vindt plaats tijdens periodes van piekbelasting, maar speelt vooralsnog kwantitatief geen bijzondere rol. Uit het onderzoek door de Commissie is verder gebleken dat olie ten dele ook als brandstof voor ontsteking wordt gebruikt en dat olie of gas als brandstof voor bijstoken wordt gebruikt tijdens een onstabiel verbrandingsproces van kolen - bij voorbeeld ingevolge verontreinigingen. Met olie of gas behaalt men in een steenkoolcentrale echter slechts een gedeelte van het rendement van steenkool; beide energiedragers kunnen steenkool derhalve niet daadwerkelijk vervangen. (15) Dit geldt in beginsel eveneens voor bruinkool. Kolencentrales zijn niet geschikt voor de verbranding van beide soorten kolen. Een overschakeling van de ene soort kolen op de andere is, zoals de partijen zelf toegeven, niet rendabel en op grond van de verschillende verbrandingseigenschappen ook technisch nauwelijks uitvoerbaar (volume van de ketel, verwerking van de reststoffen). (16) Daar bruinkool, in tegenstelling tot steenkool, relatief hoge vervoerkosten veroorzaakt (het vochtgehalte bedraagt tot 40 %), kan er van concurrentie met steenkool enkel sprake zijn in de onmiddellijke omgeving van winningsgebieden (zie de beschikking van de Commissie van 27 juni 1994, IV/M.402 - PowerGen/NRG Energy/Morrisson Knudsen/Mibrag, punt 10). Een dergelijke vorm van mededinging is slechts bij de bouw van nieuwe centrales relevant en beïnvloedt de afzet van steenkool slechts indirect. Uit het onderzoek van de Commissie is gebleken, dat - met uitzondering van de bouw van een nieuwe bruinkoolcentrale in Brandenburg - voor de komende tien jaar in Duitsland geen rekening moet worden gehouden met de bouw van nieuwe capaciteit aan centrales. Bij de exploitatie van de bestaande centrales is de prijsevolutie van de diverse energiedragers daarentegen slechts van belang, voor zover een exploitant van een centrale verschillende centrales bezit en bovendien de mogelijkheid heeft de belasting ervan te laten variëren. Tijdens periodes van piekbelasting zijn ook deze exploitanten van centrales niet meer in dergelijke mate flexibel. (17) Om deze redenen moet de feitelijk relevante markt ten aanzien van de belangrijkste groep afnemers, de elektriciteitsproducenten, worden beperkt tot die van de steenkool; daarbij kunnen andere energiedragers de mededinging ten aanzien van nieuwe en vervangingsinvesteringen in verbrandingsinstallaties enkel marginaal beïnvloeden (zie ook de beschikking van de Commissie van 12 december 1990, Stinners Intercarbon/Stromeyer, punt 7). (18) Vanuit het oogpunt van de staalondernemingen is steenkool eveneens slechts in zeer beperkte mate substitueerbaar met andere energiedragers. De vraag of de feitelijk relevante markt tot die van steenkool dient te worden beperkt of zonodig nog verder dient te worden afgebakend, mag hier open blijven, daar zelfs in de hypothese van het bestaan van een markt voor de distributie van steenkool aan staalproducenten de concentratie niet leidt tot verhindering van de daadwerkelijke mededinging (zie punt 55). (19) Ten aanzien van de afzet van steenkool aan de overige industriële afnemers bestaan daarentegen wel bepaalde mogelijkheden voor substitutie met olie en gas of andere brandstoffen. De partijen hebben voorbeelden gegeven van het bivalent gebruik van verbrandingsinstallaties in de cementindustrie; daarbij worden hoofdenergiedragers (zoals kolen) als primaire brandstof verbrand, dat wil zeggen voor ongeveer 70 % van de energiebehoefte, en minderwaardige brandstoffen of afval als secundaire brandstof voor het overige derde van de behoefte. Voor de suikerindustrie worden soortgelijke voorbeelden gegeven. In de beschikking British Fuels Limited van 9 juli 1987 heeft de Commissie de concurrentiedruk van andere energiedragers op steenkool op het gebied van de overige industriële afnemers erkend (Zeventiende Mededingingsverslag 1987, punt 94). Ook voor deze industriële afnemers zou wegens de te voorziene omschakelingskosten steenkool echter niet onbeperkt met andere energiedragers substitueerbaar zijn. De vraag of de feitelijk relevante markt tot die van steenkool dient te worden beperkt of desnoods nog verder dient te worden afgebakend, mag hier onbeantwoord blijven, daar zelfs in de hypothese van een beperkte markt voor de distributie van steenkool aan de overige industriële afnemers een concentratie niet tot een belemmering van de daadwerkelijke mededinging leidt (zie punt 56 e.v.). 2. De geografisch relevante markt (20) De markt voor de distributie van steenkool aan de elektriciteitsproducenten in Duitsland vormt in geografisch opzicht nog een nationale markt. Deze afbakening hebben de partijen in hun aanmelding gehanteerd. Dit blijkt vooral uit de specifieke subsidieregeling voor Duitse steenkool, die in Duitsland een structuur voor de energiedistributie en een mededingingsstructuur voor de afzet van kolen heeft doen ontstaan, die niet met die van de andere Lid-Staten vergelijkbaar is (zie punt 26 e.v.). Duitse exploitanten van centrales kunnen in de toekomst onbeperkt ingevoerde kolen aankopen. De stimulans steenkool niet bij RAG of een andere Duitse producenten te kopen, maar daarentegen in te voeren, blijft echter beperkt, zolang de door de overheid ter beschikking gestelde steun niet is uitgeput. Elke invoer tegen een prijs beneden de gemiddelde prijs voor invoer uit derde landen doet deze in het volgende kwartaal opnieuw dalen, en dit verhindert vanuit het oogpunt van de buitenlandse leveranciers de intrede op de markt. Over het algemeen is er een relatief beperkte wederzijdse marktpenetratie tussen de Lid-Staten vast te stellen. (21) De afzet van steenkool aan