EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32009R0885

Verordening (EG) nr. 885/2009 van de Commissie van 25 september 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 378/2005 wat betreft referentiemonsters, bijdrage in de kosten en de in bijlage II opgenomen laboratoria (Voor de EER relevante tekst)

IO L 254, 26.9.2009, blz. 58–65 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Foilsíodh an doiciméad seo in eagrán speisialta (HR)

Juridische status van het document Van kracht

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/885/oj

26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 254/58


VERORDENING (EG) Nr. 885/2009 VAN DE COMMISSIE

van 25 september 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 378/2005 wat betreft referentiemonsters, bijdrage in de kosten en de in bijlage II opgenomen laboratoria

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea, en artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1831/2003 stelt een communautaire procedure vast voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen en het gebruik van toevoegingsmiddelen voor diervoeding. Zij bepaalt dat wie een vergunning voor een toevoegingsmiddel voor diervoeding of voor een nieuwe toepassing van een toevoegingsmiddel wil verkrijgen, een vergunningsaanvraag overeenkomstig die verordening indient.

(2)

Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (2) stelt gedetailleerde voorschriften voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vast wat betreft de aanvragen van vergunningen voor een toevoegingsmiddel voor diervoeding of voor een nieuwe toepassing van een toevoegingsmiddel en de verplichtingen en taken van het communautaire referentielaboratorium (CRL).

(3)

Zij bepaalt dat wie een aanvraag indient, referentiemonsters moet opsturen in een vorm waaronder de aanvrager het toevoegingsmiddel voor diervoeding op de markt wil brengen of in een vorm die gemakkelijk kan worden omgevormd tot een vorm waaronder de aanvrager het toevoegingsmiddel voor diervoeding op de markt wil brengen.

(4)

Verordening (EG) nr. 378/2005 bepaalt ook dat het CRL van de aanvrager een bijdrage in de kosten van 6 000 EUR voor elke aanvraag vraagt. Bovendien bevat bijlage II bij die verordening een lijst van het consortium van nationale referentielaboratoria die het CRL bij de uitvoering van zijn verplichtingen en taken bijstaan.

(5)

Uit de bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 378/2005 opgedane ervaring blijkt dat het wenselijk is dat sommige bijzonderheden van de bestaande voorschriften voor de door de aanvragers in te dienen referentiemonsters in sommige gevallen worden verduidelijkt en worden vereenvoudigd in het geval van a) aanvragen voor nieuwe toepassingen van toevoegingsmiddelen waarvoor reeds een vergunning is verleend en b) aanvragen tot wijziging van de voorwaarden van verleende vergunningen wanneer de voorgestelde wijziging geen betrekking heeft op de kenmerken van het eerder als referentiemonster van het desbetreffende toevoegingsmiddel naar het CRL gestuurde toevoegingsmiddel voor diervoeding.

(6)

Uit de ervaring is gebleken dat, afhankelijk van de verschillende soorten aanvragen, verschillende tarieven voor de bijdrage in de kosten moeten worden vastgesteld, met name rekening houdend met de behoefte aan nieuwe referentiemonsters en nieuwe evaluaties van de analysemethoden voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding waarvoor reeds een vergunning is verleend.

(7)

Bovendien bestaan er multianalytmethoden, gebaseerd op een nader gedefinieerd beginsel, voor de afzonderlijke of gelijktijdige bepaling van een of meer stoffen/agentia in de specifieke matrices als nader gedefinieerd in het toepassingsgebied van de methode. Uit de ervaring is gebleken dat het mogelijk is de evaluaties van de analysemethoden voor soortgelijke toevoegingsmiddelen voor diervoeding in groepen uit te voeren, wanneer het om soortgelijke analysemethoden gaat, met name in het geval van deze multianalytmethoden.

