EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000PC0139

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid

/* COM/2000/0139 def. - COD 2000/0073 */

OJ C 337E, 28.11.2000, p. 109–121 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52000PC0139

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid /* COM/2000/0139 def. - COD 2000/0073 */

Publicatieblad Nr. C 337 E van 28/11/2000 blz. 0109 - 0121


Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake ALGEMENE PRODUCTVEILIGHEID

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Inleiding

2. Achtergronden, doelstellingen en hoofdpunten van het voorstel

3. Subsidiariteit

4. Economische aspecten en gevolgen voor het MKB

5. Raadpleging

6. Inhoud van het voorstel

1. Inleiding

Richtlijn 92/59/EEG van de Raad inzake algemene productveiligheid (RAPV) is op 29 juni 1992 goedgekeurd en moest uiterlijk 29 juni 1994 door de lidstaten toegepast worden. De richtlijn was gebaseerd op artikel 100 A (nu artikel 95) en werd vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht in samenwerking met het Europees Parlement vastgesteld.

Artikel 16 van de richtlijn luidt:

"Vier jaar na de in artikel 17, lid 1, bedoelde datum doet de Raad aan de hand van een verslag van de Commissie over de opgedane ervaring, vergezeld van passende voorstellen, een uitspraak over de eventuele aanpassing van deze richtlijn, met name teneinde de werkingssfeer van de richtlijn zoals omschreven in artikel 1, lid 1, en artikel 2, onder a), uit te breiden alsmede over de vraag of het gewenst is de bepalingen van titel V te wijzigen."

De Commissie heeft de tenuitvoerlegging en de toepassing in de praktijk van de richtlijn diepgaand onderzocht en geëvalueerd.

Een verslag over de voornaamste bevindingen van dit onderzoek wordt afzonderlijk aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd. Bovendien zijn uitvoerige gegevens beschikbaar in een rapport van een studie die voor de Commissie is verricht door het "Centre de droit de la Consommation" van de Université Catholique de Louvain (dit rapport is te vinden op http://europa.eu.int/comm/dgs/health_consumer/index).

Het verbeteren van de veiligheid en gezondheid van de consument is een van de door de Commissie aangekondigde beleidsprioriteiten. Dit voorstel maakt deel uit van de acties waarmee dat doel moet worden bereikt. Dankzij de Richtlijn algemene productveiligheid en andere richtlijnen op het gebied van productveiligheid is in de Europese Unie een hoog niveau van consumentenbescherming tot stand gebracht. Toch is uit recente crisissen in de levensmiddelensector en bepaalde tekortkomingen in de veiligheid van industrieproducten gebleken dat de huidige wettelijke regeling aangescherpt moet worden. Er zijn tot dusver een aantal tekortkomingen in de bepalingen van de richtlijn naar voren gekomen waardoor de doelstellingen ervan niet volledig zijn bereikt, en ook is gebleken dat sommige aspecten van de consumentenbescherming met de huidige richtlijn onvoldoende zijn geregeld.

Uit de statistieken die zijn verzameld via het communautair systeem voor ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding (EHLASS) [1], het algemene Europese systeem voor het verzamelen van uniforme gegevens over ongevallen van consumenten, blijkt dat dit soort ongevallen tot een aanzienlijk aantal sterfgevallen leidt, die deels door het gebruik van consumentenproducten zijn veroorzaakt. Het aantal dodelijke ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding was in 1996 in de Unie 83 000, terwijl er jaarlijks ongeveer 6 000 mensen op het werk overlijden en 45 000 bij verkeersongelukken. Ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding zijn de belangrijkste doodsoorzaak voor mensen onder de 35 jaar. Opgemerkt zij echter dat in deze cijfers ook ongelukken zijn begrepen die niet door gevaarlijke producten in de zin van de hier beschouwde richtlijn zijn veroorzaakt.

[1] Nu opgenomen in het communautair actieprogramma inzake de voorkoming van letsel binnen het kader van de actie op het gebied van de volksgezondheid (1999-2003).

De Gemeenschap beschikt al over specifieke wetgeving op het gebied van de voedselveiligheid. Desondanks worden voedselveiligheidskwesties op dit moment in dezelfde institutionele context behandeld als andere consumentenproducten. Volgens het Witboek over voedselveiligheid echter zal de voorgestelde Voedselautoriteit de Commissie in de toekomst assisteren bij alle productveiligheidskwesties die verband houden met voedsel. Met name is het de bedoeling dat kennisgevingen over levensmiddelen die nu via het Systeem voor snelle uitwisseling van informatie worden gedaan, onder deze autoriteit komen te ressorteren, zodat de werkingssfeer van de Richtlijn algemene productveiligheid wordt beperkt.

Het hier gepresenteerde voorstel voor herziening van de richtlijn richt zich zowel op de punten die worden genoemd in het hierboven aangehaalde artikel 16 als op de in het onderzoek geconstateerde tekortkomingen en verdere behoeften, om zo bij te dragen tot de verwezenlijking van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en veiligheid van de consument.

Doel en werkingssfeer van de huidige Richtlijn algemene productveiligheid

De richtlijn regelt de veiligheid van consumentenproducten en is bedoeld om ervoor te zorgen dat op de markt gebrachte producten veilig zijn. Het gaat hier om producten die voor consumenten bestemd zijn of door hen gebruikt kunnen worden, en die in het kader van een handelsactiviteit worden geleverd. Dit omvat nieuwe, tweedehands en opnieuw in goede staat gebrachte producten, met uitzondering van antiek en producten die verkocht worden om weer in goede staat gebracht te worden, mits de leverancier de consument hiervan op de hoogte stelt. Er wordt een algemene definitie van "veilig product" gegeven.

Het uiteindelijke doel van deze richtlijn is het harmoniseren van de maatregelen van de lidstaten die een algemene verplichting inhouden om uitsluitend veilige producten op de markt te brengen, teneinde zowel een uniform, hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en veiligheid van de consument in de hele EG als de goede werking van de interne markt te waarborgen.

Volgens de preambule van de richtlijn bestaat er behoefte aan een horizontaal wettelijk kader op brede basis dat de producten omvat die niet onder sectorspecifieke communautaire wetgeving vallen en tevens in lacunes in bestaande of toekomstige specifieke wettelijke voorschriften voorziet.

Daarom is de richtlijn bedoeld als aanvulling op de communautaire sectorwetgeving teneinde:

- producten te bestrijken die niet onder sectorwetgeving vallen,

- producten te bestrijken die wel onder (bestaande en toekomstige) sectorwetgeving vallen, wat betreft de risicocategorieën, veiligheidsaspecten en administratieve en controlevereisten die niet in bedoelde wetgeving aan de orde komen.

In de preambule van de richtlijn wordt echter gepreciseerd dat indien er voorschriften bestaan die voorzien in volledige harmonisatie en waarin de aan de producten gestelde veiligheidseisen zijn vastgesteld, er geen grond aanwezig is om het bedrijfsleven nieuwe verplichtingen op te leggen voor het op de markt brengen van producten die onder dergelijke voorschriften vallen. Dit geldt met name voor producten die onder de zogenaamde nieuwe-aanpakrichtlijnen vallen. Verder bepaalt artikel 1 dat wanneer een specifieke communautaire regeling bepalingen bevat die slechts op bepaalde veiligheidsaspecten of risicocategorieën van de betrokken producten betrekking hebben, die bepalingen van toepassing zijn ten aanzien van de veiligheids- of risicoaspecten in kwestie.

Hoofdbestanddelen van de huidige Richtlijn algemene productveiligheid

Kort samengevat bevat Richtlijn 92/59/EEG de volgende bepalingen:

Verplichtingen van de producenten:

- uitsluitend veilige producten op de markt brengen;

- de consument de relevante informatie verstrekken waarmee deze zich een oordeel kan vormen over de aan een product inherente risico's;

- maatregelen nemen om op de hoogte te blijven van de risico's die aan de door hen geleverde producten zijn verbonden en de nodige maatregelen treffen om die risico's te voorkomen, waaronder indien nodig het uit de markt nemen van het betrokken product.

Verplichtingen van de distributeurs:

- geen producten leveren waarvan zij weten of hadden moeten concluderen dat zij gevaarlijk zijn;

- meewerken bij de bewaking van de veiligheid van de door hen geleverde producten en de maatregelen om de eventuele risico's van die producten te voorkomen.

Criteria om de productveiligheid te beoordelen en te bepalen onder welke voorwaarden een product veilig geacht dient te worden:

- producten die in overeenstemming zijn met de specifieke nationale voorschriften van de lidstaat waarin zij in het verkeer zijn, worden geacht aan het algemene veiligheidsvereiste van de RAPV te voldoen;

- in de overige gevallen wordt de veiligheid van een product beoordeeld aan de hand van Europese of nationale niet-verplichte normen, communautaire technische specificaties, gedragscodes, de stand van de kennis en de verwachtingen van de consument.

Verplichtingen van de lidstaten:

- ervoor zorgen dat de producenten en distributeurs aan hun verplichtingen voldoen. Dit omvat in het bijzonder het aanstellen of aanwijzen van autoriteiten voor markttoezicht die bevoegd zijn om een aantal controle- en handhavingsmaatregelen te nemen en sancties op te leggen bij niet-nakoming van de verplichtingen van de richtlijn;

- de Commissie op de hoogte te stellen van de maatregelen die zij nemen om het op de markt brengen van producten te beperken of te gelasten dat zij uit de handel worden genomen. De Commissie bestudeert dan de redenen voor die maatregelen en informeert alle lidstaten als zij tot de conclusie komt dat een maatregel gerechtvaardigd is;

- ervoor zorgen dat hun ambtenaren en personeelsleden de in de zin van de richtlijn verzamelde gegevens die onder het beroepsgeheim vallen, niet openbaar maken, tenzij het gaat om gegevens over de veiligheid van een product die openbaar moeten worden gemaakt teneinde de gezondheid en de veiligheid van personen te beschermen. Dit geldt ook voor ambtenaren van de Commissie.

Instelling van een systeem voor snelle uitwisseling van gegevens (RAPEX) voor producten die een ernstig en onmiddellijk risico inhouden

Dit systeem houdt in dat wanneer een lidstaat dringende maatregelen neemt of besluit te nemen om het in de handel brengen of gebruiken van producten die een ernstig en onmiddellijk gevaar inhouden te beletten, te beperken of aan bijzondere voorwaarden te onderwerpen, die lidstaat dit meldt aan de Commissie, die op haar beurt de overige lidstaten informeert. Nadere bijzonderheden over de werking van dit systeem zijn in een bijlage bij de richtlijn opgenomen.

Procedures voor maatregelen in de hele Gemeenschap

De Commissie kan, bijgestaan door een comité, tijdelijke maatregelen voor de hele Gemeenschap treffen ten aanzien van producten die een ernstig en onmiddellijk risico inhouden, met inachtneming van een aantal materiële en procedurele voorwaarden.

Comité

Een regelgevend comité heeft tot taak de Commissie bij te staan bij het aanpassen van de bijlage, die betrekking heeft op de RAPEX-procedures, en het vaststellen van communautaire maatregelen in geval van noodsituaties.

Evaluatie van de tenuitvoerlegging van de Richtlijn algemene productveiligheid

Artikel 16 van Richtlijn 92/59/EEG noemt wat de herziening van de richtlijn aangaat de werkingssfeer ervan (artikel 1, lid 1, en artikel 2, onder a), en dringende situaties en optreden op Gemeenschapsniveau (titel V).

De Commissie heeft besloten met de indiening van een voorstel tot herziening van de richtlijn te wachten om meer ervaring op te doen, beter voorbereid te zijn en met name een studie naar de tenuitvoerlegging van de RAPV af te wachten.

Zoals al gezegd heeft het "Centre de droit de la Consommation" van de Université Catholique de Louvain in oktober 1999 een studie afgerond naar de juridische en praktische toepassing van de richtlijn, waarin de knelpunten zijn aangegeven en noodzakelijke verbeteringen worden genoemd. Deze studie omvatte alle EU-lidstaten plus de EER-landen Noorwegen en IJsland.

De Commissie heeft over de herziening van de richtlijn uitvoerig overleg gepleegd; hierop wordt in hoofdstuk 5 nader ingegaan.

Het functioneren van RAPEX, een belangrijke component van de richtlijn, is door de Commissie geëvalueerd aan de hand van gesprekken in alle lidstaten. De belangrijkste resultaten van deze bezoeken zijn neergelegd in het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de ervaring met de toepassing van de richtlijn.

2. Achtergronden, doelstellingen en hoofdpunten van het voorstel

Om het algemene doel van de richtlijn te verwezenlijken wordt een horizontaal reglementair kader opgezet ter aanvulling en vervollediging van de sectorale Gemeenschapswetgeving op het gebied van productveiligheid.

Hoewel de algemene aanpak van de richtlijn in wezen deugdelijk gebleken is en niet ingrijpend gewijzigd hoeft te worden, zijn de doelstellingen ervan niet geheel bereikt als gevolg van onduidelijkheden, gebreken of lacunes in sommige bepalingen.

Meer in het bijzonder moet de herziening aan de hierna beschreven behoeften en doelstellingen beantwoorden.

2.1. Relatie tussen de Richtlijn algemene productveiligheid en de sectorale communautaire wetgeving

De RAPV was bedoeld om een horizontaal reglementair kader in te voeren voor alle consumentenproducten, niet alleen om op die manier producten te bestrijken waarvoor geen specifieke communautaire wetgeving bestond, maar ook om lacunes in die wetgeving op te vullen. Zoals gezegd omvat de RAPV niet alleen een algemeen veiligheidsvereiste voor consumentenproducten, maar ook verdere voorschriften voor de producenten en distributeurs, bepalingen inzake controle en handhaving, kennisgevingssystemen (met name RAPEX) en in sommige gevallen maatregelen op communautair niveau.

De evaluatie van de toepassing van de richtlijn heeft aan het licht gebracht dat er sprake is van onzekerheid, verschil van mening of onvoldoende bekendheid wat betreft de toepasselijkheid van sommige bepalingen van de richtlijn op producten die onder sectorwetgeving vallen.

Sommige lidstaten waren van mening dat een aantal bepalingen van de RAPV niet van toepassing zijn op producten die onder sectorwetgeving vallen, ook al bevat die wetgeving geen gelijkwaardige bepalingen.