staalproducenten wordt in ieder geval nog tot eind 1997 geregeld door de afnameverplichtingen en door de subsidies ingevolge het "Hüttenvertrag" (zie punt 27). Deze markt vormt derhalve in geografisch opzicht een nationale markt. (22) Ten aanzien van de niet gesubsidieerde afzet van steenkool aan de overige industriële afnemers kan van een geografische markt worden uitgegaan die verder reikt dan Duitsland, daar deze afnemers voor het merendeel ingevoerde steenkool aankopen. Maar in de afnemersstructuur die in hoge mate wordt bepaald door het midden- en kleinbedrijf, speelt de relatie handelaar-cliënt een grotere rol; deze functie wordt in beginsel vooralsnog door Duitse bedrijven vervuld. De afbakening van de geografische markt kan hier echter buiten beschouwing blijven, daar de concentratie, ook in geval van het bestaan van een Duitse markt, de daadwerkelijke mededinging niet zal belemmmeren (zie punt 56 e.v.). V. BEOORDELING TEN AANZIEN VAN DE MEDEDINGING OP GROND VAN ARTIKEL 66, LID 2 (23) De concentratie van RH en RKK kan onder de in artikel 66, lid 2, neergelegde voorwaarden worden goedgekeurd, indien de voorgenomen verrichting de betrokken ondernemingen niet de mogelijkheid geeft: - de prijs te bepalen, de produktie of de distributie te beheersen of te beperken, of de handhaving van een daadwerkelijke medededinging voor een belangrijk deel van de markt van genoemde produkten te belemmeren, - of zich te onttrekken aan de regels van de mededinging door een kunstmatig bevoorrechte positie te scheppen, welke leidt tot een aanmerkelijk voordeel met betrekking tot de voorziening of de afzet. (24) Of door de voorgenomen concentratie de mededinging op de Duitse markt voor de distributie van steenkool wordt belemmerd of uitgeschakeld, dient te worden beoordeeld tegen de achtergrond van de wijzigingen van 1996 in de steunregelingen ten behoeve van Duitse steenkool die wordt gebruikt voor de elektriciteitsproduktie (stoomkolen), alsmede aan de hand van de door de concentratie ontstane positie van RAG op de afzetmarkt voor binnenlandse en ingevoerde kolen. 1. De distributie van steenkool in Duitsland (25) In Duitsland is in 1994 in totaal circa 80 miljoen ton steenkool en steenkoolprodukten afgezet (1993: 76,7 miljoen ton, telkens voor steenkool, steenkoolbriketten- en cokes samen - bron: "Statistik der Kohlenwirtschaft e.V., Zahlen zur Kohlenwirtschaft", aflevering 142, juni 1995). Hiervan is 17,6 miljoen ton afkomstig van ingevoerde kolen (inclusief 0,9 miljoen ton cokeskolen, die in Duitsland tot cokes worden bewerkt). De Duitse markt vormt - op korte afstand vóór de Britse markt en op duidelijke afstand van de overige kolen verbruikende Lid-Staten (Spanje, Frankrijk, Italië en de Benelux-landen) - de grootste markt binnen de Gemeenschap. Van de totale hoeveelheid wordt veruit het grootste deel (ongeveer 70 %) door de elektriciteitsproducenten afgenomen. Aan de staalindustrie wordt 18,8 miljoen ton geleverd en aan de overige industriële afnemers 4,7 miljoen ton. De leveringen voor huishoudelijk verbruik en aan het ambacht bedragen ongeveer 1,3 miljoen ton. (26) In het verleden werd de Duitse markt voor beide groepen hoofdafnemers, elektriciteits- en staalproducenten, geregeld door het "Jahrhundertvertrag" (eeuwovereenkomst) en het "Hüttenvertrag" (staalbedrijvenovereenkomst). Onder het "Jahrhundertvertrag" wordt het geheel van overeenkomsten verstaan die in 1980 zijn gesloten tussen 44 openbare elektriciteitsbedrijven en de industriële ondernemingen die voor eigen gebruik elektriciteit produceren, enerzijds, en het "Gesamtverband des Deutschen Steinkohlebergbaus", anderzijds; deze overeenkomsten betreffen de afname tot 1995 van bepaalde hoeveelheden Duitse steenkool voor de elektriciteitsproduktie. De afname vindt plaats tegen een bepaalde catalogusprijs die niet hoger is dan de produktiekosten; het verschil met de wereldmarktprijs voor zware stookolie wordt de elektriciteitsproducenten vergoed door middel van een door de eindverbruikers te betalen toeslag (de "Kohlenpfennig"). Na onderhandelingen tussen de Bondsregering en de partijen bij het "Jahrhundertvertrag" is in het kader van de "Kohlerunde 1989" voor de periode van 1991 tot en met 1995 de jaarlijks minimaal verplicht af te nemen hoeveelheid op 40,9 miljoen tske (tonnen steenkoolequivalent) bepaald (omgerekend omstreeks 41,5 miljoen ton steenkool). Daarvan is 34,4 miljoen tske bestemd voor de elektriciteitsbedrijven en 6,5 miljoen tske voor de industriële ondernemingen die voor eigen gebruik elektriciteit produceren. De Commissie heeft ten aanzien van het "Jahrhundertvertrag", dat op 31 december 1995 afliep, bij beschikking van 22 december 1992 inzake een procedure op grond van artikel 85, lid 3, van het EEG-Verdrag het kartelverbod buiten toepassing verklaard (PB nr. L 50 van 2. 3. 1993, blz. 14). Eind 1995 liep ook het "Zollkontingentgesetz" (Wet op het douanecontingent) af, waardoor in het verleden de hoeveelheid ingevoerde kolen werd beperkt. (27) In het "Hüttenvertrag" zijn voor de Duitse staalproducenten bepaalde afnameverplichtingen voor cokeskolen vastgelegd. Het loopt tot het jaar 2000; de Commissie heeft een ontheffing verleend die geldt tot eind 1997 (beschikking van 30 maart 1989 (PB nr. L 101 van 13. 4. 