This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Preventie en bestrijding van mensenhandel
Richtlijn 2011/36/EU bevat minimumvoorschriften in de hele Europese Unie (EU) voor het vaststellen van mensenhandel en het straffen van daders. De richtlijn voorziet ook in maatregelen om dit verschijnsel beter te voorkomen en de bescherming van slachtoffers te verbeteren.
Wijzigingsrichtlijn (EU) 2024/1712 strekt tot bijwerking van Richtlijn 2011/36/EU door bijkomende vormen van uitbuiting in de context ervan op te nemen en de EU-lidstaten te verplichten ervoor te zorgen dat mensen die bewust gebruikmaken van diensten die worden geleverd door slachtoffers van mensenhandel, sancties opgelegd krijgen. Met de richtlijn wordt strengere strafbaarstelling geïntroduceerd en krijgen overheden betere instrumenten om mensenhandel te onderzoeken en te vervolgen, en om te zorgen voor betere hulp en steun aan slachtoffers.
In de richtlijn wordt uitbuiting gedefinieerd als, ten minste:
In de richtlijn wordt de maximale straf voor deze strafbare feiten vastgesteld op ten minste vijf jaar gevangenisstraf, en ten minste tien jaar in geval van verzwarende omstandigheden of als door het strafbare feit, door opzet of grove nalatigheid, het leven van het slachtoffer in gevaar is gebracht, of:
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat volgens de desbetreffende bepalingen van de nationale wetgeving de volgende omstandigheden als verzwarende omstandigheden worden beschouwd:
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen (bijvoorbeeld een bedrijf) aansprakelijk worden gesteld voor strafbare feiten van mensenhandel die te zijnen voordele door een persoon zijn gepleegd, hetzij individueel, hetzij als deel van een orgaan van die rechtspersoon. Ze moeten worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende, al dan niet strafrechtelijke sancties of maatregelen.
Nationale autoriteiten hebben het recht om slachtoffers van mensenhandel niet te vervolgen of te bestraffen voor hun betrokkenheid bij criminele of andere onwettige activiteiten waartoe ze gedwongen werden als direct gevolg van het ondergaan van een van de hierboven vermelde uitbuitingshandelingen.
Lidstaten moeten ervoor zorgen dat:
Voor de vervolging van strafbare feiten die buiten het grondgebied van de betrokken lidstaat zijn gepleegd, moet elke lidstaat ervoor zorgen dat zijn rechtsmacht niet onder de volgende voorwaarden valt:
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat slachtoffers voor, tijdens en na de strafprocedure gespecialiseerde ondersteuning krijgen in een op slachtoffers toegespitste gender-, invaliditeits- en kindgevoelige benadering, zodat zij hun rechten die hun wegens hun status als slachtoffer in de strafprocedure toekomen, kunnen uitoefenen. Deze bijstand kan bestaan uit opvang in opvanghuizen, het verlenen van medische en psychologische bijstand of het verlenen van informatie en tolkdiensten en mag niet afhankelijk worden gesteld van de bereidheid van het slachtoffer om mee te werken aan het strafrechtelijk onderzoek, de vervolging of de terechtzitting. De huisvesting moet zijn afgestemd op slachtoffers met speciale behoeften en op de specifieke behoeften van kinderen, met inbegrip van kindslachtoffers.
De lidstaten zorgen er bovendien voor dat slachtoffers van mensenhandel hun recht kunnen uitoefenen om internationale bescherming of een gelijkwaardige nationale status aan te vragen, ook wanneer zij hulp, ondersteuning en bescherming ontvangen als een vermoedelijk of geïdentificeerd slachtoffer van mensenhandel.
In aanvulling op de rechten zoals uiteengezet in Richtlijn 2012/29/EU moeten lidstaten ervoor zorgen dat slachtoffers van mensenhandel toegang hebben:
De lidstaten moeten er bovendien voor zorgen dat slachtoffers van mensenhandel hun recht kunnen uitoefenen om internationale bescherming of een gelijkwaardige nationale status aan te vragen, ook wanneer het slachtoffer hulp, ondersteuning en bescherming ontvangt als een vermoedelijk of geïdentificeerd slachtoffer van mensenhandel.
De lidstaten zien er ook op toe dat de procedures voor de melding van een strafbaar feit veilig zijn, op vertrouwelijke wijze worden uitgevoerd overeenkomstig de nationale wetgeving, op kindvriendelijke wijze zijn opgezet en toegankelijk zijn en beschikbaar zijn in de taal overeenkomstig de leeftijd en de ouderdom van het kind.
De lidstaten zorgen voor een systeem voor de registratie, productie en verstrekking van geanonimiseerde statistische gegevens om toezicht te houden op de doeltreffendheid van hun systemen voor het bestrijden van de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten.
De lidstaten moeten maatregelen nemen om:
Richtlijn 2011/36/EU moest per in nationaal recht zijn omgezet. De regels in de richtlijn moeten vanaf dezelfde datum van toepassing zijn.
Wijzigingsrichtlijn (EU) 2024/1712 is op in werking getreden en moet voor in nationale wetgeving zijn omgezet. De regels in de wijzigingsrichtlijn moeten vanaf van toepassing zijn.
Mensenhandel is uitdrukkelijk verboden bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (artikel 5) en de EU heeft een uitgebreid juridisch en beleidskader opgesteld om dit verschijnsel aan te pakken, met name door middel van Richtlijn 2011/36/EU en de EU-strategie voor de bestrijding van mensenhandel 2021-2025.
Zie voor meer informatie:
Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van , blz. 1-11)
Achtereenvolgende wijzigingen aan Richtlijn 2011/36/EG werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.
laatste bijwerking