Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31990R3944

VERORDENING ( EEG ) NR. 3944/90 VAN DE RAAD VAN 20 DECEMBER 1990 TOT WIJZIGING VAN VERORDENING ( EEG ) NR. 4028/86 INZAKE COMMUNAUTAIRE ACTIES VOOR VERBETERING EN AANPASSING VAN DE STRUCTUUR VAN DE VISSERIJ EN DE AQUICULTUUR

PB L 380 van 31.12.1990, p. 1–12 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/01/1994

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1990/3944/oj

31990R3944

VERORDENING ( EEG ) NR. 3944/90 VAN DE RAAD VAN 20 DECEMBER 1990 TOT WIJZIGING VAN VERORDENING ( EEG ) NR. 4028/86 INZAKE COMMUNAUTAIRE ACTIES VOOR VERBETERING EN AANPASSING VAN DE STRUCTUUR VAN DE VISSERIJ EN DE AQUICULTUUR

Publicatieblad Nr. L 380 van 31/12/1990 blz. 0001 - 0012


VERORDENING (EEG) Nr. 3944/90 VAN DE RAAD van 20 december 1990 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 4028/86 inzake communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 42 en 43,

Gelet op de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, inzonderheid op artikel 155, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 4028/86 (4);

Overwegende dat geen enkele maatregel in het kader van het visserijstructuurbeleid succes kan hebben indien niet tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de sociaal-economische gevolgen ervan, met name wat betreft de werkgelegenheid en de consequenties voor gebieden die sterk afhankelijk zijn van de visserij;

Overwegende dat het Europese Parlement op 20 januari 1989 een resolutie heeft aangenomen inzake een redelijke levensstandaard voor de vissers in de ambachtelijke of kleinschalige visserij (5);

Overwegende dat het juridische kader van de huidige structuurmaatregelen voor de visserijsector moet worden aangevuld en dat met name de bij Verordening (EEG) nr. 4028/86 uitgesloten vaartuigen in een steunregeling moeten worden opgenomen;

Overwegende dat de maatregelen voor de kleinschalige visserij in de lijn moeten liggen van de doelstellingen van het structuurbeleid, dat vooral een evenwichtige exploitatie van de beschikbare visbestanden ten doel heeft, door met name de termijnen en voorwaarden voor de ontwikkeling van de vangstcapaciteit van de communautaire vloten vast te stellen in het kader van de meerjarige oriëntatieprogramma's;

Overwegende dat de maatregelen ten voordele van de kleinschalige visserij ertoe bijdragen dat de economische en sociale cohesie van de Gemeenschap wordt versterkt en vooral ook dat de probleemgebieden en de gebieden die sterk van de visserij afhankelijk zijn hun achterstand sneller zullen inlopen;

Overwegende dat het visserijstructuurbeleid vooral gericht moet zijn op een evenwichtige exploitatie van de visbestanden in de wateren van de Gemeenschap en dat geconstateerd moet worden dat de situatie van bepaalde visbestanden in de Gemeenschap steeds zorgwekkender wordt ; dat de Gemeenschap daarnaast, wegens het tekort aan visserijprodukten, moet trachten haar voorzieningsmogelijkheden te verbreden;

Overwegende dat het absoluut noodzakelijk is dat de zoneplannen in overleg met de plaatselijke visserijsector worden opgesteld en dat deze bij het beheer ervan wordt betrokken;

Overwegende dat deze verordening voorafgaat aan de studie die de Commissie zal maken van de integratie van het structuurbeleid in de visserijsector met de andere vormen van het structuurbeleid van de Gemeenschap in het kader van de herziening van de regelingen betreffende de structuurfondsen die voor 1993 is gepland;

Overwegende dat de herstructurering van de vangstcapaciteit om de visserij-inspanning in evenwicht te brengen met de beschikbare en toegankelijke visbestanden, tot verstoring van de economische en sociale situatie kan leiden en dat daarom steunmaatregelen nodig zijn om de lasten te verlichten en de activiteit van de sterkst getroffen ondernemingen in de visserijsector te heroriënteren;

