Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02004R2006-20160109

    Consolidated text: Verordening (EG) N r. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming ( verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming ) (Voor de EER relevante tekst)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/2006/2016-01-09

    02004R2006 — NL — 09.01.2016 — 008.002


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    VERORDENING (EG) Nr. 2006/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 27 oktober 2004

    betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming („verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming”)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

    ►M1

    RICHTLIJN 2005/29/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 11 mei 2005

      L 149

    22

    11.6.2005

     M2

    RICHTLIJN 2007/65/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 11 december 2007

      L 332

    27

    18.12.2007

    ►M3

    RICHTLIJN 2009/136/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 25 november 2009

      L 337

    11

    18.12.2009

    ►M4

    VERORDENING (EU) Nr.1177/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 24 november 2010

      L 334

    1

    17.12.2010

    ►M5

    VERORDENING (EU) Nr. 181/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 februari 2011

      L 55

    1

    28.2.2011

    ►M6

    VERORDENING (EU) Nr. 954/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 14 september 2011

      L 259

    1

    4.10.2011

    ►M7

    RICHTLIJN 2013/11/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD richtlijn ADR consumenten van 21 mei 2013

      L 165

    63

    18.6.2013

    ►M8

    VERORDENING (EU) Nr. 524/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 21 mei 2013

      L 165

    1

    18.6.2013

    ►M9

    RICHTLIJN (EU) 2015/2302 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 november 2015

      L 326

    1

    11.12.2015




    ▼B

    VERORDENING (EG) Nr. 2006/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 27 oktober 2004

    betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming („verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming”)

    (Voor de EER relevante tekst)



    HOOFDSTUK I

    INLEIDENDE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Doel

    In deze verordening worden de voorwaarden vastgelegd waaronder de bevoegde autoriteiten die in de lidstaten belast zijn met handhaving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument, met elkaar en met de Commissie moeten samenwerken om die wetgeving te doen naleven en de soepele werking van de interne markt te waarborgen, alsmede om de bescherming van de economische belangen van de consument te verbeteren.

    Artikel 2

    Werkingssfeer

    1.  De bepalingen betreffende wederzijdse bijstand in de hoofdstukken II en III zijn van toepassing op intracommunautaire inbreuken.

    2.  Deze verordening doet geen afbreuk aan de communautaire regels met betrekking tot het internationale privaatrecht, in het bijzonder de regels met betrekking tot de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht.

    3.  Deze verordening laat de toepassing in de lidstaten van maatregelen inzake justitiële samenwerking in strafzaken en in burgerlijke zaken, met name de werking van het Europees justitieel netwerk, onverlet.

    4.  Deze verordening doet geen afbreuk aan de overige verplichtingen van de lidstaten inzake wederzijdse bijstand bij de bescherming van de collectieve economische belangen van de consumenten, mede in strafzaken, welke voortvloeien uit andere rechtsbesluiten, met inbegrip van bilaterale of multilaterale overeenkomsten.

    5.  Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het doen staken van inbreuken in het kader van de bescherming van de consumentenbelangen ( 1 ).

    6.  Deze verordening doet geen afbreuk aan de communautaire wetgeving met betrekking tot de interne markt, met name de bepalingen over het vrij verkeer van goederen en diensten.

    7.  Deze verordening doet geen afbreuk aan de communautaire wetgeving met betrekking tot televisieomroepdiensten.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a) „wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument”: de richtlijnen zoals omgezet in het interne recht van de lidstaten en de in de bijlage genoemde verordening;

    b) „intracommunautaire inbreuk”: elke handeling of omissie die in strijd is met de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument, zoals omschreven onder a), en die schade toebrengt of kan toebrengen aan de collectieve belangen van consumenten die woonachtig zijn in een andere lidstaat of in andere lidstaten dan de lidstaat waar de handeling of omissie haar oorsprong vond of plaatshad, waar de verantwoordelijke verkoper of dienstverlener gevestigd is, of waar bewijsmateriaal of vermogensbestanddelen met betrekking tot de handeling of omissie gevonden kunnen worden;

    c) „bevoegde autoriteit”: elke overheidsinstantie op nationaal, regionaal of lokaal niveau die specifiek belast is met de handhaving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument;

