Verordening (EG) Nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten
Publicatieblad Nr. L 332 van 31/12/1993 blz. 0007 - 0009
VERORDENING (EG) Nr. 3605/93 VAN DE RAAD van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 104 C, lid 14, derde alinea, Gezien het voorstel van de Commissie (1), Gezien het advies van het Europees Parlement (2), Overwegende dat de begrippen "overheid", "tekort" en "investeringen" in het Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten zijn omschreven door verwijzing naar het Europees Stelsel van Economische Rekeningen (ESER) (3); dat nauwkeurige definities onder verwijzing naar de codes van het ESER nodig zijn; dat herziening van deze definities kan plaatsvinden in het kader van de noodzakelijke harmonisatie van de nationale statistieken of om andere redenen; dat over elke herziening van het ESER door de Raad moet worden beslist overeenkomstig de bij het Verdrag vastgestelde bevoegdheids- en procedurevoorschriften; Overwegende dat de in het Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten gegeven definitie van het begrip "schuld" nader dient te worden omschreven onder verwijzing naar de codes van het ESER; Overwegende dat in Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de harmonisatie van de opstelling van het bruto nationaal produkt tegen marktprijzen (4) een passende gedetailleerde definitie van "bruto binnenlands produkt tegen marktprijzen" wordt gegeven; Overwegende dat de Commissie krachtens het Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten de in die procedure te gebruiken statistische gegevens moet verstrekken; Overwegende dat gedetailleerde regels nodig zijn om de snelle en regelmatige kennisgeving door de Lid-Staten aan de Commissie van hun voorziene en feitelijke tekorten en van de omvang van hun schuld te organiseren; Overwegende dat de Commissie volgens artikel 104 C, leden 2 en 3, van het Verdrag toeziet op de ontwikkeling van de begrotingssituatie en de omvang van de overheidsschuld in de Lid-Staten en op basis van criteria met betrekking tot het overheidskort en de overheidsschuld nagaat of de hand wordt gehouden aan de begrotingsdiscipline; dat de Commissie, indien een Lid-Staat niet aan deze of aan één van deze criteria voldoet, alle relevante factoren in aanmerking neemt; dat de Commissie dient te onderzoeken of er gevaar is voor een buitensporig tekort in een Lid-Staat, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: AFDELING 1 Definities Artikel 1 1. Voor de toepassing van het Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten en van deze verordening worden de in de volgende leden staande termen gedefinieerd overeenkomstig het Europees Stelsel van Economische Rekeningen (ESER). De tussen haakjes vermelde codes zijn die van het ESER, tweede druk. 2. Overheid: de sector overheid (S60), onderverdeeld in de subsectoren centrale overheid (S61), lagere publiekrechtelijke lichamen (S62) en sociale verzekeringsinstellingen (S63), onder uitsluiting van commerciële transacties, als gedefinieerd in het ESER. De uitsluiting van commerciële transacties betekent dat de sector overheid (S60) alleen de institutionele eenheden omvat die als hoofdfunctie niet-verhandelbare diensten voortbrengen. 3. Overheidstekort (-overschot): het financieringskort (-overschot) (N5) van de sector overheid (S60) als gedefinieerd in het ESER. De in het overheidstekort begrepen rente is de rente (R41) als gedefinieerd in het ESER. 4. Overheidsinvesteringen: de bruto-investeringen in vaste activa (P41) van de sector overheid (S60), als gedefinieerd in het ESER. 5. Overheidsschuld: de nominale waarde van alle aan het eind van het jaar uitstaande brutoverplichtingen van de sector overheid (S60), met uitzondering van de verplichtingen waarvan de corresponderende financiële activa door de sector overheid (S60) worden aangehouden. De overheidsschuld wordt gevormd door de verplichtingen van de overheid in de volgende rubrieken: chartaal geld en deposito's (F20 en F30), kortlopende waardepapieren (F40), obligaties (F50), overige kredieten met korte looptijd (F79) en overige kredieten met middellange of lange looptijd (F89), overeenkomstig de definities van het ESER. De nominale waarde van een aan het eind van het jaar uitstaande verplichting is de op het schuldbewijs afgedrukte waarde. De nominale waarde van een aan een indexcijfer gekoppelde verplichting komt overeen met de op het schuldbewijs afgedrukte waarde, aangepast met de aan het indexcijfer gekoppelde kapitaalaanwas aan het eind van het jaar. In vreemde valuta's luidende verplichtingen worden in nationale valuta omgerekend tegen de representatieve marktkoersen op de laatste werkdag van elk jaar. Artikel 2 Het bruto binnenlands produkt is het bruto binnenlands produkt tegen marktprijzen (BBPmp) zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom. Artikel 3 1. De cijfers betreffende het voorziene overheidstekort zijn de cijfers die voor het lopende jaar door de Lid-Staten zijn opgesteld in overeenstemming met de meest recente besluiten van hun begrotingsautoriteiten. 