EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998L0005

Richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven

OJ L 77, 14.3.1998, p. 36–43 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 06 Volume 003 P. 83 - 90
Special edition in Estonian: Chapter 06 Volume 003 P. 83 - 90
Special edition in Latvian: Chapter 06 Volume 003 P. 83 - 90
Special edition in Lithuanian: Chapter 06 Volume 003 P. 83 - 90
Special edition in Hungarian Chapter 06 Volume 003 P. 83 - 90
Special edition in Maltese: Chapter 06 Volume 003 P. 83 - 90
Special edition in Polish: Chapter 06 Volume 003 P. 83 - 90
Special edition in Slovak: Chapter 06 Volume 003 P. 83 - 90
Special edition in Slovene: Chapter 06 Volume 003 P. 83 - 90
Special edition in Bulgarian: Chapter 06 Volume 003 P. 24 - 31
Special edition in Romanian: Chapter 06 Volume 003 P. 24 - 31
Special edition in Croatian: Chapter 06 Volume 009 P. 65 - 72

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/07/2013

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1998/5/oj

31998L0005

Richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven

Publicatieblad Nr. L 077 van 14/03/1998 blz. 0036 - 0043


RICHTLIJN 98/5/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 49 en artikel 57, lid 1 en lid 2, eerste en derde volzin,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3),

(1) Overwegende dat luidens artikel 7 A van het Verdrag de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat en dat overeenkomstig artikel 3, onder c), van het Verdrag de afschaffing van hinderpalen tussen de lidstaten voor het vrije verkeer van personen en diensten een van de doelstellingen van de Gemeenschap vormt; dat zulks voor de onderdanen van de lidstaten met name de mogelijkheid meebrengt om als zelfstandige of in loondienst in een andere lidstaat dan die waar zij hun beroepskwalificaties hebben verworven, een beroep uit te oefenen;

(2) Overwegende dat een in een lidstaat volledig bevoegd advocaat reeds op grond van Richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hogeronderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (4) erkenning van zijn diploma kan verlangen; dat die richtlijn de toetreding van de advocaat tot de advocatuur van de lidstaat van ontvangst tot doel heeft; dat daarmee niet wordt beoogd om in de aldaar geldende beroepsvoorschriften wijziging te brengen noch om de migrerende advocaat aan de toepassing van die regels te onttrekken;

(3) Overwegende dat terwijl sommige advocaten snel tot de advocatuur van de lidstaat van ontvangst kunnen toetreden door met goed gevolg een proeve van bekwaamheid zoals voorzien bij Richtlijn 89/48/EEG af te leggen, andere volledig gekwalificeerde advocaten dat eerst na afloop van een bepaalde periode waarin het beroep in de lidstaat van ontvangst onder de oorspronkelijke beroepstitel werd uitgeoefend, kunnen bereiken of hun praktijk onder de oorspronkelijke beroepstitel kunnen voortzetten;

(4) Overwegende dat deze periode de advocaat in staat moet stellen tot de advocatuur in de lidstaat van ontvangst toe te treden, na verificatie van zijn beroepservaring in deze lidstaat;

(5) Overwegende dat op communautair niveau een initiatief terzake gerechtvaardigd is, niet slechts omdat daarmee, naast de algemene erkenningsregel, voor advocaten een gemakkelijkere weg tot toetreding tot de beroepsuitoefening in de lidstaat van ontvangst wordt geopend, maar tevens omdat door de voor advocaten geboden mogelijkheid om permanent onder hun oorspronkelijke beroepstitel in een lidstaat van ontvangst werkzaam te zijn, tegemoet wordt gekomen aan de behoeften van de justitiabelen die wegens het toenemende handelsverkeer als gevolg van de interne markt in verband met grensoverschrijdende transacties waarbij internationaal, communautair en nationaal recht dikwijls met elkaar verweven zijn, juridische adviezen verlangen;