(1) PB nr. C 243 van 29.9.1990, blz. 6. (2) Advies uitgebracht op 10 december 1990 (nog niet verschenen in het Publikatieblad). (3) Advies uitgebracht op 20 november 1990 (nog niet verschenen in het Publikatieblad). (4) PB nr. L 376 van 31.12.1986, blz. 7. (5) PB nr. C 47 van 27.2.1989, blz. 17. Overwegende dat de structurele acties voor de heroriëntatie van de visserijactiviteit en, inzonderheid, die om de vangstmogelijkheden te vergroten en te verbeteren, moeten worden uitgebreid door middel van maatregelen om verlegging van de visserij te bevorderen;

Overwegende dat de herstructurering van de vissersvloten in de Gemeenschap moet worden gestimuleerd, ten einde de visserij-inspanning in de wateren van de Gemeenschap te verminderen, en dat maatregelen om de vangstcapaciteit buiten de wateren van de Gemeenschap aan te wenden, moeten worden aangemoedigd;

Overwegende dat het ook noodzakelijk is de traditionele handelsstromen in visserijprodukten te handhaven en te versterken, doch met inachtneming van de regels om de prioritaire bevoorrading van de communautaire markt te garanderen, en dat gebleken is dat, voor een stabiele en duurzame samenwerking tussen de Gemeenschap en de kuststaten waarmee zij betrekkingen op visserijgebied heeft, levensvatbare en duurzame relaties tussen de verschillende partners moeten worden ontwikkeld en geconsolideerd, ten einde in de visserijsector tot een reële overdracht van technologie en "know-how" te komen;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 355/77 is ingetrokken bij de inwerkingtreding van Verordening (EEG) nr. 4042/89 (1) op 1 januari 1990 en dat derhalve de acties voor de uitrusting van vissershavens dienovereenkomstig moeten worden gewijzigd;

Overwegende dat het verbruik van bepaalde vissoorten, met inbegrip van bepaalde aquicultuurprodukten waarvan de produktie een snelle groei kent en die tot een verbetering van de voorziening van visserijprodukten kunnen bijdragen, door middel van promotiecampagnes dient te worden bevorderd;

Overwegende dat, gezien het voorgaande en in verband met de bedrijfsomstandigheden in de visserijsector, dergelijke structuuracties op communautair niveau dienen te worden georganiseerd en met overheidsmiddelen dienen te worden ondersteund;

Overwegende dat, met het oog op de controle op de activiteiten van de betrokken ondernemingen, voor een zo groot mogelijke transparantie moet worden gezorgd;

Overwegende dat moet worden voorzien in de mogelijkheid om bepaalde criteria volgens een vereenvoudigde procedure te wijzigen, ten einde deze zo goed en zo snel mogelijk te kunnen aanpassen aan de ontwikkeling van de situatie die naar gelang van specifieke regionale of sectoriële omstandigheden kan verschillen;

Overwegende dat in artikel 155, lid 2, van de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek is bepaald dat de Raad vaststelt, welke communautaire structuurmaatregelen voor de visserijsector van de Canarische eilanden en Ceuta en Melilla gelden ; dat in Verordening (EEG) nr. 4028/86 reeds is bepaald dat de meeste van de daarin vastgestelde gemeenschappelijke acties voor deze gebieden gelden en dat de bij deze verordening ingestelde gemeenschappelijke actie dus ook voor deze gebieden van toepassing moet worden verklaard,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 4028/86 wordt als volgt gewijzigd: 1. in artikel 1, lid 1, worden de punten c) en f) als volgt gelezen:

"c) heroriëntatie van de visserij door het opzetten van experimentele visserijcampagnes, verlegging van de visserij, vorming van tijdelijke samenwerkingsverbanden van ondernemingen, alsmede van gemengde vennootschappen;";

f) marktverkenning voor produkten van vissoorten waarvan een overschot bestaat of die onderbevist worden, alsmede voor aquicultuurprodukten waarvan de produktie zo snel toeneemt dat op de markt van de Gemeenschap afzetmoeilijkheden ontstaan;";

2. in artikel 1 wordt lid 3 vervangen door:

"3. De in lid 1, onder e), bedoelde maatregelen moeten passen in het in Verordening (EEG) nr. 4042/89 (1) bedoelde communautaire bestek.