Met name bevatten verscheidene communautaire richtlijnen met veiligheidseisen voor bepaalde categorieën producten geen verplichtingen voor de producenten en distributeurs die te vergelijken zijn met artikel 3, leden 2 en 3, van de RAPV, en evenmin bepalingen inzake markttoezicht, kennisgeving via een systeem voor snelle waarschuwing en dringende maatregelen op Gemeenschapsniveau. Als gevolg van de uiteenlopende wijze van toepassing van de RAPV ter aanvulling van sectorwetgeving zijn deze belangrijke productveiligheidsaspecten niet overal in de Gemeenschap op dezelfde manier geregeld. Hier moet iets aan gedaan worden, te meer daar dit punten zijn waarop de RAPV verbeterd, aangescherpt en aangevuld moet worden en de bepalingen weinig effect zullen sorteren als het niet zeker is dat zij op alle consumentenproducten worden toegepast.

De onduidelijke formulering van artikel 1 RAPV moet worden aangepast om duidelijkheid en rechtszekerheid te verkrijgen over de toepassing van de bepalingen van de RAPV in de verschillende gevallen.

De situatie moet als volgt worden verduidelijkt:

- alle bepalingen van de RAPV zijn van toepassing op consumentenproducten die wat hun veiligheid betreft niet onder sectorale communautaire wetgeving vallen;

- voor producten waarvoor specifieke veiligheidseisen in sectorale communautaire wetgeving zijn vastgelegd, komen deze eisen in de plaats van het algemene veiligheidsvereiste, de definitie van "veilig" product en de conformiteitscriteria van de RAPV voor de betrokken producten. Als deze eisen echter maar een deel van de veiligheidsaspecten van de producten in kwestie betreffen, blijven het algemene veiligheidsvereiste, de definitie van "veilig" product en de conformiteitscriteria van de RAPV van toepassing op de overige aspecten. Afgezien van het algemene veiligheidsvereiste zijn alle bepalingen van de RAPV (kort samengevat de verdere verplichtingen voor de producenten en distributeurs, het markttoezicht, RAPEX, maatregelen op Gemeenschapsniveau) van toepassing, onverminderd specifieke bepalingen in sectorale wetgeving;

- de communautaire wetgeving streefde naar "totale veiligheid" (wetgeving ter harmonisering van alle veiligheidseisen die voor een bepaalde productcategorie relevant geacht worden); met name worden de nieuwe-aanpakrichtlijnen per definitie geacht veiligheidseisen vast te leggen voor alle veiligheidsaspecten die ter waarborging van de veiligheid van het betrokken product in aanmerking genomen moeten worden. Producten die in overeenstemming zijn met deze eisen moeten onbelemmerd op de interne markt kunnen circuleren, waarbij zij worden onderworpen aan de conformiteitsbeoordelingsprocedures van de desbetreffende richtlijnen. Daarom zijn deze "essentiële veiligheidseisen" de enige veiligheidseisen die van toepassing zijn op producten die onder dergelijke richtlijnen vallen. Het algemene veiligheidsvereiste, de definitie van "veilig product" en de conformiteitscriteria van de RAPV zijn in dat geval niet van toepassing. Evenals hierboven zijn de overige bepalingen van de RAPV wel van toepassing, onverminderd specifieke eisen voor dezelfde aspecten die in de toepasselijke sectorale wetgeving zijn opgenomen.

2.2. Werkingssfeer van de Richtlijn algemene productveiligheid

Volgens de huidige formulering vallen onder de werkingssfeer van de richtlijn alleen producten die voor consumenten bestemd zijn of door hen gebruikt kunnen worden, en die in het kader van een handelsactiviteit worden geleverd.

Er is geopperd om ook diensten in de werkingssfeer van de richtlijn op te nemen en deze mogelijkheid is nagegaan. Diensten worden steeds belangrijker voor de interne markt en er kunnen aanzienlijke veiligheidsaspecten aan verbonden zijn. Sommige lidstaten hebben diensten al in hun wetgeving ter omzetting van Richtlijn 92/59/EEG opgenomen.

Uit de hierover gevoerde discussies is naar voren gekomen dat communautaire maatregelen betreffende de veiligheid van diensten dringend nodig geacht worden. De Commissie heeft stappen ondernomen om op dit gebied zo spoedig mogelijk specifieke voorstellen op te stellen. Er wordt gewerkt aan het bepalen van de prioritaire sectoren en het vinden van de beste benadering voor communautaire maatregelen betreffende de veiligheid van diensten (een algemeen reglementair kader of wetgeving voor specifieke sectoren, uitgaan van veiligheidseisen of van de aansprakelijkheid van dienstverleners, dan wel allebei, enz.).

Op dit moment wordt, in afwachting van de voltooiing van het lopende onderzoek, voorgesteld de uitbreiding van de werkingssfeer van de RAPV te beperken tot producten die verband houden met diensten. Dit zou het volgende omvatten:

- producten die in het kader van een dienstverlening aan consumenten worden geleverd of door hen worden gebruikt;

- producten die worden gebruikt om een dienst te verlenen, voorzover het de intrinsieke consumentenveiligheidsaspecten van die producten betreft.

In beide gevallen spelen veiligheidsaspecten een grote rol, en dit wordt steeds belangrijker naarmate de dienstensector zich ontwikkeld (bv. toeristendiensten, fitnesscentra enz.).

De werkingssfeer van de richtlijn moet verder ook duidelijker omschreven worden om ervoor te zorgen dat producten die niet voor consumenten bestemd zijn, maar wel onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden door hen kunnen worden gebruikt, onder de eisen van de richtlijn vallen. Dit is met name bedoeld om te vermijden dat "professionele" producten naar de consumentenmarkt "migreren" zonder de nodige aanpassingen en beschermings- en controlemaatregelen.

2.3. Verplichtingen van de producenten en distributeurs

Zoals gezegd legt de RAPV bepaalde verplichtingen vast voor de producenten en andere verplichtingen voor de distributeurs.

De ervaring heeft geleerd dat deze verplichtingen voor producenten en distributeurs op bepaalde punten aangevuld moeten worden.

Producenten en distributeurs kunnen in bepaalde gevallen aan de hand van tests of veiligheidsevaluaties constateren of na ontvangst en bestudering van klachten of informatie van derden tot de conclusie komen dat producten die zij leveren of geleverd hebben gevaarlijk zijn en maatregelen nemen om risico's voor de consumenten te voorkomen. In dat geval zijn de producenten en distributeurs in sommige landen buiten de EU (met name de VS en Australië) verplicht de autoriteiten onmiddellijk van hun bevindingen en genomen maatregelen in kennis te stellen. Deze informatie kan voor de met het markttoezicht belaste autoriteiten van groot belang zijn om de betrokken producten te traceren, na te gaan of andere producten met hetzelfde risico behept zijn, alle nodige maatregelen te nemen en zo nodig de autoriteiten van de overige lidstaten op de hoogte te stellen. De communautaire wetgeving bevat echter geen verplichting om de autoriteiten in zulke gevallen te informeren en hetzelfde geldt voor de wetgeving van een aantal lidstaten. Deze verplichting moet in de RAPV worden opgenomen om het markttoezicht in de Gemeenschap doeltreffender te maken. De voorwaarden waaronder dergelijke kennisgevingen dienen plaats te vinden en de inhoud ervan moeten duidelijk worden vastgelegd zodat zij voor het bedrijfsleven en de overheid geen al te grote belasting opleveren.

Meer in het algemeen is uit recente gebeurtenissen naar voren gekomen hoe belangrijk nauwe, effectieve samenwerking tussen producenten, distributeurs en nationale overheidsinstanties is, met name in geval van crisissen. Die samenwerking is essentieel om in noodsituaties gevaarlijke producten snel te kunnen traceren en van de markt te halen. In de hele Gemeenschap zou een algemene verplichting voor de producenten en distributeurs moeten gelden om met de autoriteiten samen te werken. Ook moeten er procedures komen om een dialoog tussen het bedrijfsleven en de autoriteiten over productveiligheidskwesties te vergemakkelijken.

Volgens de RAPV moeten gevaarlijke producten door de producenten uit de handel worden genomen als dit nodig is om risico's voor de consument te voorkomen. In dat geval worden de producten in kwestie uit de winkels en opslagplaatsen in de distributieketen weggehaald. De voorraden in de winkels mogen niet worden verkocht en moeten worden verwijderd en producten die zich nog niet in de distributieketen bevinden moeten in de opslagplaatsen van de producenten of importeurs blijven. De RAPV bevat echter geen bepalingen voor het terugroepen van al verkochte of anderszins aan consumenten verstrekte producten door de producenten en distributeurs met het oog op de veiligheid van de consument en de vervanging, reparatie of vergoeding van de producten. Verder is het soms nodig dat de producenten de consumenten waarschuwen voor de risico's die verbonden zijn aan al aan hen verkochte producten. De wettelijke bepalingen en de praktijken van de lidstaten met betrekking tot deze aspecten lopen uiteen. De RAPV moet worden gewijzigd om hiervoor uniforme bepalingen in te voeren.

2.4. Conformiteitsbeoordelingscriteria en productveiligheidsnormen

Artikel 4 van Richtlijn 92/59/EEG bepaalt dat bij gebreke van specifieke reglementaire voorschriften op communautair of nationaal niveau de veiligheid van een product moet worden beoordeeld aan de hand van:

- nationale normen waarin een Europese norm is omgezet, of

- communautaire technische specificaties, of

- nationale normen, of

- gedragscodes inzake gezondheid en veiligheid in de betrokken sector, of

- de stand van vakkennis en techniek en de veiligheid die de consumenten redelijkerwijs mogen verwachten.

Wanneer een product voldoet aan de specifieke nationale voorschriften van de lidstaat waarin het op de markt gebracht wordt, wordt het volgens de richtlijn als "veilig" beschouwd. Ontbreken dergelijke voorschriften, dan moeten de bovengenoemde niet-bindende specificaties bij de beoordeling van het product in acht worden genomen. De richtlijn lijkt die specificaties in een hiërarchische volgorde te rangschikken.

Uit de ervaring blijkt dat het streven van de richtlijn om een hoog beschermingsniveau in de hele EU en de goede werking van de interne markt te waarborgen wordt belemmerd door de wijze waarop de criteria voor conformiteitsbeoordeling in artikel 4 zijn gedefinieerd en het ontbreken van een welomschreven wettelijke status voor die criteria.

In het bijzonder bieden Europese normen krachtens de richtlijn geen "vermoeden van overeenstemming", wat wel het geval is met de geharmoniseerde normen uit hoofde van de nieuwe-aanpakrichtlijnen.

De aard, status en praktische relevantie van de andere documenten en referenties die in artikel 4 worden genoemd, zijn voor verschillende uitleg vatbaar.

Er wordt niets gezegd over mandaten aan Europese normalisatie-instellingen om uit hoofde van deze richtlijn normen op te stellen en bekendmaking van de referenties van die normen in het Publicatieblad.

Het ontbreken van een "status" voor Europese normen in deze richtlijn doet afbreuk aan de geloofwaardigheid ervan als doeltreffend instrument voor het bereiken van harmonisatie.

Vaak hebben fabrikanten van bepaalde categorieën producten verzocht om specifieke richtlijnen voor hun producten, ook al vielen die producten onder Richtlijn 92/59/EEG en specifieke Europese normen.

Zowel het bedrijfsleven als de consumenten hebben dikwijls behoefte aan aanvullende sectorale wetgeving, aangezien de richtlijn niet altijd toereikend geacht wordt met het oog op de consumentenbescherming en de interne markt.

Uiteraard zou het onmogelijk zijn om in de richtlijn zelf uitvoerige veiligheidsvoorschriften op te nemen waardoor alle producten die onder de ruime werkingssfeer ervan vallen naar behoren worden bestreken. Daarom is het essentieel om aan Europese normen een groter gewicht toe te kennen bij de beoordeling of producten in overeenstemming zijn met het algemene veiligheidsvereiste van de richtlijn. Aldus zou de RAPV een kader bieden voor een voldoende mate van harmonisatie van de consumentenveiligheidseisen voor de productgroepen die het meest relevant zijn voor de veiligheid van de consument, en voor de werking van de interne markt, waarbij een flexibele benadering wordt gevolgd en wordt voorkomen dat er een overvloed aan sectorale wetgeving nodig is. De herziening moet de mogelijkheid bieden dat producten die voldoen aan Europese normen die in opdracht van de Commissie door Europese normalisatie-instellingen zijn opgesteld en waarvan de referenties in het Publicatieblad van de EG worden gepubliceerd, geacht worden met de veiligheidseisen van de richtlijn in overeenstemming te zijn.

Voor het opstellen van normalisatiemandaten uit hoofde van de RAPV zal de procedure van Richtlijn 98/34/EG worden gevolgd. De Commissie wordt daarbij bijgestaan door het comité van die richtlijn. Dezelfde procedure wordt gevolgd voor de eventuele publicatie van al bestaande normen van voldoende kwaliteit.

Verder kan de Commissie volgens het Verdrag aanbevelingen aan de lidstaten uitbrengen. Voor de doeleinden van de RAPV kunnen dergelijke aanbevelingen worden uitgebracht om richtsnoeren te geven voor de beoordeling van de productveiligheid met het oog op een doeltreffende, uniforme tenuitvoerlegging van de richtlijn ten aanzien van bepaalde producten en risicocategorieën. Er kunnen met name aanbevelingen worden uitgebracht om de toepassing van de RAPV op bepaalde producten te vergemakkelijken zolang er voor die producten nog geen specifieke normen zijn vastgesteld of als normen niet nodig of wenselijk geacht worden.

In de RAPV dient een "vrijwaringsclausule" te worden opgenomen zodat de lidstaten en de Commissie maatregelen kunnen nemen indien een norm niet het vereiste beschermingsniveau biedt.

2.5. Bevoegdheden inzake markttoezicht en handhaving

In Richtlijn 92/59/EEG zijn de verplichtingen en bevoegdheden van de lidstaten met betrekking tot markttoezicht en het toezicht op de naleving van de eisen van de richtlijn vastgelegd.