(8)

Voor een aantal toevoegingsmiddelen voor diervoeding waarvoor reeds een vergunning is verleend en die worden onderworpen aan een herbeoordeling, als bedoeld in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003, kunnen gelijktijdig aanvragen in homogene groepen worden ingediend, wanneer zij behoren tot dezelfde categorie van toevoegingsmiddelen voor diervoeding, functionele groep en subgroep, indien van toepassing, en wanneer de daarvoor gebruikte methoden van het type „multianalytmethoden” zijn.

(9)

De stoffen die zijn ingedeeld in de groep „chemisch gedefinieerde aroma’s” van het Communautair repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding, die behoren tot de categorie „sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „aromatische stoffen”, zijn een groep van toevoegingsmiddelen voor diervoeding die thans bijna twee derde uitmaakt van de in het Communautair repertorium van toevoegingsmiddelen opgenomen stoffen. Die chemisch gedefinieerde aroma’s zijn onderworpen aan het herbeoordelingsproces, als bedoeld in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003, en kunnen daarom een aanzienlijke werkbelasting in het proces vormen. Die chemisch gedefinieerde aroma’s vormen ook een homogene groep toevoegingsmiddelen voor diervoeding wat betreft hun vergunningsvoorwaarden en hun veiligheidsbeoordeling die moet worden uitgevoerd overeenkomstig de specifieke voorschriften van Verordening (EG) nr. 429/2008 van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van voorschriften ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opstelling en indiening van aanvragen en de beoordeling van en de verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding (3). De analysemethoden die worden gebruikt voor veel van die chemisch gedefinieerde aroma’s kunnen multianalytmethoden zijn.

(10)

Daarom is het dienstig dat een systeem van een verminderde bijdrage in de kosten wordt vastgesteld voor groepen aanvragen voor de verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding waarvoor reeds een vergunning is verleend, zoals de chemisch gedefinieerde aroma’s, wanneer de aanvragen gelijktijdig worden ingediend en soortgelijke analysemethoden, met name van het type „multianalytmethoden”, bevatten.

(11)

Voor de berekening van de verschillende bijdragen in de kosten wordt de bijdrage geacht uit twee delen te bestaan. Het eerste deel is bedoeld voor de ondersteuning van de administratieve kosten van het CRL en de kosten in verband met de hantering van de referentiemonsters. Het tweede deel is bedoeld voor de ondersteuning van de kosten van het rapportagelaboratorium voor de wetenschappelijke evaluatie en de opstelling van het evaluatieverslag.

(12)

Het is ook dienstig dat de reikwijdte van de door het CRL opgestelde richtsnoeren voor aanvragers in verband met de vaststelling van Verordening (EG) nr. 429/2008 wordt aangepast en dat andere kleine wijzigingen in Verordening (EG) nr. 378/2005 worden aangebracht, rekening houdend met de opgedane ervaring.

(13)

België heeft bij de Commissie een verzoek ingediend tot aanwijzing van het Centre wallon de recherches agronomiques (CRA-W) in Gembloux tot nieuw nationaal referentielaboratorium dat deel uitmaakt van het consortium. Aangezien dat laboratorium aan de voorschriften van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 378/2005 voldoet, moet het worden ingevoegd in de lijst van laboratoria in bijlage II bij die verordening. Litouwen heeft de Commissie meegedeeld dat het Klaipėdos apskrities VMVT laboratorija in Klaipėda wil terugtrekken uit het consortium van nationale referentielaboratoria. Dat laboratorium moet daarom worden geschrapt uit die lijst van laboratoria. Bovendien hebben verscheidene lidstaten de Commissie meegedeeld dat bepaalde bijzonderheden van hun nationale referentielaboratoria die deel uitmaken van het consortium zijn gewijzigd. De lijst in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 378/2005 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. Voor de duidelijkheid van de communautaire wetgeving moet zij in haar geheel worden vervangen door de lijst in bijlage I bij deze verordening.

(14)

Verordening (EG) nr. 378/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 378/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze verordening stelt gedetailleerde voorschriften vast voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 wat betreft de verplichtingen en taken van het communautaire referentielaboratorium (CRL).”.

