Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31975D0437

    75/437/EEG: Besluit van de Raad van 3 maart 1975 houdende sluiting van de conventie ter voorkoming van verontreiniging van de zee vanaf het land

    PB L 194 van 25.7.1975, p. 5–5 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1975/437/oj

    Related international agreement

    31975D0437

    75/437/EEG: Besluit van de Raad van 3 maart 1975 houdende sluiting van de conventie ter voorkoming van verontreiniging van de zee vanaf het land

    Publicatieblad Nr. L 194 van 25/07/1975 blz. 0005 - 0005
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 1 blz. 0227
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 1 blz. 0227
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 15 Deel 1 blz. 0098
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 15 Deel 1 blz. 0098


    ++++

    BESLUIT VAN DE RAAD

    van 3 maart 1975

    houdende sluiting van de Conventie ter voorkoming van verontreiniging van de zee vanaf het land

    ( 75/437/EEG )

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 235 ,

    Gezien het voorstel van de Commissie ,

    Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

    Overwegende dat in de verklaring van de Raad van de Europese Gemeenschappen en van de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten , in het kader van de Raad bijeen , op 22 november 1973 betreffende een actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu ( 2 ) de nadruk wordt gelegd op de betekenis voor de Gemeenschap van de strijd tegen de vervuiling van de zeeën in het algemeen en onder meer wordt voorzien in communautaire acties ter bestrijding van de verontreiniging van de zee vanaf het land ;

    Overwegende dat in de Conventie ter voorkoming van verontreiniging van de zee vanaf het land van 21 februari 1974 tevens wordt voorzien in de uitwerking en tenuitvoerlegging van " programma's " die erop gericht zijn , in het noordoostelijk gedeelte van de Atlantische Oceaan hetzelfde type verontreiniging te verminderen of te doen verdwijnen ;

    Overwegende dat sluiting van deze Conventie door de Gemeenschap noodzakelijk blijkt om , in het kader van de gemeenschappelijke markt , een der doelstellingen van de Gemeenschap op het gebied van de milieubescherming en de kwaliteit van het bestaan te verwezenlijken en dat het Verdrag niet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet ;

    Overwegende dat de Vertegenwoordiger van de Gemeenschap moet worden aangewezen in de bij deze Conventie ingestelde commissie ,

    BESLUIT :

    Artikel 1

    De Conventie ter voorkoming van verontreiniging van de zee vanaf het land wordt gesloten namens de Europese Economische Gemeenschap .

    De tekst van de Conventie is aan dit besluit gehecht .

    Artikel 2

    De Voorzitter van de Raad is gemachtigd de personen aan te wijzen die gerechtigd zijn de Conventie te ondertekenen en hun de bevoegdheid te verlenen die nodig is om de Gemeenschap te binden .

    Artikel 3

    De Gemeenschap wordt in de bij artikel 15 van de Conventie ingestelde commissie vertegenwoordigd door de Commissie .

    De Commissie zet daarin het standpunt van de Gemeenschap uiteen , overeenkomstig de richtlijnen welke de Raad haar kan verstrekken .

    Gedaan te Brussel , 3 maart 1975

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    J . KEATING

    ( 1 ) PB nr . C 127 van 18 . 10 . 1974 , blz . 32 .

    ( 2 ) PB nr . C 112 van 20 . 12 . 1973 , blz . 1 .

    BIJLAGE

    ( VERTALING ) ( 1 )

    VERDRAG

    ter voorkoming van verontreiniging van de zee vanaf het land

    DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN ,

    ZICH BEWUST van het vitale belang voor alle volken van het mariene milieu en van de daarvan levende fauna en flora ;

    INDACHTIG dat het ecologisch evenwicht en het rechtmatig gebruik van de zee in toenemende mate worden bedreigd door verontreiniging ;

    IN AANMERKING NEMEND de aanbevelingen van de Milieuconferentie van de Verenigde Naties , die in juni 1972 te Stockholm is bijeengekomen ;

    ERKENNENDE dat gezamenlijk optreden op nationaal , regionaal en mondiaal niveau noodzakelijk is om verontreiniging van de zeeën te voorkomen en te bestrijden ;

    DE OVERTUIGING TOEGEDAAN dat onverwijld internationale maatregelen kunnen en moeten worden getroffen ten einde de verontreiniging van de zee vanaf het land te beteugelen , als onderdeel van een voortvarend en samenhangend programma ter bescherming van het mariene milieu tegen verontreiniging , ongeacht haar oorsprong , daarbij inbegrepen de huidige pogingen tot bestrijding van de verontreiniging van de internationale waterlopen ;