Markttoezicht en de verlening en uitoefening van handhavingsbevoegdheden zijn van het grootste belang ter waarborging van een doeltreffende, consequente toepassing van de communautaire eisen betreffende de veiligheid van consumentenproducten in het algemeen. Gebleken is echter dat de handhaving van de RAPV en andere wetgeving inzake productveiligheid uiteenloopt als gevolg van verschillen in de doeltreffendheid van de controle- en handhavingssystemen in de lidstaten.

Verder zijn de sancties vaak niet afschrikkend genoeg of wordt er geen gebruik van gemaakt, zodat zij niet altijd een doeltreffend middel zijn om naleving van de eisen te bereiken.

Ten slotte is de interne markt voor consumentenproducten van de EU nu weliswaar open en geïntegreerd, maar het markttoezicht nog versnipperd, en werken de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te weinig samen.

Daarom is er behoefte aan strengere communautaire bepalingen inzake markttoezicht- en handhavingsbevoegdheden om te bereiken dat:

- waar nodig doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd;

- alle lidstaten een systematische, gecoördineerde benadering voor het markttoezicht volgen teneinde tot een vergelijkbare doeltreffendheid te komen en een hoog niveau van consumentenbescherming te kunnen waarborgen;

- de systemen voor markttoezicht transparant functioneren en openstaan voor de consumenten en andere betrokkenen;

- de door de systemen voor markttoezicht van de lidstaten behaalde resultaten op gezette tijden door de Commissie worden beoordeeld in het kader van een algehele evaluatie van het functioneren van de RAPV;

- er een kader komt voor systematische samenwerking tussen de handhavingsautoriteiten van de lidstaten, waaraan ook de Commissie meewerkt. Daartoe moet een Europees Productveiligheidsnetwerk worden opgezet om op operationeel niveau de uitwisseling van informatie over risico-evaluatie, testmethoden, enz. te bevorderen en de uitvoering van gezamenlijke projecten en activiteiten te vergemakkelijken;

- de lidstaten ertoe worden aangezet om van de meest recente wetenschappelijke ontwikkelingen gebruik te maken;

- de handhavingsbevoegdheden van de bevoegde autoriteiten worden versterkt, met name wat betreft:

- het verbieden van de uitvoer van gevaarlijke producten naar derde landen;

- het terugroepen van gevaarlijke producten die al aan consumenten zijn geleverd en het verstrekken van adequate informatie aan consumenten over de risico's van die producten;

- het tijdelijk verbieden van het in de handel brengen van bepaalde producten in afwachting van een onderzoek en beoordeling van de eraan verbonden risico's;

- snel ingrijpen in geval van ernstige risico's waartegen onmiddellijk of snel moet worden opgetreden en het wegnemen van hinderpalen voor de circulatie van informatie over dergelijke risico's voor de doeleinden van de RAPV.

2.6. Kennisgeving en uitwisseling van informatie

Krachtens de RAPV moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen van door hen genomen maatregelen waarbij het op de markt brengen van een product of een partij producten wordt verboden of het uit de handel nemen daarvan wordt voorgeschreven. In geval van producten die een ernstig en onmiddellijk risico inhouden, wordt de informatie over dergelijke maatregelen die een lidstaat heeft genomen of heeft besloten te nemen, snel aan de Commissie en de overige lidstaten doorgegeven (RAPEX-systeem). Dergelijke kennisgevingen zijn niet vereist voor risico's die alleen plaatselijke gevolgen hebben.

Naast de kennisgevingen via RAPEX moet de Commissie overleg plegen met de betrokken partijen, voor elke maatregel nagaan of die gerechtvaardigd is en alle lidstaten informeren als zij tot de conclusie komt dat dat het geval is.

Uit de ervaring met het kennisgevingssysteem is gebleken dat sommige bepalingen gestroomlijnd en aangescherpt moeten worden.

Er moet vastgelegd worden dat de kennisgevingsverplichting zowel geldt voor afzonderlijke producten (producten van een specifiek merk of type) of partijen van dergelijke producten, als voor categorieën producten, d.w.z. alle producten die voor min of meer hetzelfde doel dienen en een bepaald risico vertonen.

Voortaan moeten ook maatregelen worden gemeld ten aanzien van risico's die geacht worden uitsluitend plaatselijke gevolgen te hebben, wat dan in de kennisgeving moet worden vermeld; vaak kan immers moeilijk worden uitgesloten dat een soortgelijk risico zich ooit in een andere lidstaat zal voordoen.

De logge overleg- en beoordelingsprocedure die de Commissie volgens artikel 7 van de RAPV moet volgen, moet vereenvoudigd worden zodat alle lidstaten snel geïnformeerd kunnen worden over maatregelen die volgens de Commissie gerechtvaardigd zijn.

Het RAPEX-systeem moet als volgt worden aangepast:

- vrijwillige maatregelen die op instigatie van of in overleg met de autoriteiten zijn genomen, moeten ook worden gemeld. Vaak immers kan het risico in kwestie al door vrijwillige maatregelen worden geëlimineerd, zodat verplichte maatregelen niet meer nodig zijn. Met het oog op een doeltreffende, uniforme toepassing van de richtlijn moeten alle lidstaten over dergelijke maatregelen worden geïnformeerd;

- er moet kennis gegeven worden van maatregelen of andere acties in verband met ernstige risico's voor de veiligheid en gezondheid van de consument die snel ingrijpen vereisen. Gebleken is dat het begrip "onmiddellijk risico" een bron van verwarring en rechtsonzekerheid is. Er is geen duidelijke, in de hele EU geldende definitie voor dit begrip gekomen; daardoor is het in de praktijk van weinig waarde en maakt het de beslissingen omtrent de te nemen beschermende maatregelen alleen maar moeilijker.

Er kunnen zich tal van situaties voordoen waarin snel moet worden opgetreden. De begrippen "onmiddellijk risico" en "dringende maatregelen" zijn niet altijd op die situaties van toepassing en kunnen soms een vertekend beeld geven van de veiligheidsaangelegenheden waar het om gaat; ook kunnen zij ten onrechte tot al te grote verontrusting leiden;

- de rol van de Commissie moet duidelijker omschreven worden. De Commissie kan onmogelijk zelf het risico van een product evalueren binnen de termijnen die zijn vastgelegd voor het doorgeven van de informatie aan alle lidstaten. Daarom zal de aanvankelijke beoordeling van de Commissie beperkt blijven tot een controle of aan de eisen van de herziene RAPV wat betreft RAPEX is voldaan; dit houdt met name in het verstrekken van adequate informatie over het risico in kwestie, de genomen maatregelen en de rechtvaardiging daarvan;

- derde landen en internationale organisaties moeten, op basis van wederkerigheid en onder passende voorwaarden, ook aan het RAPEX-systeem kunnen meewerken. Dit kan worden geregeld door middel van specifieke overeenkomsten tussen de Gemeenschap en die landen of organisaties. Het voordeel hiervan zou zijn dat er meer risico's en gevaarlijke producten worden bestreken en doeltreffender beschermende maatregelen kunnen worden genomen;

- in de bijlage bij de richtlijn, die bepalingen bevat voor de toepassing van het RAPEX-systeem, moet worden opgenomen dat de Commissie, bijgestaan door een raadgevend comité, operationele richtsnoeren opstelt om een doeltreffend functioneren van het systeem te vergemakkelijken.

2.7. Snelle maatregelen op Gemeenschapsniveau

Volgens de RAPV kan de Commissie (bijgestaan door het Comité voor noodgevallen) in geval van producten die een ernstig en onmiddellijk risico inhouden, besluiten de lidstaten te verplichten tijdelijke maatregelen te treffen, waarbij zij een aantal materiële en procedurele voorwaarden in acht moet nemen.

De voorwaarden voor dergelijke besluiten zijn uiterst restrictief. In de praktijk is het moeilijk gebleken om overeenstemming over de toepassing van deze procedure te bereiken.

De belangrijkste punten waarop het mechanisme voor snelle maatregelen op communautair niveau moet worden verbeterd, zijn:

- gepreciseerd moet worden dat dergelijke besluiten kunnen worden genomen als er snel actie ondernomen moet worden;

- om de al eerder uiteengezette redenen moet het begrip onmiddellijk risico, dat niet gedefinieerd kan worden en daardoor tot rechtsonzekerheid leidt, worden geschrapt;

- de geldigheidsduur van de betrokken besluiten moet van de huidige drie maanden worden verlengd tot een jaar. De maatregelen moeten op gezette tijden herzien en zo nodig verlengd worden. Aldus wordt de excessieve rompslomp van de nu wel erg korte geldigheidsduur vermeden;

- maatregelen betreffende een specifiek product of een partij daarvan moeten onbeperkt geldig zijn. Het is namelijk onpraktisch en ongewenst om maatregelen betreffende afzonderlijke producten of partijen producten van een bepaald merk en type te bevestigen door middel van richtlijnen of besluiten van het Europees Parlement en de Raad;

- de voorwaarden voor het nemen van besluiten volgens deze procedure moeten vereenvoudigd worden. De noodzakelijke voorwaarden voor een snelle maatregel op communautair niveau volgens deze procedure zijn in feite: een discrepantie tussen de lidstaten wat betreft het nemen van maatregelen tegen het risico in kwestie, het ontbreken van specifieke procedures voor snelle actie van de Gemeenschap betreffende de betrokken producten en het bestaan van een situatie waarin het risico effectiever door optreden van de Gemeenschap kan worden weggenomen teneinde een uniform beschermingsniveau en de goede werking van de interne markt te waarborgen. De voorwaarde dat de informatie over de risico's uitsluitend door een lidstaat kan worden verstrekt, is daarentegen strijdig met de realiteit van de mondiale markt, het toenemende belang van onafhankelijke wetenschappelijke advisering en de rol van de consumentenorganisaties. Verder is de voorwaarde dat ten minste één lidstaat maatregelen ten aanzien van het product moet hebben genomen niet verenigbaar met de noodzaak van snelle actie, terwijl de voorwaarde dat een lidstaat de Commissie om een besluit moet verzoeken overlapt met de comitéprocedure voor de vaststelling van dat besluit;

- ten slotte is de periode van tien dagen om uitvoering te geven aan de overeenkomstig deze procedure vastgestelde maatregelen niet bijzonder praktisch. Er moet een mogelijkheid komen om die termijn al naar het geval vast te stellen;

- er bestaat een risico dat producten die krachtens een communautair besluit in de Gemeenschap tijdelijk of permanent niet meer in de handel gebracht mogen worden of die van de markt genomen of teruggeroepen zijn, vanuit de Gemeenschap naar derde landen worden geëxporteerd. De huidige RAPV kan die uitvoer niet voorkomen.

De autoriteiten van sommige lidstaten maken zich grote zorgen over de bestemming van de voorraden producten die zij uit de handel hebben laten nemen in verband met risico's voor de gezondheid en veiligheid van de consument. Daarom hebben sommige lidstaten een exportverbod voor gevaarlijke producten ingevoerd, in het bijzonder om te voorkomen dat uit de handel genomen voorraden op buitenlandse markten worden verkocht.

De consumenten in de rest van de wereld moeten ervan uit kunnen gaan dat producten die in de Gemeenschap niet in de handel mogen worden gebracht, ook niet naar hen uitgevoerd worden. Bovendien is er een risico dat verboden producten die zijn uitgevoerd, weer in de EU geïmporteerd worden.

Daarom wordt een verbod voorgesteld op het exporteren naar derde landen van producten die op grond van een communautair besluit tijdelijk of permanent niet meer in de handel gebracht mogen worden of die van de markt genomen of teruggeroepen zijn. De producenten en exporteurs moeten ervoor zorgen dat deze verplichting wordt nageleefd. Bij inbreuken moeten de autoriteiten maatregelen nemen.

2.8. Comités

Volgens de RAPV wordt de Commissie bijgestaan door een regelgevend comité van vertegenwoordigers van de lidstaten. Het comité wordt geraadpleegd over de in artikel 10 van de richtlijn genoemde besluiten en over wijzigingen van de bijlage.

Dit comité wordt in de richtlijn het "Comité voor noodgevallen" genoemd (hoewel de besluiten van de Commissie betreffende producten die een "ernstig en onmiddellijk risico" inhouden niet uitdrukkelijk tot noodgevallen beperkt zijn).

Het "Comité voor noodgevallen" zou moeten worden omgedoopt tot "Regelgevend Comité voor de veiligheid van consumentenproducten", een benaming die zijn taken beter weergeeft. De procedures voor de raadpleging van dit comité moeten in overeenstemming worden gebracht met de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden van Besluit 1999/468/EG van de Raad.

De Commissie is van mening dat het ook nuttig zou zijn een raadgevend comité voor de veiligheid van consumentenproducten op te richten om alle vraagstukken betreffende de toepassing van deze richtlijn (afgezien van snelle maatregelen) te bestuderen, in het bijzonder kwesties betreffende handhaving en markttoezicht. Dit comité zal bestaan uit deskundigen van de verschillende nationale overheidsdiensten die voor de consumentenveiligheid bevoegd zijn.

Bovendien is in de praktijk de behoefte gebleken aan een forum waarin alle aspecten van de toepassing van de richtlijn kunnen worden besproken en effectieve samenwerking tussen alle betrokken partijen kan worden bevorderd. Daarom is de Commissie van plan om in het reglement van orde van het raadgevend comité voor de veiligheid van consumentenproducten de mogelijkheid op te nemen om overleg te plegen met de belanghebbenden, de desbetreffende normalisatie-instellingen en technische instanties, alsmede andere deskundigen al naar de behandelde onderwerpen.

Ten slotte moet worden gezorgd voor nauwe samenwerking tussen de comités voor de veiligheid van consumentenproducten en de andere comités die zijn ingesteld bij specifieke communautaire regelingen en de Commissie bijstaan als het gaat om de gezondheids- en veiligheidsaspecten van het betrokken product.

2.9. Vertrouwelijkheid

De huidige bepalingen van de RAPV inzake vertrouwelijkheid hebben er niet toe geleid dat voor dit aspect in de hele EU voor de toepassing van de richtlijn een voldoende uniforme aanpak is gevolgd.

Het kan gebeuren dat informatie die in de ene lidstaat als vertrouwelijk aangemerkt wordt, in andere lidstaten publiek gemaakt moet worden uit hoofde van de daar geldende voorschriften inzake openbaarmaking. Dit levert problemen op met het doorgeven, gebruiken en openbaar maken van informatie over risico's en gevaarlijke producten, in het bijzonder in het kader van het RAPEX-systeem.