(1) PB nr. L 388 van 30.12.1989, blz. 1."; 3. aan artikel 1 wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. Voor de vaartuigen voor de kleinschalige visserij, zoals omschreven in artikel 2, zijn slechts de bepalingen van de titels I, II, III en VII van toepassing.";

4. het opschrift van titel I wordt als volgt gelezen:

"TITEL I

Meerjarige oriëntatieprogramma's en zoneplannen";

5. aan artikel 2 worden de volgende leden toegevoegd:

"5. In deze verordening wordt onder zoneplan verstaan : een plan voor de kleinschalige visserij waarbij vissersvaartuigen worden gebruikt die ten minste de volgende kenmerken hebben: - een lengte tussen de loodlijnen van minder dan 9 meter en, voor vaartuigen die voor de trawlvisserij kunnen worden gebruikt, van minder dan 12 meter,

- ingeschreven zijn in het register van vissersvaartuigen van de Gemeenschap,

- een activiteit hebben die 60 % van de inkomsten van de visser vertegenwoordigt of ten minste 100 dagen per jaar in de visserij bedrijvig zijn,

in welk plan een geheel van doelstellingen wordt vastgesteld, vergezeld van een overzicht van de voor de uitvoering noodzakelijke maatregelen en middelen waardoor een duurzame heroriëntatie van de sector kleinschalige visserij in zijn totaliteit in een of meer maritieme zones van een Lid-Staat kan worden verwezenlijkt.

(1) PB nr. L 388 van 30.12.1989, blz. 1. 6. De plannen moeten - betrekking hebben op de kleinschalige visserij in de betrokken Lid-Staat in haar volle omvang,

- verenigbaar zijn met het meerjarige oriëntatieprogramma van de betrokken Lid-Staat, waardoor met name wordt gewaarborgd dat de voor de kleinschalige visserij overwogen maatregelen ten volle gericht zijn op een vermindering van de totale capaciteit van de visserijvloot,

- voor de periode van 1 januari 1991 tot en met 31 december 1992 gelden,

- ten minste de in bijlage I bis genoemde gegevens bevatten.";

6. aan artikel 3 wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. Uiterlijk op 31 mei 1991 dienen de Lid-Staten bij de Commissie een plan in.";

7. aan artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. Uiterlijk vijf maanden na de toezending van een zoneplan beslist de Commissie, met name in het licht van de verwachte ontwikkeling van de visbestanden, van de markt voor visserij- en aquicultuurprodukten en van de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde maatregelen, volgens de procedure van artikel 47 over de goedkeuring van het plan.";

8. in artikel 6 wordt lid 2, onder a) en b), vervangen door:

" a) voor vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van ten minste 9 meter en, voor zover het vaartuigen betreft die voor de trawlvisserij kunnen worden gebruikt, van ten minste 12 meter, passen in een programma in de zin van artikel 2, dat door de Commissie is goedgekeurd, en voor vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen tussen 5 en 9 meter en, voor zover het vaartuigen betreft die voor de trawlvisserij kunnen worden gebruikt, van minder dan 12 meter, passen in een zoneplan in de zin van artikel 2, dat door de Commissie is goedgekeurd;

b) betrekking hebben op vissersvaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van ten minste vijf meter.

";

9. artikel 8, lid 3, wordt vervangen door:

"3. Voor vervangen vaartuigen als bedoeld in lid 2 mag niet de in artikel 22 bedoelde beëindigingspremie zijn toegekend en deze vaartuigen mogen evenmin in het kader van een gemengde vennootschap als bedoeld in artikel 21 bis definitief naar een derde land zijn overgebracht.";

10. artikel 9, lid 2, onder b), wordt vervangen door:

"b) voor vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van ten minste 9 meter en, voor zover het vaartuigen betreft die voor de trawlvisserij kunnen worden gebruikt, van ten minste 12 meter, passen in een programma in de zin van artikel 2, dat door de Commissie is goedgekeurd en, voor vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van minder dan 9 meter en, voor zover het vaartuigen betreft die voor de trawlvisserij kunnen worden gebruikt, van minder dan 12 meter, passen in een zoneplan in de zin van artikel 2, dat door de Commissie is goedgekeurd.";

11. artikel 9, lid 3, onder a) en c), wordt vervangen door:

"a) betrekking hebben op vaartuigen die de vlag van een Lid-Staat voeren en zijn ingeschreven in een haven in de Gemeenschap;";