2. De cijfers betreffende het feitelijke overheidstekort en de omvang van de feitelijke overheidsschuld zijn de geschatte, semi-definitieve of definitieve uitkomsten voor een afgelopen jaar. AFDELING 2 Regels en toepassingsgebied van de kennisgeving Artikel 4 1. Vanaf het begin van 1994 stellen de Lid-Staten de Commissie tweemaal per jaar in kennis van hun voorziene en feitelijke overheidstekorten en van de omvang van hun feitelijke overheidsschuld, de eerste maal vóór 1 maart van het lopende jaar (jaar n) en de tweede maal vóór 1 september van jaar n. 2. Vóór 1 maart van het jaar n: - stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van hun voorziene overheidstekort voor het jaar n, hun meest recente schatting van het feitelijke overheidstekort voor het jaar n-1 en hun feitelijke overheidstekorten voor de jaren n-2, n-3 en n-4; - verstrekken de Lid-Staten de Commissie tegelijkertijd voor de jaren n, n-1, en n-2 de desbetreffende begrotingstekorten van hun overheidsrekeningen, volgens de in de Lid-Staat meest gebruikelijke definitie en de cijfers waarmede de overgang tussen dit begrotingskort van de overheidsrekeningen en hun overheidstekort wordt verklaard. De aan de Commissie te verstrekken cijfers waarmede deze overgang wordt verklaard omvatten in het bijzonder de cijfers betreffende het financieringskort van de subsectoren S61, S62 en S63; - stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van de schatting van de omvang van hun feitelijke overheidsschuld aan het eind van het jaar n-1 en van de omvang van hun feitelijke overheidsschuld voor de jaren n-2, n-3 en n-4; - verstrekken de Lid-Staten de Commissie tegelijkertijd voor de jaren n-1 en n-2 de cijfers waarmede de bijdrage van hun overheidstekort en de bijdragen van de andere relevante factoren tot de verandering van de omvang van hun overheidsschuld worden verklaard. 3. Vóór 1 september van het jaar n: - stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van hun bijgewerkte voorziene overheidstekort voor het jaar n en van hun feitelijke overheidstekorten voor de jaren n-1, n-2, n-3 en n-4 en voldoen zij aan de bepalingen van lid 2, tweede streepje; - stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van de omvang van hun feitelijke overheidsschuld voor de jaren n-1, n-2, n-3 en n-4, en voldoen zij aan de bepalingen van lid 2, vierde streepje. 4. De cijfers betreffende het voorziene overheidstekort die aan de Commissie worden medegedeeld overeenkomstig de leden 2 en 3, worden uitgedrukt in nationale valuta en in begrotingsjaren. De cijfers betreffende het feitelijke overheidstekort en de omvang van de feitelijke overheidsschuld die aan de Commissie worden medegedeeld overeenkomstig de leden 2 en 3, worden uitgedrukt in nationale valuta en in kalenderjaren, met uitzondering van de meest recente schattingen voor het jaar n-1 die mogen worden uitgedrukt in begrotingsjaren. Ingeval het begrotingsjaar verschilt van het kalenderjaar stellen de Lid-Staten de Commissie tevens in kennis van de cijfers betreffende het feitelijke overheidstekort en de omvang van de feitelijke overheidsschuld voor de twee begrotingsjaren die voorafgaan aan het lopende begrotingsjaar. Artikel 5 De Lid-Staten verstrekken de Commissie volgens de bepalingen van artikel 4, leden 1, 2 en 3, de cijfers betreffende hun uitgaven voor overheidsinvesteringen en hun rente-uitgaven. Artikel 6 De Lid-Staten verstrekken de Commissie binnen dezelfde termijnen als zijn vastgesteld in artikel 4, lid 1, een prognose van hun bruto binnenlands produkt voor het jaar n en de feitelijke omvang van hun bruto binnenlands produkt voor de jaren n-1, n-2, n-3 en n-4. Artikel 7 In geval van herziening van het ESER, waarover door de Raad wordt beslist volgens de bij het Verdrag vastgestelde bevoegdheids- en procedurevoorschriften, brengt de Commissie in de artikelen 1 en 4 de nieuwe verwijzingen naar het ESER aan. Artikel 8 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1994. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 22 november 1993. Voor de Raad De Voorzitter Ph. MAYSTADT (1) PB nr. C 324 van 1. 12. 1993, blz. 8, en PB nr. C 340 van 17. 12. 1993, blz. 8.(2) PB nr. C 329 van 6. 12. 1993.(3) Bureau voor de Statistiek der Europese Gemeenschappen, Europees Stelsel van Geïntegreerde Economische Rekeningen, tweede druk.(4) PB nr. L 49 van 21. 2. 1989, blz. 26.