De bepalingen van de RAPV moeten nader gepreciseerd worden om tot een gemeenschappelijke aanpak van het informatiebeheer op dit gebied te komen. De bescherming moet worden beperkt tot het beroepsgeheim, terwijl alle informatie over risico's van producten waarover de autoriteiten beschikken en die niet onder het beroepsgeheim valt, voor het publiek toegankelijk moet zijn.

3. Subsidiariteit

De Richtlijn algemene productveiligheid is in 1992 goedgekeurd als onderdeel van het programma om per 31 december 1992 de interne markt te verwezenlijken. De richtlijn was speciaal bedoeld om mogelijke handelsbelemmeringen en concurrentiedistorsies op de interne markt als gevolg van discrepanties in de horizontale productveiligheidswetgeving van de lidstaten te voorkomen. Overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag, met name artikel 100 A (het huidige artikel 95) moest dit gebeuren door middel van voorschriften die uitgaan van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en veiligheid van de consument.

De doelstellingen van de Richtlijn algemene productveiligheid behoren tot de fundamentele bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en kunnen per definitie alleen maar door maatregelen op communautair niveau worden verwezenlijkt.

Alle voorgestelde wijzigingen zijn bedoeld om de doeltreffendheid van de richtlijn te vergroten en een uniformere uitvoering van de bepalingen ervan te waarborgen.

Wat de bepalingen inzake markttoezicht betreft, dient te worden opgemerkt dat het in eerste instantie aan de lidstaten is om uit te maken op welke wijze en met welke maatregelen zij ervoor zorgen dat de producenten en distributeurs hun verplichtingen krachtens de richtlijn nakomen. Deze maatregelen zullen afhangen van de institutionele regelingen en administratieve praktijken van elke lidstaat afzonderlijk.

Zijn de ingevoerde systemen voor markttoezicht en de wijze van handhaving echter niet doeltreffend, dan kunnen de doelstellingen van de richtlijn niet worden bereikt. Bovendien kunnen tekortkomingen in de handhaving van een lidstaat onder bepaalde omstandigheden van invloed zijn op de veiligheid van de consumenten in andere lidstaten. De ervaring heeft geleerd dat het in zulke gevallen kan gebeuren dat het vertrouwen van de consumenten overal in de EU wordt geschokt en hele economische sectoren worden ontwricht.

Daarom moeten de verplichtingen van de lidstaten betreffende de invoering van de nodige middelen en procedures voor de handhaving duidelijker worden vastgelegd. Die verplichtingen mogen echter niet in conflict komen met de interne institutionele structuren en administratieve praktijken en de verdeling van de bevoegdheden over de institutionele en administratieve niveaus en sectoren in de lidstaten.

Om die redenen zijn de nieuwe bepalingen inzake markttoezicht en handhavingsbevoegdheden algemeen geformuleerd, zodat zij verenigbaar zijn met de uiteenlopende situaties in de lidstaten.

4. Economische aspecten en gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO)

Een aantal van de nieuwe of gewijzigde bepalingen in dit voorstel is van administratieve aard (bijvoorbeeld betreffende de versterking van het markttoezicht, betere samenwerking tussen de lidstaten, verbeteringen in het RAPEX-systeem) en hebben geen gevolgen voor het bedrijfsleven.

Andere wijzigingen zijn alleen bedoeld om de huidige tekst duidelijker te maken met het oog op een effectievere, uniformere tenuitvoerlegging (bijvoorbeeld de wijzigingen in de werkingssfeer van de richtlijn, de relatie met andere richtlijnen enz.). Deze wijzigingen hebben evenmin gevolgen voor het bedrijfsleven.

Enkele van de voorgestelde wijzigingen kunnen echter wel economische gevolgen voor het bedrijfsleven hebben:

- de verplichting voor producenten en distributeurs om de autoriteiten op de hoogte te stellen als zij constateren dat een door hen geleverd product gevaarlijk is;

- de verplichting voor producenten en distributeurs om met de autoriteiten samen te werken om risico's voor de gezondheid en veiligheid van de consument te voorkomen;

- de verplichting om gevaarlijke producten terug te roepen als dat nodig is om risico's te voorkomen;

- het verbod op de uitvoer van gevaarlijke producten naar derde landen.

Al deze verplichtingen, afgezien van de laatste, zijn alleen van toepassing als een onderneming een gevaarlijk product op de markt heeft gebracht en dus de fundamentele verplichting om alleen veilige producten op de markt te brengen niet is nagekomen. Dat betekent dat producenten en distributeurs de economische gevolgen van deze verplichtingen kunnen vermijden of althans zo klein mogelijk kunnen houden door zorgvuldig de risico's te beoordelen voordat zij producten op de markt brengen, iets waartoe zij volgens de huidige richtlijn al verplicht zijn.

Het is onmogelijk in te schatten hoe vaak deze verplichtingen in het spel zullen komen: dat hangt er helemaal vanaf hoe nauwlettend de betrokken ondernemingen erop toezien alleen veilige producten te leveren. Evenzo hangen de economische consequenties van elk van deze bepalingen af van de mate en de omstandigheden waarin de voorschriften niet worden nagekomen, zodat hier van tevoren niets zinnigs over kan worden gezegd.

De verplichting voor producenten en distributeurs om de autoriteiten op de hoogte te stellen als zij constateren dat een door hen geleverd product gevaarlijk is, geldt al in een aantal derde landen, met name de VS. Ook Europese bedrijven die op de markten van deze derde landen actief zijn, houden zich hieraan en er zijn geen tekenen dat dit voor hen een excessieve belasting is.

De kosten die voortvloeien uit de verplichting om met de autoriteiten samen te werken, met name in geval van crisissen zoals die zich onlangs in de voedingsmiddelensector hebben voorgedaan, moeten worden beschouwd in het licht van de ernstiger economische gevolgen die zich kunnen voordoen als in dergelijke situaties niet snel en effectief wordt opgetreden tegen de risico's voor consumenten. Daarbij staat ieder geval uiteraard op zichzelf, zodat de kosten en baten niet van tevoren gekwantificeerd kunnen worden.

Hetzelfde geldt voor het terugroepen van al aan consumenten geleverde producten. De kosten van zo'n terugroepactie zullen variëren al naar de geografische spreiding, het aantal verkochte producten, de waarde daarvan enz. Het voordeel van een tijdige recall in economische zin is onder meer een geringere schade voor de producent.

Ten slotte zijn er geen gegevens beschikbaar over het soort en het aantal producten die naar derde landen geëxporteerd (zouden kunnen) worden. Het potentiële marktverlies voor Europese producenten en de voordelen van het voorgestelde exportverbod kunnen dus niet worden geraamd.

Er dient op te worden gewezen dat de nieuwe verplichtingen het midden- en kleinbedrijf alleen voor extra kosten zullen stellen als een product niet aan de veiligheidsvereisten van de richtlijn blijkt te voldoen. De overgrote meerderheid van de bedrijven zal dus alleen maar voordeel hebben bij de herziening van de richtlijn, zoals hieronder wordt uiteengezet.

Ten eerste kunnen bedrijven die hun verplichtingen ten aanzien van de bescherming van de veiligheid en gezondheid van de consument niet nakomen, als daar niet doeltreffend tegen wordt opgetreden een onrechtmatig voordeel hebben ten opzichte van bedrijven die zich wel aan de regels houden. Met een effectiever markttoezicht zal die oneerlijke concurrentie tussen bedrijven op de interne markt en ook in het kader van de globalisering van de handel kleiner worden.

Ten tweede kan intensievere samenwerking met de autoriteiten voor markttoezicht voor het midden- en kleinbedrijf van nut zijn. Als het MKB een onveilig product levert, moeten de nationale autoriteiten er in nauwe samenwerking met het MKB voor zorgen dat het probleem met passende acties of maatregelen wordt verholpen.

Ten slotte wil het voorstel ook de voor producten geldende veiligheidseisen duidelijker vastleggen. Dankzij de nieuwe "status" die het voorstel aan Europese normen toekent, in combinatie met de mogelijkheid voor de Commissie om door middel van aanbevelingen richtsnoeren voor risico-evaluatie vast te stellen, zal het bedrijfsleven beschikken over duidelijke referentiepunten om te bepalen of een product veilig is. Dit zal voor het bedrijfsleven, en met name het MKB, van nut zijn bij het in de handel brengen van producten.

Met gemeenschappelijke evaluatiecriteria en productveiligheidsnormen kunnen de ondernemingen onder gelijke voorwaarden en met gelijke kansen concurreren. Een groter gebruik van Europese normen dient samen te gaan met een versterking van het markttoezicht.

5. Raadpleging

De volgende organisaties zijn over dit voorstel geraadpleegd en hebben hun standpunt daarover gegeven: de Europese vereniging voor de coördinatie van consumentenvertegenwoordiging in normalisatie (ANEC), het Europees Bureau van consumentenverenigingen (BEUC), de Confederation of British Industry (CBI), de Europese Raad van de verenigingen van de chemische industrie (CEFIC), de Europese commissie voor normalisatie (CEN), het Europees Verbond van vakverenigingen (EVV), de Confederatie van gezinsorganisaties in de Europese Gemeenschap (COFACE), de Vertegenwoordiging van de detail-, groot- en internationale handel bij de Europese Unie (EuroCommerce), de Europese gemeenschap van verbruikerscoöperaties (EUROCOOP), het Europees Interregionaal Verbruikersinstituut (IEIC), het Verbindingsorgaan van de Europese metaalindustrie (ORGALIME), het Product Safety Enforcement Forum of Europe (PROSAFE), de Europese Unie van het ambacht en van het midden- en kleinbedrijf (UEAPME) en de Unie van industrie- en werkgeversfederaties in Europa (UNICE).

De Commissie heeft getracht zo veel mogelijk belanghebbende partijen bij de voorbereiding van dit voorstel te betrekken. In het kader van de Werkgroep consumentenveiligheid is herhaaldelijk overleg gepleegd met deskundigen van de lidstaten, consumentenorganisaties, Europese normalisatie-instellingen en de ANEC. Dat was bedoeld om de huidige toepassing van de Richtlijn algemene productveiligheid te evalueren en eventueel nodige wijzigingen en nuttige toevoegingen te bespreken.

Een discussiestuk, genaamd "Review and revision of Directive 92/59/EEC (General Product Safety)" is op grote schaal verspreid en op internet gezet. Dit document diende voor een bijeenkomst van alle belanghebbende partijen op 24 juni 1999. In januari heeft een tweede overlegbijeenkomst plaatsgevonden waar een ontwerp van de herziene richtlijn is besproken.

In december 1999 heeft het Economisch en Sociaal Comité een initiatiefadvies over algemene productveiligheid uitgebracht. Bovendien heeft het "Centre de droit de la Consommation" van de Université Catholique de Louvain de belanghebbende partijen geraadpleegd in het kader van een studie over productveiligheid. De verschillende opvattingen over de hoofdpunten van het voorstel worden hierna kort weergegeven.

Uitbreiding van de werkingssfeer: de commerciële sector is niet gekant tegen het opnemen van producten die in het kader van aan consumenten verleende diensten worden gebruikt, zolang die producten rechtstreeks de gezondheid en veiligheid van de consument raken. De industrie is van mening dat producten die in het kader van diensten worden geleverd, al onder de richtlijn vallen. De consumentenvertegenwoordigers menen dat men nu positiever tegenover initiatieven in de dienstensector staat.

De industrie blijft erbij dat "gemigreerde" producten volgens de huidige formulering al onder de richtlijn vallen. De commerciële sector heeft echter bezwaren tegen het opnemen van dergelijke producten. De consumentenvertegenwoordigers zijn hier wel blij mee.

De industrieverenigingen hebben benadrukt dat alle veranderingen in de huidige tekst gerechtvaardigd moeten zijn in het licht van de ervaringen en erop gericht moeten zijn om verwarring met andere communautaire wetgeving te voorkomen.

Conformiteitsbeoordelingscriteria en veiligheidsnormen: het plan om de rol van Europese normen te versterken is met instemming begroet. De consumentenverenigingen en industrie-organisaties hebben verzocht om te mogen deelnemen aan de procedure voor het opstellen van mandaten voor de Europese normalisatie-instellingen, met het oog op een betere kwaliteit en grotere transparantie bij de totstandkoming van die mandaten.

Verplichtingen van de producenten en distributeurs: het bedrijfsleven heeft onderstreept dat er geen verdere verplichtingen moeten worden opgelegd, tenzij duidelijk is dat de veiligheid hierdoor wordt vergroot. Zij vrezen dat het opleggen van een verplichting om de autoriteiten op de hoogte te stellen als zij concluderen dat een product gevaarlijk is, tot een kostbare rompslomp zal leiden. De industrie wil dat duidelijk gesteld wordt dat het terugroepen van producten alleen een laatste redmiddel mag zijn.

Markttoezicht en samenwerking tussen de autoriteiten: er is algemene overeenstemming dat het markttoezicht moet worden verbeterd. Daarbij hebben de deelnemers onderstreept dat de verplichtingen van de lidstaten duidelijker omschreven moeten worden. De consumenten moeten beschermd worden, terwijl de ondernemingen erop moeten kunnen vertrouwen dat de handhavingsambtenaren een eerlijke, vrije handel kunnen waarborgen.

Verscheidene organisaties hebben gewezen op de noodzaak van samenhang in de handhaving van de sectorale wetgeving en de RAPV.

Systeem voor snelle uitwisseling van informatie: zowel de consumentenorganisaties als het bedrijfsleven zijn voorstander van verbetering van het RAPEX-systeem. Zij zien het nut in van duidelijke, gedetailleerde gegevens over een product waarover een kennisgeving wordt ingestuurd, evenals het belang van follow-up van de door de lidstaten ingezonden kennisgevingen. De vertegenwoordigers van de consumenten en de industrie wensen dat de via dit systeem ingezonden informatie en de standpunten van de Commissie openbaar gemaakt worden.

Dringende maatregelen op Gemeenschapsniveau: de betrokken partijen zien het nut van dringende maatregelen op communautair niveau in. De algemene opvatting is dat de procedurele voorwaarden van artikel 9 het nemen van dringende maatregelen op dit moment in de weg staan.

