28.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 283/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgerichts Düsseldorf (Duitsland) op 17 mei 2017 — Rhein-Sieg-Kreis/Verkehrsbetrieb Hüttebräucker GmbH, BVR Busverkehr Rheinland GmbH

(Zaak C-266/17)

(2017/C 283/25)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht Düsseldorf

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Rhein-Sieg-Kreis

Verwerende partijen: Verkehrsbetrieb Hüttebräucker GmbH, BVR Busverkehr Rheinland GmbH

Prejudiciële vragen

1)

Is artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 1370/2007 (1) van toepassing op opdrachten die geen opdrachten zijn die overeenkomstig artikel 5, lid 1, eerste zin, van verordening (EG) nr. 1370/2007 de vorm aannemen van contracten voor dienstenconcessies zoals gedefinieerd in de richtlijnen 2004/17/EG (2) of 2004/18/EG (3)?

Ingeval de eerste prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord:

2)

Is het in strijd met de door een afzonderlijke bevoegde overheid samen met de overige aandeelhouders van de interne exploitant uitgeoefende gemeenschappelijke zeggenschap, als deze overheid overeenkomstig artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 1370/2007 een openbaredienstcontract onderhands gunt aan een interne exploitant, wanneer de bevoegdheid om op te treden in het openbaar personenvervoer in een bepaald geografisch gebied [artikel 2, onder b) en c), van verordening (EG) nr. 1370/2007] tussen de afzonderlijke bevoegde overheid en een groepering van overheden die geïntegreerde diensten voor openbaar personenvervoer aanbiedt, is verdeeld, bijvoorbeeld doordat de bevoegdheid voor het gunnen van openbaredienstcontracten aan een interne exploitant berust bij de afzonderlijke bevoegde overheid, maar de taak tarief wordt toevertrouwd aan een publiekrechtelijk lichaam zoals het „Zweckverband Verkehrsverbund” waartoe naast de afzonderlijke overheid andere in hun geografische gebieden bevoegde overheden behoren?

3)

Is het in strijd met de door een afzonderlijke bevoegde overheid samen met de overige aandeelhouders van de interne exploitant uitgeoefende gemeenschappelijke zeggenschap, als deze overheid overeenkomstig artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 1370/2007 een openbaredienstcontract onderhands gunt aan een interne exploitant, wanneer volgens diens statuten bij besluiten over de totstandkoming, de wijziging of de beëindiging van een openbaredienstcontract overeenkomstig artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 1370/2007 alleen die aandeelhouder stemgerechtigd is die zelf of wiens directe of indirecte eigenaar een openbaredienstcontract op grond van artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 1370/2007 aan de interne exploitant gunt?

4)

Is het op grond van artikel 5, lid 2, tweede zin, onder b), van verordening (EG) nr. 1370/2007 toegestaan dat de interne exploitant ook voor andere bevoegde plaatselijke overheden binnen hun grondgebied (inclusief uitgaande lijnen of andere kleinere elementen van die activiteit die het grondgebied van naburige bevoegde plaatselijke overheden binnenkomen) openbare personenvervoersdiensten verricht, ingeval deze niet in het kader van openbare aanbestedingen worden gegund?

5)

Is het op grond van artikel 5, lid 2, tweede zin, onder b), van verordening (EG) nr. 1370/2007 toegestaan dat de interne exploitant buiten het grondgebied van de overheid die de opdracht bij hem heeft geplaatst, voor andere met een overheidstaak belaste instellingen op grond van dienstcontracten die onder de overgangsregeling van artikel 8, lid 3, van verordening (EG) nr. 1370/2007 vallen, openbare personenvervoersdiensten verricht?

6)

Op welk moment moet zijn voldaan aan de voorwaarden van artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 1370/2007?


(1)  Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB 2007, L 315, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB 2004, L 134, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB 2004, L 134, blz. 114).