1989, blz. 35)). In de "Kohlerunde 1991" is een regeling voor een verlenging van de overeenkomst tot 2005 overeengekomen. Ingevolge de afnameverplichtingen bestaan er voor cokeskolen en cokes nagenoeg uitsluitend distributierelaties tussen kolenproducenten en staalproducenten. De groothandel is bij deze activiteit nauwelijks betrokken. (28) Vanaf 1 januari 1996 is voor de Duitse stoomkolen een nieuwe subsidieregeling van kracht. In de toekomst wordt niet meer de afzet bepaald, maar - in licht degressieve vorm - het steunbedrag. In het "Gesetz zur Sicherung des Einsatzes von Steinkohle in der Verstromung und zur Änderung des Atomgesetzes und des Stromeinspeisungsgesetzes" (Wet tot waarborging van het gebruik van steenkool bij de elektriciteitsproduktie en tot wijziging van de wet betreffende de kernenergie en de wet betreffende de stroomvoorziening) van 19 juli 1994 ("Artikelgesetz") wordt bepaald dat de jaarlijkse steun voor elektriciteitswinning uit kolen in 1996 7,5 miljard DM bedraagt en in de periode van 1997 tot en met 2000 jaarlijks 7 miljard DM. Voor 1999 en 2000 is een verdere vermindering echter niet uit te sluiten. Bij een geraamd prijsverschil van 200 DM per ton tussen Duitse en ingevoerde steenkool is zodoende voor 1996 een afzet voorzien van 37,5 miljoen ton en voor de daarop volgende jaren van 35 miljoen ton. De subsidies worden uit dit steunfonds rechtstreeks aan de mijnbouwondernemingen betaald. Zij worden berekend op basis van het verschil tussen de produktiekosten voor Duitse steenkool en de gemiddelde prijs voor uit derde landen ingevoerde steenkool, af Duitse grens. Nadere bepalingen worden gegeven in de "Verstromungsrichtlinien" (Richtlijnen voor de elektriciteitsproduktie) van het Duitse Ministerie van Economische Zaken van 13 juni 1995 (Bundesanzeiger van 20 juni 1995, blz. 6565). (29) Steun voor de kolenindustrie mag slechts worden verleend na voorafgaande goedkeuring van de Commissie en onder de voorwaarden die in Beschikking nr. 3632/93/EGKS van de Commissie zijn bepaald. Volgens deze beschikking mag de staatssteun niet tot mededingingsvervalsing of tot discriminatie tussen kolenproducenten, tussen kopers of tussen verbruikers in de Gemeenschap leiden. (30) De partijen zijn van mening dat door de nieuwe subsidieregeling vanaf 1996 de markt voor steenkolen als dusdanig voor de concurrentie met ingevoerde steenkool wordt geopend. (31) Met de financiële ondersteuning uit het steunfonds moeten RAG en de beide andere Duitse mijnbouwondernemingen (Saarbergwerke, Preussag Ibbenbühren) met ingang van 1996 hun kolen zelfstandig aan exploitanten van centrales verkopen. Dit betekent in beginsel weliswaar een stap in de richting van de openstelling van de in het verleden bijna volledig gereglementeerde markt voor stoomkolen; elektriciteitsproducenten hebben immers vanaf 1996 in grotere mate dan voorheen de mogelijkheid ingevoerde kolen te kopen. Maar uit het onderzoek door de Commissie blijkt echter, dat er slechts in beperkte mate van een openstelling van de markt voor de concurrentie sprake is. RAG heeft voorlopig niet de mogelijkheid vrij de prijs te bepalen. Teneinde voor subsidies in aanmerking te komen, is RAG is beginsel verplicht te verkopen tegen de gemiddelde prijs in derde landen. In de "Verstromungsrichtlinien" en de uitvoeringsbesluiten zijn slechts enkele uitzonderingen bepaald om tegen een lagere prijs te kunnen verkopen. Wanneer een elektriciteitsproducent bijvoorbeeld kan aantonen dat hij 20 % van zijn jaarlijkse behoefte aankoopt tegen een lagere prijs dan die voor uit derde landen ingevoerde kolen, kan deze producent van RAG de levering van Duits steenkool eisen tegen deze lagere prijs. RAG behoudt dan het recht op de terugbetaling van het (derhalve grotere) verschil met haar produktiekosten, maar moet terzelfder tijd accepteren dat haar aandeel in het subsidiefonds van 7,5 miljard DM (vanaf 1997: 7 miljard DM) sneller is uitgeput. (32) Anderzijds heeft RAG - tot de uitputting van de steun - wel de mogelijkheid tegen de gemiddelde wereldmarktprijs te verkopen. De afzetmogelijkheden van andere kolenimporteurs worden daardoor vanaf het begin beperkt. Iedere invoer van kolen tegen een prijs beneden het gemiddelde heeft bij de berekening van de verdere gemiddelde prijs in derde landen een gunstige weerslag op de richtprijs voor elektriciteitsproducenten. Vanaf 1996 zijn de daadwerkelijke afzetmogelijkheden van RAG in vergelijking met de importeurs moeilijk in te schatten, omdat de afzet in het verleden niet de effectieve behoefte van de elektriciteitsproducenten weergeeft. Uit het onderzoek door de Commissie is echter gebleken dat de elektriciteitsproducenten - ten minste op korte termijn - vooralsnog bij RAG en de overige Duitse mijnbouwondernemingen grotendeels in hun behoeften aan stoomkolen kunnen voorzien. Zij kunnen thans Duitse steenkool aankopen tegen de gemiddelde wereldmarktprijs. Voorts zijn hun centrales ingesteld op de verbranding van Duitse steenkool, en het tijdens het verbrandingsproces steeds belangrijker wordende gebruik van reststof is afgestemd op de kwalitatieve samenstelling van Duitse steenkool. Individuele elektriciteitsproducenten hebben voornamelijk logistieke en kwalitatieve voordelen genoemd als redenen voor het handhaven van hun huidige aankooppatroon. Verder worden de gegarandeerde aanvoer en de voorkeur van de openbare elektriciteitsbedrijven voor binnenlandse steenkool vermeld als extra argumenten voor het onveranderlijk gebleven aankooppatroon. Ook ingeval de jaarlijkse afzet van RAG en de beide andere Duitse mijnbouwondernemingen vanaf 1996 zou afnemen, heeft dit ingevolge de teruggang van de vraag naar kolen niet onmiddellijk een gunstig effect op de importerende handelsondernemingen. (33) Volgens RAG zullen de elektriciteitsproducenten de niet door langlopende contracten voor levering gedekte hoeveelheden via de spotmarkt aankopen. Dit zal de importeurs ten dele ten goede komen. Uit het onderzoek door de Commissie is gebleken dat concurrenten en afnemers over het algemeen met een zekere stijging van het aandeel van de invoer