    d) „verbindingsbureau”: de overheidsinstantie in elke lidstaat die belast is met de coördinatie van de toepassing van deze verordening binnen die lidstaat;

    e) „bevoegde ambtenaar”: een ambtenaar van een bevoegde autoriteit die belast is met de toepassing van deze verordening;

    f) „verzoekende instantie”: de bevoegde autoriteit die om wederzijdse bijstand verzoekt;

    g) „aangezochte instantie”: de bevoegde autoriteit die een verzoek om wederzijdse bijstand ontvangt;

    h) „verkoper of dienstverlener”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die, wat betreft de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument, handelt voor doeleinden die betrekking hebben op zijn handel, bedrijf, ambacht of beroep;

    i) „markttoezichtactiviteiten”: de activiteiten van een bevoegde autoriteit die belast is met de vaststelling van intracommunautaire inbreuken op haar grondgebied;

    j) „consumentenklacht”: een met redelijk bewijsmateriaal gestaafde verklaring dat een verkoper of dienstverlener inbreuk heeft gemaakt of kan maken op de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument;

    k) „collectieve consumentenbelangen”: de belangen van een aantal consumenten die door een inbreuk zijn of kunnen worden geschaad.

    Artikel 4

    Bevoegde autoriteiten

    1.  Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteiten en één verbindingsbureau aan die belast zijn met de toepassing van deze verordening.

    2.  Elke lidstaat kan, voorzover dit nodig is om aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen, andere overheidsinstanties aanwijzen. Lidstaten kunnen overeenkomstig artikel 8, lid 3, ook instanties aanwijzen die een rechtmatig belang hebben bij de beëindiging van of het verbieden van intracommunautaire inbreuken.

    3.  Onverminderd lid 4 heeft elke bevoegde autoriteit de voor de toepassing van deze verordening vereiste onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden en oefent zij deze uit in overeenstemming met het nationale recht.

    4.  De bevoegde autoriteiten kunnen de in lid 3 bedoelde bevoegdheden uitoefenen overeenkomstig het nationale recht, hetzij:

    a) rechtstreeks op eigen gezag of onder het toezicht van de gerechtelijke autoriteiten, hetzij

    b) door een verzoek in te dienen bij de rechtbanken die belast zijn met het geven van de vereiste beslissing, en, waar passend, door beroep in te stellen ingeval het verzoek om het geven van de vereiste beslissing wordt afgewezen.

    5.  Indien de bevoegde autoriteiten hun bevoegdheden uitoefenen door middel van een verzoek bij de rechtbanken overeenkomstig lid 4, onder b), zijn deze rechtbanken bevoegd om de vereiste beslissingen te geven.

    6.  De in lid 3 bedoelde bevoegdheden worden alleen dan uitgeoefend wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat een intracommunautaire inbreuk heeft plaatsgevonden en omvatten ten minste het recht om:

    a) toegang te krijgen tot elk relevant document, in ongeacht welke vorm, betreffende de intracommunautaire inbreuk;

    b) van ongeacht welke persoon relevante informatie over de intracommunautaire inbreuk te eisen;

    c) de noodzakelijke inspecties ter plaatse uit te voeren;

    d) de betrokken verkoper of dienstverlener schriftelijk te verzoeken de intracommunautaire inbreuk te beëindigen;

    e) van de voor intracommunautaire inbreuken verantwoordelijke verkoper of dienstverlener de toezegging te verkrijgen dat de intracommunautaire inbreuk zal worden beëindigd en deze toezegging, waar passend, openbaar te maken;

    f) de beëindiging of het verbod van elke intracommunautaire inbreuk te eisen en de hieruit voortvloeiende beslissingen, waar passend, openbaar te maken;

    g) te eisen dat de in het ongelijk gestelde gedaagde, indien deze zich niet naar de uitspraak voegt, aan de schatkist of aan een bij of krachtens de nationale wetgeving aangewezen begunstigde betalingen verricht.

    7.  De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten voor de toepassing van deze verordening over voldoende middelen beschikken. De bevoegde ambtenaren nemen de beroepsnormen in acht en zijn onderworpen aan passende interne procedures of gedragsregels die met name voorzien in de bescherming van personen voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens, de billijkheid van de procedures en de naleving van de in artikel 13 neergelegde bepalingen met betrekking tot de vertrouwelijkheid en het beroepsgeheim.