2)

In artikel 2 worden de volgende punten h) en i) toegevoegd:

„h)

„multianalytmethoden” betekent methoden, gebaseerd op een nader gedefinieerd beginsel, voor de afzonderlijke of gelijktijdige bepaling van een of meer stoffen/agentia in de specifieke matrices als nader gedefinieerd in het toepassingsgebied van de methode;

i)

„referentiestandaard” betekent een monster van een zuiver werkzaam agens, gebruikt voor kalibratiedoeleinden.”.

3)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Referentiemonsters

1.   Wie een aanvraag indient voor de verlening van een vergunning voor een toevoegingsmiddel voor diervoeding of voor een nieuwe toepassing van een toevoegingsmiddel voor diervoeding, als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003, stuurt drie referentiemonsters op in een vorm waaronder de aanvrager het toevoegingsmiddel voor diervoeding in de handel wil brengen.

Bovendien verstrekt de aanvrager aan het CRL:

a)

referentiestandaarden van het zuivere werkzame agens voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding:

die behoren tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen”, als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1831/2003, met uitzondering van toevoegingsmiddelen voor diervoeding die geheel of gedeeltelijk uit micro-organismen bestaan;

die behoren tot de categorie „coccidiostatica en histomonostatica”, als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1831/2003;

die vallen onder de werkingssfeer van de communautaire wetgeving in verband met het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s);

waarvoor maximumwaarden voor residuen zijn vastgesteld in bijlage I of III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad (4) of ingevolge Verordening (EG) nr. 1831/2003;

b)

wanneer de aanvraag betrekking heeft op een toevoegingsmiddel voor diervoeding dat geheel of gedeeltelijk uit micro-organismen bestaat, de toestemming om het CRL toegang te verschaffen tot de microbiële stam die is gedeponeerd in de internationaal erkende kweekverzameling, vermeld in punt 2.2.1.2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 429/2008 van de Commissie (5), indien het CRL daarom verzoekt.

Wanneer een aanvraag als bedoeld in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 betrekking heeft op een toevoegingsmiddel voor diervoeding dat behoort tot de categorie „sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „aromatische stoffen” als bedoeld in punt 2, onder b), van bijlage I bij die verordening, en deel uitmaakt van een groep van aanvragen, moeten de referentiemonsters representatief zijn voor alle verbindingen/stoffen in de groep.

2.   De drie referentiemonsters van het toevoegingsmiddel voor diervoeding gaan vergezeld van een schriftelijke verklaring van de aanvrager dat de in artikel 4, lid 1, bedoelde bijdrage in de kosten is betaald.

3.   De aanvrager houdt de referentiemonsters gedurende de gehele vergunningsperiode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding in stand door het verstrekken van nieuwe referentiemonsters aan het CRL ter vervanging van de vervallen monsters.

Op verzoek van het CRL verstrekt de aanvrager aanvullende referentiemonsters, referentiestandaarden en testmateriaal van diervoeder en/of levensmiddelen, als bedoeld in artikel 2. Op grond van een gemotiveerd verzoek van de nationale referentielaboratoria van het consortium en onverminderd de artikelen 11, 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 882/2004 kan het CRL van de aanvrager aanvullende referentiemonsters, referentiestandaarden en testmateriaal van diervoeder en/of levensmiddelen verlangen.

4.   Er worden geen referentiemonsters vereist voor:

a)

een overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediende aanvraag voor een nieuwe toepassing van het toevoegingsmiddel voor diervoeding, waarvoor reeds een vergunning voor een andere toepassing is verleend, wanneer eerder referentiemonsters voor die andere toepassing naar het CRL zijn gestuurd;

b)

een overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediende aanvraag tot wijziging van de voorwaarden van een bestaande vergunning, wanneer de voorgestelde wijziging geen betrekking heeft op de kenmerken van het toevoegingsmiddel voor diervoeding dat eerder naar het CRL is gestuurd als referentiemonster van het desbetreffende toevoegingsmiddel voor diervoeding.

4)

In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Het CRL vraagt van de aanvrager een bijdrage in de kosten overeenkomstig de in bijlage IV vastgestelde tarieven („de bijdrage in de kosten”).”.

