Vermindering van de verontreiniging door afval van de titaandioxide-industrie

De EU-wetgeving betreffende verontreiniging door afval van de titaandioxide-industrie wordt voortaan beheerst door Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging).

BESLUIT

Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging).

SAMENVATTING

Afval van titaandioxide kan ernstige lucht- en waterverontreiniging veroorzaken. Daarom wijdt Richtlijn 2010/75/EU een specifiek hoofdstuk aan afval van titaandioxide en worden er strikte emissiegrenswaarden opgelegd.

Verbod op de lozing van afvalstoffen

De volgende afvalstoffen mogen niet in wateren, zee of oceaan worden geloosd:

• vaste afvalstoffen;
• moederlogen afkomstig uit de filtratiefase na de hydrolyse van de oplossing van titanylsulfaat van installaties die het sulfaatproces toepassen (die gemiddeld meer dan 0,5 % vrij zwavelzuur bevatten);
• afvalstoffen afkomstig van installaties die het chlorideproces toepassen (die meer dan 0,5 % vrij zoutzuur en verschillende zware metalen bevatten);
• filterzouten en slibvormige en vloeibare afvalstoffen die vrijkomen bij de behandeling van de afvalstoffen uit de twee bovengenoemde processen en die verschillende zware metalen bevatten, maar met uitsluiting van geneutraliseerde en gefilterde of gedecanteerde afvalstoffen die slechts sporen van zware metalen bevatten en die, vóór enigerlei verdunning, een pH-waarde van meer dan 5,5 hebben.

Controle van emissies in het water

Er zijn grenswaarden vastgelegd voor emissies in het water (bijlage VIII, deel 1).

Preventie en controle van emissies in de lucht

De emissie van zuurdruppels uit installaties moet worden voorkomen.

Er zijn grenswaarden vastgelegd voor emissies in de lucht (bijlage VIII, deel 2).

Monitoring van emissies

De EU-lidstaten dragen zorg voor de monitoring van emissies in het water en in de lucht, en zien erop toe dat er volledig wordt beantwoord aan de in de exploitatievergunning van de installatie vastgelegde voorwaarden (bijv. er worden preventieve maatregelen tegen verontreiniging genomen; de best beschikbare technieken worden toegepast; afvalstoffen worden gereduceerd, gerecycled of op de minst verontreinigende manier verwijderd; energie wordt zo doelmatig mogelijk gebruikt, enz.).

De monitoring wordt verricht overeenkomstig de CEN-normen (of andere erkende normen die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren). Specificaties betreffende het monitoringproces zijn opgenomen in bijlage VIII, deel 3.

Laatste wijziging: 11.08.2014