    8.  Elke bevoegde autoriteit maakt de haar uit hoofde van deze verordening toegekende rechten en verantwoordelijkheden bekend bij het grote publiek en wijst de bevoegde ambtenaren aan.

    Artikel 5

    Lijsten

    1.  Elke lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de aangewezen bevoegde autoriteiten, de andere overheidsinstanties, de instanties die een rechtmatig belang hebben bij de beëindiging van of het verbieden van intracommunautaire inbreuken en het verbindingsbureau.

    2.  De Commissie publiceert de lijst van verbindingsbureaus en bevoegde autoriteiten in het Publicatieblad van de Europese Unie en zij werkt deze lijst bij.



    HOOFDSTUK II

    WEDERZIJDSE BIJSTAND

    Artikel 6

    Informatie-uitwisseling op verzoek

    1.  Een aangezochte instantie verstrekt op verzoek van een verzoekende instantie overeenkomstig artikel 4 onverwijld alle relevante informatie die nodig is om vast te stellen of er een intracommunautaire inbreuk heeft plaatsgehad dan wel of er een redelijk vermoeden bestaat dat een dergelijke inbreuk kan plaatshebben.

    2.  De aangezochte instantie verricht, zo nodig met de hulp van andere overheidsinstanties, passend onderzoek of neemt andere noodzakelijke of passende maatregelen overeenkomstig artikel 4 om de gevraagde informatie te verzamelen.

    3.  Op verzoek van de verzoekende instantie kan de aangezochte instantie een bevoegde ambtenaar van de verzoekende instantie toestaan zich tijdens het onderzoek bij de ambtenaren van de aangezochte instantie te voegen.

    4.  De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

    Artikel 7

    Informatie-uitwisseling zonder verzoek

    1.  Wanneer een bevoegde autoriteit kennis krijgt van een intracommunautaire inbreuk of een redelijk vermoeden heeft dat een dergelijke inbreuk kan plaatshebben, stelt zij de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie onverwijld hiervan in kennis en verstrekt zij alle nodige informatie.

    2.  Wanneer een bevoegde autoriteit verdere handhavingsmaatregelen treft of verzoeken om wederzijdse bijstand ontvangt met betrekking tot de intracommunautaire inbreuk, stelt zij de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie hiervan in kennis.

    3.  De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

    Artikel 8

    Verzoeken om handhavingsmaatregelen

    1.  Een aangezochte instantie neemt op verzoek van een verzoekende instantie alle nodige handhavingsmaatregelen om de intracommunautaire inbreuk onverwijld te beëindigen of te verbieden.

    2.  Om haar verplichtingen uit hoofde van lid 1 na te komen, oefent de aangezochte instantie de in artikel 4, lid 6, vastgestelde bevoegdheden uit, alsmede alle aanvullende bevoegdheden die haar krachtens het nationale recht zijn toegekend. De aangezochte instantie bepaalt, zo nodig met de hulp van andere overheidsinstanties, welke handhavingsmaatregelen worden genomen om de beëindiging of het verbod van de intracommunautaire inbreuk op evenredige, doelmatige en doeltreffende wijze te bewerkstelligen.

    3.  De aangezochte instantie kan haar verplichtingen uit hoofde van de leden 1 en 2 ook nakomen door een instantie die overeenkomstig artikel 4, lid 2, tweede zin, is aangewezen als een instantie die een rechtmatig belang bij de beëindiging van of het verbieden van intracommunautaire inbreuken heeft, op te dragen alle krachtens het nationale recht beschikbare handhavingsmaatregelen te nemen die nodig zijn om de intracommunautaire inbreuk namens de aangezochte instantie te beëindigen of te verbieden. Indien de instantie de intracommunautaire inbreuk niet onverwijld kan beëindigen of verbieden, blijven de verplichtingen van de aangezochte instantie uit hoofde van de leden 1 en 2 gelden.