    OVERWEGENDE dat de gemeenschappelijke belangen van de bij een zelfde mariene zone betrokken Staten hen moeten brengen tot samenwerking op regionaal of sub-regionaal niveau ;

    HERINNEREND aan het op 15 februari 1972 te Oslo gesloten Verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten uit schepen en luchtvaartuigen ,

    ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN :

    Artikel 1

    1 . De Verdragsluitende Partijen verbinden zich tot het nemen van alle mogelijke maatregelen ter voorkoming van verontreiniging van de zee , wat wil zeggen het direct of indirect door de mens brengen van stoffen of energie in het mariene milieu ( met inbegrip van de estuaria ) , ten gevolge waarvan de gezondheid van de mens in gevaar wordt gebracht , het leven en de ecosystemen in de zee worden geschaad , de mogelijkheden tot recreatie kunnen worden aangetast of een ander rechtmatig gebruik van de zee kan worden verhinderd .

    2 . De Verdragsluitende Partijen zullen afzonderlijk en gezamenlijk maatregelen treffen om de verontreiniging van de zee vanaf het land overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag te bestrijden en zij zullen hun beleid te dien einde harmoniseren .

    Artikel 2

    Dit Verdrag is van toepassing op de als volgt begrensde maritieme zone :

    a ) de delen van de Atlantische Oceaan en de Noordelijke IJszee en de hiertoe behorende zeeën ten noorden van 36 * noorderbreedte en tussen 42 * westerlengte en 51 * oosterlengte , met uitzondering van :

    i ) de Oostzee en de Belten , ten zuiden en ten oosten van de lijnen getrokken van Hasenorevoorland naar Punt Gnibben , van Korshage naar Spodsbjerg en van Gilbjerg-voorland tot de Kullen ; en

    ii ) de Middellandse Zee en bijbehorende zeeën tot aan het snijpunt van de breedtegraad van 36 * noorderbreedte en de lengtegraad van 5 * 36' westerlengte ;

    b ) het deel van de Atlantische Oceaan dat is gelegen ten noorden van de noorderbreedte en tussen 44 * westerlengte en 42 * westerlengte .

    Artikel 3

    In dit Verdrag betekent :

    a ) " maritieme zone " : de volle zee , de territoriale zeeën van de Verdragsluitende Partijen en de wateren binnen de basislijn , die dient om de breedte van de territoriale zee te meten en die zich in geval van waterlopen uitstrekt tot aan de zoetwatergrens , tenzij op grond van artikel 16 , sub c ) , van dit Verdrag anders is bepaald ;

    b ) " zoetwatergens " : de plaats in de waterloop waar bij laag water en in tijden van geringe afvloeiing van zoet water het zoutgehalte merkbaar stijgt ten gevolge van de aanwezigheid van zeewater ;

    c ) " verontreiniging vanaf het land " : de verontreiniging van de maritieme zone

    i ) via de waterlopen ,

    ii ) vanaf de kust , daarbij inbegrepen verontreiniging door lozing met behulp van buizen onder het zee-oppervlak en andere buizen ,

    iii ) vanaf kunstmatige bouwwerken , die vallen onder de rechtsmacht van een Verdragsluitende Partij en die zich bevinden binnen de grenzen van de zone waarop dit Verdrag van toepassing is .

    Artikel 4

    1 . De Verdragsluitende Partijen verbinden zich tot :

    a ) het uitbannen - indien noodzakelijk in fasen - van verontreiniging van de maritieme zone vanaf het land door in deel I van bijlage A bij dit Verdrag genoemde stoffen ;

    b ) het streng beperken van de verontreiniging van de maritieme zone vanaf het land door in deel II van bijlage A bij dit Verdrag genoemde stoffen .

    2 . Voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel , verwezenlijken de Verdragsluitende Partijen ge zamenlijk of afzonderlijk , naar gelang van de situatie , programma's en maatregelen ten einde :

    a ) de verontreiniging van de maritieme zone vanaf het land veroorzaakt door de in deel I van bijlage A bij dit Verdrag genoemde stoffen ten spoedigste uit te bannen ;

    b ) de verontreiniging van de maritieme zone vanaf het land veroorzaakt door de in deel II van bijlage A bij dit Verdrag genoemde stoffen te bijlage A bij dit Verdrag genoemde stoffen te beperken of eventueel uit te bannen . Deze stoffen kunnen slechts worden geloosd met goedkeuring van de bevoegde autoriteiten van iedere Verdragsluitende Staat . Deze goedkeuring dient geregeld opnieuw te worden bezien .

