Eu-regels over de bescherming van dieren tijdens het vervoer

KERNPUNTEN

De verordening bepaalt de volgende algemene voorschriften voor het vervoer van dieren.

• Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent.
• Voor het vervoer dienen voorzieningen te zijn getroffen om de duur van het transport tot een minimum te beperken en in de behoeften van de dieren te voorzien.
• De dieren moeten geschikt zijn voor vervoer.
• Het vervoermiddel, alsmede de laad- en losvoorzieningen, dienen zodanig te zijn ontworpen, geconstrueerd, onderhouden en gebruikt dat de dieren letsel en lijden bespaard blijft en dat hun veiligheid is gegarandeerd.
• Het personeel dat met de dieren omgaat, heeft daarvoor de nodige opleiding of bekwaamheid.
• Het vervoer wordt zonder oponthoud tot de plaats van bestemming uitgevoerd, en het welzijn van de dieren wordt regelmatig gecontroleerd.
• De dieren moeten over voldoende vloeroppervlak en stahoogte beschikken.
• Zij dienen water, voeder en rust te krijgen wanneer nodig.
• Vervoerders dienen:
  • een vergunning van de bevoegde nationale autoriteiten te hebben voor alle transporten van meer dan 65 km;
  • documenten te overleggen met informatie over de herkomst en de eigenaar van de dieren, hun bestemming en de verwachte duur van het transport;
  • een verzorger aan te wijzen die de dieren vergezelt, tenzij deze in containers worden vervoerd met voldoende voeder en water.
• Bevoegde autoriteiten moeten een inspectie uitvoeren en goedkeuring geven aan de vervoermiddelen die worden gebruikt voor wegvervoer of zeevervoer van dieren over grote afstand voordat deze mogen worden gebruikt.
• Houders van dieren en exploitanten van verzamelcentra (bedrijven, verzamelplaatsen en markten) dienen ervoor te zorgen dat de regels en normen voor het welzijn op de plaats van vertrek, overlading en bestemming worden nageleefd.
• De bevoegde autoriteit moet verklaren dat vervoerders:
  • in een lidstaat gevestigd zijn;
  • over voldoende geschikte medewerkers, uitrusting en werkmethoden beschikken;
  • zich niet schuldig hebben gemaakt aan ernstige overtredingen van EU- of nationale wetgeving inzake de bescherming van dieren in de afgelopen drie jaar.
• Voor lange transporten tussen lidstaten en voor bestemmingen buiten de EU:
  • moeten vervoerders beschikken over de nodige vergunningen, documenten, satellietnavigatiesystemen en plannen voor noodgevallen;
  • dient de bevoegde autoriteit tijdens de reis en op de plaats van vertrek steekproefsgewijs controles uit te voeren.
• In een noodgeval of wanneer de regels voor het welzijn niet worden toegepast, kunnen de nationale autoriteiten de vervoerder verplichten tot het nemen van de nodige maatregelen om het welzijn van de dieren tijdens het transport te garanderen, zoals:
  • vervanging van bestuurder of verzorger;
  • voorlopige reparatie van het vervoermiddel;
  • overlading van de partij op een ander vervoermiddel;
  • terugzending van de dieren naar de plaats van vertrek;
  • het uitladen van de dieren en onderbrenging ervan in geschikte tijdelijke huisvesting.

Met Wijzigingsverordening (EU) 2017/625 betreffende de handhaving van de EU-regels voor de agro-voedselketen (zie de samenvatting) werden enkele kleine wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1/2005 aangebracht. Met de verordening worden alle regels met betrekking tot officiële controles verwijderd uit Verordening (EG) nr. 1/2005.

De Europese Commissie heeft een uitvoeringshandeling vastgesteld, Uitvoeringsverordening (EU) 2023/372, waarin, met betrekking tot Verordening (EG) nr. 1/2005, regels worden vastgesteld voor de registratie van officiële controles op veeschepen, de inhoud van noodplannen die vervoerders moeten indienen bij het zeevervoer van dieren, de goedkeuring van veeschepen en de minimumeisen waaraan de plaats van uitgang in zeehavens moet voldoen.