in de afzet rekening houden. In 1994 werd 18,5 miljoen ton steenkoolprodukten (inclusief 2,2 miljoen ton cokes) in Duitsland ingevoerd (2). Rekening houdend met de te verwachten stijging wordt de invoer in het jaar 2000 geschat op ongeveer 20 tot 25 miljoen ton. Pas na het jaar 2000 wordt rekening gehouden met een duidelijkere stijging van het aandeel van de invoer op de Duitse markt door de verdere beperking van de subsidiëring voor de Duitse steenkoolmijnen. In diverse studies wordt echter van een sterkere stijging uitgegaan: terwijl de te Hamburg gevestigde "Verein Deutscher Kohleimporteure e.V." voor het jaar 2000 met betrekking tot ingevoerde kolen rekening houdt met stijgingsscenario's van 25 miljoen ton of 30 miljoen ton, gaat de te Essen gevestigde "Statistik der Kohlewirtschaft e.V." voor het jaar 2000 uit van een invoer van meer dan 32 miljoen ton. De partijen hebben studies aangehaald van Prognos AG en van het Internationale Energieagentschap (IEA), waarbij in beide gevallen wordt uitgegaan van een stijging van de invoer tot meer dan 35 miljoen ton in het jaar 2000. (34) Concluderend kan worden gesteld dat de markten voor de afzet van steenkolen aan industriële verbruikers in Duitsland onafhankelijk van de voorgenomen combinatie RH/RKK in de komende jaren aanzienlijke veranderingen zullen ondergaan. Wegens de vanaf 1996 van kracht zijnde nieuwe subsidieregeling zullen de afnemers in het elektriciteitsbedrijf hun aankopen van binnenlandse steenkool, die thans 70 % van de totale kolenafzet bedragen, verminderen en op middellange termijn in toenemende mate een beroep op ingevoerde steenkool doen. Dit heeft met name gevolgen voor de concurrentiestructuur in dit deel van het handelsverkeer, zoals hierna wordt aangetoond (zie punt 42 e.v.) Bij de beoordeling van de gevolgen van de nieuwe eenheid voor de mededinging moet bijzondere aandacht worden besteed aan deze effecten, die niet door de concentratie worden veroorzaakt. 2. De effecten van de concentratie op de betrokken markten a) Marktaandelen (35) RAG (inclusief RH) leverde in 1994 in totaal 55,9 miljoen ton steenkool, brikketten en cokes. Daarvan was 40,8 miljoen ton bestemd voor de elektriciteitsproducenten, 14,7 miljoen ton voor de staalbedrijven en 1,5 miljoen ton voor de overige industriële afnemers en het segment huishoudens en ambachtelijke bedrijven. (36) RKK verkocht in 1994 in totaal 7,9 miljoen ton (1993: 8,1 miljoen ton), waarvan 5,6 miljoen ton in Duitsland. Van de afzet in Duitsland was 3,5 miljoen ton afkomstig uit de binnenlandse produktie en werd 2,1 miljoen ton ingevoerd. (37) Volgens de door de partijen overgelegde cijfers kan de marktomvang voor 1994 voor stoomkolen worden becijferd op 57,6 miljoen ton (1993: 58,5 miljoen ton, telkens zonder de afzet aan staalindustrie, huishoudens en ambachtelijke bedrijven). In aanmerking genomen dat 85 % van de door RH en RKK geleverde kolen door RAG wordt geleverd en dus reeds in de afzet van RAG is inbegrepen, worden in de afzet van steenkool aan de elektriciteitsproducenten de volgende marktaandelen behaald: >RUIMTE VOOR DE TABEL> (38) De afzet van ingevoerde steenkolen aan de elektriciteitsproducenten (omvang: 11,6 miljoen ton) geeft de volgende cijfers te zien: >RUIMTE VOOR DE TABEL> (39) Voor de levering van steenkool aan overige industriële afnemers (eveneens zonder de staalproducenten) zijn de marktaandelen als volgt (bij een volume van 4,7 miljoen ton in 1994): >RUIMTE VOOR DE TABEL> (40) De totale omvang van de afzet van steenkool aan staalproducenten bedroeg in 1994 18,8 miljoen ton. Ingevolge de afnameverplichtingen van de staalproducenten op grond van het "Hüttenvertrag" bestond 14,4 miljoen ton uit rechtstreekse leveringen van RAG tegen de gereglementeerde prijs. RH en RKK hebben op deze markt uiteindelijk beperkte hoeveelheden ingevoerde kolen afgezet; voor RH bedroeg dit [ . . . ] miljoen ton (3) en voor RKK [ . . . ] miljoen ton (4). Het gezamenlijke marktaandeel in de totale marktomvang bedraagt [75-80 %] (5). Saarbergwerke heeft een marktaandeel van [10-15 %] (6) ( [ . . . ] miljoen ton (7) rechtstreekse leveringen). Het gezamenlijke aandeel van RH en RKK in de totale invoer van cokes en cokeskolen bedraagt [25-30 %] (8). b) De mededingingspositie van RAG na de concentratie (41) Uitgaande van de huidige marktverhoudingen in de steenkooldistributie zou de combinatie RH/RKK een afzet van meer dan 20 miljoen ton steenkool behalen (10,6 miljoen ton steenkool uit eigen land en 9,7 miljoen ton steenkool uit derde landen, waarvan tussen 4 en 5 miljoen ton is ingevoerd in Duitsland). Op grond van de verwachte wijzigingen in de marktstructuur in de komende jaren, en aangezien RKK zich tot nu toe heeft gericht op de handel in Duitse steenkool, valt evenwel niet te verwachten, dat RAG met de verwerving van RKK de mogelijkheid krijgt de daadwerkelijke mededinging bij de verkoop aan industriële afnemers (elektriciteitsindustrie, staalproducenten, overige industriële afnemers) te belemmeren (artikel 66, lid 2, van het EGKS-Verdrag), met name wanneer men bedenkt dat het marktaandeel van RAG waarschijnlijk zal afnemen. aa) Verkoop aan de elektriciteitsproducenten (stoomkolen) (42) In het verleden - tegen de achtergrond van de subsidiëring ingevolge het "Jahrhundertvertrag" - had de verkoop van binnenlandse steenkool aan elektriciteitsproducenten en handelsondernemingen een zekere betekenis. Ingevolge de met ingang van 1996 geldende subsidieregeling komt het onderscheid tussen de rechtstreekse distributie door mijnbouwondernemingen en de distributie door de handel te vervallen. In de toekomst zullen de Duitse mijnbouwondernemingen, en met name RAG, belang