5)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Het CRL dient voor elke aanvraag of elke groep van aanvragen binnen drie maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van een geldige aanvraag als bedoeld in artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 en de betaling van de bijdrage in de kosten een volledig evaluatieverslag bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid („de Autoriteit”) in.

Voor bijzonder complexe aanvragen kan de periode van drie maanden door het CRL met een maand worden verlengd. Het CRL stelt de Commissie, de Autoriteit en de aanvrager hiervan in kennis.

De in dit lid vastgestelde termijnen kunnen met instemming van de Autoriteit verder worden verlengd, wanneer het CRL verzoekt om nadere informatie die binnen die termijnen niet door de aanvrager kan worden verstrekt en/of door het CRL kan worden geëvalueerd.

De termijn voor de indiening van het evaluatieverslag van het CRL bij de Autoriteit mag echter de termijn voor de uitbrenging van het advies van de Autoriteit, als vastgesteld in artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003, niet overschrijden.”;

b)

de volgende leden 3 en 4 worden toegevoegd:

„3.   Het in lid 1 bedoelde evaluatieverslag kan op verzoek van de Commissie of de Autoriteit door het CRL worden gewijzigd, wanneer:

a)

de voorwaarden voor het in het handel brengen van het toevoegingsmiddel voor diervoeding, die voortvloeien uit het advies van de Autoriteit overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1831/2003 verschillen van die welke oorspronkelijk door de aanvrager zijn voorgesteld;

b)

door de aanvrager aan de Autoriteit nadere informatie is verstrekt die relevant is voor de analysemethode.

4.   Er wordt geen evaluatieverslag vereist voor:

a)

overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediende aanvragen voor een nieuwe toepassing van een toevoegingsmiddel voor diervoeder, wanneer de voorgestelde voorwaarden voor het in de handel brengen van het toevoegingsmiddel voor diervoeding voor de nieuwe toepassing onder het toepassingsgebied vallen van de analysemethode die eerder overeenkomstig punt 2.6 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 429/2008 is ingediend en reeds door het CRL is geëvalueerd;

b)

overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediende aanvragen tot wijziging van de voorwaarden van een bestaande vergunning, wanneer de voorgestelde wijziging of de nieuwe voorwaarden voor het in de handel brengen van het toevoegingsmiddel voor diervoeding onder het toepassingsgebied vallen van de analysemethode die eerder overeenkomstig punt 2.6 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 429/2008 is ingediend en reeds door het CRL is geëvalueerd.

Niettegenstaande lid 4 kunnen de Commissie, het CRL of de Autoriteit op grond van rechtmatige factoren die relevant zijn voor de aanvraag oordelen dat een nieuwe evaluatie van de analysemethoden nodig is. De aanvrager wordt hiervan door het CRL in kennis gesteld.”.

6)

In artikel 8 wordt het volgende punt d) toegevoegd:

„d)

de indiening, op verzoek van het CRL, van een wijziging in het evaluatieverslag betreffende de door de aanvrager bij het CRL of de Autoriteit ingediende aanvullende gegevens.”.

7)

In artikel 12, lid 1, wordt het volgende punt d) toegevoegd:

„d)

de voorschriften betreffende de analysemethoden, ingediend overeenkomstig punt 2.6 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 429/2008.”.

8)

Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening.

9)

Er wordt een nieuwe bijlage IV toegevoegd, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 september 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8.

(3)  PB L 133 van 22.5.2008, blz. 1.

(4)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1.

(5)  PB L 133 van 22.5.2008, blz. 1.”.


BIJLAGE I

„BIJLAGE II

Communautair referentielaboratorium en consortium van nationale referentielaboratoria, als bedoeld in artikel 6, lid 2

COMMUNAUTAIR REFERENTIELABORATORIUM

Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie. Instituut voor referentiemateriaal en metingen. Geel, België.