    3 . De ingevolge het tweede lid van dit artikel aangenomen programma's en maatregelen omvatten eventueel specifieke verordeningen of normen , die betrekking hebben op de kwaliteit van het milieu , op lozingen in de maritieme zone , op die lozingen in de waterlopen die van invloed zijn op de maritieme zone , en op de samenstelling en het gebruik van stoffen en produkten . Deze programma's en maatregelen houden rekening met de meest recente technische vorderingen .

    In de programma's worden de uitvoeringstermijnen vastgesteld .

    4 . De Verdragsluitende Partijen kunnen bovendien gezamenlijk of afzonderlijk , naar gelang van de situatie , programma's of maatregelen uitvoeren om de verontreiniging van de maritieme zone vanaf het land door een niet in bijlage A bij dit Verdrag opgenomen stof te voorkomen , te beperken of uit te bannen , indien de wetenschappelijke gegevens hebben uitgewezen dat deze stof een ernstig gevaar kan vormen voor de maritieme zone en als er dringend maatregelen dienen te worden getroffen .

    Artikel 5

    1 . De Verdragsluitende Partijen verbinden zich tot het aannemen van maatregelen ten einde verontreiniging van de maritieme zone vanaf het land door radioactieve stoffen , genoemd in deel III van bijlage A bij dit Verdrag te voorkomen en eventueel uit te bannen .

    2 . Onverminderd hun uit andere verdragen en overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen dienen de Verdragsluitende Partijen bij de uitvoering van deze verbintenis :

    a ) ten volle rekening te houden met de aanbevelingen van de bevoegde internationale organisaties en instellingen ;

    b ) rekening te houden met de door deze internationale organisaties en instellingen aanbevolen procedures van toezicht ;

    c ) hun toezicht op en hun bestudering van de radioactieve stoffen overeenkomstig de artikelen 10 en 11 van dit Verdrag te coordineren .

    Artikel 6

    1 . Ten einde de kwaliteit van het mariene milieu te behouden en te verbeteren , verbinden de Verdragsluitende Partijen zich ertoe , onverminderd de bepalingen van artikel 4 , te streven naar :

    a ) beperking van de huidige verontreiniging vanaf het land ;

    b ) voorkoming van nieuwe verontreiniging vanaf het land , met inbegrip van verontreiniging door nieuwe stoffen .

    2 . Bij de uitvoering van deze verbintenis houden de Verdragsluitende Partijen rekening met :

    a ) de aard en de hoeveelheden van de desbetreffende verontreinigende stoffen ;

    b ) de stand van de huidige verontreiniging ;

    c ) de kwaliteit en de absorptiemogelijkheid van de ontvangende wateren van de maritieme zone ;

    d ) de noodzaak tot een geïntegreerd ruimtelijk ordeningsbeleid , dat verenigbaar is met de eisen te stellen aan de bescherming van het milieu .

    Artikel 7

    De Verdragsluitende Partijen komen overeen de door hen aan te nemen maatregelen op zodanige wijze uit te voeren dat :

    - de verontreiniging van de zeeën gelegen buiten de zone waarop dit Verdrag van toepassing is , niet toeneemt ;

    - de verontreiniging van andere oorsprong dan die welke afkomstig is van het land , in de onder dit Verdrag vallende maritieme zone niet toeneemt .

    Artikel 8

    Geen van de bepalingen van dit Verdrag kan worden uitgelegd als een belemmering voor de Verdragsluitende Partijen om strengere maatregelen te treffen ten aanzien van de strijd tegen de verontreiniging van de zee vanaf het land .

    Artikel 9

    1 . Wanneer bij de verontreiniging vanaf het land , afkomstig van het grondgebied van een Verdragsluitende Partij en veroorzaakt door niet in deel I van bijlage A bij dit Verdrag genoemde stoffen , de belangen van een of meer andere Partijen bij dit Verdrag dreigen te worden betrokken , verbinden de betrokken Verdragsluitende Partijen zich op verzoek van een van hen ertoe in overleg te treden ten einde een akkoord tot samenwerking tot stand te brengen .

    2 . Op verzoek van een betrokken Verdragsluitende Partij wordt de zaak bestudeerd door de in artikel 15 van dit Verdrag genoemde Commissie , die aanbevelingen kan doen ten einde tot een bevredigende oplossing te komen .

