22.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 22/29 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Investigatory Powers Tribunal — London (Verenigd Koninkrijk) op 31 oktober 2017 — Privacy International / Secretary of State for Foreign and Commonwealth Affairs e.a.
(Zaak C-623/17)
(2018/C 022/41)
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
Investigatory Powers Tribunal — London
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Privacy International
Verwerende partijen: Secretary of State for Foreign and Commonwealth Affairs, Secretary of State for the Home Department, Government Communications Headquarters, Security Service Srl, Secret Intelligence Service
Prejudiciële vragen
Overwegende hetgeen volgt:
a. |
de capaciteiten (van de veiligheids- en inlichtingendiensten) om de aan hen geleverde bulkcommunicatiegegevens te gebruiken zijn essentieel voor de bescherming van de nationale veiligheid van het Verenigd Koninkrijk, waaronder op het gebied van terrorismebestrijding, contraspionage en de bestrijding van nucleaire proliferatie; |
b. |
een fundamenteel element van het gebruik van bulkcommunicatiegegevens door de veiligheids- en inlichtingendiensten is om voorheen onbekende bedreigingen voor de nationale veiligheid te ontdekken door middel van niet-gerichte bulktechnieken die afhankelijk zijn van de aggregatie van bulkcommunicatiegegevens op één plaats. Het belangrijkste nut ervan ligt in een snelle identificatie en ontwikkeling van het doelwit, alsook het voorzien van een grond voor actie in geval van een onmiddellijke bedreiging; |
c. |
de leverancier van een elektronischecommunicatienetwerk is daarna niet verplicht om de bulkcommunicatiegegevens te bewaren (na de periode van hun gebruikelijke bedrijfsmatige vereisten); deze worden enkel bewaard door de Staat (veiligheids- en inlichtingendiensten); |
d. |
de nationale rechter heeft vastgesteld dat de waarborgen die betrekking hebben op het gebruik van bulkcommunicatiegegevens door de veiligheids- en inlichtingendiensten (onder voorbehoud van enkele buiten beschouwing gelaten kwesties) in overeenstemming zijn met het EVRM (1); en |
e. |
de nationale rechter heeft vastgesteld dat de oplegging van de vereisten die gespecifieerd zijn in de punten 119 tot en met 125 van het arrest [van 21 december 2016, Tele2 Sverige en Watson e.a., C-203/15 en C-698/15 (EU:C:2016:970)], indien van toepassing, de maatregelen van de veiligheids- en inlichtingendiensten om de nationale veiligheid te beschermen zullen dwarsbomen en daardoor de nationale veiligheid van het Verenigd Koninkrijk in gevaar brengen; |
1. |
Valt een vereiste in een aanwijzing van een minister aan een leverancier van een elektronischecommunicatienetwerk dat bulkcommunicatiegegevens verstrekt worden aan de veiligheids- en inlichtingendiensten van een lidstaat, gezien artikel 4 VEU en artikel 1, lid 3, van richtlijn 2002/58/EG (2) betreffende de persoonlijke levenssfeer en elektronische communicatie, binnen de werkingssfeer van het Unierecht en de e-privacyrichtlijn? |
2. |
Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend is: zijn de in het arrest Watson geformuleerde vereisten of andere vereisten, naast de vereisten die worden opgelegd door het EVRM, van toepassing op een dergelijke aanwijzing van een minister? Zo ja, hoe en in welke mate zijn deze vereisten van toepassing, rekening houdende met de essentiële noodzaak voor de veiligheids- en inlichtingendiensten om bulkverwerving en automatische verwerkingstechnieken te gebruiken voor de bescherming van de nationale veiligheid en met de mate waarin dergelijke mogelijkheden op kritieke wijze belemmerd kunnen worden door dergelijke vereisten, voor zover zij verder in overeenstemming zijn met het EVRM? |
(1) Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
(2) Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB 2002, L 201, blz. 37).