De industrie wil vasthouden aan de huidige geldigheidsduur van drie maanden voor besluiten in dringende situaties. Ook is zij van mening dat het begrip "ernstig en onmiddellijk risico" in sommige lidstaten al duidelijk gedefinieerd is. Wel werd gewezen op de noodzaak om onderscheid te maken tussen dringende maatregelen in geval van een onmiddellijk risico en maatregelen ter bestrijding van langetermijnrisico's, onder toepassing van het voorzorgsbeginsel.

Uitvoerverbod voor gevaarlijke producten: de industrie heeft er in het overleg op gewezen dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen producten die niet "veilig geacht worden" in de zin van de richtlijn en gevaarlijke producten. Het is mogelijk dat de normen in andere landen afwijken van die in de EU, maar niet zodanig dat producten die eraan voldoen daardoor onveilig zijn.

De consumentenorganisaties wensen een algeheel verbod en wijzen erop dat de verklaarde noodzaak om de bedoelde uitvoer principieel te verbieden in tegenspraak is met de suggestie dat onder bepaalde omstandigheden enige flexibiliteit betracht kan worden.

Vertrouwelijkheid: de consumentenverenigingen vinden transparantie bij het waarborgen van consumentenveiligheid essentieel. Daarom stemmen zij ermee in dat transparantie op het gebied van de gezondheid en veiligheid van de consument de regel is en geheimhouding tot uitzonderlijke gevallen wordt beperkt.

De industrie betwist niet dat het publiek bij risico's moet worden geïnformeerd, maar vindt dat deze openheid moet worden afgewogen tegen de noodzaak van commerciële vertrouwelijkheid voor de industrie.

6. Inhoud van het voorstel

Dit voorstel betreft een voor de EER relevant onderwerp en dient dus tot de EER te worden uitgebreid.

Voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de bestaande tekst zijn onderstreept.

Artikel 1 betreft het algemene doel van de richtlijn. Ook wordt hierin de relatie tussen de Richtlijn algemene productveiligheid en andere sectorale communautaire wetgeving met bepalingen voor de veiligheidsaspecten van bepaalde producten nader gepreciseerd.

Artikel 2 definieert de in de RAPV gebruikte begrippen. Alle producten die via de normale detailhandelskanalen en door dienstverleners aan consumenten geleverd of beschikbaar gesteld worden, vallen onder de richtlijn. Hieronder vallen ook diensten als die verband houden met het geleverde product.

Artikel 3 verplicht de producenten om uitsluitend veilige producten in de handel te brengen. Het geeft criteria om de overeenstemming van een product met het algemene veiligheidsvereiste te beoordelen en behelst een vermoeden van overeenstemming voor producten die voldoen aan onder bepaalde voorwaarden vastgestelde Europese normen.

Artikel 4: de Commissie zal de Europese normalisatie-instellingen mandaten verstrekken om voor de toepassing van deze richtlijn normen op te stellen. De referenties van deze normen kunnen uit de bekendmaking worden verwijderd als later blijkt dat zij onvoldoende veiligheid bieden.

Artikel 5 somt de verplichtingen van de producenten en distributeurs op: onder meer de autoriteiten informeren en daarmee samenwerken, de consumenten waarschuwen en in laatste instantie producten terugroepen. Bovendien moeten zij de nationale autoriteiten op de hoogte stellen van eventuele maatregelen die zij vrijwillig hebben genomen.

Artikel 6 legt de verplichtingen van de lidstaten vast, waaronder het opleggen van sancties, waarborgen dat de producenten en distributeurs hun verplichtingen nakomen en hierop controle uitoefenen. De lidstaten moeten de Commissie uitvoerig meedelen hoe zij het markttoezicht hebben georganiseerd en zorgen voor coördinatie en samenwerking tussen de verschillende hiervoor verantwoordelijke autoriteiten.

Artikel 7 betreft regels inzake sancties die de lidstaten vaststellen.

Artikel 8 beschrijft de maatregelen die de lidstaten moeten vaststellen om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken. In het bijzonder dienen de lidstaten de bevoegdheid te hebben om zo nodig snel dringende maatregelen ten uitvoer te leggen en de uitvoer van bepaalde producten te verbieden.

Artikel 9 betreft de algemene basisvereisten voor een gestructureerde, transparante uitvoering van het markttoezicht, met inachtneming van de beste praktijken. Dit omvat de opstelling van jaarlijkse bewakingsprogramma's en verslagen, procedures voor het behandelen van klachten en controlewerkzaamheden.

Artikel 10 betreft het opzetten van het Europees Productveiligheidsnetwerk, bedoeld om de samenwerking tussen de handhavingsautoriteiten en -instanties van de lidstaten te verbeteren en de uitwisseling van informatie en expertise te vergemakkelijken.

Artikel 11 beschrijft de procedure voor kennisgeving en uitwisseling van informatie. De lidstaten dienen de lidstaten in kennis te stellen van door hen genomen maatregelen die het vrij verhandelen van producten beperken. De Commissie moet deze informatie doorgeven, tenzij zij van mening is dat de maatregel niet gerechtvaardigd is. In dat geval stelt de Commissie de lidstaat die de maatregel genomen heeft van haar besluit in kennis.

Artikel 12 regelt een systeem voor snelle uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie over producten waaraan een ernstig risico verbonden is dat snelle actie en maatregelen van de producenten, distributeurs en overheden vereist. Derde landen kunnen aan dit systeem deelnemen.

Artikel 13 beschrijft de snelle maatregelen op communautair niveau en de daarvoor geldende voorwaarden. Er worden twee typen maatregelen beschouwd: maatregelen van onbepaalde duur betreffende afzonderlijke producten en maatregelen met een geldigheidsduur van één jaar voor bepaalde producten die een ernstig risico inhouden, waarbij die geldigheidsduur telkens met een jaar kan worden verlengd. Voorts zijn hierin de verplichtingen van de lidstaten vastgelegd betreffende de uitvoering van krachtens deze procedure vastgestelde besluiten. De uitvoer van verboden producten wordt verboden.

Artikel 14 bevat de bepalingen voor de instelling van een regelgevend comité voor de veiligheid van consumentenproducten, dat de Commissie moet bijstaan bij het vaststellen van snelle maatregelen.

Artikel 15. Hierbij wordt een raadgevend comité voor de veiligheid van consumentenproducten opgericht ter bestudering van alle vraagstukken in verband met de toepassing van de richtlijn, met uitzondering van snelle maatregelen.

Artikel 16 stelt grenzen aan de eisen inzake vertrouwelijkheid in verband met de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consument en beschermt het beroepsgeheim in naar behoren gerechtvaardigde gevallen.

Artikel 17 preciseert dat de toepassing van deze richtlijn Richtlijn 85/374/EEG inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken onverlet laat.

Artikel 18 bepaalt dat de lidstaten de betrokken partij onder opgave van redenen van hun maatregelen in kennis moeten stellen, met inbegrip van maatregelen betreffende het terugroepen van producten of het verbieden van de uitvoer van een gevaarlijk product. Zij moeten de betrokken partijen op de hoogte stellen van de bestaande rechtsmiddelen en de termijnen daarvoor, en ervoor zorgen dat de bevoegde rechterlijke instanties de maatregel kunnen herzien.

Artikel 19 bepaalt dat de Commissie om de drie jaar aan het Europese Parlement en de Raad verslag uitbrengt over de tenuitvoerlegging van de richtlijn en het functioneren van het markttoezicht in de lidstaten.

Artikel 20 betreft de omzetting en toepassing van de richtlijn.

Artikel 21 trekt Richtlijn 92/59/EEG in.

Artikel 22: de richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Bijlage I bevat specifieke voorschriften voor de informatie die de producenten en distributeurs aan de autoriteiten moeten verstrekken als zij erachter komen dat een door hen geleverd product gevaarlijk is.

Bijlage II beschrijft de nadere procedures ter uitvoering van het communautair systeem voor snelle uitwisseling van informatie als bedoeld in artikel 13.

Bijlage III vermeldt de termijn waarbinnen de lidstaten Richtlijn 92/59/EEG moesten omzetten en toepassen.

Bijlage IV bevat een concordantietabel voor de bepalingen van Richtlijn 92/59/EEG en de herziene versie.

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake ALGEMENE PRODUCTVEILIGHEID

[voor de EER relevante tekst]

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie [2],

[2] PB C

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [3],

[3] PB C

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 92/59/EEG van de Raad van 29 juni 1992 inzake algemene productveiligheid [4] doet de Raad vier jaar na de voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn vastgestelde datum aan de hand van een verslag van de Commissie over de opgedane ervaring, vergezeld van passende voorstellen, een uitspraak over de eventuele aanpassing van de richtlijn. Het is noodzakelijk in de bovengenoemde richtlijn wijzigingen aan te brengen om een aantal bepalingen ervan aan te vullen, aan te scherpen of te verduidelijken in het licht van de opgedane ervaring en van nieuwe relevante ontwikkelingen op het gebied van de veiligheid van consumentenproducten. Daarom moet Richtlijn 92/59/EEG ter wille van de duidelijkheid worden omgewerkt.

[4] PB L 228 van 11.8.1992, blz. 24.

(2) Er dienen maatregelen te worden getroffen ter verbetering van de werking van de interne markt, dat een gebied zonder binnengrenzen omvat, waarbinnen het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd.

(3) Bij ontbreken van communautaire bepalingen kan het gebeuren dat de horizontale wettelijke voorschriften van de lidstaten inzake productveiligheid, waarbij met name aan het bedrijfsleven een algemene verplichting wordt opgelegd om uitsluitend veilige producten op de markt te brengen, resulteren in een verschillend beschermingniveau van personen. Dergelijke verschillen en het ontbreken van horizontale wettelijke voorschriften in sommige lidstaten kunnen leiden tot handelsbelemmeringen en mededingingvervalsingen binnen de interne markt.

(4) Om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen moet de Gemeenschap bijdragen tot de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consument. Horizontale gemeenschapswetgeving ter invoering van een algemeen productveiligheidsvereiste en bepalingen betreffende de algemene verplichtingen van de producenten en distributeurs, betreffende de handhaving van de communautaire productveiligheidseisen en betreffende snelle uitwisseling van informatie en maatregelen op communautair niveau in bepaalde gevallen dienen tot dit doel bij te dragen.

(5) Het is zeer moeilijk voor elk bestaand of mogelijk te ontwikkelen product communautaire wettelijke voorschriften vast te stellen; er bestaat behoefte aan een horizontaal wettelijk kader op brede basis dat deze producten omvat en tevens leemten in bestaande of toekomstige specifieke wettelijke voorschriften aanvult, met name om te zorgen voor een hoog beschermingsniveau van de veiligheid en de gezondheid van personen, zoals in artikel 95 van het Verdrag is voorgeschreven.

(6) Daarom is het nodig voor elk op de markt gebracht of anderszins aan consumenten geleverd of beschikbaar gesteld product dat voor consumenten is bestemd of onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden door hen kan worden gebruikt, ook al is het niet voor hen bestemd, op communautair vlak een algemeen veiligheidsvereiste vast te stellen. In al deze gevallen kunnen de betrokken producten risico's voor de gezondheid en veiligheid van de consument opleveren, die moeten worden voorkomen. Bepaalde tweedehands goederen moeten echter wegens hun aard worden uitgesloten.

(7) De bepalingen van deze richtlijn moeten van toepassing zijn op producten ongeacht hoe deze worden verkocht, ook wanneer dit door elektronische of afstandsverkoop gebeurt.

(8) De veiligheid van producten dient te worden beoordeeld met inachtneming van de categorieën consumenten die voor de risico's van de betrokken producten bijzonder kwetsbaar zijn, met name kinderen en ouderen.

(9) Productie- en kapitaalgoederen alsmede andere producten die in het kader van een beroepsactiviteit worden gebruikt, vallen onder deze richtlijn indien zij bestemd zijn om te worden gebruikt voor dienstverlening aan consumenten, voor de aspecten die de gezondheid en veiligheid van de consument betreffen. Ter bereiking van de doelstellingen van deze richtlijn is het noodzakelijk dat de fabrikanten ervoor zorgen dat dergelijke producten geen risico's voor de veiligheid van de consument inhouden wanneer zij onder normale of redelijkerwijs te verwachten omstandigheden door dienstverleners worden gebruikt.

(10) Producten die uitsluitend voor beroepsmatig gebruik zijn ontworpen, maar later naar de consumentenmarkt zijn overgegaan, moeten aan de eisen van deze richtlijn voldoen, omdat zij wanneer zij onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden worden gebruikt, risico's voor de gezondheid en veiligheid van de consument kunnen opleveren.

(11) Wanneer in het kader van de communautaire wetgeving specifieke bepalingen inzake de veiligheid van de betrokken producten ontbreken, moeten ter waarborging van de gezondheid en veiligheid van de consument alle bepalingen van deze richtlijn worden toegepast.

(12) Wanneer in specifieke communautaire regelingen veiligheidseisen zijn vastgelegd die slechts betrekking hebben op bepaalde veiligheidsaspecten of risicocategorieën van de betrokken producten, dienen de verplichtingen van het bedrijfsleven ten aanzien van de veiligheidseisen, waaronder de productie van gegevens, de omschrijving van de gevaren en de risico-evaluatie, krachtens de bepalingen van die specifieke regeling te worden vastgesteld, terwijl het algemene veiligheidsvereiste van de onderhavige richtlijn op de overige aspecten van toepassing moet zijn.

(13) Wanneer er specifieke communautaire voorschriften bestaan die in volledige harmonisatie voorzien, met name die welke op basis van de nieuwe aanpak zijn vastgesteld, waarin de aan de producten gestelde veiligheidseisen zijn vastgelegd, is er geen grond aanwezig het bedrijfsleven nieuwe verplichtingen op te leggen met betrekking tot de veiligheidseisen waaraan producten moeten voldoen om op de markt te mogen worden gebracht. Daarom dient het algemene veiligheidsvereiste van deze richtlijn in die gevallen niet van toepassing te zijn.

(14) De bepalingen van deze richtlijn inzake de andere verplichtingen van de producenten en distributeurs, inzake de verplichtingen en bevoegdheden van de lidstaten, inzake de uitwisseling van informatie en situaties waarin snel optreden geboden is, alsmede inzake de vertrouwelijkheid, dienen te gelden voor producten die onder specifieke communautaire voorschriften vallen, onverminderd eventuele specifieke eisen in die voorschriften die op dezelfde aspecten betrekking hebben.