    3 . In de in het eerste lid van dit artikel bedoelde speciale akkoorden kunnen onder andere de zones worden vastgesteld waarop deze van toepassing zijn , de doelstellingen ten aanzien van de te bereiken kwaliteit en de middelen ter verwezenlijking van deze doelstellingen , met inbegrip van de methodes voor de toepassing van de passende normen alsmede de te vergaren wetenschappelijke en technische gegevens .

    4 . De Verdragsluitende Partijen die deze akkoorden ondertekenen , stellen door tussenkomst van de Commissie de andere Verdragsluitende Partijen in kennis van de strekking hiervan en van de bij de uitvoering van deze akkoorden geboekte vorderingen .

    Artikel 10

    De Verdragsluitende Partijen komen overeen aanvullende of gezamenlijke programma's op te stellen voor wetenschappelijk en technisch onderzoek , daarbij inbegrepen het onderzoek naar de beste methoden tot uitbanning of vervanging van schadelijke stoffen , ten einde te komen tot vermindering van de verontreiniging van de zee vanaf het land ; zij komen overeen elkaar wederzijds de aldus verkregen gegevens te verstrekken . Daarbij zullen zij rekening houden met de werkzaamheden die op deze gebieden door de bevoegde internationale organisaties en instellingen zijn verricht .

    Artikel 11

    De Verdragsluitende Partijen komen overeen in de zone waarop dit Verdrag van toepassing is , geleidelijk een permanent waarnemingsnet tot stand te brengen en te exploiteren ten einde :

    - zo snel mogelijk de heersende graad van verontreiniging van de zee vast te stellen ;

    - na te gaan in hoeverre de uit hoofde van dit Verdrag genomen maatregelen ter beperking van de verontreiniging van de zee vanaf het land doeltreffend zijn .

    Hiertoe stellen de Verdragsluitende Partijen de praktische modaliteiten vast van de afzonderlijk of gemeenschappelijk uit te voeren programma's voor systematisch en incidenteel toezicht . In die programma's wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van onderzoekschepen en andere apparatuur in de zone van toezicht .

    In de programma's wordt rekening gehouden met soortgelijke programma's uitgevoerd in het kader van de reeds van kracht zijnde verdragen en door de bevoegde internationale organisaties en instellingen .

    Artikel 12

    1 . Ieder van de Verdragsluitende Partijen verbindt zich ertoe te waken over de naleving van de bepalingen van dit Verdrag en op haar grondgebied de passende maatregelen te treffen ter voorkoming en vervolging van elk gedrag dat strijdig is met de bepalingen van dit Verdrag .

    2 . De Verdragsluitende Partijen stellen de Commissie in kennis van de wettelijke en administratieve maatregelen die worden vastgesteld met het oog op de toepassing van de in het voorgaande lid genoemde bepalingen .

    Artikel 13

    De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe elkaar zo nodig onderling te steunen om ongevallen te voorkomen die zouden kunnen leiden tot verontreiniging vanaf het land , om de gevolgen van zodanige ongevallen tot een minimum terug te brengen en uit te bannen en om te dien einde gegevens uit te wisselen .

    Artikel 14

    1 . De bepalingen van dit Verdrag kunnen niet worden gebruikt tegen een Verdragsluitende Partij , voor zover deze , ten gevolge van de omstandigheid dat de verontreiniging afkomstig is van het grondgebied van een niet-Verdragsluitende Staat , verhinderd zou zijn de volledige toepassing van die bepalingen te waarborgen .

    2 . Deze Verdragsluitende Partij zal er evenwel naar streven met genoemde Staat samen te werken ten einde de volledige toepassing van dit Verdrag mogelijk te maken .

    Artikel 15

    Bij dit Verdrag wordt een Commissie in het leven geroepen bestaande uit vertegenwoordigers van ieder van de Verdragsluitende Partijen . De Commissie komt met regelmatige tussenperiodes bijeen en op elk ogenblik waarop hiertoe , op grond van buitengewone omstandigheden , overeenkomstig het Huishoudelijk Reglement wordt besloten .