    4.  De aangezochte instantie mag de in lid 3 bedoelde maatregelen slechts nemen indien, na overleg met de verzoekende instantie over de toepassing van die bedoelde maatregelen, de verzoekende instantie en de aangezochte instantie het erover eens zijn dat:

     de toepassing van de in lid 3 bedoelde maatregelen de beëindiging of het verbod van de intracommunautaire inbreuk ten minste even doelmatig en doeltreffend kan bewerkstelligen als een optreden van de aangezochte instantie,

     en

     de instructies aan de krachtens het nationale recht aangewezen instantie er niet toe leiden dat aan die instantie informatie wordt meegedeeld die krachtens artikel 13 beschermd is.

    5.  Indien de verzoekende instantie van oordeel is dat niet aan de in lid 4 gestelde voorwaarden voldaan is, stelt zij de aangezochte instantie daarvan schriftelijk in kennis; de kennisgeving wordt met redenen omkleed. Indien de verzoekende instantie en de aangezochte instantie het niet eens zijn, kan de aangezochte instantie de zaak voorleggen aan de Commissie, die volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure advies uitbrengt.

    6.  De aangezochte instantie kan met de verzoekende instantie overleg plegen bij het nemen van de in de leden 1 en 2 bedoelde handhavingsmaatregelen. De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie, de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie onverwijld in kennis van de genomen maatregelen en het effect daarvan op de intracommunautaire inbreuk en deelt tevens mee of deze is beëindigd.

    7.  De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

    Artikel 9

    Coördinatie van het markttoezicht en de handhavingsactiviteiten

    1.  De bevoegde autoriteiten coördineren hun markttoezicht- en handhavingsactiviteiten. Zij wisselen daartoe alle nodige informatie uit.

    2.  Wanneer de bevoegde autoriteiten vaststellen dat een intracommunautaire inbreuk de belangen van consumenten in meer dan twee lidstaten schaadt, coördineren de betrokken bevoegde autoriteiten hun handhavingsactiviteiten en hun verzoeken om wederzijdse bijstand via het verbindingsbureau. In het bijzonder trachten zij gelijktijdig onderzoek te doen en handhavingsmaatregelen te nemen.

    3.  De bevoegde autoriteiten informeren de Commissie vooraf over deze coördinatie en kunnen de ambtenaren van de Commissie en andere door de Commissie aangewezen begeleidende personen verzoeken eraan deel te nemen.

    4.  De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

    Artikel 10

    Databank

    1.  De Commissie houdt een elektronische databank bij waarin zij de informatie die zij op grond van de artikelen 7, 8 en 9 ontvangt, opslaat en verwerkt. De databank kan alleen door de bevoegde autoriteiten worden geraadpleegd. Met betrekking tot hun verantwoordelijkheden terzake van kennisgeving van informatie met het oog op opslag in de databank en de daarmee verband houdende verwerking van persoonsgegevens, worden de bevoegde autoriteiten beschouwd als de voor de verwerking verantwoordelijken in de zin van artikel 2, onder d), van Richtlijn 95/46/EG. De Commissie wordt met betrekking tot haar verantwoordelijkheden uit hoofde van dit artikel en de daarmee verband houdende verwerking van persoonsgegevens beschouwd als verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 45/2001.

    2.  Wanneer een bevoegde autoriteit vaststelt dat een intracommunautaire inbreuk die zij overeenkomstig artikel 7 heeft gemeld, naderhand ongegrond blijkt te zijn, trekt zij de kennisgeving in en verwijdert de Commissie de informatie onverwijld uit de databank. Wanneer een aangezochte instantie de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 6, in kennis stelt van de beëindiging van een intracommunautaire inbreuk, worden de in verband met de intracommunautaire inbreuk opgeslagen gegevens na een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de kennisgeving, gewist.

    3.  De maatregelen ter uitvoering van dit artikel worden volgens de procedure van artikel 19, lid 2, vastgesteld.



    HOOFDSTUK III

    VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT WEDERZIJDSE BIJSTAND

    Artikel 11

    Algemene verantwoordelijkheden

    1.  De bevoegde autoriteiten komen hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening na alsof zij handelen namens consumenten in hun eigen land en op eigen initiatief of op verzoek van een andere bevoegde autoriteit in hun eigen land.

    2.  De lidstaten treffen alle nodige maatregelen met het oog op een effectieve coördinatie, via het verbindingsbureau, van de toepassing van deze verordening door de bevoegde autoriteiten, andere, door hen aangewezen overheidsinstanties en door hen aangewezen instanties die een rechtmatig belang hebben bij de beëindiging of het verbieden van intracommunautaire inbreuken en de bevoegde rechtbanken.