"c) van aanzienlijke omvang zijn en betrekking hebben op investeringen die in aanmerking komen voor financiering ten belope van ten minste: - 3 000 ecu voor vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van minder dan 5 meter;

- 5 000 ecu voor vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen tussen 5 en 9 meter en, voor zover het vaartuigen betreft die voor de trawlvisserij kunnen worden gebruikt, van minder dan 12 meter;

- 12 000 ecu voor vaartuigen die niet voor de trawlvisserij kunnen worden gebruikt en die een lengte tussen de loodlijnen hebben van 9 meter of meer, doch minder dan 12 meter;

- 25 000 ecu voor vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van 12 meter of meer.";

12. artikel 13 wordt vervangen door:

"Artikel 13

In deze titel wordt onder "experimentele visserijcampagne" verstaan : elke vorm van visserij met commerciële doeleinden die wordt uitgevoerd voor evaluatie van de rentabiliteit van een regelmatige en duurzame exploitatie met vistuig of visserijmethoden, of in zones of van vissoorten, die nieuw zijn voor de Gemeenschap.";

13. artikel 14, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De Commissie verleent communautaire financiële bijstand voor experimentele visserijcampagnes in: a) de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van een Lid-Staat vallen en in de wateren grenzend aan grondgebied van de Lid-Staten waar geen enkele bepaling van de communautaire visserijregeling van toepassing is, of

b) de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie vallen van een derde land waarmee de Gemeenschap een visserijovereenkomst heeft gesloten, voor zover het project niet in aanmerking komt voor communautaire bijstand met een zelfde doelstelling in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, of

c) de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie vallen van een derde land waarmee de Gemeenschap geen visserijovereenkomst heeft gesloten maar wel betrekkingen onderhoudt, of

d) de wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van een Lid-Staat vallen, voor zover deze experimentele visserijcampagnes niet op soorten zijn gericht waarvoor de Gemeenschap een quotum is toegekend.";

14. aan artikel 14, lid 2, onder b), wordt de volgende tekst toegevoegd:

"met een maximale duur van 220 dagen;";

15. aan artikel 14, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:

"e) een doel hebben dat in overeenstemming is met de periodiek door de Commissie volgens de procedure van artikel 47 vastgestelde aanwijzingen inzake visserijzones, vissoorten, vistuig en visserijmethoden. Deze aanwijzingen worden van toepassing 30 dagen na de datum waarop zij zijn vastgesteld.";

16. artikel 15, lid 1, wordt als volgt gelezen:

"1. De in artikel 14 bedoelde bijstand bestaat uit een aanmoedigingspremie. Deze premie bedraagt per project 40 % van de voor financiering in aanmerking komende kosten van de campagne. De premie wordt betaald op voorwaarde dat de betrokken Lid-Staat een premie uitbetaalt tussen 10 % en 20 % van de voor financiering in aanmerking komende kosten.";

17. de volgende titel V bis wordt ingevoegd:

"TITEL V bis

Verlegging van de visserij

Artikel 17 bis

In deze titel wordt onder "verlegging van de visserij" verstaan : elke vorm van visserij met commerciële doeleinden die in een zone wordt uitgevoerd om visbestanden te exploiteren en daardoor bij voorrang voor de voorziening van de markt van de Gemeenschap te zorgen.

Artikel 17 ter

1. De Commissie verleent communautaire financiële bijstand voor projecten voor de verlegging van de visserij die worden uitgevoerd: a) in de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie vallen van een derde land waarmee de Gemeenschap geen visserijovereenkomst heeft gesloten maar wel betrekkingen onderhoudt, of

b) in de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie vallen van een derde land waarmee de Gemeenschap een visserijovereenkomst heeft gesloten, voor zover het project niet in aanmerking komt voor communautaire bijstand met een zelfde doelstelling in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, of

c) in de wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van een Lid-Staat vallen, voor zover de visserij niet is gericht op soorten waarvoor aan de Gemeenschap een quotum is toegekend.