    Artikel 16

    De Commissie heeft tot taak :

    a ) algemeen toezicht uitoefenen op de uitvoering van dit Verdrag ;

    b ) een algemeen onderzoek instellen naar de toestand van de binnen de grenzen van de zone waarop dit Verdrag van toepassing is gelegen zeeën , naar de doeltreffendheid van de aangenomen controlemaatregelen , alsook naar de noodzaak tot het treffen van aanvullende of afwijkende maatregelen ;

    c ) het eventueel vaststellen volgens een standaardprocedure en op voorstel van de aan een zelfde waterloop gelegen Verdragsluitende Partij of Partijen , van de grens tot waar de maritieme zone in die waterloop zich zal uitstrekken .

    d ) het opstellen , overeenkomstig artikel 4 van dit Verdrag , van de programma's en maatregelen tot uitbanning of beperking van de verontreiniging vanaf het land :

    e ) het doen van aanbevelingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 ;

    f ) het bijeenbrengen en bestuderen van gegevens en het rondzenden hiervan aan de Verdragsluitende Partijen overeenkomstig de bepalinge van de artikelen 11 , 12 en 17 van dit Verdrag ,

    g ) het doen van aanbevelingen , overeenkomstig artikel 18 , betreffende de eventuele wijzigingen in de lijsten van stoffen , die zijn opgenomen in bijlage A bij dit Verdrag ;

    h ) het vervullen van alle andere functies voor zover dit nodig mocht zijn krachtens dit Verdrag .

    Artikel 17

    De Verdragsluitende Partijen doen overeenkomstig een standaard-procedure aan de Commissie toekomen :

    a ) de resultaten van het toezicht , bedoeld in artikel 11 ;

    b ) de beschikbare gegevens , in zo gedetailleerd mogelijke vorm , betreffende de in de bijlagen bij dit Verdrag genoemde stoffen , die in de maritieme zone terecht zouden kunnen komen .

    De Verdragsluitende Partijen streven naar geleidelijke verbetering van de technieken voor het bijeenbrengen van deze gegevens , die kunnen bijdragen tot herziening van de overeenkomstig artikel 4 van dit Verdrag opgestelde programma's ter vermindering van de verontreiniging .

    Artikel 18

    1 . De Commissie stelt haar eigen Huishoudelijk Reglement vast , dat met eenparigheid van stemmen wordt aangenomen .

    2 . De Commissie stelt haar eigen Financieel Reglement op , dat met eenparigheid van stemmen wordt aangenomen .

    3 . De Commissie aanvaardt met eenparigheid van stemmen de in artikel 4 bedoelde programma's en maatregelen ter beperking of uitbanning van de verontreiniging vanaf het land , de programma's voor wetenschappelijk onderzoek en toezicht , bedoeld in de artikelen 10 en 11 , alsmede de besluiten die worden genomen op grond van artikel 16 , sub c ) .

    De programma's en maatregelen treden voor alle Verdragsluitende Partijen in werking en worden door deze toegepast tweehonderd dagen nadat zij zijn aangenomen , tenzij de Commissie een andere datum vaststelt .

    Indien geen eenparigheid van stemmen wordt bereikt , kan de Commissie niettemin een programma of maatregelen aannemen met een meerderheid van stemmen van drie vierde van haar leden . Dit programma of deze maatregelen treden in werking tweehonderd dagen na hun aanneming voor die Verdragsluitende Partijen die voor aanneming hebben gestemd , tenzij de Commissie een andere datum vaststelt , en voor iedere andere Verdragsluitende Partij nadat deze uitdrukkelijk het programma of de maatregelen heeft aanvaard , wat op ieder tijdstip kan gebeuren .

    4 . De Commissie kan aanbevelingen aannemen tot wijziging van bijlage A bij dit Verdrag met een meerderheid van stemmen van drie vierde van haar leden ; deze aanbevelingen zullen worden onderworpen aan de goedkeuring van de Regeringen van de Verdragsluitende Partijen . Iedere Regering van een Verdragsluitende Partij die niet in staat is een wijziging goed te keuren , stelt hiervan de Depotregering schriftelijk in kennis binnen tweehonderd dagen na aanneming van de aanbeveling tot de wijziging in de Commissie . Bij ontstentenis van enigerlei kennisgeving van dien aard treedt de wijziging voor alle Verdragsluitende Partijen in werking tweehonderd dertig dagen na de stemming in de Commissie . De Depotregering stelt de Verdragsluitende Partijen zo spoedig mogelijk in kennis van de ontvangst van elke kennisgeving .

    Artikel 19

    Op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen , oefent de Europese Economische Gemeenschap haar stemrecht uit met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van haar Lid-Staten die Verdragsluitende Partij zijn bij dit Verdrag .

    De Europese Economische Gemeenschap oefent niet haar stemrecht uit in gevallen waarin haar Lid-Staten hun stemrecht uitoefenen en omgekeerd .