hebben bij de rechtstreekse verkoop tegen de vooraf vastgestelde gemiddelde prijzen in derde landen. De partijen gaan er, evenals andere marktdeelnemers, van uit dat Duitse stoomkolen in de toekomst in geringere omvang of in het geheel niet via handelsondernemingen als RH of RKK zullen worden verkocht. Hierdoor zullen de handelsondernemingen voornamelijk zijn aangewezen op de handel in ingevoerde kolen. Zoals de partijen hebben aangevoerd, zullen de handelaren voornamelijk nog Duitse steenkool verkopen aan kleinere elektriciteitsproducenten. Daar deze handel jaarlijks nog slechts omstreeks 0,6 miljoen ton bedraagt, leveren de banden met het RAG-concern aan RH/RKK in dit opzicht geen concurrentievoordeel van betekenis op. (43) Wanneer wordt aangenomen dat de verkoop van Duitse steenkool aan de elektriciteitsindustrie in de toekomst niet langer door de handel zal verlopen, zal de verwerving van RKK tot een aanzienlijk geringere groei van RAG leiden dan verwacht. Zoals opgemerkt, zal het marktaandeel daadwerkelijk toenemen met [ < 5 %] (9) op het gebied van stoomkolen, de belangrijkste deelmarkt van steenkool. Het dermate grote marktaandeel van RAG op de markt voor stoomkolen is het rechtstreekse gevolg van bijzondere omstandigheden, die samenhangen met de handel in gesubsidieerde Duitse kolen. Door de verwachte toename van de mededinging op de middellange en lange termijn zal het huidige marktaandeel van RAG afnemen. Daar RAG niet werkelijk naar eigen inzicht de prijzen kan vaststellen, houdt dit marktaandeel geen wezenlijke macht op de markt in. Gelet op het toenemende belang van ingevoerde steenkool in de toekomst, zal de groei door RKK op basis van de cijfers over 1994 [5-10 %] (10) van de totale invoer bereiken. Zoals nog zal worden uiteengezet, wordt de invoer echter niet gekenmerkt door duurzame betrekkingen met leveranciers en behoort deze sector ook niet tot de sterke punten van RKK. Concurrentievermogen van RKK (44) RKK behaalde in 1994 een omzet van 1,3 miljard DM en had 700 (1995: 500) werknemers in dienst. De onderneming beschikt over een uitgebreid distributie- en opslagnet met negen filialen en 44 opslagplaatsen. Van deze vestigingen leveren er 37 uitsluitend aan huishoudens en ambachtelijke bedrijven (28 daarvan in de nieuwe Duitse deelstaten). Slechts vier vestigingen (Mannheim, Stuttgart, Karlsruhe en Duisburg-Ruhrort) leveren daarnaast ook in enige mate van betekenis aan industriële afnemers. Van de 500 werknemers die RKK thans heeft, werken er 400 alleen voor het segment huishoudens en ambachtelijke ondernemingen. Volgens de partijen zal het belang van dit segment in de komende jaren nog aanzienlijk dalen, waardoor meer vestigingen zullen moeten worden gesloten. RKK heeft in de afgelopen jaren reeds een groot aantal vestigingen moeten sluiten, die zij na de eenwording van Duitsland in de nieuwe deelstaten had verworven. De concentratie zal RH een aanzienlijke synergie ten aanzien van distributie en opslag opleveren. Dit voordeel zal vooral betrekking hebben op het segment huishoudens en ambachtelijke bedrijven en zou ertoe moeten leiden dat op deze sterk krimpende markt een rendabel omzetvolume behaald wordt. Het Bundeskartellamt, dat bevoegd is om de gevolgen van de concentratie voor dit segment te beoordelen, heeft de concentratie niet verboden. (45) De leveringen aan kleinere industriële afnemers vinden evenwel rechtstreeks aan de koper plaats, waarbij, zo al nodig, alleen Duisburg-Ruhrort als afhandelingspunt van betekenis is. De grote industriële afnemers, dus de elektriciteitscentrales, beschikken over eigen aansluitingen op het spoor en de binnenvaart en zijn niet aangewezen op de infrastructuur van hun leveranciers. Het distributie- en opslagnet van RKK levert RH derhalve wat de leveringen aan industriële afnemers betreft geen noemenswaardig voordeel op. Invoerhandel (46) Voor de invoerhandel beschikt RKK over vertegenwoordigingen in Zuid-Afrika, Colombia, China, Polen, de Verenigde Staten en Australië. In 1994 voerde de onderneming 2,1 miljoen ton steenkoolprodukten in Duitsland in (1993: 1,6 miljoen ton). Daarvan was meer dan een derde afkomstig uit Zuid-Afrika, hoewel ook grote hoeveelheden werden ingevoerd uit Colombia, China, Polen en de Tsjechische Republiek. Deze steenkoolproducerende landen zijn wat de kwaliteit en de prijs betreft bijzonder belangrijk voor de invoer in Duitsland. Terwijl in de wereldhandel in kolen Zuid-Afrika, Australië en de Verenigde Staten de belangrijkste landen zijn met een gezamenlijk aandeel van 65 %, zijn voor de invoer in Duitsland Zuid-Afrika, Polen en Colombia het belangrijkst (61 % van de totale invoer). (47) Voor 1995 houdt RKK wederom rekening met een teruggang van haar invoerhandel tot ongeveer 1,5 miljoen ton. Weliswaar zijn voor bepaalde kolensoorten overeenkomsten gesloten op exclusiviteitsbasis, maar deze hebben in het algemeen slechts een looptijd van een jaar. Sinds de voorgenomen concentratie met RH bekend is geworden, heeft RKK diverse leveringsovereenkomsten met buitenlandse producenten geheel of gedeeltelijk verloren. Zo heeft de Chinese kolenproducent Shanxi Sanjia Coal & Chemistry Ltd onder verwijzing naar de concentratie de leveringsovereenkomst per einde 1995 opgezegd ([ . . . ] (11)). De Zuidafrikaanse leveranciers van RKK, Total en Duiker, hebben hun leveringen van ongeveer [ . . . ] ton (12) onder verwijzing naar de leveringsbetrekkingen tussen RH en een concurrerende producent in Zuid-Afrika, Amcoal, met bijna 50 % verminderd. RKK houdt rekening met een volledige beëindiging van de levering in 1996. Naast dit nadelige gevolg zal de concentratie er volgens de partijen ook toe leiden, dat