(15) Om een doeltreffende en eenvormige toepassing van het algemene veiligheidsvereiste te vergemakkelijken moeten niet-verplichte Europese normen voor bepaalde producten en risico's worden opgesteld, zodat een product dat aan een norm voldoet waarin een Europese norm is omgezet, wordt geacht in overeenstemming met genoemd veiligheidsvereiste te zijn.

(16) Voor de toepassing van deze richtlijn moeten de Europese normalisatie-instellingen op grond van door de Commissie met hulp van een comité vastgestelde mandaten Europese normen opstellen. In die mandaten moeten de doelstellingen van de normen worden vermeld waarmee kan worden bereikt dat producten die met de normen in overeenstemming zijn, aan het algemene veiligheidsvereiste voldoen.

(17) Bij ontbreken van een specifieke regeling en wanneer op grond van mandaten van de Commissie opgestelde Europese normen niet beschikbaar zijn of niet worden gebruikt, moet de veiligheid van een product worden beoordeeld aan de hand van nationale normen waarin eventuele andere relevante Europese normen zijn omgezet, aanbevelingen van de Commissie, of bij ontbreken daarvan nationale normen, gedragscodes, de stand van de vakkennis en de veiligheid die de consumenten redelijkerwijs mogen verwachten.

(18) Daar het bedrijfsleven onder bepaalde omstandigheden maatregelen moet nemen om risico's voor de consument te voorkomen, is het wenselijk dat naast de verplichting aan het algemene veiligheidsvereiste te voldoen, het bedrijfsleven nog andere verplichtingen worden opgelegd.

(19) De aan de producenten op te leggen bijkomende verplichtingen omvatten de vaststelling van op de productkenmerken afgestemde maatregelen waardoor zij op de hoogte kunnen blijven van de risico's die mogelijkerwijs aan deze producten zijn verbonden, het verstrekken van inlichtingen aan de consument waardoor deze de risico's kan beoordelen en voorkomen, het waarschuwen van consumenten voor risico's van al aan hen geleverde producten, het uit de handel nemen van deze producten en in laatste instantie het terugroepen van die producten indien nodig.

(20) De distributeurs moeten ertoe bijdragen dat de toepasselijke veiligheidseisen worden nagekomen. Zowel de producenten als de distributeurs moeten met de bevoegde autoriteiten samenwerken bij het nemen van maatregelen om risico's te voorkomen en om die autoriteiten in te lichten ingeval zij tot de slotsom komen dat bepaalde geleverde producten gevaarlijk zijn. De voorwaarden voor het verstrekken van deze inlichtingen moeten in deze richtlijn worden vastgelegd teneinde een doeltreffende toepassing daarvan te vergemakkelijken en een al te grote belasting voor het bedrijfsleven en de autoriteiten te voorkomen.

(21) Om nakoming van de op de producenten en distributeurs rustende verplichtingen daadwerkelijk te kunnen afdwingen, dienen de lidstaten autoriteiten aan te stellen of aan te wijzen die toezicht moeten uitoefenen op de productveiligheid en bevoegd zijn passende maatregelen te nemen, met inbegrip van het opleggen van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, en dienen zij te zorgen voor een goede coördinatie tussen de verschillende aangewezen autoriteiten.

(22) Deze passende maatregelen dienen met name in te houden dat de lidstaten de bevoegdheid hebben reeds op de markt gebrachte gevaarlijke producten daadwerkelijk en onmiddellijk uit de handel te nemen of te laten nemen, de uitvoer van gevaarlijke producten te verbieden en in laatste instantie al aan consumenten geleverde producten terug te roepen. Van deze bevoegdheden moet gebruik worden gemaakt wanneer de producenten en distributeurs niet aan hun verplichtingen ten aanzien van het voorkomen van risico's voor de consument voldoen. Zo nodig moeten de autoriteiten over de juiste bevoegdheden en procedures beschikken om alle noodzakelijke maatregelen snel vast te stellen en toe te passen.

(23) De veiligheid van de consument is sterk afhankelijk van een actieve handhaving van de communautaire voorschriften inzake productveiligheid. Daarom dienen de lidstaten om de doeltreffendheid van het markttoezicht en de overige handhavingsactiviteiten te waarborgen, systematisch te werk te gaan en dienen zij te zorgen voor openheid tegenover het publiek en de belanghebbende partijen.

(24) De handhavingsautoriteiten van de lidstaten moeten ter verwezenlijking van de met de richtlijn beoogde bescherming onderling samenwerken. Het is daarom wenselijk tussen de handhavingsautoriteiten van de lidstaten een Europees Productveiligheidsnet op te zetten ter vergemakkelijking van de samenwerking op operationeel vlak betreffende het markttoezicht en de overige handhavingsactiviteiten, in het bijzonder de risico-evaluatie, het testen van producten, de uitwisseling van deskundigheid en wetenschappelijke kennis, het uitvoeren van gezamenlijke bewakingsprojecten en het opsporen, uit de handel nemen of terugroepen van gevaarlijke producten. De met de specifieke producten en risico's belaste autoriteiten moeten bij dit net worden betrokken.

(25) Overeenkomstig de bepalingen betreffende de toepasselijkheid van deze richtlijn, dienen de bepalingen inzake de samenwerking tussen de handhavingsautoriteiten geen afbreuk te doen aan specifieke samenwerkingsprocedures uit hoofde van sectorale wetgeving van de Gemeenschap, met name in de sector farmaceutische producten. Het Europees Productveiligheidsnet dient samen te werken met de organen waarbinnen de handhavingsautoriteiten van de lidstaten samenwerken in productsectoren die onder specifieke communautaire wetgeving vallen. Ter ondersteuning van deze samenwerking kan zo nodig gebruik worden gemaakt van systemen voor gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten.

(26) Om een eenvormig en hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en veiligheid van de consument te waarborgen en de eenheid van de interne markt in stand te houden, moet de Commissie in kennis worden gesteld van elke maatregel waarbij het op de markt brengen van een product wordt beperkt of waarbij wordt bepaald dat een product uit de handel moet worden genomen of moet worden teruggeroepen. Dergelijke maatregelen mogen slechts in overeenstemming met het Verdrag, met name de artikelen 28, 29 en 30, worden genomen.

(27) Voor een doeltreffend toezicht op de veiligheid van producten is het nodig dat op nationaal en gemeenschapsvlak een systeem wordt opgezet voor snelle uitwisseling van informatie in situaties waarin zich een ernstig risico voordoet in verband met de veiligheid van een product en die snel ingrijpen vereisen. Voorts is het dienstig dat deze richtlijn nadere procedures voor de toepassing van het systeem inhoudt en dat de Commissie, bijgestaan door een raadgevend comité, de bevoegdheid wordt verleend deze procedures aan te passen.

(28) Het is in de eerste plaats de taak van de lidstaten in overeenstemming met het Verdrag, met name de artikelen 28, 29 en 30, passende maatregelen vast te stellen met betrekking tot gevaarlijke producten die zich op hun grondgebied bevinden.

(29) Wanneer er echter tussen de lidstaten een verschil bestaat inzake de aanpak van het risico van bepaalde producten, kan dit tot een onaanvaardbare ongelijkheid in de consumentenbescherming leiden en een belemmering van het intracommunautaire handelsverkeer vormen.

(30) Het kan noodzakelijk zijn het hoofd te bieden aan ernstige problemen met betrekking tot de veiligheid van een product die snel ingrijpen vereisen, die voor de gehele Gemeenschap of een aanzienlijk deel daarvan een onmiddellijke bedreiging vormen of kunnen vormen, en waartegen, gelet op de spoedeisendheid van de situatie, niet op aangepaste en doeltreffende wijze kan worden opgetreden binnen het kader van de procedures van de specifieke communautaire wetgeving inzake het betrokken product of de betrokken categorie producten.

(31) Daarom moet worden gezorgd voor een doeltreffend mechanisme dat het mogelijk maakt in laatste instantie in de gehele Gemeenschap geldende maatregelen vast te stellen, in de vorm van een tot de lidstaten gerichte beschikking, teneinde het hoofd te bieden aan situaties als voornoemd, die het gevolg zijn van producten die een ernstig risico inhouden en snel ingrijpen vereisen, alsmede de uitvoer daarvan te verbieden. Een dergelijke beschikking is niet rechtstreeks van toepassing op de marktdeelnemers en moet in een nationaal recht worden omgezet. Volgens een dergelijke procedure vastgestelde maatregelen zijn tijdelijke maatregelen, behalve wanneer zij van toepassing zijn op afzonderlijk gespecificeerde producten of partijen producten. Zij moeten door de Commissie, bijgestaan door een comité van vertegenwoordigers van de lidstaten, worden genomen.

(32) Daar de voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste spoedmaatregelen maatregelen van algemene strekking zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [5], dienen deze maatregelen te worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure van artikel 5 van dat besluit.

[5] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(33) Overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad dienen de andere voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen te worden vastgesteld volgens de raadplegingsprocedure van artikel 3 van dat besluit. Daarom dient, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheid van het regelgevend comité, een raadgevend comité voor de veiligheid van consumentenproducten te worden ingesteld. Voorts kan het nodig zijn dat de verschillende aspecten van de toepassing van de richtlijn worden besproken door deskundigen van de verschillende overheidsdiensten die met de handhaving en het markttoezicht zijn belast.

(34) Er dient voor te worden gezorgd dat de gegevens inzake de productveiligheid waarover de autoriteiten beschikken, voor het publiek toegankelijk is. De in artikel 287 van het Verdrag bedoelde geheimhoudingsplicht dient echter te worden nagekomen op een wijze die verenigbaar is met de noodzaak de doeltreffendheid van het markttoezicht en de beschermende maatregelen te waarborgen.

(35) Deze richtlijn dient de rechten van slachtoffers in de zin van Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken [6] onverlet te laten.

[6] PB L 210 van 7.8.1985, blz. 29. Richtlijn gewijzigd door Richtlijn 1999/34/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 141 van 4.6.1999, blz. 20).

(36) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat passende rechtsmiddelen bij de bevoegde rechterlijke instanties kunnen worden aangewend met betrekking tot door de bevoegde autoriteiten getroffen maatregelen waarbij het op de markt brengen van een product wordt beperkt of waarbij wordt bepaald dat het product uit de handel moet worden genomen of teruggeroepen.

(37) Voorts moeten de ter voorkoming van risico's voor de veiligheid en de gezondheid van personen getroffen maatregelen met betrekking tot ingevoerde goederen in overeenstemming zijn met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap.

(38) De Commissie dient op gezette tijden na te gaan hoe deze richtlijn wordt toegepast en tot welke resultaten zij heeft geleid, met name wat het functioneren van de systemen voor markttoezicht, de snelle uitwisseling van informatie en maatregelen op communautair vlak betreft, alsmede andere aangelegenheden die voor de veiligheid van consumentenproducten in de Gemeenschap van belang zijn, en hierover het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen.

(39) Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten wat de in bijlage III opgenomen termijn voor de omzetting en toepassing van Richtlijn 92/59/EEG in nationaal recht betreft onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Doelstellingen - Werkingssfeer - Definities

Artikel 1

1. Deze richtlijn beoogt ervoor te zorgen dat de in artikel 2, onder a), bedoelde producten veilig zijn.

2. Deze richtlijn is slechts van toepassing voorzover er in communautaire voorschriften geen specifieke bepalingen bestaan inzake de veiligheid van de betrokken producten.

Met name zijn in het geval van producten die onder specifieke communautaire wetgeving vallen, die voor de betrokken producten veiligheidseisen vastlegt:

- de artikelen 2, 3 en 4 van deze richtlijn niet op die producten van toepassing wat de risico's of risicocategorieën betreft die in de specifieke wetgeving zijn geregeld;

- de andere artikelen van deze richtlijn enkel van toepassing voorzover de genoemde wetgeving geen specifieke bepalingen bevat betreffende de door deze andere artikelen bestreken aspecten.

Artikel 2

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan:

a. onder product: een product dat voor de consument bestemd is of onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden door de consument zou kunnen worden gebruikt, ook al is het niet voor hem bestemd, en dat in het kader van een handelsactiviteit tegen betaling wordt geleverd of beschikbaar gesteld, ongeacht of het nieuw, tweedehands of opnieuw in goede staat gebracht is.

Deze definitie omvat ook producten die worden gebruikt om een dienst te verrichten, voorzover het de aspecten van de consumentenveiligheid onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden voor de betrokken producten betreft.

Deze definitie omvat echter niet tweedehands producten die als antiek worden geleverd of als producten die vóór het gebruik moeten worden hersteld of opnieuw in goede staat moeten worden gebracht, mits de leverancier de persoon aan wie hij het product levert hiervan duidelijk in kennis stelt.

b. onder veilig product: een product dat bij normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden en -duur geen enkel risico oplevert, dan wel slechts beperkte risico's die met het gebruik van het product verenigbaar zijn en vanuit het oogpunt van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en de veiligheid van personen aanvaardbaar worden geacht, met name rekening gehouden met de volgende aspecten:

i) de kenmerken van het product, met name de samenstelling, de verpakking, de voorschriften voor assemblage en onderhoud;

ii) het effect ervan op andere producten, ingeval redelijkerwijs kan worden verwacht dat het eerste product in combinatie met die andere producten zal worden gebruikt;

iii) de aanbiedingsvorm van het product, de etikettering, de eventuele aanwijzingen voor het gebruik en de verwijdering ervan, alsmede iedere andere aanwijzing of informatie van de kant van de producent en de distributeurs;

iv) de categorieën consumenten die bij het gebruik van het product risico's lopen, in het bijzonder kinderen en ouderen;

v) de rechtstreeks bij het geleverde product behorende diensten, wanneer die diensten door de producent worden verleend, met name de installatie en het onderhoud van het product.