    3.  De lidstaten bevorderen de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en andere instanties die uit hoofde van het nationale recht een rechtmatig belang hebben bij de beëindiging van of het verbieden van intracommunautaire inbreuken, opdat mogelijke intracommunautaire inbreuken onverwijld ter kennis van de bevoegde autoriteiten worden gebracht.

    Artikel 12

    Procedures voor het indienen van verzoeken om wederzijdse bijstand en de uitwisseling van informatie

    1.  De verzoekende instantie zorgt ervoor dat alle verzoeken om wederzijdse bijstand voldoende informatie bevatten, zodat een aangezochte instantie aan het verzoek kan voldoen, inclusief noodzakelijk bewijsmateriaal dat alleen op het grondgebied van de verzoekende instantie kan worden verkregen.

    2.  De verzoekende instantie zendt de verzoeken via het verbindingsbureau van deze instantie aan het verbindingsbureau van de aangezochte instantie. Het verbindingsbureau van de aangezochte instantie zendt de verzoeken onverwijld toe aan de passende bevoegde autoriteiten.

    3.  Het indienen van een verzoek om bijstand en het verstrekken van informatie geschiedt altijd schriftelijk aan de hand van een standaardformulier; verzoeken en informatie worden via de in artikel 10 bedoelde databank elektronisch toegezonden.

    4.  Alvorens er verzoeken worden gedaan, komen de bevoegde autoriteiten in kwestie overeen welke talen er voor de verzoeken en de informatieverstrekking worden gebruikt. Indien hierover geen overeenstemming kan worden bereikt, worden de verzoeken toegezonden in de officiële taal of talen van de lidstaat waar de verzoekende instantie gevestigd is, en de antwoorden in de officiële taal of talen van de lidstaat waar de aangezochte instantie gevestigd is.

    5.  De informatie die naar aanleiding van een verzoek wordt verstrekt, wordt tegelijkertijd rechtstreeks aan de verzoekende instantie en aan de verbindingsbureaus van de verzoekende en de aangezochte instantie toegezonden.

    6.  De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

    Artikel 13

    Gebruik van informatie en bescherming van persoonsgegevens en van het beroeps- en handelsgeheim

    1.  Verstrekte informatie mag alleen worden gebruikt met het oog op de naleving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument.

    2.  De bevoegde autoriteiten kunnen de verkregen informatie, documenten, bevindingen, verklaringen, voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of inlichtingen als bewijsmateriaal gebruiken op dezelfde basis als vergelijkbare documenten die zij in hun eigen land verkrijgen.

    3.  De informatie die in ongeacht welke vorm wordt verstrekt aan personen die werken voor bevoegde autoriteiten, rechtbanken of andere overheidsinstanties en de Commissie, inclusief informatie die aan de Commissie is toegezonden en in de in artikel 10 bedoelde databank is opgeslagen, en waarvan de openbaarmaking afbreuk kan doen aan:

     de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu, in het bijzonder gelet op de Gemeenschapswetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens;

     de commerciële belangen van een natuurlijke of een rechtspersoon, met inbegrip van de intellectuele eigendom;

     gerechtelijke procedures en juridisch advies,

     of

     het doel van controles en onderzoeken,

    is vertrouwelijk en valt onder het beroepsgeheim, tenzij de openbaarmaking ervan nodig is om een intracommunautaire inbreuk te beëindigen of te verbieden en de instantie die de informatie verstrekt, toestemming geeft om de informatie openbaar te maken.

    4.  De lidstaten nemen voor de toepassing van deze verordening alle nodige wetgevingsmaatregelen om de rechten en verplichtingen uit hoofde van de artikelen 10 tot en met 12 van Richtlijn 95/46/EG te beperken wanneer dit nodig is om de in artikel 13, lid 1, onder d) en f), van die richtlijn genoemde belangen te beschermen. De Commissie kan de rechten en verplichtingen uit hoofde van artikel 4, lid 1, artikel 11, artikel 12, lid 1, de artikelen 13 tot en met 17 en artikel 37, lid 1, van Verordening (EG) nr. 45/2001 beperken wanneer dit nodig is om de in artikel 20, lid 1, onder a) en e), van die verordening genoemde belangen te beschermen.