2. Om voor communautaire bijstand in aanmerking te komen moeten de in lid 1 bedoelde projecten bovendien: a) visserijcampagnes betreffen van ten minste 60 visdagen en ten hoogste 220 visdagen per jaar en per vaartuig die uit een of meer visreizen bestaan;

b) betrekking hebben op vissersvaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van ten minste 12 meter, die voor de voorgenomen visserijactiviteit technisch geschikt zijn, eigendom zijn van natuurlijke of van rechtspersonen in de Gemeenschap, sedert meer dan vijf jaar in bedrijf zijn, de vlag van een Lid-Staat voeren en in een haven van de Gemeenschap geregistreerd zijn. Voor vaartuigen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening in een haven van de Gemeenschap geregistreerd zijn, is evenwel geen minimumactiviteit van vijf jaar vereist;

c) een doel hebben dat in overeenstemming is met de periodiek door de Commissie volgens de procedure van artikel 47 vastgestelde aanwijzingen inzake visserijzones, vissoorten, vistuig en visserijmethoden. Deze aanwijzingen worden van toepassing 30 dagen na de datum waarop zij zijn vastgesteld;

d) uitzicht bieden op stabiele, duurzame en rendabele exploitatie van de verkende visbestanden.

Artikel 17 quater

1. De in artikel 17 ter bedoelde bijstand bestaat uit een verleggingspremie. Deze premie is, per project, vastgesteld in bijlage VIII. De premie wordt betaald op voorwaarde dat de betrokken Lid-Staat een premie uitbetaalt die tussen 10 % en 20 % van deze verleggingspremie moet liggen.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, met name inzake de mogelijkheid tot en de bepalingen inzake uitkering van de premie in gedeelten, worden zo nodig door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 47.

3. Communautaire financiële bijstand voor een verleggingsproject mag niet worden gecumuleerd met communautaire steun van dezelfde doelstelling die in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid is verleend.

Artikel 17 quinquies

1. De in artikel 17 ter bedoelde projecten worden door de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten bij de Commissie ingediend, nadat deze Lid-Staat, respectievelijk Lid-Staten, daarover gunstig advies heeft, respectievelijk hebben uitgebracht.

2. Binnen drie maanden na indiening van een project beslist de Commissie over de toekenning van de in artikel 17 quater bedoelde financiële bijstand. Deze beslissing wordt zowel aan de begunstigden als aan de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten meegedeeld. De andere Lid-Staten worden ervan in kennis gesteld in het kader van het Comité.

Artikel 17 sexies

1. Voor elk project waarvoor de in artikel 17 quater bedoelde financiële bijstand is toegekend, doet de begunstigde, respectievelijk doen de begunstigden, onmiddellijk na afloop van de verleggingsactie, aan de Commissie en de betrokken Lid-Staat, respectievelijk Lid-Staten, een verslag toekomen betreffende: a) de visserijactiviteit en met name de gebruikte visserijmethoden;

b) de gevangen soorten, de vangstgebieden en de gevangen hoeveelheden ; deze moeten worden genoteerd op een kaart, die is onderverdeeld in vakken waarvan de zijden gelijk zijn aan één lengte- en breedtegraad;

c) de bedrijfsresultaten van de campagne;

d) alle andere gegevens die voor de Gemeenschap van belang zijn.

2. Na behandeling van dit verslag stelt de Commissie het in het kader van het Comité ter beschikking van de andere Lid-Staten.

3. De uitvoeringsbepalingen, met name betreffende de gegevens die in de projecten en in het in lid 1 bedoelde verslag moeten worden vermeld alsmede de vorm waarin deze moeten worden verstrekt, worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 47.";

18. in artikel 18 wordt "visserijbetrekkingen" vervangen door "betrekkingen";

19. artikel 19, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Om voor communautaire bijstand in aanmerking te komen, moeten de in lid 1 bedoelde projecten: a) betrekking hebben op vissersvaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van ten minste 12 meter, die technisch geschikt zijn voor de voorgenomen visserijactiviteiten, hun activiteit ten minste vijf jaar uitoefenen, toebehoren aan natuurlijke of rechtspersonen uit de Gemeenschap, de vlag voeren van een Lid-Staat en in een haven in de Gemeenschap zijn geregistreerd. Voor vaartuigen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening in een haven van de Gemeenschap geregistreerd zijn, is evenwel geen minimumactiviteit van vijf jaar vereist;

b) betrekking hebben op visserijactiviteiten met een minimale duur van één jaar;

c) een doel hebben dat in overeenstemming is met de periodiek door de Commissie volgens de procedure van artikel 47 vastgestelde aanwijzingen inzake visserijzones, vissoorten, vistuig en visserijmethoden. Deze aanwijzingen worden van toepassing 30 dagen na de datum waarop zij zijn vastgesteld.";