NATIONALE REFERENTIELABORATORIA VAN DE LIDSTATEN

België/Belgique

Federaal Laboratorium voor de Voedselveiligheid Tervuren (FLVVT – FAVV).

Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), Mol.

Centre wallon de recherches agronomiques (CRA-W), Gembloux.

Česká republika

Ústřední kontrolní a zkušební ústav zemědělský (ÚKZÚZ), Praha.

Danmark

Plantedirektoratet, Laboratorium for Foder og Gødning, Lyngby.

Deutschland

Schwerpunktlabor Futtermittel des Bayerischen Landesamtes für Gesundheit und Lebensmittelsicherheit (LGL), Oberschleißheim.

Landwirtschaftliches Untersuchungs- und Forschungsanstalt (LUFA) Speyer, Speyer.

Sächsische Landesanstalt für Landwirtschaft. Fachbereich 8 – Landwirtschaftliches Untersuchungswesen, Leipzig.

Thüringer Landesanstalt für Landwirtschaft (TLL). Abteilung Untersuchungswesen, Jena.

Eesti

Põllumajandusuuringute Keskus (PMK). Jääkide ja saasteainete labor, Saku, Harjumaa.

Põllumajandusuuringute Keskus (PMK), Taimse materjali labor, Saku, Harjumaa.

España

Laboratorio Arbitral Agroalimentario, Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación, Madrid.

Laboratori Agroalimentari, Departament d’Agricultura, Ramaderia i Pesca, Generalitat de Catalunya, Cabrils.

France

Laboratoire de Rennes, SCL L35, Service Commun des Laboratoires, Rennes.

Ireland

The State Laboratory, Kildare.

Italia

Istituto Superiore di Sanità. Dipartimento di Sanità alimentare ed animale, Roma.

Centro di referenza nazionale per la sorveglienza ed il controllo degli alimenti per gli animali (CReAA), Torino.

Kypros

Feedingstuffs Analytical Laboratory, Department of Agriculture, Nicosia.

Latvija

Valsts veterinārmedicīnas diagnostikas centrs (VVMDC), Riga.

Lietuvos

Nacionalinis maisto ir veterinarijos rizikos vertinimo institutas, Vilnius.

Luxembourg

Laboratoire de Contrôle et d'essais – ASTA, Ettelbruck.

Magyarország

Mezőgazdasági Szakigazgatási Hivatal Központ, Élelmiszer- és Takarmány-biztonsági Igazgatóság, Takarmányvizsgáló Nemzeti Referencia Laboratórium, Budapest.

Nederland

RIKILT- Instituut voor Voedselveiligheid, Wageningen.

Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Bilthoven.

Österreich

Österreichische Agentur für Gesundheit und Ernährungssicherheit (AGES), Wien.

Polska

Instytut Zootechniki w Krakowie. Krajowe Laboratorium Pasz, Lublin.

Państwowy Instytut Weterynaryjny, Puławy.

Portugal

Instituto Nacional dos Recursos Biológicos, I.P./Laboratório Nacional de Investigação Veterinária (INRB,IP/LNIV), Lisboa.

Slovenija

Univerza v Ljubljani. Veterinarska fakulteta. Nacionalni veterinarski inštitut. Enota za patologijo prehrane in higieno okolja, Ljubljana.

Kmetijski inštitut Slovenije, Ljubljana.

Slovensko

Skúšobné laboratórium - Oddelenie analýzy krmív, Ústredný kontrolný a skúšobný ústav poľnohospodársky, Bratislava.

Suomi/Finland

Elintarviketurvallisuusvirasto/Livsmedelssäkerhetsverket (Evira), Helsinki/Helsingfors.

Sverige

Foderavdelningen, Statens veterinärmedicinska anstalt (SVA), Uppsala.

United Kingdom

The Laboratory of the Government Chemist, Teddington.

NATIONALE REFERENTIELABORATORIA VAN DE EVA-LANDEN

Norway

LabNett AS, Agricultural Chemistry Laboratory, Stjørdal.”