(6) Overwegende dat een maatregel op communautair niveau eveneens gerechtvaardigd is wegens het feit dat het thans slechts in enkele lidstaten is toegestaan dat advocaten uit andere lidstaten de werkzaamheden van advocaat onder hun oorspronkelijke beroepstitel, anders dan als dienstverrichting, uitoefenen; dat hieraan echter in de lidstaten waar deze mogelijkheid bestaat op zeer uiteenlopende wijze uitvoering wordt gegeven, bijvoorbeeld wat het werkterrein en de verplichte inschrijving bij de bevoegde autoriteiten betreft; dat een dergelijke verscheidenheid aan situaties tot ongelijkheid en mededingingsdistorsies bij de advocaten van de lidstaten leidt en een belemmering voor het vrije verkeer vormt; dat slechts een richtlijn tot vaststelling van de voorwaarden voor de beroepsbeoefening, anders dan als dienstverrichting, door advocaten onder de oorspronkelijke beroepstitel hiervoor een oplossing kan bieden en advocaten en justitiabelen in alle lidstaten dezelfde mogelijkheden kan bieden;

(7) Overwegende dat bij deze richtlijn, overeenkomstig de doelstelling daarvan, geen louter interne situaties worden geregeld; dat daarin slechts aan de nationale beroepsregels wordt geraakt voorzover dat voor het daadwerkelijk bereiken van deze doelstelling noodzakelijk is; dat daarin met name nationale regelgeving waarin de toegang tot het beroep van advocaat en de uitoefening daarvan onder de beroepstitel van de lidstaat van ontvangst is geregeld, onverlet wordt gelaten;

(8) Overwegende dat de in de richtlijn bedoelde advocaten verplicht dienen te worden zich bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst in te schrijven, opdat deze zich ervan kan vergewissen dat zij de beroeps- en gedragsregels eerbiedigen; dat het gevolg van deze inschrijving met betrekking tot de geografische rechtsgebieden waar en de instanties en de aard van de gerechten waarbij de advocaten hun praktijk kunnen uitoefenen, door de op advocaten in de lidstaat van ontvangst toepasselijke wetgeving wordt bepaald;

(9) Overwegende dat advocaten die niet in de advocatuur van de lidstaat van ontvangst zijn opgenomen, gehouden zijn aldaar hun beroep onder hun oorspronkelijke beroepstitel uit te oefenen, teneinde de informatie van de consument te waarborgen en een onderscheid mogelijk te maken tussen hen en de advocaten van de lidstaat van ontvangst die onder de beroepstitel van die lidstaat optreden;

(10) Overwegende dat het de advocaten in de zin van deze richtlijn moet worden toegestaan juridische adviezen te geven, met name over het recht van de lidstaat van herkomst, over het communautaire en het internationale recht en over het recht van de lidstaat van ontvangst; dat dit wat het verrichten van diensten betreft reeds was toegestaan bij Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (5); dat echter evenals in Richtlijn 77/249/EEG, in de mogelijkheid dient te worden voorzien de werkzaamheden van advocaten die in het Verenigd Koninkrijk en in Ierland hun beroep onder hun oorspronkelijke beroepstitel uitoefenen met betrekking tot bepaalde akten op het gebied van onroerend goed en de erfopvolging uit te sluiten; dat deze richtlijn in geen enkel opzicht afbreuk doet aan bepalingen in lidstaten waarbij bepaalde werkzaamheden aan andere beroepen dan het beroep van advocaat worden voorbehouden; dat tevens van Richtlijn 77/249/EEG de mogelijkheid voor de lidstaat van ontvangst moet worden overgenomen te eisen dat de advocaat die onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzaam is, bij de vertegenwoordiging en de verdediging van een cliënt in rechte met een plaatselijke advocaat samenwerkt; dat de verplichting tot samenwerking van toepassing is overeenkomstig de daaraan door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gegeven uitlegging, in het bijzonder in zijn arrest van 25 februari 1988 in zaak 427/85 (Commissie/Duitsland) (6);

(11) Overwegende dat de lidstaten met het oog op de goede werking van het gerecht moeten blijven beschikken over de mogelijkheid om de toegang tot hun hoogste rechtscolleges door middel van specifieke regels voor te behouden aan gespecialiseerde advocaten, zonder evenwel de integratie van uit andere lidstaten afkomstige advocaten die voldoen aan de gestelde voorwaarden te belemmeren;