20. artikel 20, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Het bedrag van de samenwerkingspremie is vastgesteld in bijlage VIII. De premie wordt betaald op voorwaarde dat de betrokken Lid-Staat, respectievelijk Lid-Staten, een premie uitbetaalt, respectievelijk uitbetalen die tussen 10 % en 20 % van de samenwerkingspremie ligt.";

21. de volgende titel VI bis wordt ingevoegd:

"TITEL VI bis

Gemengde vennootschappen

Artikel 21 bis

In deze titel wordt onder "gemengde vennootschap" verstaan : een vennootschap naar privaatrecht die is opgericht door een of meer reders uit de Gemeenschap enerzijds en een of meer partners uit een derde land waarmee de Gemeenschap betrekkingen onderhoudt anderzijds, die een overeenkomst hebben gesloten inzake een gemengde vennootschap om visbestanden in de wateren onder de soevereiniteit en/of jurisdictie van dit derde land te exploiteren en eventueel te valoriseren door bij voorrang de markt van de Gemeenschap van vis te voorzien.

Artikel 21 ter

1. De Commissie verleent communautaire financiële bijstand voor projecten inzake gemengde vennootschappen.

2. Om voor communautaire bijstand in aanmerking te komen, moeten de projecten van gemengde vennootschappen betrekking hebben op vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van ten minste 12 meter, die technisch geschikt zijn voor de voorgenomen visserijactiviteiten en ten minste vijf jaar in activiteit, die de vlag van een Lid-Staat voeren, die in een haven van de Gemeenschap zijn geregistreerd, maar definitief worden uitgevoerd naar het derde land dat bij de gemengde vennootschap is betrokken. Voor schepen die bij de inwerkingtreding van deze verordening in een haven van de Gemeenschap geregistreerd zijn, wordt echter geen activiteit van ten minste vijf jaar verlangd.

3. De communautaire financiële bijstand voor een project inzake een gemengde vennootschap mag niet worden gecumuleerd met communautaire steun die voor hetzelfde doel in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid is verleend.

4. De Lid-Staten nemen alle maatregelen om te garanderen dat de in brutoregisterton en in motorvermogen uitgedrukte vangstcapaciteit van de vaartuigen die in het kader van de in deze titel bedoelde gemengde vennootschappen zijn uitgevoerd en waarvoor een communautaire financiële bijstand is verleend, niet door vangstcapaciteit van nieuwe vaartuigen kan worden vervangen, met name door deze uitgevoerde vangstcapaciteit te gebruiken als actieve vangstcapaciteit die rechtstreeks of onrechtstreeks recht geeft op nieuwbouw.

Artikel 21 quater

1. De in artikel 21 ter bedoelde financiële bijstand is bestemd ter dekking van de financiële inbreng van de partner of partners uit de Gemeenschap in het in de gemengde vennootschap geïnvesteerde kapitaal.

2. De financiële bijstand kan bestaan uit: a) een kapitaalsubsidie die wordt uitgekeerd in een of meer gedeelten en/of

b) een rentesubsidie op door nationale of internationale financiële instellingen toegestane leningen en/of

c) een kapitaalsubsidie voor het opzetten van fondsen voor het waarborgen van leningen die voor de oprichting van de betrokken gemengde vennootschap worden aangegaan.

3. De communautaire financiële bijstand is vastgesteld in bijlage VII. De premie wordt betaald op voorwaarde dat de betrokken Lid-Staat een premie uitkeert die zich tussen 20 % en 50 % van de Gemeenschapsbijstand bevindt.

4. Zo nodig worden de uitvoeringsbepalingen van dit artikel betreffende met name de prioriteitscriteria, de mogelijkheden voor en de bepalingen inzake de uitkering van de communautaire bijstand door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 47.

Artikel 21 quinquies

1. De in artikel 21 ter bedoelde projecten worden door de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten bij de Commissie ingediend, nadat deze Lid-Staat, respectievelijk Lid-Staten, daarover gunstig advies heeft, respectievelijk hebben uitgebracht.