    5.  De maatregelen ter uitvoering van dit artikel worden volgens de procedure van artikel 19, lid 2, vastgesteld.

    Artikel 14

    Informatie-uitwisseling met derde landen

    1.  Wanneer een bevoegde autoriteit informatie ontvangt van een instantie van een derde land, verstrekt zij deze informatie aan de betrokken bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, voorzover dit krachtens de bilaterale bijstandsovereenkomsten met het derde land toegestaan is en in overeenstemming is met de communautaire wetgeving inzake de bescherming van personen voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens.

    2.  Een bevoegde autoriteit kan de in het kader van deze verordening verstrekte informatie ook aan een instantie van een derde land verstrekken uit hoofde van een bilaterale bijstandsovereenkomst met dat derde land, mits de bevoegde autoriteit die de informatie aanvankelijk heeft verstrekt daarmee instemt en dit in overeenstemming is met de communautaire wetgeving inzake de bescherming van personen voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens.

    Artikel 15

    Voorwaarden

    1.  De lidstaten zien af van alle aanspraken op de vergoeding van onkosten die zij maken voor de toepassing van deze verordening. De lidstaat van de verzoekende instantie blijft echter aansprakelijk ten aanzien van de lidstaat van de aangezochte instantie voor alle gemaakte kosten en opgelopen schade als gevolg van maatregelen die door een rechtbank als ongegrond worden beschouwd wat de inhoud van de intracommunautaire inbreuk betreft.

    2.  Een aangezochte instantie kan, na overleg met de verzoekende instantie, weigeren gehoor te geven aan een verzoek om handhavingsmaatregelen zoals bedoeld in artikel 8, indien:

    a) er met betrekking tot dezelfde intracommunautaire inbreuken en tegen dezelfde verkopers of dienstverleners al gerechtelijke procedures zijn ingeleid voor de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte of de verzoekende instantie of indien er door die gerechtelijke autoriteiten al een definitieve beslissing is gegeven;

    b) zij van oordeel is dat passend onderzoek door de aangezochte instantie uitwijst dat er geen intracommunautaire inbreuk heeft plaatsgehad,

    of

    c) zij van oordeel is dat de verzoekende instantie onvoldoende informatie heeft verstrekt overeenkomstig artikel 12, lid 1, behalve wanneer de aangezochte instantie reeds geweigerd heeft een verzoek uit hoofde van lid 3, onder c), met betrekking tot dezelfde intracommunautaire overtreding in te willigen.

    3.  Een aangezochte instantie kan weigeren gevolg te geven aan een verzoek om informatie zoals bedoeld in artikel 6, indien:

    a) de gevraagde informatie haars inziens, na overleg met de verzoekende instantie, niet nodig is om vast te stellen of er een intracommunautaire inbreuk heeft plaatsgehad dan wel of er een redelijk vermoeden bestaat dat een dergelijke inbreuk kan plaatshebben;

    b) de verzoekende instantie niet de mening deelt dat de informatie onderworpen is aan de in artikel 13, lid 3, neergelegde bepalingen met betrekking tot de vertrouwelijkheid en het beroepsgeheim,

    of

    c) wanneer er met betrekking tot dezelfde intracommunautaire inbreuken en tegen dezelfde verkopers of dienstverleners al een gerechtelijk onderzoek is ingesteld of gerechtelijke procedures zijn ingeleid voor de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte of de verzoekende instantie, of indien er door die gerechtelijke autoriteiten al een definitieve beslissing is gegeven.

    4.  Een aangezochte instantie kan besluiten de verplichtingen uit hoofde van artikel 7 niet na te leven wanneer met betrekking tot dezelfde intracommunautaire inbreuken en tegen dezelfde verkopers of dienstverleners al een gerechtelijk onderzoek is ingesteld of gerechtelijke procedures zijn ingeleid voor de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte of de verzoekende instantie, of indien er door die gerechtelijke autoriteiten al een definitieve beslissing is gegeven.

    5.  De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie en de Commissie in kennis van de gronden voor de weigering van een verzoek om bijstand. De verzoekende instantie kan de zaak verwijzen naar de Commissie, die volgens de procedure van artikel 19, lid 2, hierover advies uitbrengt.