    Artikel 20

    Zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit Verdrag roept de Depotregering de eerste vergadering van de Commissie bijeen .

    Artikel 21

    Ieder geschil tussen Verdragsluitende Partijen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag dat niet door de Partijen bij het geschil kan worden beslecht op andere wijze , zoals door een onderzoek of verzoening binnen de Commissie , wordt op verzoek van een van deze Partijen voorgelegd aan een scheidsgerecht onder de in bijlage B bij dit Verdrag vastgestelde voorwaarden .

    Artikel 22

    Dit Verdrag is van 4 juni 1974 tot 30 juni 1975 te Parijs opengesteld voor ondertekening door Staten die zijn uitgenodigd voor de te Parijs gehouden diplomatieke Conferentie inzake het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee vanaf het land , alsook voor ondertekening door de Europese Economische Gemeenschap .

    Artikel 23

    Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd , aanvaard of goedgekeurd . De akten van bekrachtiging , aanvaarding of goedkeuring dienen te worden nedergelegd bij de Regering van de Franse Republiek .

    Artikel 24

    1 . Na 30 juni 1975 wordt dit Verdrag opengesteld voor toetreding door de in artikel 22 bedoelde Staten , alsmede voor toetreding door de Europese Economische Gemeenschap .

    2 . Dit Verdrag zal met ingang van dezelfde datum tevens worden opengesteld voor toetreding door iedere andere Verdragsluitende Partij bij het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten uit schepen en luchtvaartuigen , dat op 15 februari 1972 te Oslo voor ondertekening werd opengesteld .

    3 . Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding zal dit Verdrag worden opengesteld voor toetreding door iedere niet in artikel 22 bedoelde Staat die is gelegen aan de bovenloop van de waterlopen die stromen door het grondgebied van een of meer Verdragsluitende Partijen bij dit Verdrag , en die uitmonden in de maritieme zone van artikel 2 .

    4 . De Verdragsluitende Partijen kunnen met eenparigheid van stemmen andere Staten uitnodigen tot dit Verdrag toe te treden . In dat geval kan de in artikel 2 omschreven maritieme zone zo nodig worden gewijzigd overeenkomstig artikel 27 van dit Verdrag .

    5 . De akten van toetreding dienen te worden nedergelegd bij de Regering van de Franse Republiek .

    Artikel 25

    1 . Dit Verdrag treedt in werking op de dertigste dag volgend op de datum van nederlegging van de zevende akte van bekrachtiging , aanvaarding , goedkeuring of toetreding .

    2 . Voor elke Partij die dit Verdrag bekrachtigt , aanvaardt of goedkeurt of daartoe toetreedt na de nederlegging van de zevende akte van bekrachtiging , aanvaarding , goedkeuring of toetreding , treedt dit Verdrag in werking op de dertigste dag volgende op de nederlegging van de akte van bekrachtiging , aanvaarding , goedkeuring of toetreding van deze Partij .

    Artikel 26

    Na een termijn van twee jaar , te rekenen van de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag ten aanzien van een Verdragsluitende Partij , kan die Partij te allen tijde dit Verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving gericht aan de Depotregering . De opzegging wordt van kracht een jaar na de datum van ontvangst .

    Artikel 27

    1 . De Depotregering roept op een met een twee derde meerderheid aangenomen verzoek van de Commissie een conferentie bijeen tot herziening of wijziging van dit Verdrag .

    2 . Bij toetreding van een Staat onder de in artikel 24 , lid 2 , 3 en 4 bepaalde voorwaarden kan de maritieme zone van artikel 2 op voorstel van de Commissie bij eenparigheid van stemmen worden gewijzigd . Deze wijzigingen treden in werking na eenparige goedkeuring door de Verdragsluitende Partijen .

    Artikel 28

    De Depotregering geeft de Verdragsluitende Partijen en de in artikel 22 bedoelde partijen kennis van :

    a ) de ondertekeningen van dit Verdrag , de nederlegging van de akten van bekrachtiging , aanvaarding , goedkeuring of toetreding en de kennisgevingen van opzegging overeenkomstig de artikelen 22 , 23 , 24 en 26 ;

    b ) de datum waarop dit Verdrag in werking treedt overeenkomstig artikel 25 ;

    c ) de nederlegging van de kennisgevingen van goedkeuring en bezwaar en de inwerkingtreding van de wijzigingen op dit Verdrag en zijn bijlagen in overeenstemming met de artikelen 18 en 27 .