2. Binnen drie maanden na indiening van een project beslist de Commissie over de toekenning van de in artikel 21 quater bedoelde bijstand. Deze beslissing wordt zowel meegedeeld aan de begunstigden als aan de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten. De andere Lid-Staten worden in het kader van het Comité daarvan in kennis gesteld.

3. De ontvanger of ontvangers van de in artikel 21 ter bedoelde financiële bijstand doet, respectievelijk doen, de Commissie en de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten periodiek een verslag toekomen over de activiteiten van de gemengde vennootschappen. De Commissie brengt eenmaal per jaar in het kader van het Comité een algemeen verslag uit over de projecten waarvoor financiële bijstand is verleend.

4. De uitvoeringsbepalingen, met name betreffende de gegevens die in het in lid 3 bedoelde periodieke verslag moeten worden vermeld, worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 47.";

22. De tekst van artikel 23, lid 2, onder a) en d), wordt vervangen door:

"a) voor vaartuigen die de vlag van een Lid-Staat voeren, in een haven van de Gemeenschap zijn geregistreerd en die een lengte tussen de loodlijnen van 12 meter of meer hebben, en";

"d) voor een totale extra duur van stillegging van maximaal 400 dagen per vaartuig.";

23. artikel 24, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De in artikel 22 bedoelde definitieve beëindiging van de activiteit bestaat uit: a) sloop van de vaartuigen;

b) definitieve overbrenging van de vaartuigen naar een derde land, voor zover deze overbrenging niet strijdig is met de internationale akkoorden inzake instandhouding en beheer van de visserijbestanden, of

c) definitieve bestemming van de vaartuigen voor andere doeleinden, in de wateren van de Gemeenschap, dan de visserij.

Voor vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van minder dan 9 meter en, voor zover het vaartuigen betreft die voor de trawlvisserij kunnen worden gebruikt, van minder dan 12 meter, wordt onder "definitieve beëindiging" in de zin van dit artikel uitsluitend de afbraak van een schip verstaan.";

24. artikel 24, lid 2, onder a), wordt vervangen door:

"a) die de vlag van een Lid-Staat voeren en in een haven van de Gemeenschap geregistreerd zijn;";

25. artikel 26, lid 5, wordt vervangen door:

"5. De Commissie vergoedt de Lid-Staten, in het kader van de in lid 3 bedoelde beschikkingen, 50 % van de uitgaven die voor financiering in aanmerking komen. Indien echter de definitieve beëindiging uit de sloop van het vaartuig bestaat, vergoedt de Gemeenschap, in het kader van de in lid 3 bedoelde beschikkingen, 70 % van de uitgaven die voor financiering in aanmerking komen.";

26. artikel 27, lid 2, onder a), wordt vervangen door:

"a) in het communautaire bestek overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4042/89 passen;";

27. artikel 28, lid 3, wordt vervangen door:

"3. De voor bijstand in aanmerking genomen investeringen worden bij voorrang gefinancierd in het kader van de bij Verordening (EEG) nr. 4042/89 ingestelde gemeenschappelijke actie. Daartoe worden de aanvragen om bijstand die in het kader van deze verordening voor projecten als bedoeld in artikel 27 worden ingediend, geacht meteen ook in het kader van Verordening (EEG) nr. 4042/89 te zijn ingediend.";

28. artikel 29, lid 1, wordt als volgt gelezen:

"1. De Commissie kan communautaire financiële bijstand verlenen voor projecten ter bevordering van het verbruik van visserijprodukten van soorten waaraan overschotten bestaan of die worden onderbevist, en ook van aquicultuurprodukten waarvan de produktie zo snel toeneemt dat de afzet ervan op de markt moeilijkheden oplevert.";

29. artikel 40, lid 2, wordt als volgt gelezen:

"2. De bedragen die voor de uitvoering van de bij deze verordening ingestelde actie nodig worden geacht, worden elk begrotingsjaar door de begrotingsautoriteit vastgesteld in het kader van de vigerende financiële vooruitzichten.";

30. artikel 48, lid 2, wordt als volgt gelezen:

"2. Ter uitvoering van artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 1676/85 worden de in de artikelen 17 quater en 20, alsmede in de bijlagen IV, V en VII van deze verordening vermelde bedragen omgerekend in nationale valuta tegen de landbouwomrekeningskoersen die van kracht zijn op 1 januari van het jaar waarin de premies worden toegekend.";

31. artikel 50 wordt vervangen door:

"Artikel 50

De bepalingen van deze verordening zijn van toepassing op de Canarische eilanden en op Ceuta en Melilla. Ze gelden echter alleen voor vissersvaartuigen uit deze gebieden in de zin van Verordening (EEG) nr. 1135/88 (1).