De mogelijkheid een hoger veiligheidsniveau te bereiken of andere producten met een kleiner risico aan te schaffen, vormt niet een voldoende reden om een product als "niet veilig" of "gevaarlijk" te beschouwen;

c. gevaarlijk product: een product dat niet beantwoordt aan de definitie van "veilig product" in de zin van punt b) van dit artikel;

d. producent:

i) de fabrikant van het product, wanneer deze in de Gemeenschap gevestigd is, en eenieder die zich als fabrikant aandient door op het product zijn naam, merk of ander kenteken aan te brengen, of degene die het product opnieuw in goede staat brengt;

ii) de vertegenwoordiger van de fabrikant, wanneer laatstgenoemde niet in de Gemeenschap gevestigd is, of, wanneer er geen in de Gemeenschap gevestigde vertegenwoordiger is, de importeur van het product;

iii) de andere personen die beroepshalve bij de verhandelingsketen betrokken zijn, voorzover hun activiteiten op de veiligheidskenmerken van de op de markt gebrachte producten van invloed kunnen zijn;

e. distributeur: de persoon die beroepshalve bij de verhandelingsketen betrokken is en wiens activiteit geen invloed op de veiligheidskenmerken van de producten heeft.

f. terugroepen: alle maatregelen om een gevaarlijk product dat al door de producent of distributeur aan de consument geleverd of beschikbaar gesteld is, terug te nemen met het oog op vergoeding, vervanging of herstel.

HOOFDSTUK II

Algemeen veiligheidsvereiste, conformiteitsbeoordelingscriteria en Europese normen

Artikel 3

1. De producenten zijn gehouden alleen veilige producten op de markt te brengen.

2. Wanneer er geen specifieke communautaire bepalingen bestaan waarbij de veiligheid van de betrokken producten wordt geregeld, wordt een product veilig geacht indien het in overeenstemming is met de specifieke nationale voorschriften die door de lidstaat op welks grondgebied het wettig is voortgebracht of in de handel is gebracht, zijn opgesteld met inachtneming van het Verdrag, inzonderheid de artikelen 28 en 30, en waarin de vereisten met betrekking tot de gezondheid en veiligheid zijn neergelegd waaraan dat product om in de handel te mogen worden gebracht, moet voldoen. Het product wordt veilig geacht voorzover het de aspecten betreft die door de voorschriften van de nationale wetgeving worden bestreken.

Producten die voldoen aan niet-verplichte nationale normen die Europese normen omzetten waarvan de referenties door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt, worden geacht met het algemene veiligheidsvereiste van deze richtlijn in overeenstemming te zijn voorzover het de aspecten betreft die door bedoelde normen worden bestreken. De lidstaten maken de referenties van dergelijke nationale normen bekend.

3. Bij gebreke van de in lid 2 bedoelde specifieke voorschriften of nationale normen waarin Europese normen zijn omgezet, of wanneer geen gebruik wordt gemaakt van dergelijke normen, wordt bij de toetsing van een product aan het algemene veiligheidsvereiste rekening gehouden, voorzover deze bestaan, met de niet-verplichte nationale normen waarin andere relevante Europese normen zijn omgezet, met aanbevelingen van de Commissie waarin richtsnoeren voor de evaluatie van de productveiligheid worden gegeven of, bij gebreke daarvan, met de normen die gelden in de lidstaat waar het product wettig is voortgebracht of in de handel is gebracht, met de in de betrokken sector geldende gedragscodes inzake gezondheid en veiligheid dan wel met de stand van vakkennis en techniek, alsmede met de veiligheid die de consumenten redelijkerwijs mogen verwachten.

4. Het feit dat een product met het bepaalde in lid 2 of lid 3 in overeenstemming is belet niet dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten passende maatregelen kunnen treffen om beperkingen op te leggen aan het op de markt brengen van het product of kunnen verlangen dat het product uit de markt wordt genomen, wanneer blijkt dat het product ondanks deze overeenstemming gevaar oplevert voor de gezondheid en de veiligheid van de consumenten.

Artikel 4

1. Voor de toepassing van deze richtlijn stelt de Commissie de mandaten voor de Europese normalisatie-instellingen vast en maakt zij de referenties van Europese normen in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend. Indien er aanwijzingen zijn dat een norm geen overeenstemming met het algemene veiligheidsvereiste van deze richtlijn waarborgt, trekt de Commissie die bekendmaking geheel of gedeeltelijk in overeenkomstig het bepaalde in lid 4.

Voor de toepassing van dit artikel worden mandaten opgesteld overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad [7]. De Commissie zorgt voor coördinatie met het in artikel 14, lid 1, van deze richtlijn bedoelde regelgevende comité voor de veiligheid van consumentenproducten.

[7] PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18).

In de mandaten voor de Europese normalisatie-instellingen worden de doelstellingen van de normen vastgelegd, zodat producten die met die normen in overeenstemming zijn aan het algemene veiligheidsvereiste van deze richtlijn voldoen.

2. Voor de toepassing van deze richtlijn worden door Europese normalisatie-instellingen normen vastgesteld, overeenkomstig de beginselen van de algemene richtsnoeren voor samenwerking tussen de Commissie en die instellingen.

3. De Commissie kan, na raadpleging van het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG ingestelde comité, besluiten de referenties van Europese normen met betrekking tot producten die onder deze richtlijn vallen en die vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn door Europese normalisatie-instellingen vastgesteld zijn, in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend te maken.

4. Indien een lidstaat of de Commissie van oordeel is dat een in artikel 3, lid 2, bedoelde Europese norm niet met het veiligheidsvereiste van deze richtlijn in overeenstemming is, legt de Commissie of die lidstaat de zaak onder opgave van redenen aan het bij Richtlijn 98/34/EG ingestelde comité voor. Nadat de Commissie het advies van het comité heeft ontvangen, stelt zij de lidstaten ervan in kennis of de betrokken norm dan wel een gedeelte daarvan uit de in artikel 3, lid 2, van deze richtlijn bedoelde bekendmakingen dient te worden verwijderd.

HOOFDSTUK III

Andere verplichtingen van de producenten en verplichtingen van de distributeurs

Artikel 5

1. De producenten dienen binnen het bestek van hun activiteiten de consument de relevante inlichtingen te verstrekken die hem in staat stelt zich een oordeel te vormen over de aan een product verbonden risico's gedurende de normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksduur, indien deze risico's zonder passende waarschuwing niet onmiddellijk herkenbaar zijn, en zich tegen deze risico's te beschermen.

De aanwezigheid van dergelijke waarschuwingen ontslaat de betrokkenen evenwel niet van de verplichting de andere bij deze richtlijn gestelde eisen na te komen.

De producenten treffen, eveneens binnen het bestek van hun activiteiten, op de kenmerken van de door hen geleverde producten afgestemde maatregelen, teneinde op de hoogte te blijven van de risico's die mogelijkerwijze aan deze producten zijn verbonden en de nodige maatregelen te kunnen treffen om deze risico's te voorkomen, waaronder indien nodig het uit de markt nemen van het betrokken product, het op aangepaste en doeltreffende wijze waarschuwen van de consumenten voor de risico's van de producten of in laatste instantie het terugroepen van al aan consumenten geleverde producten ingeval andere maatregelen niet zouden volstaan om de desbetreffende risico's te voorkomen.

Tot deze maatregelen behoren bijvoorbeeld, in alle gevallen waarin dit nodig is, het kenmerken van de producten of de partij producten zodat deze kunnen worden geïdentificeerd, het uitvoeren van steekproeven op de in de handel gebrachte producten, het onderzoek van klachten en het inlichten van de distributeurs over deze veiligheidsbewaking.

2. De distributeurs dragen naar beste vermogen bij tot de naleving van de veiligheidseisen, met name door geen producten te leveren waarvan zij weten of op grond van de hun ter beschikking staande gegevens beroepshalve hadden moeten concluderen dat deze niet aan die eisen voldoen. Bovendien dienen zij binnen het bestek van hun activiteiten deel te nemen aan de bewaking van de veiligheid van de op de markt gebrachte producten, vooral door informatie over de risico's van de producten door te geven, de nodige documentatie bij te houden en te verstrekken om de oorsprong van producten te op te sporen en medewerking te verlenen aan de door de producenten en de bevoegde autoriteiten genomen maatregelen om de risico's te vermijden.

3. De producenten en distributeurs stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onmiddellijk in kennis wanneer zij tot de slotsom komen dat een door hen op de markt gebracht product gevaarlijk is. In het bijzonder verstrekken zij de autoriteiten gegevens over de maatregelen die zijn genomen om risico's voor de consument te voorkomen. Bijlage I bevat specifieke eisen voor deze kennisgeving. De Commissie past deze eisen aan volgens de procedure van artikel 15, lid 2.

4. De producenten en distributeurs werken binnen het bestek van hun activiteiten op verzoek van de bevoegde autoriteiten met hen samen aan maatregelen om de risico's, verbonden aan producten die zij leveren of geleverd hebben, te vermijden. De bevoegde autoriteiten stellen de procedures voor die samenwerking vast, met inbegrip van procedures voor een dialoog met de betrokken producenten en distributeurs over onderwerpen die met de handhaving van de veiligheid van consumentenproducten verband houden.

HOOFDSTUK IV

Bijzondere verplichtingen en bevoegdheden van de lidstaten

Artikel 6

1. De lidstaten dragen ervoor zorg dat de producenten en distributeurs aan de uit hoofde van deze richtlijn op hen rustende verplichtingen voldoen, zodat de op de markt gebrachte producten veilig zijn.

2. In het bijzonder stellen de lidstaten de autoriteiten aan of wijzen zij deze aan, die bevoegd zijn om na te gaan of de producten in overeenstemming zijn met de verplichting alleen veilige producten op de markt te brengen. Tevens zorgen zij ervoor dat deze autoriteiten over de nodige bevoegdheden en verantwoordelijkheden beschikken om de passende maatregelen te nemen die zij ingevolge deze richtlijn behoren te nemen.

3. De lidstaten stellen de taken, organisatie en bevoegdheden vast van de autoriteiten die bevoegd zijn voor de verschillende productcategorieën, risicoaspecten en bewakingsactiviteiten, alsmede de nodige regelingen voor de uitwisseling van informatie, de coördinatie en de samenwerking tussen die autoriteiten; zij stellen de Commissie hiervan en van eventuele latere wijzigingen in kennis. De Commissie geeft deze informatie door aan de overige lidstaten.

Artikel 7

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken van de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen alle maatregelen om te bereiken dat zij worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 20, lid 1, genoemde datum van deze bepalingen in kennis en delen haar onmiddellijk alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.

Artikel 8

1. Om de doelstellingen van deze richtlijn te bereiken en in het bijzonder voor de toepassing van artikel 6 beschikken de bevoegde autoriteiten over de nodige bevoegdheden en nemen zij de nodige stappen om - in verhouding tot de ernst van het risico en in overeenstemming met het Verdrag, met name de artikelen 28 en 30 - passende maatregelen te treffen die betrekking hebben op:

a. de organisatie, op voldoende ruime schaal, van passende controles op de veiligheidskenmerken van producten, ook nadat zij als veilige producten op de markt zijn gebracht, tot aan de laatste fase van het ge- of verbruik van de producten;

b. het opvragen van alle noodzakelijke informatie van de betrokkenen;

c. het nemen van monsters van producten teneinde deze aan veiligheidsanalyses te onderwerpen;

d. het bepalen dat een product niet op de markt mag worden gebracht voordat aan bepaalde voorwaarden is voldaan om het veilig te maken, alsmede het stellen van de eis dat op het product passende waarschuwingen worden aangebracht met betrekking tot de risico's die het kan opleveren;

e. het bepalen dat de personen die de kans lopen aan het aan bepaalde producten verbonden risico te worden blootgesteld, tijdig en op passende wijze van dit risico in kennis worden gesteld, ook door middel van de publicatie van speciale waarschuwingen;

f. een tijdelijk verbod, zolang dit voor de verschillende controles, onderzoeken of veiligheidsbeoordelingen noodzakelijk is, op de levering, de aanbieding of de uitstalling van bepaalde producten, wanneer er sterke, onderling overeenstemmende aanwijzingen bestaan dat de producten gevaarlijk kunnen zijn;

g. een verbod op het op de markt brengen van gevaarlijke producten en het nemen van de noodzakelijke begeleidende maatregelen om de inachtneming van dat verbod te waarborgen;

h. het organiseren of gelasten van het onmiddellijk en daadwerkelijk uit de handel nemen van reeds op de markt gebrachte gevaarlijke producten, van het waarschuwen van de consumenten voor de risico's van gevaarlijke producten, van het terugroepen van al aan consumenten geleverde producten en zo nodig de vernietiging van de betrokken producten onder passende voorwaarden, wanneer de hiertoe door de producenten en distributeurs overeenkomstig hun verplichtingen krachtens deze richtlijn genomen maatregelen onbevredigend of ontoereikend zijn.

2. Met name beschikken de bevoegde autoriteiten over de nodige bevoegdheden en ondernemen zij de nodige stappen om voldoende snel een of meer passende maatregelen zoals genoemd in lid 1, onder d) tot en met h), te nemen in geval van producten die een ernstig risico opleveren waartegen snel moet worden opgetreden.

3. De maatregelen die de bevoegde autoriteiten uit hoofde van de leden 1 en 2 nemen, zijn naar gelang van de omstandigheden gericht:

a. tot de producent;

b. binnen het bestek van hun activiteiten, tot de distributeurs en met name degene die voor de eerste distributiefase op de nationale markt verantwoordelijk is;

c. tot ieder ander, wanneer zulks noodzakelijk blijkt, met het oog op medewerking aan acties die ter vermijding van uit een product voortvloeiende risico's worden ondernomen.

Artikel 9

1. De door de lidstaten vastgestelde werkwijzen voor een doeltreffend markttoezicht, met inbegrip van de operationele procedures en de procedures voor de uitwisseling van informatie en de coördinatie en samenwerking tussen de verschillende betrokken autoriteiten, zijn gericht op het waarborgen van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en veiligheid van de consument.

2. Ter verwezenlijking van het in lid 1 genoemde doel zorgen de lidstaten voor passende, doeltreffende middelen en procedures, waaronder met name:

a. de opstelling, periodieke bijwerking en uitvoering van sectorspecifieke bewakingsprogramma's voor bepaalde categorieën producten of risico's,

b. het volgen en de actualisering van de wetenschappelijke kennis over de veiligheid van producten, openbare periodieke verslagen over de toezichtactiviteiten, de bevindingen daarbij en de behaalde resultaten,

c. de periodieke toetsing en beoordeling van het functioneren van de controleactiviteiten en de doeltreffendheid daarvan, en zo de nodig de herziening van de werkwijze en opzet van het toezicht.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat consumenten en andere belanghebbenden bij de bevoegde autoriteiten klachten over productveiligheid en over de toezicht- en controleactiviteiten kunnen indienen en dat deze klachten in behandeling worden genomen, op adequate wijze worden onderzocht en worden beantwoord. De lidstaten stellen de consumenten en andere belanghebbenden eigener beweging in kennis van de daartoe vastgestelde procedures.

