This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31986L0560
Thirteenth Council Directive 86/560/EEC of 17 November 1986 on the harmonization of the laws of the Member States relating to turnover taxes - Arrangements for the refund of value added tax to taxable persons not established in Community territory
Dertiende Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen
Dertiende Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen
PB L 326 van 21.11.1986, p. 40–41
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
In force
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 31986L0560R(01) | (MT) |
Dertiende Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen
Publicatieblad Nr. L 326 van 21/11/1986 blz. 0040 - 0041
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 9 Deel 1 blz. 0130
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 9 Deel 1 blz. 0130
***** DERTIENDE RICHTLIJN VAN DE RAAD van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen (86/560/EEG) DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 99 en 100, Gelet op de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), inzonderheid op artikel 17, lid 4, Gezien het voorstel van de Commissie (2), Gezien het advies van het Europese Parlement (3), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (4), Overwegende dat in artikel 8 van Richtlijn 79/1072/EEG (5) betreffende de regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen, wordt bepaald dat ten aanzien van niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen elke Lid-Staat de teruggaaf kan weigeren of hiervoor bijzondere voorwaarden kan stellen; Overwegende dat een evenwichtige ontwikkeling van de handelsbetrekkingen van de Gemeenschap met derde landen moet worden gewaarborgd door uit te gaan van het bepaalde in Richtlijn 79/1072/EEG, zonder daarbij de verscheidenheid aan situaties in derde landen uit het oog te verliezen; Overwegende dat bepaalde vormen van belastingfraude of belastingontwijking dienen te worden voorkomen, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Voor de toepassing van deze richtlijn wordt beschouwd als: 1. »een niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige" de belastingplichtige als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG, die gedurende de periode, bedoeld in artikel 3, lid 1, van de onderhavige richtlijn op het betrokken grondgebied noch de zetel van zijn bedrijfsuitoefening, noch een vaste inrichting heeft gehad van waaruit de handelingen worden verricht, noch, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, aldaar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft gehad, en die in dezelfde periode geen leveringen van goederen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht wordt in de in artikel 2 bedoelde Lid-Staat te zijn gelegen, met uitzondering van: a) vervoerdiensten en daarmee samenhangende diensten, die zijn vrijgesteld uit hoofde van artikel 14, lid 1, onder i), artikel 15 of artikel 16, lid 1, onder B, C en D, van Richtlijn 77/388/EEG; b) diensten in de gevallen waarin de belasting uitsluitend verschuldigd is door de ontvanger overeenkomstig artikel 21, lid 1, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG; 2. »grondgebied van de Gemeenschap" de gebieden van de Lid-Staten waar Richtlijn 77/388/EEG van toepassing is. Artikel 2 1. Onverminderd de artikelen 3 en 4, geeft elke Lid-Staat aan iedere niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige, onder de hierna volgende voorwaarden, de belasting over de toegevoegde waarde terug welke is geheven ter zake van de hem door andere belastingplichtigen in het binnenland verleende diensten of geleverde roerende goederen, dan wel ter zake van de invoer van goederen in het betrokken land, een en ander voor zover deze goederen en diensten worden gebruikt voor de handelingen bedoeld in artikel 17, lid 3, onder a) en b), van Richtlijn 77/388/EEG of de diensten bedoeld in artikel 1, punt 1, onder b), van de onderhavige richtlijn. 2. De Lid-Staten kunnen de in lid 1 bedoelde teruggaaf afhankelijk stellen van de toekenning door de derde Staten van vergelijkbare voordelen op het gebied van de omzetbelasting. 3. De Lid-Staten kunnen de aanwijzing van een fiscaal vertegenwoordiger eisen. Artikel 3 1. De in artikel 2, lid 1, bedoelde teruggaaf wordt verleend op verzoek van de belastingplichtige. De Lid-Staten stellen de voorwaarden voor de indiening van dit verzoek vast, met inbegrip van de termijnen, de periode waarop het verzoek betrekking moet hebben, de bevoegde dienst waarbij dit moet worden ingediend en de minimumbedragen waarvoor de teruggaaf kan worden gevraagd. Zij stellen eveneens de voorwaarden vast waaronder de teruggaaf plaatsvindt, met inbegrip van de termijnen. Zij leggen de aanvrager de verplichtingen op die noodzakelijk zijn om de gegrondheid van de aanvraag te beoordelen en fraude te voorkomen, en meer in het bijzonder laten zij hem het bewijs leveren dat hij een economische activiteit verricht overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG. De aanvrager moet door middel van een schriftelijke verklaring aantonen dat hij in de vastgestelde periode geen enkele handeling heeft verricht die niet voldoet aan de in artikel 1, punt 1, vastgestelde voorwaarden. 2. De teruggaaf mag niet worden verleend onder gunstiger voorwaarden dan die welke voor belastingplichtigen uit de Gemeenschap gelden. Artikel 4 1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt het recht op teruggaaf vastgesteld overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn 77/388/EEG, zoals toegepast in de Lid-Staten van de teruggaaf. 2. De Lid-Staten kunnen evenwel bepaalde uitgaven uitsluiten of aan de teruggaaf extra voorwaarden verbinden. 3. Deze richtlijn is niet van toepassing op leveringen van goederen die zijn vrijgesteld of die kunnen worden vrijgesteld krachtens artikel 15, punt 2, van Richtlijn 77/388/EEG. Artikel 5 1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 1988 aan deze richtlijn te voldoen. Deze richtlijn heeft slechts betrekking op verzoeken om teruggaaf betreffende belasting over de toegevoegde waarde op aankopen van goederen of diensten die vanaf deze datum zijn gefactureerd en op invoer die vanaf deze datum heeft plaatsgevonden. 2. De Lid-Staten delen de Commissie alle belangrijke bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen en laten haar weten welk gebruik zij maken van de in artikel 2, lid 2, bedoelde mogelijkheid. De Commissie stelt de andere Lid-Staten van een en ander in kennis. Artikel 6 Binnen drie jaar te rekenen vanaf de in artikel 5 genoemde datum dient de Commissie, na raadpleging van de Lid-Staten, bij de Raad en het Europese Parlement een verslag in over de toepassing van de richtlijn, inzonderheid van artikel 2, lid 2. Artikel 7 Artikel 17, lid 4, laatste zin, van Richtlijn 77/388/EEG en artikel 8 van Richtlijn 79/1072/EEG houden op in de verschillende Lid-Staten van kracht te zijn op de datum waarop het bepaalde in deze richtlijn van toepassing wordt, en in elk geval op de in artikel 5 genoemde datum. Artikel 8 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten. Gedaan te Brussel, 17 november 1986. Voor de Raad De Voorzitter N. LAWSON (1) PB nr. L 145 van 13. 6. 1977, blz. 1. (2) PB nr. C 223 van 27. 8. 1982, blz. 5 en PB nr. C 196 van 23. 7. 1983, blz. 6. (3) PB nr. C 161 van 20. 6. 1983, blz. 111. (4) PB nr. C 176 van 4. 7. 1983, blz. 22. (5) PB nr. L 331 van 27. 12. 1979, blz. 11.