(12) Overwegende dat de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel in de lidstaat van ontvangst ingeschreven advocaat bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst ingeschreven dient te blijven, teneinde zijn hoedanigheid van advocaat te behouden en voor deze richtlijn in aanmerking te komen; dat daarom een nauwe samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten, met name in het kader van eventuele tuchtprocedures, onmisbaar is;

(13) Overwegende dat de door deze richtlijn bestreken advocaten, ongeacht of zij in de lidstaat van herkomst als advocaat in loondienst of als zelfstandige werkzaam zijn, hun beroep in de lidstaat van ontvangst in loondienst kunnen uitoefenen, voorzover de laatstbedoelde lidstaat ook de eigen advocaten die mogelijkheid biedt;

(14) Overwegende dat, hoewel het bij deze richtlijn advocaten wordt toegestaan onder hun oorspronkelijke beroepstitel hun beroep in een andere lidstaat uit te oefenen, het doel ook de vergemakkelijking van het verkrijgen van de beroepstitel van de lidstaat van ontvangst is; dat de lidstaat van ontvangst op grond van de artikelen 48 en 52 van het Verdrag in de door het Hof van Justitie daarvan gegeven uitlegging te allen tijde gehouden is met de reeds op het grondgebied van deze lidstaat verworven beroepservaring rekening te houden; dat na drie jaar daadwerkelijke en regelmatige beroepsuitoefening in de lidstaat van ontvangst in het recht van die lidstaat, met inbegrip van het Gemeenschapsrecht, redelijkerwijs valt aan te nemen dat deze advocaten de noodzakelijke bekwaamheid hebben verworven om zich volledig in de advocatuur van de lidstaat van ontvangst te kunnen integreren; dat de advocaat na deze periode de beroepstitel van de lidstaat van ontvangst moet kunnen verkrijgen, indien hij, onder voorbehoud van verificatie, kan aantonen aldaar beroepservaring te hebben opgedaan; dat, wanneer de periode van daadwerkelijke en regelmatige beroepsuitoefening van ten minste drie jaar een kortere periode in het recht van de lidstaat van ontvangst omvat, de autoriteit tevens alle andere kennis van dit recht in aanmerking neemt en deze kennis tijdens een onderhoud kan toetsen; dat, als het bewijs dat aan deze voorwaarden wordt voldaan, niet is geleverd, het besluit van de bevoegde autoriteit van die lidstaat om de beroepstitel van die lidstaat niet via de aan die voorwaarden verbonden gunstige regeling te verlenen, met redenen omkleed en volgens het nationale recht voor beroep bij de rechter vatbaar moet zijn;

(15) Overwegende dat uit de economische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de beroepsuitoefening in de Gemeenschap blijkt dat de mogelijkheid tot gezamenlijke uitoefening van het beroep van advocaat, ook in de vorm van een samenwerkingsverband, werkelijkheid wordt; dat vermeden dient te worden dat de beroepsuitoefening in groepsverband in de lidstaat van herkomst aanleiding vormt voor belemmering of bemoeilijking van de vestiging van tot zo'n groep behorende advocaten in de lidstaat van ontvangst; dat het de lidstaten echter moet worden toegestaan passende maatregelen te nemen ter verwezenlijking van de legitieme doelstelling van waarborging van de onafhankelijkheid van het beroep; dat het wenselijk is in alle lidstaten die beroepsuitoefening in groepsverband toestaan, in bepaalde garanties te voorzien,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel, toepassingsgebied en definities

1. Deze richtlijn heeft tot doel het vergemakkelijken van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat, hetzij als zelfstandige, hetzij in loondienst, in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie werd verworven.

2. In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) advocaat, de onderdaan van een lidstaat die gerechtigd is zijn beroepswerkzaamheden onder een der volgende beroepstitels uit te oefenen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) lidstaat van herkomst, de lidstaat waar de advocaat het recht heeft verworven een van de onder a) genoemde beroepstitels te dragen alvorens het beroep van advocaat in een andere lidstaat uit te oefenen;

c) lidstaat van ontvangst, de lidstaat waar de advocaat overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn zijn beroep uitoefent;

d) oorspronkelijke beroepstitel, de beroepstitel van de lidstaat waar de advocaat het recht heeft verworven deze titel te dragen alvorens het beroep van advocaat in de lidstaat van ontvangst uit te oefenen;

e) groep, elke samenwerkingsvorm, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat is opgericht en waarin advocaten gezamenlijk en onder een gemeenschappelijke benaming hun beroepswerkzaamheden uitoefenen;

f) relevante beroepstitel of relevant beroep, de beroepstitel of het beroep vallende onder de bevoegde autoriteit, waarbij een advocaat zich overeenkomstig artikel 3 heeft ingeschreven; bevoegde autoriteit, de desbetreffende bevoegde autoriteit.