    Artikel 29

    Het origineel van dit Verdrag , waarvan de Franse en de Engelse tekst gelijkelijk authentiek zijn , wordt nedergelegd bij de Regering van de Franse Republiek , die daarvan voor eensluidend gewaarmerkte afschriften doet toekomen aan de Verdragsluitende Partijen en aan de in artikel 22 bedoelde Staten , en die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift zendt aan de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties ter registratie en publikatie overeenkomstig artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties .

    TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende , hiertoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen , dit Verdrag hebben ondertekend .

    Gedaan te Parijs , de vierde juni 1974 .

    ( 1 ) Alleen de Engelse en de Franse teksten zijn authentiek .

    BIJLAGE A

    Bij de hierna volgende verdeling van de stoffen over de delen I , II en III is rekening gehouden met de volgende criteria :

    a ) persistentie ,

    b ) toxiciteit of andere schadelijke eigenschappen ,

    c ) de neiging tot biologische accumulatie .

    Deze criteria zijn niet noodzakelijkerwijs alle even belangrijk voor een bepaalde stof of een groep stoffen en misschien moeten andere factoren in overweging worden genomen , zoals de plaats en de geloosde hoeveelheid .

    DEEL I

    De volgende stoffen zijn in dit deel opgenomen :

    i . omdat zij niet snel tot ontbinding overgaan of onschadelijk worden gemaakt door natuurlijke processen en

    ii . omdat zij :

    a ) een gevaarlijke opeenhoping van schadelijke stoffen in de voedselketen met zich kunnen brengen , of

    b ) de gezondheid van de levende organismen kunnen bedreigen doordat zij ongewenste veranderingen opwekken in de mariene ecosystemen , of

    c ) de winning van zeeprodukten , dan wel enig ander rechtmatig gebruik van de zee ernstig kunnen schaden ; en

    iii . omdat men vindt dat de verontreiniging door deze stoffen vraagt om dringende maatregelen :

    1 . Organohalogeenverbindingen en stoffen waaruit dergelijke verbindingen in het mariene milieu kunnen ontstaan , met uitzondering van die welke biologisch onschadelijk zijn of die welke in de zee snel worden omgezet in biologisch onschadelijke stoffen .

    2 . Kwik en kwikverbindingen .

    3 . Cadmium en cadmiumverbindingen .

    4 . Persistente synthetische stoffen die kunnen drijven , zweven of zinken en die ander rechtmatig gebruik van de zee ernstig kunnen hinderen .

    5 . Van minerale olie afgeleide persistente oliën en koolwaterstoffen .

    DEEL II

    De volgende stoffen zijn in dit deel opgenomen omdat zij weliswaar dezelfde kenmerken vertonen als de in deel I opgenomen stoffen en derhalve aan een strenge controle dienen te worden onderworpen , maar die toch minder schadeiijk schijnen te zijn of sneller onschadelijk worden gemaakt door een natuurlijk proces :

    1 . Organische verbindingen van fosfor , silicium en tin en stoffen waaruit dergelijke verbindingen in het mariene milieu kunnen ontstaan , met uitzondering van die welke biologisch onschadelijk schijnen te zijn of die welke in de zee snel worden omgezet in biologisch onschadelijke stoffen .

    2 . Elementaire fosfor .

    3 . Van minerale olie afgeleide niet-persistente oliën en koolwaterstoffen .

    4 . De hierna volgende elementen en hun verbindingen :

    - arsenicum ,

    - chroom ,

    - koper ,

    - lood ,

    - nikkel ,

    - zink .

    5 . Stoffen die naar de mening van de Commissie een schadelijke werking hebben op de smaak en/of de reuk van voor menselijke consumptie geschikte produkten , die afkomstig zijn uit het mariene milieu .

    DEEL III

    De volgende stoffen zijn opgenomen in dit deel omdat zij , hoewel zij dezelfde kenmerken vertonen als de in deel I opgenomen stoffen en aan een strenge controle dienen te worden onderworpen ten einde de hierdoor veroorzaakte verontreiniging te voorkomen en zo nodig uit te bannen , reeds het voorwerp vormen van onderzoek , aanbevelingen en , eventueel , maatregelen in het kader van verscheidene internationale organisaties en instellingen ;

    deze stoffen zijn onderworpen aan de bepalingen van artikel 5 :

    - radioactieve stoffen , met inbegrip van afvalstoffen .

    BIJLAGE B

    Artikel 1

    Tenzij de partijen bij het geschil anders besluiten , zal de scheidsrechterlijke procedure worden gevoerd met inachtneming van de bepalingen van deze bijlage .