bepaalde buitenlandse producenten zullen weigeren met een importeur (RKK) samen te werken die verbonden is met een binnenlandse kolenproducent, in dit geval RAG. (48) Hoewel RKK met een invoer van ongeveer 2 miljoen ton in Duitsland naast Stinnes, RH en RTE tot de belangrijkste importeurs behoort, ligt het zwaartepunt van de handelsactiviteiten van deze onderneming - evenals voor RH - bij Duitse kolen. Terwijl Stinnes slechts [ . . . ] (13) miljoen ton van haar totale afzet in Duitsland van [ . . . ] (14) met Duitse kolen behaalt, verkocht RKK [ . . . ] (15) miljoen ton Duitse kolen. Dit is het resultaat van een in 1992 doorgevoerde herverdeling van taken binnen VEBA. Hierbij nam Stinnes de internationale kolenhandel volledig over, evenals het belangrijkste deel van de invoerhandel, onder meer door de verwerving van het belang van RKK in Polkohle. RKK zou zich met name op Duitse kolen gaan richten. Sindsdien ontbreekt het RKK aan voldoende omvang in de internationale handel, daar de onderneming afgezien van de invoer in Duitsland in internationaal verband niet meer in kolen handelt. Stinnes daarentegen is zowel in de internationale handel als bij de invoer in Duitsland een belangrijkere aanbieder. (49) Volgens verscheidene marktdeelnemers zal de handel in kolen voor elektriciteitscentrales in toenemende mate verlopen via rechtstreekse leveringsovereenkomsten tussen deze centrales en buitenlandse producenten. De handelsondernemingen zullen in dit geval dan slechts fungeren als tussenpersonen voor de logistieke afwikkeling. Hoewel RAG en RKK indirect een aanzienlijk belang hebben in de tot nu toe belangrijkste importeur van Tsjechische kolen, Brennstoff-Importgesellschaft mbH te Bayreuth (BIG), betrekken de afnemers in Duitsland hun kolen inmiddels ook rechtstreeks bij Tsjechische mijnbouwondernemingen. Hetzelfde geldt voor Poolse kolen, waarvan [ . . . ] (16) in 1995 meer dan 60 % niet langer via de vroegere alleenimporteur Polkohle werd ingekocht. De partijen schatten de rechtstreekse invoer door elektriciteitscentrales in het lopende jaar op 2,5 miljoen ton. De Vereniging van Duitse energiebedrijven (Wirtschaftliche Vereinigung deutscher Versorgungsunternehmen) te Frankfurt, waarbij meer dan 300 gemeentelijke energiebedrijven zijn aangesloten, verwacht voor 1997 een aanzienlijke stijging van de rechtstreekse invoer en schat de eigen afzet op 2 tot 3 miljoen ton per jaar. (50) Samenvattend kan worden vastgesteld, dat RAG/RH met de verwerving van RKK een betere toegang tot ingevoerde kolen krijgt. Gelet op de beperkte betekenis van RKK als importeur en op het afnemende belang van zuivere handelsondernemingen in de koleninvoer, zal RAG/RH hierdoor evenwel geen ongecontroleerde vrijheid van handelen met betrekking tot de invoer van kolen krijgen. Evenmin kan worden verwacht, dat de toegang van concurrenten zoals Stinnes, RTE of andere ondernemingen tot leveringsbronnen in andere steenkoolproducerende landen door de concentratie zal worden bemoeilijkt. Werkelijke en potentiële mededinging (51) Na de concentratie zal RH/RKK in de kolengroothandel feitelijk nog slechts concurrentie ondervinden van Stinnes Intercoal. Zoals reeds is uiteengezet, heeft binnen het VEBA-concern reeds een herverdeling van taken tussen RKK en Stinnes plaatsgevonden door de overdracht van de internationale activiteiten en van het belang in Polkohle van RKK aan Stinnes. Hoewel Stinnes anders dan RKK overwegend ingevoerde kolen verkoopt, vertonen de klantenbestanden van beide ondernemingen onderling slechts geringe verschillen. Dit komt doordat zowel Stinnes als RKK overwegend aan elektriciteitscentrales levert. Op grond van de elkaar deels overlappende klantenbestanden, de zich verhardende concurrentie ten aanzien van ingevoerde kolen en de daaruit en uit de verschillende gerichtheid van de ondernemingen voortvloeiende belangenverschillen, kan ervan worden uitgegaan dat RH/RKK en Stinnes elkaar in de toekomst feller zullen beconcurreren. Hoewel VEBA indirect een aanzienlijke deelneming heeft in de nieuwe combinatie RH/RKK, heeft dit concern zijn belang door de verkoop van RKK aan RAG eerder verminderd dan uitgebreid. Gelet op de sterke marktpositie van RH/RKK is Stinnes als enige grote, onafhankelijke concurrent van de nieuwe combinatie bijzonder belangrijk, voornamelijk omdat Stinnes een sterke positie inneemt in de internationale kolenhandel en in de handel in ingevoerde steenkool in Duitsland. Stinnes is zowel wat de toegang tot toeleveringsmarkten van ingevoerd goedkope steenkool als de toegang tot de afzetmarkten in Duitsland betreft thans de belangrijkste concurrent van RH/RKK. (52) Naast Stinnes zijn in Duitsland nog handelsondernemingen zoals RTE en Saarberg Handel en een aantal kleinere kolenhandelaren werkzaam. Deze zijn evenwel door hun relatief geringe aandeel in de handel als concurrent van RH/RKK en Stinnes van beperkt belang. (53) Als potentiële concurrenten op de Duitse markt komen ten gevolge van de groeiende betekenis van de rechtstreekse invoer buitenlandse producenten in aanmerking. De door de Commissie ondervraagde Engelse en Franse kolenproducenten verwachten door de subsidiëring van binnenlandse steenkool echter niet op korte termijn met succes tot de Duitse markt te kunnen toetreden. Pas door een verdere vermindering van de subsidies aan de Duitse steenkoolproduktie zullen de vooruitzichten voor importeurs beter worden. Op de middellange termijn (tussen 1996 en 1998) zal de invoer derhalve naar verwachting slechts een beperkte groei doormaken van ten hoogste 15 tot 20 %. Indien de invoer daarna, zoals wordt verwacht (zie punt 33), sterker zal stijgen, kan - aldus de uitkomst van de door