BIJLAGE II

„BIJLAGE IV

TARIEVEN VOOR DE BIJDRAGE IN DE KOSTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, LID 1

Samenstelling van de bijdrage in de kosten

Voor de berekening van de kosten bestaat de bijdrage uit twee delen.

1.

Het eerste deel is bedoeld voor de ondersteuning van de administratieve kosten van het CRL en de kosten in verband met de hantering van de referentiemonsters. Dit eerste deel bedraagt 2 000 EUR.

2.

Het tweede deel is bedoeld voor de ondersteuning van de kosten van het rapportagelaboratorium voor de wetenschappelijke evaluatie en de opstelling van het evaluatieverslag. Dit tweede deel bedraagt 4 000 EUR.

De twee delen worden, zoals hieronder beschreven, toegepast voor de berekening van de tarieven.

Tarieven volgens het type aanvraag voor de verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1831/2003

1.

Vergunning voor een nieuw toevoegingsmiddel voor diervoeding (artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003):

Bijdrage in de kosten = deel 1 + deel 2 = 6 000 EUR

2.

Vergunning voor een nieuwe toepassing van een toevoegingsmiddel voor diervoeding (artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003):

wanneer artikel 3, lid 4, onder a), en artikel 5, lid 4, onder a), van toepassing zijn:

Bijdrage in de kosten = 0 EUR

wanneer alleen artikel 3, lid 4, onder a), van toepassing is, geldt alleen deel 2:

Bijdrage in de kosten = 4 000 EUR

3.

Vergunning voor een toevoegingsmiddel voor diervoeding waarvoor reeds een vergunning is verleend (artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003):

Bijdrage in de kosten = deel 1 + deel 2 = 6 000 EUR

Voor gelijktijdig ingediende groepen van aanvragen betreffende meer dan één toevoegingsmiddel voor diervoeding, behorend tot dezelfde categorie van toevoegingsmiddelen voor diervoeding, functionele groep en subgroep, indien van toepassing, andere dan chemisch gedefinieerde aroma's, zoötechnische toevoegingsmiddelen, coccidiostatica en histomonostatica, wanneer de voor deze toevoegingsmiddelen voor diervoeding gebruikte analysemethoden van het multianalyttype zijn, wordt de bijdrage in de kosten als volgt berekend:

Het eerste deel wordt vermenigvuldigd met het aantal (n) toevoegingsmiddelen voor diervoeding in de groep:

Deel 1 = (2 000 EUR × n) = N

Het tweede deel wordt vermenigvuldigd met het aantal (m) door het CRL te evalueren analysemethoden:

Deel 2 = (4 000 EUR × m) = M

De bijdrage in de kosten is de som van de twee delen:

Bijdrage in de kosten = N + M

Voor gelijktijdig ingediende groepen van aanvragen betreffende meer dan één chemisch gedefinieerd aroma, wanneer de voor deze toevoegingsmiddelen voor diervoeding gebruikte analysemethoden van het multianalyttype zijn, wordt de bijdrage in de kosten als volgt berekend:

Het eerste deel wordt vermenigvuldigd met het aantal (n) bij het CRL ingediende referentiemonsters, als vermeld in artikel 3, lid 1:

Deel 1 = (2 000 EUR × n) = N

Het tweede deel wordt vermenigvuldigd met het aantal (m) door het CRL te evalueren analysemethoden:

Deel 2 = (4 000 EUR × m) = M

De bijdrage in de kosten is de som van de twee delen:

Bijdrage in de kosten = N + M

4.

Aanvragen tot wijziging van de voorwaarden van een bestaande vergunning (artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003):

wanneer artikel 3, lid 4, onder b), en artikel 5, lid 4, onder b), van toepassing zijn:

Bijdrage in de kosten = 0 EUR

wanneer alleen artikel 3, lid 4, onder b), van toepassing is, geldt alleen deel 2:

Bijdrage in de kosten = 4 000 EUR

5.

Verlenging van een vergunning voor een toevoegingsmiddel voor diervoeding (artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1831/2003):

Bijdrage in de kosten = 4 000 EUR”


Naar boven