    Artikel 2

    1 . Op verzoek van een Verdragsluitende Partij , gericht tot een andere Verdragsluitende Partij overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag , wordt een scheidsgerecht ingesteld . Het verzoek om een scheidsrechterlijke beslissing bevat een voordracht van de zaak hierbij inbegrepen met name de artikelen van het Verdrag waarvan de uitlegging of de toepassing aan het geschil ten grondslag liggen .

    2 . De eisende partij stelt de Commissie in kennis van het feit dat zij de instelling van een scheidsgerecht heeft verzocht , van de naam van de andere partij bij het geschil , alsmede van de artikelen van het Verdrag waarvan de uitlegging of de toepassing naar haar mening het voorwerp van het geschil vormen . De Commissie brengt de aldus verkregen gegevens ter kennis van alle Verdragsluitende Partijen bij het Verdrag .

    Artikel 3

    Het scheidsgerecht bestaat uit drie leden ; ieder van beide partijen bij het geschil wijst een scheidsman aan ; de beide aldus aangewezen scheidsmannen wijzen in onderlinge overeenstemming de derde scheidsman aan , die het voorzitterschap van het gerecht op zich neemt . Deze laatste mag geen onderdaan zijn van een van de partijen bij het geschil of zijn normale verblijfplaats hebben op het grondgebied van deze partijen of in dienst staan van een van beide of zich uit anderen hoofde reeds met de zaak hebben beziggehouden .

    Artikel 4

    1 . Indien binnen twee maanden na de aanwijzing van de tweede scheidsman de voorzitter van het scheidsgerecht niet is benoemd , gaat de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties op verzoek van een der partijen binnen een nieuwe periode van twee maanden over tot de benoeming .

    2 . Indien binnen twee maanden na de ontvangst van het verzoek een van de partijen bij het geschil niet overpaat tot aanwijzing van een scheidsman , kan de andere gartij de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties hiervan in kennis stellen . Deze wijst binnen een nieuwe termijn van twee maanden de voorzitter van het scheidsgerecht aan . Na te zijn aangewezen verzoekt de voorzitter van het scheidsgerecht de partij die geen scheidsman heeft benoemd , dit te doen binnen een termijn van twee maanden . Na het verstrijken van deze termijn licht hij de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties in , die binnen een nieuwe termijn van twee maanden overgaat tot de benoeming .

    Artikel 5

    1 . Het scheidsgerecht beslist overeenkomstig de regels van het internationaal recht en , in het bijzonder , van dit Verdrag .

    2 . Een ingevolge de bepalingen van deze bijlage ingesteld scheidsgerecht stelt zelf zijn procedureregels vast .

    Artikel 6

    1 . Het scheidsgerecht beslist , zowel ten aanzien van de procedure als van de zaak zelf , met meerderheid van stemmen .

    2 . Het scheidsgerecht kan alle passende maatregelen nemen om de feiten vast te stellen . Het kan , op verzoek van een van de partijen , de onmisbare conservatoire maatregelen aanbevelen .

    3 . Indien twee of meer scheidsgerechten , ingesteld ingevolgt de bepalingen dezer bijlage , verzoeken voorgelegd krijgen betreffende identieke of analoge zaken , kunnen zij elkaar in kennis stellen van de procedures ten aanzien van de vaststelling van de feiten en hiermede zoveel mogelijk rekening houden .

    4 . De partijen bij het geschil dienen alle faciliteiten te verlenen die nodig zijn voor de doeltreffende afhandeling van de procedure .

    5 . Afwezigheid of in gebreke blijven van een partij bij het geschil belemmert de voortgang van de procedure niet .

    Artikel 7

    1 . De uitspraak van het scheidsgerecht is met redenen omkleed . Zij is definitief en bindend voor de partijen bij het geschil .

    2 . Alle geschillen die zich tussen de partijen kunnen voordoen ten aanzien van de uitlegging of de uitvoering van de uitspraak , kunnen door een der partijen worden voorgelegd aan het scheidsgerecht dat de uitspraak heeft gedaan of , indien dit niet beschikbaar is , aan een ander voor dit doel ingesteld scheidsgerecht , dat is ingesteld op dezelfde wijze als het eerste scheidsgerecht .

    Artikel 8

    De Europese Economische Gemeenschap is , zoals iedere Verdragsluitende Partij bij dit Verdrag , bevoegd op te treden als eisende of gedaagde partij voor het scheidsgerecht .

    Top