de Commissie gehouden enquête - worden verwacht dat zowel buitenlandse producenten als buitenlandse handelsondernemingen (Glencore, PhiBro, SSM, Anker) tot de Duitse markt zullen toetreden. (54) De kans op slagen voor de koleninvoer, en daarmee de marktstructuur, is in elk geval ook in grote mate afhankelijk van het inkoopgedrag van de elektriciteitsproducenten in de toekomst. De grootste acht elektriciteitsbedrijven in Duitsland voorzien in 70 tot 80 % van de elektriciteitsbehoefte van de deelstaten. Tegenwoordig sluiten de elektriciteitsproducenten nog slechts voornamelijk basisovereenkomsten met RAG en de andere Duitse kolenproducenten. Zo behouden zij de mogelijkheid tot korte- termijnhandel in binnen- of buitenlandse kolen. Ook wanneer niet te verwachten is, dat de openbare elektriciteitsbedrijven met een drastische vermindering van hun vraag naar Duitse kolen de geleidelijke achteruitgang van de Duitse kolenproduktie in gevaar zullen brengen, hebben zij op elk moment de mogelijkheid langs handelaren kolen in te voeren of rechtstreeks bij buitenlandse producenten te betrekken. De verwerving van RKK door RAG/RH werd door deze afnemers in het algemeen dan ook niet als schadelijk voor de mededinging gezien. bb) Verkoop aan de staalindustrie (55) Hoewel steenkoolprodukten in het verleden uit hoofde van het "Hüttenvertrag" uitsluitend rechtstreeks door de Duitse kolenproducenten aan de staalfabrikanten werden geleverd, vond in 1994 voor het eerst een verkoop plaats door handelsondernemingen van 1,9 miljoen ton ingevoerde cokes en cokeskolen (bij een totale verkoop aan staalproducenten van 18,8 miljoen ton). Van deze invoer nam RH [ . . . ] miljoen ton (17) en RKK [ . . . ] miljoen ton (18) voor haar rekening. Door de concentratie stijgt het aandeel van RAG/RH in de totale leveringen aan de staalindustrie met slechts omstreeks 1 % tot [75-85 %] (19). Het gemeenschappelijke aandeel in de totale invoer bedraagt [25-30 %] (20). Dit marktaandeel zal door de beëindiging van de leveringsovereenkomst van RKK met Shanxi Sanjia voor cokes waarschijnlijk weer dalen. Om deze reden en door ander klantenverlies zal de concentratie op deze markt in ieder geval niet tot een belemmering van de daadwerkelijke mededinging leiden. cc) Verkoop aan de overige industriële afnemers (56) Indien wordt uitgegaan van het bestaan van een beperkte markt van steenkool voor overige industriële afnemers, zou de concentratie tot een gezamenlijk marktaandeel van RH/RKK van [35-40 %] (21) leiden. De tweede marktpartij is Stinnes met een marktaandeel van [25-30 %] (22). Tot de overige industriële afnemers behoren overwegend kleine en middelgrote ondernemingen in de cement-, kalk- en papierindustrie en in andere industrieën, alsmede ondernemingen die steenkool gebruiken voor de opwekking van proceswarmte. Deze ondernemingen nemen echter in totaal relatief geringe hoeveelheden af. Zo verkoopt RH jaarlijks niet meer dan 150 000 ton aan de grootste van haar overige afnemers. De totale omvang van dit marktsegment bedroeg in 1994 dan ook slechts 4,7 miljoen ton. In 1993 was dit nog 6 miljoen ton. Op langere termijn gaat Raab Karcher uit van een afneming van deze markt tot ongeveer 3 miljoen ton in 2005. De verkoop aan de overige industriële verbruikers is daarmee in vergelijking tot de verkoop van kolen aan elektriciteitscentrales en aan staalproducenten een relatief onbeduidende markt. (57) De partijen houden met betrekking tot deze markt rekening met een aanzienlijk klantenverlies, omdat industriële afnemers niet afhankelijk van één leverancier willen zijn. Enkele klanten hebben na het bekend worden van het concentratievoornemen reeds aangekondigd op een andere leverancier over te zullen stappen. Vanaf 1996 zal RKK ook geen zelfstandig bedrijf meer vormen binnen het RAG-concern en zal de naam "Raab Karcher Kohle GmbH" niet meer worden gevoerd. (58) Anders dan de elektriciteitsproducenten kopen de overige industriële afnemers overwegend ingevoerde steenkool. Door hun brede geografische spreiding en relatief geringe inkoopomvang kunnen zij slechts kopen bij in Duitsland werkzame handelsondernemingen. Zij beschikken niet over de mogelijkheid rechtstreeks bij Duitse of buitenlandse producenten te kopen. Daardoor heeft de concentratie hier een sterker effect dan bij andere afnemers. Hoe dan ook blijven met Stinnes, de grootste Duitse kolenimporteur, RTE, Rheinbraun en een aantal kleinere handelaren voldoende alternatieve leveringsbronnen beschikbaar. (59) Naar de opvatting van alle marktdeelnemers staat thans voldoende ingevoerde steenkool ter beschikking. De beslissende concurrentiefactor is de prijs. Daar voor handelsondernemingen in Duitsland voldoende vervoer- en overlaadcapaciteit aanwezig is, met name bij de binnenvaart, zal RH/RKK in dit opzicht niet over een aanzienlijk concurrentievoordeel beschikken. Het is voor de concurrenten gunstig dat ingevoerde kolen overwegend rechtstreeks naar de afnemers vanaf de zeehavens worden vervoerd. Voor zover overslag in Duitsland nodig is, komt dit de nieuwe combinatie ten goede via het meerderheidsbelang dat RKK heeft in het opslag- en overslagbedrijf Navigare in Duisburg-Ruhrort, hoewel zich in de grote Rijn- en Ruhrhaven Duisburg ook vele andere overslagbedrijven bevinden. De voor de distributie van Duitse kolen bestemde opslag- en vervoerinstallaties van RAG zijn voor de invoerhandel in elk geval slechts in beperkte mate bruikbaar. c) De voorgenomen verwerving van MG PC Petrolkoks GmbH (60) RAG is voornemens om hetzij via haar dochteronderneming RH, hetzij - na de concentratie - via RKK, alle aandelen van de Duitse onderneming MG PC Petrolkoks GmbH te Frankfurt am Main ("MGPC") te verwerven. MGPC, een dochteronderneming van MG Carbon GmbH, is uitsluitend werkzaam in de handel in petroleumcokes en veredelingsprodukten daarvan. Petroleumcokes is een restprodukt van de zware olieraffinage. Het is geen kolenprodukt en valt derhalve buiten het toepassingsgebied van het EGKS-Verdrag (zie bijlage I bij het Verdrag). Daar de concentratie evenmin een communautaire dimensie in de zin van de concentratieverordening heeft, werd deze bij het Bundeskartellamt aangemeld, dat op 24 november 1995 verklaarde geen bezwaar te hebben. (61) Petroleumcokes wordt als brandstof in elektriciteitscentrales en in de cementindustrie gebruikt. Daarnaast wordt dit produkt in de cokesproduktie en in de staalindustrie aangewend, waar het met hoogovencokes wordt vermengd. Petroleumcokes wordt door alle raffinaderijen geproduceerd en overwegend door vijf grote ondernemingen verhandeld (Aimcor, Koch-Carbon, Thyssen/Citco, SSM en Louisiana-Carbon). MGPC heeft wereldwijd ongeveer 2 miljoen ton petroleumcokes verkocht (zie de Coal Week International van 1 augustus 1995), waarvan 0,38 miljoen ton in de Gemeenschap. In Duitsland (met een marktvolume van 2,4 miljoen ton) heeft MGPC in het afgelopen jaar [ . . . ] (23) ton petroleumcokes verkocht en daarmee een marktaandeel behaald van ongeveer [5-10 %] (24). RH is niet werkzaam in de verhandeling van petroleumcokes. Het concentratievoornemen leidt derhalve niet tot een toename van het marktaandeel en heeft slechts geringe gevolgen voor de Duitse handel in petroleumcokes. De verwerving van MGPC door RH/RKK heeft geen gevolgen voor de markten voor steenkool in Duitsland en verschaft de nieuwe combinatie RH/RKK evenmin de mogelijkheid de toegang van andere handelsondernemingen en/of van de afnemers tot de internationale leveringsbronnen van goedkope kolen te beperken. (62) Zowel het Ruhrkohle-concern als RKK hebben verklaard, dat zij naast MGPC geen andere ondernemingen of bedrijfsonderdelen van het metaalbedrijf of zijn dochteronderneming MG Carbon GmbH hebben verworven, die in de produktie en/of handel van kolen of cokes werkzaam zijn. VI. SAMENVATTING (63) Gelet op de verwachte veranderingen op de markt - daling van het marktvolume, wegvallen van het stadium van de handel bij Duitse steenkolen - naar aanleiding van de nieuwe subsidieregeling in 1996, die overeenkomstig het Gemeenschapsrecht niet mag leiden tot een vervalsing van de mededinging tussen kolenverbruikers in de Gemeenschap, wordt voor de belangrijkste deelmarkt, de verkoop van steenkool aan elektriciteitsproducenten, niet verwacht dat de voorgenomen concentratie tot een belemmering van de daadwerkelijke mededinging zal leiden. Het hoge marktaandeel van het RAG-concern in het verleden berustte voor het overgrote deel op rechtstreekse leveringen tegen gereglementeerde prijzen aan Duitse elektriciteitsproducenten uit hoofde van het "Jahrhundertvertrag". Aangezien RAG hier geen werkelijke speelruimte met betrekking tot de prijsstelling bezat, geeft dit hoge marktaandeel geen werkelijke marktmacht weer. (64) Na het wegvallen van de verplichting voor de Duitse elektriciteitsproducenten Duitse kolen te kopen, zal de invoer van steenkool op de middellange tot lange termijn zeer belangrijk worden. De verwerving van RKK biedt RAG/RH evenwel niet de mogelijkheid de toegang van andere handelsondernemingen en/of de afnemers tot de internationale leveringsbronnen af te sluiten, te meer omdat het totale marktaandeel van RAG waarschijnlijk zal afnemen. Deze zienswijze steunt overwegend op een beoordeling van het concurrentiepotentieel van Stinnes bij de invoer van steenkool. Stinnes is zowel wat de toegang tot de toeleveringsmarkten van goedkope steenkool als de toegang tot de afzetmarkten in Duitsland betreft, thans de belangrijkste concurrent van de nieuwe combinatie RH/RKK. RKK is daarentegen vooral werkzaam in de handel in Duitse kolen, met name in het segment huishoudens en ambachtelijke ondernemingen. Beide deelmarkten zullen in de toekomst aan betekenis inboeten, de laatste zelfs drastisch. Om deze reden wordt ook met betrekking tot de markten voor verkoop aan staalproducenten en aan overige industriële afnemers niet verwacht dat de concentratie tot een belemmering van de daadwerkelijke mededinging zal leiden. Daar derhalve wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 66, lid 2, van het EGKS-Verdrag, kan de voorgenomen concentratie worden goedgekeurd, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 De verwerving van de zeggenschap over Raab Karcher Kohle GmbH door Ruhrkohle Handel GmbH wordt goedgekeurd. Artikel 2 Deze beschikking is gericht tot Ruhrkohle Handel GmbH, Jägerhofstraße 29, D-40479 Düsseldorf en Raab Karcher Kohle GmbH, Rudolf-von-Bennigsen-Foerder-Platz 1, D-45131 Essen. Gedaan te Brussel, 28 februari 1996. Voor de Commissie Karel VAN MIERT Lid van de Commissie (1) PB nr. 9 van de Hoge Autoriteit van 11. 5. 1954, blz. 345. (2) In 1993: 15 miljoen ton steenkoolprodukten (inclusief 1 miljoen ton cokes). Over de gehele Gemeenschap wordt, volgens een raming van de "Verein Deutscher Kohleimporteure" rekening gehouden met een stijging van 130 miljoen ton (thans) tot 190 miljoen ton. (3) Zakengeheim - minder dan 0,5 miljoen ton. (4) Zakengeheim, daarom worden enkel de marges van de marktaandelen vermeld. (5) Zakengeheim. (6) Zakengeheim. (7) Zakengeheim - minder dan 1 miljoen ton. (8) Zakengeheim - tussen 2,5 en 3,5 miljoen ton. (9) Zakengeheim - minder dan 0,5 miljoen ton. (10) Zakengeheim, daarom worden enkel de marges vermeld. (11) Zakengeheim, daarom worden enkel de marges vermeld. (12) Zakengeheim. (13) Zakengeheim, daarom worden enkel de marges vermeld.