This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Het beginsel van het primaat (ook wel “voorrang” of “heerschappij” genoemd) van het recht van de Europese Unie (EU) is gebaseerd op het idee dat in geval van strijdigheid van een aspect van het EU-recht met een aspect van het recht in een EU-lidstaat (nationaal recht), het EU-recht voorrang heeft. Als dit niet het geval zou zijn, zouden de lidstaten hun nationale wetten zwaarder kunnen laten wegen dan primaire of afgeleide EU-wetgeving, waardoor de uitvoering van EU-beleid onwerkbaar zou worden.
Het beginsel van de voorrang van het EU-recht is in de loop van de tijd ontwikkeld in de rechtspraak (jurisprudentie) van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het is niet vastgelegd in de EU-verdragen, maar er is een korte verklaring hierover aan het Verdrag van Lissabon gehecht.
In Van Gend en Loos tegen Nederlandse Administratie der Belastingen (zaak 2662) verklaarde het Hof dat door de door EU-instellingen aangenomen wetten wettelijke rechten in het leven kunnen worden geroepen die door zowel natuurlijke personen als rechtspersonen voor de rechters van de lidstaten kunnen worden afgedwongen. Het EU-recht heeft zo rechtstreekse werking.
In Costa tegen ENEL (zaak 664) bouwde het Hof voort op het principe van rechtstreekse werking en schetste het het idee dat de bedoeling van de verdragen zou worden ondermijnd als EU-recht ondergeschikt aan het nationale recht zou kunnen worden gemaakt. Bij de overdracht door lidstaten van bepaalde bevoegdheden aan de EU perkten zij hun soevereine rechten in, waardoor het voor de effectiviteit van EU-normen nodig is dat zij voorrang hebben boven bepalingen van nationaal recht, waaronder ook grondwettelijke bepalingen.
Andere voorbeelden van zaken waarin het Hof het primaat van het EU-recht heeft bevestigd, zijn:
In deze zaken verduidelijkte het Hof dat de voorrang van het EU-recht moet worden toegepast op alle nationale wetten, ongeacht of zij voor of na de betrokken EU-wet zijn vastgesteld. Als het EU-recht voorrang heeft boven tegenstrijdig nationaal recht, betekent dat niet dat nationale bepalingen automatisch nietig of ongeldig zijn. Nationale autoriteiten en rechters moeten er echter van afzien om die bepalingen toe te passen zolang de belangrijkere EU-normen van kracht zijn.
Het beginsel van het primaat is er dus op gericht om te waarborgen dat men op het gehele grondgebied van de EU op uniforme wijze door een EU-wet worden beschermd.
Er dient te worden opgemerkt dat het primaat van het EU-recht slechts van toepassing is in de gevallen waarin lidstaten de soevereiniteit hebben overgedragen aan de EU, op gebieden zoals de eengemaakte markt, milieu, vervoer enz. Het primaat is evenwel niet van toepassing op gebieden zoals onderwijs, cultuur of toerisme.
ZIE OOK