    6.  De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.



    HOOFDSTUK IV

    ACTIVITEITEN VAN DE GEMEENSCHAP

    Artikel 16

    Coördinatie van de handhaving

    1.  Voorzover dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van deze verordening stellen de lidstaten elkaar en de Commissie in kennis van hun activiteiten van communautair belang op gebieden zoals:

    a) de opleiding van hun met de handhaving van de consumentenbescherming belaste ambtenaren, met inbegrip van talenopleiding en de organisatie van opleidingsseminars;

    b) de verzameling en indeling van consumentenklachten;

    c) de ontwikkeling van sectorspecifieke netwerken van bevoegde ambtenaren;

    d) de ontwikkeling van informatie- en communicatiemiddelen;

    e) de ontwikkeling van normen, methodologieën en richtsnoeren voor met de handhaving van de consumentenbelangen belaste ambtenaren;

    f) de uitwisseling van hun ambtenaren.

    De lidstaten kunnen, in samenwerking met de Commissie, gemeenschappelijke activiteiten verrichten op de onder a) tot en met f) bedoelde gebieden. De lidstaten ontwikkelen, in samewerking met de Commissie, een gemeenschappelijk kader voor de indeling van consumentenklachten.

    2.  De bevoegde autoriteiten kunnen bevoegde ambtenaren uitwisselen om de samenwerking te verbeteren. De bevoegde autoriteiten treffen de nodige maatregelen opdat uitgewisselde bevoegde ambtenaren effectief kunnen deelnemen aan de activiteiten van de bevoegde autoriteit. Daartoe mogen deze bevoegde ambtenaren de taken uitvoeren die hun door de bevoegde instantie van ontvangst overeenkomstig het recht van die lidstaat worden toevertrouwd.

    3.  Tijdens de uitwisseling is de burger- en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de bevoegde ambtenaar aan dezelfde regels onderworpen als die van de ambtenaren van de bevoegde autoriteit van ontvangst. De uitgewisselde bevoegde ambtenaren nemen de beroepsnormen in acht en zijn onderworpen aan passende interne gedragsregels van de bevoegde autoriteit van ontvangst die met name voorzien in de bescherming van personen voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens, de billijkheid van de procedures en de naleving van de in artikel 13 neergelegde bepalingen met betrekking tot de vertrouwelijkheid en het beroepsgeheim.

    4.  De communautaire maatregelen ter uitvoering van dit artikel, waaronder de regelingen voor de uitvoering van gemeenschappelijke activiteiten, worden volgens de procedure van artikel 19, lid 2, vastgesteld.

    Artikel 17

    Administratieve samenwerking

    1.  Voorzover dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van deze verordening stellen de lidstaten elkaar en de Commissie in kennis van hun activiteiten van communautair belang op gebieden zoals:

    a) de consumentenvoorlichting en -advisering;

    b) de ondersteuning van de activiteiten van consumentenvertegenwoordigers;

    c) de ondersteuning van de activiteiten van met de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen belaste organen;

    d) de ondersteuning van de toegang van de consument tot de rechter;

    e) het verzamelen van statistieken, onderzoeksresultaten of andere gegevens over consumentengedrag, attitudes en tevredenheid.

    De lidstaten kunnen, in samenwerking met de Commissie, gemeenschappelijke activiteiten verrichten op de onder a) tot en met e) bedoelde gebieden. Ook ontwikkelen de lidstaten, in samenwerking met de Commissie, een gemeenschappelijk kader voor de onder e) genoemde activiteiten.

    2.  De communautaire maatregelen ter uitvoering van dit artikel, waaronder de regelingen voor de uitvoering van gemeenschappelijke activiteiten, worden volgens de procedure van artikel 19, lid 2, vastgesteld.

    Artikel 18

    Internationale overeenkomsten

    De Gemeenschap werkt op de door deze verordening bestreken gebieden samen met derde landen en met de bevoegde internationale organisaties om de bescherming van de economische belangen van de consument te verbeteren. De regelingen voor samenwerking, met inbegrip van de uitwerking van regelingen voor wederzijdse bijstand, kunnen het voorwerp zijn van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken derde landen.