(1)PB nr. L 114 van 2.5.1988, blz. 1.".

Artikel 2

De bijlagen II en V worden vervangen door de volgende bijlagen II en V ; tevens worden de bijlagen I bis, VII en VIII toegevoegd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1991.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 20 december 1990.

Voor de Raad

De Voorzitter

P. BUKMAN

BIJLAGE I

"BIJLAGE I bis MINIMAAL IN DE ZONEPLANNEN TE VERMELDEN GEGEVENS

- Omschrijving van kleinschalige visserij en van de zones waarop het plan betrekking heeft.

- Overzicht van de activiteiten die in de loop van de drie tot vijf voorgaande jaren zijn ontwikkeld, alsmede beschrijving van de huidige situatie van de kleinschalige visserij in de Lid-Staat, met name door: - beschrijving van de totale vangstcapaciteit in de kleinschalige visserij;

- beschrijving van de totale vangstcapaciteit van de kleinschalige vissersvaartuigen waarop het plan betrekking heeft;

- telling en raming van de andere vloten die vissen in de zone(s) waarop het plan betrekking heeft;

- raming van de visbestanden in de zone(s) waarop het plan betrekking heeft.

- Definitieve omschrijving van de behoeften van de sector en van de middelen en maatregelen die ten uitvoer moeten worden gelegd, met name door: - de vaststelling van de sterke en zwakke punten van de betrokken kleinschalige visserij;

- raming van de optimale vangstcapaciteit van de vloot waarop het plan betrekking heeft in de desbetreffende zone(s) (capaciteitsdoelstellingen);

- raming van de vangstcapaciteit die moet worden vernieuwd, omgeschakeld en gesloopt;

- raming van de technische, juridische en administratieve maatregelen alsmede van de voor de uitvoering van het plan beoogde financiële middelen.

- Vaststelling van het verband tussen het beoogde plan en het meerjarige oriëntatieprogramma.

- Verenigbaarheid met de communautaire bestekken."

"BIJLAGE II COMMUNAUTAIRE FINANCIËLE BIJSTAND EN FINANCIËLE BIJDRAGE VAN DE LID-STATEN VOOR DE HERSTRUCTURERING EN MODERNISERING VAN DE VISSERIJVLOOT

1. Vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van minder dan 9 meter of, voor zover het vaartuigen betreft die voor de trawlvisserij kunnen worden gebruikt, van minder dan 12 meter: >PIC FILE= "T0049545">

2. Vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van ten minste 9 meter of, voor zover het vaartuigen betreft die voor de trawlvisserij kunnen worden gebruikt, 12 meter, en ten hoogste 33 meter: >PIC FILE= "T0049546">

3. Vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van meer dan 33 meter: >PIC FILE= "T0049547">

"BIJLAGE V FINANCIERING VAN DE UITGAVEN VOOR DE TOEKENNING VAN BEËINDIGINGSPREMIES

A. Vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van minder dan 9 meter en, voor zover het vaartuigen betreft die voor de trawlvisserij kunnen worden gebruikt, van minder dan 12 meter: >PIC FILE= "T0049548">

B. Vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van ten minste 9 meter en, voor zover het vaartuigen betreft die voor de trawlvisserij kunnen worden gebruikt, van ten minste 12 meter: >PIC FILE= "T0049549">

>PIC FILE= "T0049550">

"BIJLAGE VII BEDRAG VAN DE COMMUNAUTAIRE FINANCIËLE BIJSTAND VOOR GEMENGDE VENNOOTSCHAPPEN

>PIC FILE= "T0049551">

"BIJLAGE VIII BEDRAG VAN DE VERLEGGINGSPREMIE EN DE SAMENWERKINGSPREMIE

>PIC FILE= "T0049552">

Top