3. Deze richtlijn is van toepassing op in de lidstaat van herkomst en, onverminderd artikel 8, in de lidstaat van ontvangst zowel zelfstandig werkzame advocaten als advocaten in loondienst.

4. De uitoefening van het beroep van advocaat in de zin van de onderhavige richtlijn doelt niet op de verrichting van diensten die het voorwerp van Richtlijn 77/249/EEG vormen.

Artikel 2

Het recht van beroepsuitoefening onder de oorspronkelijke beroepstitel

Elke advocaat heeft het recht permanent in elke andere lidstaat onder zijn oorspronkelijke beroepstitel de in artikel 5 omschreven werkzaamheden van advocaat uit te oefenen.

Toetreding tot het beroep van advocaat in de lidstaat van ontvangst is aan de bepalingen van artikel 10 onderworpen.

Artikel 3

Inschrijving bij de bevoegde autoriteit

1. De advocaat die zijn beroep wenst uit te oefenen in een andere lidstaat dan die waar hij zijn beroepskwalificatie heeft verworven, is gehouden zich bij de bevoegde autoriteit van die lidstaat in te schrijven.

2. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst gaat op vertoon van de verklaring van inschrijving bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst over tot inschrijving van de advocaat. Zij kan eisen dat bij de overlegging van die verklaring de afgifte ervan door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst niet meer dan drie maanden voordien is geschied. Zij stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de inschrijving in kennis.

3. Voor de toepassing van lid 1:

- in het Verenigd Koninkrijk en in Ierland schrijven de advocaten, die hun beroep onder een andere beroepstitel dan die van het Verenigd Koninkrijk of van Ierland uitoefenen, zich in bij hetzij de voor het beroep van "barrister" of "advocate", hetzij voor het beroep van "solicitor" bevoegde autoriteit;

- in het Verenigd Koninkrijk is de voor een "barrister" van Ierland bevoegde autoriteit die van het beroep van "barrister" of "advocate" en de voor een "solicitor" van Ierland bevoegde autoriteit die van het beroep van "solicitor";

- in Ierland is de voor een "barrister" of "advocate" van het Verenigd Koninkrijk bevoegde autoriteit die van het beroep van "barrister" en de voor een "solicitor" van het Verenigd Koninkrijk bevoegde autoriteit die van het beroep van "solicitor".

4. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst de namen van de bij haar ingeschreven advocaten publiceert, publiceert zij tevens de namen van de uit hoofde van deze richtlijn ingeschreven advocaten.

Artikel 4

Beroepsuitoefening onder de oorspronkelijkeberoepstitel

1. De advocaat die in de lidstaat van ontvangst zijn beroep onder zijn oorspronkelijke beroepstitel uitoefent, is gehouden zijn beroepswerkzaamheden uit te oefenen onder deze titel, zoals deze dient te luiden, in de taal of een der officiële talen van de lidstaat van herkomst, evenwel op een verstaanbare wijze en zodanig dat hij niet kan worden verward met de beroepstitel van de lidstaat van ontvangst.

2. Met het oog op de toepassing van lid 1, kan de lidstaat van ontvangst eisen dat de advocaat die zijn werkzaamheden onder zijn oorspronkelijke beroepstitel uitoefent, hieraan de vermelding van de beroepsorganisatie toevoegt waartoe hij in de lidstaat van herkomst behoort of van de rechterlijke instantie waarbij hij overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat van herkomst is toegelaten. De lidstaat van ontvangst kan tevens eisen dat de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat van zijn inschrijving bij de bevoegde autoriteit van die lidstaat melding maakt.