    HOOFDSTUK V

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 19

    Comitéprocedure

    1.  De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

    2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

    De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

    3.  Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 20

    Taken van het comité

    1.  Het comité kan alle zaken onderzoeken die betrekking hebben op de toepassing van deze verordening en die door zijn voorzitter naar voren worden gebracht, op diens eigen initiatief of op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat.

    2.  In het bijzonder onderzoekt en beoordeelt het comité hoe de regelingen voor samenwerking functioneren waarin deze verordening voorziet.

    Artikel 21

    Verslagen

    1.  De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van alle bepalingen van nationaal recht die zij vaststellen, alsmede van de niet ter afhandeling van individuele zaken gesloten overeenkomsten met betrekking tot in deze verordening geregelde aangelegenheden.

    2.  Na de datum van inwerkingtreding van deze verordening brengen de lidstaten om de twee jaar aan de Commissie verslag uit over de toepassing van deze verordening. De Commissie maakt deze verslagen openbaar.

    3.  De verslagen bevatten:

    a) alle nieuwe informatie over de organisatie, de bevoegdheden, de middelen of de verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten;

    b) alle informatie over trends, middelen of methoden om intracommunautaire inbreuken te maken, in het bijzonder die welke tekortkomingen of lacunes in deze verordening of in de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument aan het licht hebben gebracht;

    c) alle informatie over handhavingstechnieken die doeltreffend zijn gebleken;

    d) beknopte statistieken met betrekking tot de activiteiten van de bevoegde autoriteiten, zoals maatregelen uit hoofde van deze verordening, ontvangen klachten, handhavingsmaatregelen en rechterlijke beslissingen;

    e) samenvattingen van belangrijke nationale rechterlijke beslissingen met betrekking tot de uitlegging van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument;

    f) alle overige informatie die relevant is voor de toepassing van deze verordening.

    4.  De Commissie dient, op basis van de verslagen van de lidstaten, bij de Raad en het Europees Parlement een verslag over de toepassing van deze verordening in.

    ▼M6

    Artikel 21 bis

    Toetsing

    Voor 31 december 2014 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor waarin de doeltreffendheid en operationele mechanismen van deze verordening worden beoordeeld en een diepgaand onderzoek wordt ingesteld naar de mogelijke opneming in de bijlage van aanvullende wetten ter bescherming van de belangen van de consument. Het verslag is gebaseerd op een externe evaluatie en uitgebreid overleg met alle relevante belanghebbenden, en gaat indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

    ▼B

    Artikel 22

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 29 december 2005.

    De bepalingen inzake wederzijdse bijstand, vervat in de hoofdstukken II en III, zijn van toepassing met ingang van 29 december 2006.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




    BIJLAGE

    Lijst van de in artikel 3, onder a), bedoelde richtlijnen en verordening ( 2 )

    ▼M6

    1. Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21): artikel 1, artikel 2, onder c), en de artikelen 4 tot en met 8.

    ▼B

    2. Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (PB L 372 van 31.12.1985, blz. 31).

    ▼M6

    3. Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).

    4. Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1): de artikelen 9, 10, 11 en de artikelen 19 tot en met 26.

    ▼M9

    5. Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ).

    ▼M6

    6. Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).

    7. Richtlijn 2008/122/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de bescherming van de consumenten met betrekking tot bepaalde aspecten van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling (PB L 33 van 3.2.2009, blz. 10).

    ▼B

    8. Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16).

    ▼M6 —————

    ▼B

    10. Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27).

    11. Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12).

    12. Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).

    13. Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik: artikelen 86 tot 100 (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/27/EG (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 34).

    14. Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten.

    15. Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1).

    ▼M1

    16. Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (PB L.149 van 11.06.2005, blz.22).

    ▼M3

    17. Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie): artikel 13 (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

    ▼M4

    18. Verordening (EU) nr 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen ( 4 ).

    ▼M5

    19. Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers ( 5 ).

    ▼M7

    20. Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63): Artikel 13.

    ▼M8

    21. Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 1): artikel 14.



    ( 1 ) PB L 166 van 11.6.1998, blz. 51. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16).

    ( 2 ►M6  De richtlijnen genoemd in de punten 6, 8 en 13 bevatten specifieke bepalingen. ◄

    ( 3 ) Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en intrekking van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad (PB L 326 van 11.12.2015, blz. 1).

    ( 4 ) PB L 334 van 17.12.2010, blz. 1.

    ( 5 ) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1.

    Top