Proces voor toetreding tot de EU

Toetreding van een nieuw land tot de Europese Unie (EU) wordt geregeld in artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Een land dat toe wil treden tot de EU:

• moet een Europese staat zijn;
• moet de gemeenschappelijke waarden van de EU-lidstaten eerbiedigen en zich ertoe verbinden deze uit te dragen. Deze waarden zijn menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder ook de rechten van personen die tot minderheden behoren (artikel 2 VEU).

Een land krijgt de status van kandidaat-lidstaat van de Europese Raad na een advies van de Europese Commissie, dat opgesteld is na het verzoek voor EU-lidmaatschap van dat land. De status van kandidaat-lidstaat geeft een land niet automatisch het recht toe te treden tot de EU.

Gedurende het toetredingsproces laat de kandidaat-lidstaat zien dat hij voldoet aan de toetredingscriteria (Kopenhagen) en in staat is de rechten en plichten van het EU-lidmaatschap op zich te nemen.

Afhankelijk van de specifieke situatie moet het kandidaat-land een diepgaand hervormingsproces doorlopen, bijvoorbeeld door verbetering van de infrastructuur en het bestuurlijk vermogen zodat nieuwe wetgeving kan worden ingevoerd die in overeenstemming is met het recht en de normen in de EU (bekend als het acquis). Om aan de voorwaarden voor het lidmaatschap te voldoen, moeten de kandidaat-landen en de potentiële kandidaten zich sterk richten op de fundamentele hervormingen van de rechtsstaat, op de economie en op het functioneren van democratische instellingen en het overheidsapparaat. Het hervormingsproces van kandidaat-landen en potentiële kandidaten wordt gedurende het gehele toetredingsproces scherp door de Commissie gevolgd, en begeleid met financiële en technische hulp, waarmee ze worden geholpen om zich op het EU-lidmaatschap voor te bereiden.