Artikel 5

Werkterrein

1. Onverminderd lid 2 en lid 3, oefent de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat dezelfde werkzaamheden uit als de onder de relevante beroepstitel van de lidstaat van ontvangst werkzame advocaat en kan hij met name juridisch advies geven over het recht van de lidstaat van herkomst, het Gemeenschapsrecht, het internationale recht en het recht van de lidstaat van ontvangst. In alle gevallen leeft hij de voor de nationale jurisdicties toepasselijke procedureregels na.

2. De lidstaten die op hun grondgebied een bepaalde categorie advocaten toestaan akten op te maken waarbij de bevoegdheid wordt verleend de goederen van overledenen te beheren, of waarbij onroerende zakelijke rechten worden gevestigd of overgedragen, hetgeen in andere lidstaten voor andere beroepen dan dat van advocaat is gereserveerd, kunnen de advocaat die onder zijn oorspronkelijke, in een van laatstgenoemde lidstaten verstrekte beroepstitel werkzaam is, van die werkzaamheden uitsluiten.

3. Voor de uitoefening van de werkzaamheden die met de vertegenwoordiging en de verdediging van een cliënt in rechte verband houden, kan een lidstaat van ontvangst, voorzover het recht van deze lidstaat deze werkzaamheden voorbehoudt aan onder de beroepstitel van de lidstaat van ontvangst werkzame advocaten, een onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat ertoe verplichten samen te werken met een advocaat die bij de geadieerde rechterlijke instantie optreedt en die in voorkomend geval tegenover die rechterlijke instantie verantwoordelijk is of samen te werken met een bij die rechterlijke instantie optredende "avoué".

Met het oog op de goede werking van de gerechtspleging kunnen de lidstaten niettemin specifieke regels vaststellen voor de toegang tot de hogere gerechtshoven, bijvoorbeeld dat er gespecialiseerde advocaten ingeschakeld moeten worden.

Artikel 6

Toepasselijke beroeps- en gedragsregels

1. Onafhankelijk van de beroeps- en gedragsregels waaraan hij in de lidstaat van herkomst is onderworpen, is de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat voor alle werkzaamheden die hij op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst uitoefent, aan dezelfde beroeps- en gedragsregels onderworpen als advocaten die onder de relevante beroepstitel van de laatstbedoelde lidstaat praktiseren.

2. De onder hun oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaten dienen op passende wijze in de beroepsorganisaties van de lidstaat van ontvangst vertegenwoordigd te zijn. Dit houdt ten minste het recht in te stemmen bij de verkiezingen van de organen van deze organisaties.

3. De lidstaat van ontvangst kan de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat ertoe verplichten een beroepsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten of zich bij een beroepsgarantiefonds aan te sluiten, een en ander volgens de regels die deze lidstaat voor aldaar uitgeoefende beroepswerkzaamheden vaststelt. Deze verplichting geldt echter niet voor de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat die aantoont door een verzekering of garantie volgens de regels van de lidstaat van herkomst gedekt te zijn, voorzover regeling en reikwijdte van deze dekking gelijkwaardig zijn. Indien deze dekking slechts gedeeltelijk gelijkwaardig is, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst voor de elementen die door de volgens de regels van de lidstaat van herkomst verkregen garantie of dekking nog niet gedekt zijn, een aanvullende verzekering of garantie eisen.

Artikel 7

Tuchtprocedures

1. Indien de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat niet aan de in de lidstaat van ontvangst geldende verplichtingen voldoet, zijn de procedureregels, de sancties en de middelen van beroep van de lidstaat van ontvangst van toepassing.

2. Alvorens jegens de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat een tuchtprocedure in te stellen, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst die van de lidstaat van herkomst daarvan onverwijld in kennis en verstrekt zij deze alle dienstige inlichtingen.

De eerste alinea is mutatis mutandis van toepassing wanneer een tuchtprocedure wordt ingesteld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, die de bevoegde autoriteit van de lidstaat of lidstaten van ontvangst daarvan in kennis stelt.

3. Onverminderd de beslissingsbevoegdheid van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, werkt deze gedurende de gehele tuchtprocedure met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst samen. De lidstaat van ontvangst treft met name de nodige schikkingen om de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in de gelegenheid te stellen voor de instanties van beroep haar opmerkingen kenbaar te maken.

4. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst besluit over het gevolg dat overeenkomstig de eigen regels van materieel en formeel recht moet worden gegeven aan de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst jegens de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat gegeven beslissing.

5. De tijdelijke of de definitieve intrekking van de bevoegdheid tot uitoefening van het beroep door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst brengt voor de betrokken advocaat automatisch het tijdelijke of definitieve verbod mee in de lidstaat van ontvangst zijn beroep onder zijn oorspronkelijke beroepstitel uit te oefenen, doch is geen voorafgaande voorwaarde voor de beslissing van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst.

Artikel 8

Beroepsuitoefening in loondienst

De in de lidstaat van ontvangst onder zijn oorspronkelijke beroepstitel ingeschreven advocaat mag zijn beroep in loondienst bij een andere advocaat, bij een samenwerkingsverband van advocaten of een advocatenkantoor of bij een publiek- of privaatrechtelijke onderneming uitoefenen, voorzover de lidstaat van ontvangst zulks voor de onder de beroepstitel van die lidstaat ingeschreven advocaten toestaat.

Artikel 9

Motivering en beroep bij de rechter

Besluiten tot weigering of tot doorhaling van de in artikel 3 bedoelde inschrijving, alsmede besluiten waarbij tuchtrechtelijke sancties worden opgelegd, dienen met redenen te worden omkleed.

Tegen deze besluiten kan volgens het nationale recht beroep bij de rechter worden ingesteld.

Artikel 10

Gelijkstelling met de advocaten van de lidstaat van ontvangst

1. De onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat die aantoont gedurende ten minste drie jaar daadwerkelijk en regelmatig in het recht van de lidstaat van ontvangst, met inbegrip van het Gemeenschapsrecht, werkzaam te zijn geweest, wordt vrijgesteld van de voorwaarden voor de toetreding tot het beroep van advocaat in de lidstaat van ontvangst, bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 89/48/EEG. Onder "daadwerkelijk en regelmatig werkzaam" wordt verstaan, de daadwerkelijke uitoefening van de werkzaamheid zonder andere dan de in het dagelijkse leven normale onderbrekingen.

De betrokken advocaat dient ten genoegen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst aan te tonen dat hij gedurende ten minste drie jaar daadwerkelijk en regelmatig in de lidstaat van ontvangst in het recht van die lidstaat werkzaam is geweest. Daartoe geschiedt het volgende:

a) de aanvrager verstrekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst alle nodige inlichtingen en bescheiden, met name betreffende aantal en aard van de door hem behandelde dossiers;

b) de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst kan verifiëren of de uitgeoefende werkzaamheid als regelmatig en daadwerkelijk kan worden aangemerkt en kan zo nodig de advocaat verzoeken mondeling of schriftelijk aanvullende verduidelijkingen of preciseringen te verstrekken met betrekking tot de onder a) genoemde inlichtingen en bescheiden.

Het besluit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst om geen vrijstelling te verlenen als het bewijs dat aan de in de eerste alinea bedoelde voorwaarden wordt voldaan, niet is geleverd, moet met redenen omkleed en volgens het nationale recht voor beroep bij de rechter vatbaar zijn.

2. De onder zijn oorspronkelijke beroepstitel in een lidstaat van ontvangst werkzame advocaat mag op elk ogenblik om erkenning van zijn diploma overeenkomstig Richtlijn 89/48/EEG verzoeken, teneinde in de lidstaat van ontvangst toe te treden tot het beroep van advocaat en dit beroep aldaar uit te oefenen onder de beroepstitel die in deze lidstaat met het beroep van advocaat verbonden is.

3. De onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat die aantoont gedurende ten minste drie jaar daadwerkelijk en regelmatig in de lidstaat van ontvangst, doch gedurende kortere tijd in het recht van deze lidstaat werkzaam te zijn geweest, kan, zonder gehouden te zijn aan het bepaalde in artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 89/48/EEG, van de bevoegde autoriteit van deze lidstaat toestemming krijgen om toe te treden tot het beroep van advocaat van deze lidstaat en dit beroep uit te oefenen onder de beroepstitel die in deze lidstaat met het beroep van advocaat verbonden is, op de volgende voorwaarden:

a) de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst neemt de daadwerkelijke en regelmatige werkzaamheid gedurende de hierboven bedoelde periode, alsmede de kennis en beroepservaring op het gebied van het recht van de lidstaat van ontvangst, en de deelname aan cursussen of seminars betreffende het recht van de lidstaat van ontvangst, met inbegrip van de beroeps- en gedragregels, in aanmerking;

b) de advocaat verstrekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst alle nodige inlichtingen en bescheiden betreffende de door hem behandelde zaken. De beoordeling van de daadwerkelijke regelmatige werkzaamheid van de advocaat in de lidstaat van ontvangst, alsmede de beoordeling van zijn bekwaamheid om de aldaar uitgeoefende werkzaamheden voort te zetten, vinden plaats in het kader van een onderhoud met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, dat ten doel heeft de daadwerkelijke en regelmatige aard van de uitgeoefende werkzaamheid te verifiëren.

Het besluit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst om geen toestemming te verlenen als het bewijs dat aan de in de eerste alinea van dit lid bedoelde voorwaarden wordt voldaan, niet is geleverd, moet met redenen omkleed en volgens het nationale recht voor beroep bij de rechter vatbaar zijn.

4. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst mag, bij een met redenen omkleed besluit dat volgens het nationale recht vatbaar moet zijn voor beroep bij de rechter, de advocaat het genot van de bepalingen van dit artikel ontzeggen indien zij van oordeel is dat zulks strijdig is met de openbare orde, met name op grond van disciplinaire vervolging, klachten of incidenten van allerlei aard.

5. De met het onderzoek van de aanvraag belaste vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten dragen zorg voor geheimhouding van alle verkregen inlichtingen.

6. De advocaat die tot de advocatuur van de lidstaat van ontvangst toetreedt overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 verwerft het recht om naast de beroepstitel die verbonden is met het beroep van advocaat in de lidstaat van ontvangst de oorspronkelijke beroepstitel in de officiële of in een van de officiële talen van de lidstaat van herkomst te voeren.

Artikel 11

Beroepsuitoefening in groepsverband

Wanneer beroepsuitoefening in groepsverband wordt toegestaan voor advocaten die hun werkzaamheden onder de relevante beroepstitel in de lidstaat van ontvangst uitoefenen, gelden voor advocaten die hun werkzaamheden wensen uit te oefenen of die titel wensen in te schrijven bij de bevoegde autoriteit, de volgende bepalingen:

1. Een of meer onder hun oorspronkelijke beroepstitel in een lidstaat van ontvangst werkzame advocaten en leden van eenzelfde groep in de lidstaat van herkomst mogen hun beroepswerkzaamheden in het kader van een filiaal of agentschap van hun groep in de lidstaat van ontvangst uitoefenen. Indien de basisregels die op deze groep in de lidstaat van herkomst van toepassing zijn, evenwel onverenigbaar zijn met de basisregels die voortvloeien uit de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van ontvangst zijn de laatstbedoelde bepalingen van toepassing, voorzover de naleving ervan door het algemeen belang dat met de bescherming van de cliënt en van derden is gemoeid, wordt gerechtvaardigd.

2. Elke lidstaat biedt twee of meer onder hun oorspronkelijke beroepstitel op zijn grondgebied werkzame advocaten uit eenzelfde groep of uit eenzelfde lidstaat van herkomst de mogelijkheid op zijn grondgebied tot een vorm van beroepsuitoefening in groepsverband over te gaan. Indien de lidstaat van ontvangst de eigen advocaten verschillende samenwerkingsvormen biedt, moeten deze tevens voor eerstgenoemde advocaten toegankelijk zijn. De wijze waarop de beroepsuitoefening in groepsverband in de lidstaat van ontvangst geschiedt, is onderworpen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke en administratieve bepalingen van die lidstaat.

3. De lidstaat van ontvangst neemt de nodige maatregelen om tevens de beroepsuitoefening in groepsverband mogelijk te maken voor:

a) verscheidene onder hun oorspronkelijke beroepstitel werkzame en uit verschillende lidstaten komende advocaten;

b) een of meer onder a) bedoelde advocaten en een of meer advocaten van de lidstaat van ontvangst.

De wijze waarop de gezamenlijke beroepsuitoefening door deze advocaten in de lidstaat van ontvangst geschiedt, wordt beheerst door de wettelijke en bestuursrechtelijke en administratieve bepalingen van die lidstaat.

4. De advocaat die onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzaam wenst te zijn, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst in kennis van het feit dat hij in de lidstaat van herkomst deel uitmaakt van een groep en verstrekt over die groep alle dienstige inlichtingen.

5. In afwijking van de punten 1 tot en met 4, kan de lidstaat van ontvangst, voorzover deze aan de advocaten die onder de aldaar relevante beroepstitel werkzaam zijn, verbiedt het beroep van advocaat uit te oefenen in een groep waarvan buiten het beroep staande personen deel uitmaken, een onder zijn oorspronkelijke beroepstitel ingeschreven advocaat het recht ontzeggen in de hoedanigheid van lid van zijn groep op het grondgebied van die lidstaat werkzaam te zijn. Een groep wordt beschouwd als een groep waarvan buiten het beroep staande personen deel uitmaken, indien personen die niet de hoedanigheid van advocaat bezitten in de zin van artikel 1, lid 2:

- het geheel of een deel van het kapitaal van de groep in handen hebben; of

- de benaming waaronder de groep werkzaam is, gebruiken; of

- de zeggenschap binnen die groep feitelijk of rechtens uitoefenen.

Indien de fundamentele regels die gelden voor een dergelijke groep van advocaten in de lidstaat van herkomst onverenigbaar zijn met de regels die in de lidstaat van ontvangst gelden of met de bepalingen van de eerste alinea, mag de lidstaat van ontvangst zich, zonder beperkingen van punt 1, verzetten tegen de opening van een bijkantoor of een agentschap ervan op zijn grondgebied.

Artikel 12

Groepsbenaming

Ongeacht de regeling volgens welke de onder hun oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaten in de lidstaat van ontvangst hun beroep uitoefenen, mogen zij de naam van de groep waartoe zij in de lidstaat van herkomst behoren, vermelden.

De lidstaat van ontvangst kan eisen dat bovendien de rechtsvorm van de groep in de lidstaat van herkomst en/of de namen van de in de lidstaat van ontvangst werkzame leden van de groep worden vermeld.

Artikel 13

Samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en van herkomst, en geheimhouding

Teneinde de toepassing van deze richtlijn te vergemakkelijken en te voorkomen dat deze in voorkomende gevallen uitsluitend wordt gebruikt om aan de in de lidstaat van ontvangst toepasselijke voorschriften te ontsnappen, werken de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst en die van de lidstaat van herkomst nauw samen en verlenen zij elkaar bijstand.

Zij waarborgen de geheimhouding van de inlichtingen die zij uitwisselen.

Artikel 14

Aanwijzing van de bevoegde autoriteiten

De lidstaten wijzen uiterlijk op 14 maart 2000 de autoriteiten aan die bevoegd zijn de in deze richtlijn bedoelde verzoeken te ontvangen en besluiten te nemen. Zij stellen de overige lidstaten en de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 15

Verslag van de Commissie

Uiterlijk tien jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn brengt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uit over de stand van de toepassing van deze richtlijn.

Na alle nodige adviezen te hebben ingewonnen, legt zij bij die gelegenheid haar conclusies voor alsmede de eventuele wijzigingen die in het bestaande systeem zouden kunnen worden aangebracht.

Artikel 16

Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 14 maart 2000 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van alle belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 17

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 18

Adressanten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 februari 1998.

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

J. M. GIL-ROBLES

Voor de Raad

De Voorzitter

J. CUNNINGHAM

(1) PB C 128 van 24. 5. 1995, blz. 6 en PB C 355 van 25. 11. 1996, blz. 19.

(2) PB C 256 van 2. 10. 1995, blz. 14.

(3) Advies van het Europees Parlement van 19 juni 1996 (PB C 198 van 8. 7. 1996, blz. 85), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 24 juli 1997 (PB C 297 van 29. 9. 1997, blz. 6), besluit van het Europees Parlement van 19 november 1997, besluit van de Raad van 15 december 1997.

(4) PB L 19 van 24. 1. 1989, blz. 16.

(5) PB L 78 van 26. 3. 1977, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.

(6) Jurispr. 1988, blz. 1123.

Top