Artikel 10

1. De Commissie bevordert de oprichting en het functioneren van een Europees Productveiligheidsnet tussen de voor markttoezicht bevoegde autoriteiten van de lidstaten en maakt zelf van dat net deel uit.

2. Het Europees Productveiligheidsnet werkt samen met de relevante organen in de productsectoren waarop de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgeving van toepassing is en beoogt met name de bevordering van:

a. de uitwisseling van gegevens over risico-evaluatie, gevaarlijke producten, testmethoden en -resultaten, recente wetenschappelijke ontwikkelingen en andere aspecten die voor controleactiviteiten van belang zijn;

b. het opzetten en uitvoeren van gezamenlijke bewakings- en testprojecten;

c. de uitwisseling van ervaring en beste praktijken en de samenwerking bij opleidingsactiviteiten;

d. de coördinatie op communautair vlak van het opsporen, uit de handel nemen en terugroepen van gevaarlijke producten.

HOOFDSTUK V

Uitwisseling van informatie en situaties die snel optreden vereisen

Artikel 11

1. Wanneer een lidstaat maatregelen neemt waarbij het op de markt brengen van producten wordt beperkt of waarbij het uit de handel nemen daarvan of het terugroepen van al geleverde producten wordt voorgeschreven, zoals de maatregelen bedoeld in artikel 8, lid 1, onder d) tot en met h), geeft die lidstaat de Commissie kennis van die maatregelen, voorzover deze kennisgeving niet krachtens artikel 12 of een specifiek communautair besluit is voorgeschreven, alsmede van de gronden waarop hij die maatregelen heeft genomen. Wanneer de kennisgevende lidstaat van oordeel is dat de maatregelen betrekking hebben op een voorval met plaatselijke gevolgen die hoe dan ook beperkt blijven tot het grondgebied van de betrokken lidstaat, wordt dit in de kennisgeving vermeld. Ook stelt de lidstaat de Commissie van de wijziging of intrekking van dergelijke maatregelen in kennis.

In de in bijlage II, punt 8, bedoelde richtsnoeren worden de inhoud en de standaardvorm van de in dit artikel bedoelde kennisgevingen vastgesteld. Deze richtsnoeren bevatten met name criteria om te bepalen van welke maatregelen met betrekking tot uitsluitend plaatselijke voorvallen geen kennis behoeft te worden gegeven, omdat zij voor de toepassing van dit artikel niet van belang zijn.

2. De Commissie geeft de kennisgeving aan de andere lidstaten door, tenzij zij na bestudering tot de slotsom komt dat de maatregel niet met het Gemeenschapsrecht in overeenstemming is. In dat geval stelt zij de lidstaat die het initiatief genomen heeft, hiervan onmiddellijk in kennis.

Artikel 12

1. Wanneer een lidstaat maatregelen of voorzieningen treft of besluit te treffen, aan te bevelen of met fabrikanten, importeurs en distributeurs op verplichte of vrijwillige basis overeen te komen, teneinde het eventueel in de handel brengen of gebruik van producten op zijn eigen grondgebied te beletten, te beperken of aan bijzondere voorwaarden te onderwerpen wegens een ernstig risico voor de gezondheid en veiligheid van de consument waartegen snel moet worden opgetreden, stelt hij de Commissie daarvan onverwijld in kennis door middel van het systeem voor snelle uitwisseling van informatie (RAPEX). Ook stellen de lidstaten de Commissie in kennis zodra dergelijke maatregelen of voorzieningen worden gewijzigd of ingetrokken.

Wanneer de kennisgevende lidstaat van oordeel is dat de gevolgen van het risico zich niet tot buiten zijn grondgebied uitstrekken of kunnen uitstrekken, wordt dit in de kennisgeving vermeld, met inachtneming van de hiervoor in de in bijlage II, punt 8, bedoelde richtsnoeren vastgestelde criteria.

Onverminderd de eerste alinea kunnen de lidstaten, ook voordat zij hebben besloten de betrokken maatregelen of voorzieningen te treffen, de Commissie de in hun bezit zijnde informatie mededelen met betrekking tot het bestaan van een ernstig risico dat snel optreden vereist.

2. Bij ontvangst van deze informatie gaat de Commissie na of deze in overeenstemming is met de vereisten voor het functioneren van (RAPEX) en deelt zij deze informatie de overige lidstaten mede, die op hun beurt de Commissie onverwijld van de getroffen maatregelen in kennis stellen.

3. De nadere procedures voor RAPEX zijn opgenomen in bijlage II. De Commissie past deze nadere procedures volgens de procedure van artikel 15, lid 2, aan.

4. RAPEX kan worden opengesteld voor kandidaat-lidstaten, derde landen of internationale organisaties in het kader van de tussen de Gemeenschap en die landen of internationale organisaties gesloten overeenkomsten, volgens in die overeenkomsten vastgelegde voorwaarden. Die overeenkomsten zijn gebaseerd op wederkerigheid en bevatten bepalingen inzake vertrouwelijkheid die met de in de Gemeenschap geldende bepalingen overeenkomen.

Artikel 13

1. Wanneer de Commissie kennis draagt van een ernstig risico dat bepaalde producten voor de gezondheid en veiligheid van de consumenten in meer dan een lidstaat inhouden, dat snel optreden vereist, en indien:

a. er een verschil tussen de lidstaten bestaat wat betreft de aanpak van het betrokken risico, en

b. er, gelet op de aard van het door het product veroorzaakte veiligheidsprobleem, van dien aard is dat niet op een aan de spoedeisendheid van de situatie aangepaste wijze in het kader van de andere bij de specifieke communautaire wetgeving ten aanzien van de betrokken producten vastgelegde procedures tegen het risico kan worden opgetreden, en

c. tegen het risico alleen doeltreffend kan worden opgetreden door op communautair niveau toepasselijke adequate maatregelen vast te stellen, teneinde een eenvormig, hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en de veiligheid van de consument en de goede werking van de interne markt te waarborgen,

kan de Commissie, na de lidstaten te hebben geraadpleegd, overeenkomstig de procedure van artikel 14, lid 1, een beschikking geven waarbij de lidstaten worden verplicht tijdelijke maatregelen te treffen als genoemd in artikel 8, lid 1, onder d) tot en met h).

2. De geldigheidsduur van de in lid 1 bedoelde beschikkingen bedraagt maximaal één jaar en kan volgens dezelfde procedure telkens met één jaar worden verlengd.

Beschikkingen betreffende specifieke, afzonderlijk aangeduide producten of partijen producten zijn evenwel voor onbepaalde tijd geldig.

3. De uitvoer uit de Gemeenschap van producten waarvoor de lidstaten een of meer van de in artikel 8, lid 1, onder f), g) en h), genoemde maatregelen hebben moeten nemen, is verboden.

4. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om binnen een termijn van minder dan tien dagen uitvoering te geven aan de overeenkomstig deze procedure gegeven beschikkingen, tenzij in de beschikking van de Commissie een andere termijn is vermeld.

5. De bevoegde instanties die voor de uitvoering van de in lid 1 bedoelde maatregelen verantwoordelijk zijn, geven binnen een termijn van een maand betrokkenen de gelegenheid opmerkingen te maken en stellen de Commissie van de eventueel gemaakte opmerkingen in kennis.

HOOFDSTUK VI

Comitéprocedures

Artikel 14

1. De Commissie wordt bijgestaan door een regelgevend comité voor de veiligheid van consumentenproducten, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Ingeval naar dit lid wordt verwezen is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 7, lid 3, en artikel 8 van dat besluit. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op vijftien dagen vastgesteld.

Artikel 15

1. De Commissie wordt bijgestaan door een raadgevend comité voor de veiligheid van consumentenproducten, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Ingeval naar dit lid wordt verwezen is de raadplegingsprocedure van artikel 3 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 7, lid 3, en artikel 8 van dat besluit.

3. Het raadgevend comité voor de veiligheid van consumentenproducten staat de Commissie voorts bij bij de bestudering van alle vraagstukken betreffende de toepassing van deze richtlijn, in het bijzonder kwesties betreffende de handhaving en het markttoezicht.

HOOFDSTUK VII

Diverse en slotbepalingen

Artikel 16

1. De informatie betreffende de risico's van producten voor de gezondheid en veiligheid van de consument, waarover de autoriteiten van de lidstaten of de Commissie beschikken, wordt in de regel aan het publiek beschikbaar gesteld. In het bijzonder krijgt het publiek toegang tot informatie over de identiteit van de producten, de aard van het risico en de genomen maatregelen.

De lidstaten en de Commissie nemen echter de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hun ambtenaren en personeelsleden gehouden zijn de in de zin van deze richtlijn verzamelde gegevens die door hun aard in naar behoren gemotiveerde gevallen onder de geheimhoudingsplicht vallen, niet openbaar te maken, tenzij het om gegevens over de veiligheidskenmerken van producten gaat die, zo de omstandigheden zulks vereisen, openbaar moeten worden gemaakt teneinde de gezondheid en de veiligheid van de consumenten te beschermen.

2. De nakoming van de geheimhoudingsplicht belet niet dat informatie die van belang is voor de doeltreffendheid van het markttoezicht en de handhaving aan de bevoegde autoriteiten wordt verstrekt. De autoriteiten die informatie ontvangen die onder de geheimhoudingsplicht valt, zorgen ervoor dat deze plicht wordt nagekomen.

Artikel 17

Deze richtlijn laat de toepassing van Richtlijn 85/374/EEG onverlet.

Artikel 18

1. Elk ingevolge deze richtlijn vastgesteld besluit waarbij het op de markt brengen van een product wordt beperkt of waarin wordt bepaald dat het uit de handel genomen of teruggeroepen moet worden, dient naar behoren met redenen te worden omkleed. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk ter kennis van de betrokken partij gebracht, onder opgave van de rechtsmiddelen die krachtens de in de betrokken lidstaten geldende bepalingen bestaan alsmede van de termijnen waarbinnen die rechtsmiddelen moeten worden aangewend.

De betrokken partijen worden zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld hun opvattingen kenbaar te maken voordat de maatregel wordt genomen. Wanneer wegens de spoedeisendheid van de maatregel geen overleg vooraf kan plaatsvinden, dient dit overleg te gelegener tijd plaats te vinden, nadat de maatregel in werking is getreden.

Bij maatregelen inhoudende dat een product uit de handel moet worden genomen of moet worden teruggeroepen, dient ernaar te worden gestreefd de distributeurs, de gebruikers en de consumenten te bewegen tot de uitvoering van die maatregelen bij te dragen.

2. De lidstaten dragen ervoor zorg dat tegen elke door de bevoegde autoriteiten getroffen maatregel waarbij het op de markt brengen van een product wordt beperkt of wordt bepaald dat het product uit de handel moet worden genomen of moet worden teruggeroepen, bij de bevoegde rechterlijke instanties beroep kan worden ingesteld.

3. De ingevolge deze richtlijn vastgestelde besluiten waarbij het op de markt brengen van een product wordt beperkt of waarin wordt bepaald dat het product uit de handel moet worden genomen of moet worden teruggeroepen, laten de aansprakelijkheid van degene tot wie het besluit is gericht, volledig onverlet voor wat de ter zake toepasselijke bepalingen van het nationaal strafrecht betreft.

Artikel 19

1. De Commissie brengt elke drie jaar volgende op de in artikel 20, lid 1, bedoelde datum het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van deze richtlijn verslag uit.

2. Dit verslag bevat in het bijzonder gegevens over de veiligheid van consumentenproducten, het functioneren van het markttoezicht, normalisatiewerkzaamheden, het functioneren van RAPEX en de op grond van artikel 13 genomen communautaire maatregelen. Daartoe toetst de Commissie de relevante aspecten, met name de werkwijzen, systemen en praktijken van de lidstaten, aan de eisen van deze richtlijn en de andere communautaire wetgeving op het gebied van productveiligheid. De lidstaten verlenen de Commissie met het oog op het verrichten van deze toetsingen en het opstellen van de verslagen alle nodige bijstand en verstrekken haar daartoe alle nodige informatie.

Artikel 20

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om met ingang van 1 januari 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 21

Richtlijn 92/59/EEG wordt met ingang van 1 januari 2003 ingetrokken, onverminderd de verplichting van de lidstaten wat de in bijlage III aangegeven termijn voor de omzetting en toepassing van die richtlijn betreft.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage IV opgenomen concordantietabel.

Artikel 20

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, op

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitster De Voorzitter

BIJLAGE I

EISEN BETREFFENDE DE DOOR DE PRODUCENTEN EN DISTRIBUTEURS AAN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN TE VERSTREKKEN INFORMATIE OVER GEVAARLIJKE PRODUCTEN

1. De informatie moet worden verstrekt wanneer producenten of distributeurs op grond van gegevens, testresultaten of andere door hen verkregen informatie tot de conclusie komen dat een door hen geleverd product niet veilig is in de zin van artikel 2, onder b), of, indien van toepassing, in het licht van de specifieke veiligheidseisen van communautaire voorschriften die op het betrokken product van toepassing zijn.

2. Deze eis geldt voor productlijnen of partijen producten, niet voor afzonderlijke gevaarlijke producten.

3. Er moet ten minste de volgende informatie worden verstrekt:

- gegevens aan de hand waarvan het product of de partij producten in kwestie exact kan worden geïdentificeerd;

- een volledige beschrijving van het aan de betrokken producten verbonden risico;

- alle beschikbare informatie aan de hand waarvan het product kan worden getraceerd;

- een beschrijving van de ondernomen stappen om risico's voor de consument te voorkomen.

4. Deze informatie moet worden verstrekt aan de daartoe aangewezen autoriteiten in de lidstaten waarin de betrokken producten op de markt gebracht worden of zijn dan wel op andere wijze aan consumenten zijn geleverd.

BIJLAGE II

PROCEDURES TER UITVOERING VAN HET COMMUNAUTAIRE SYSTEEM VOOR SNELLE UITWISSELING VAN INFORMATIE (RAPEX) ALS BEDOELD IN ARTIKEL 12 EN RICHTSNOEREN VOOR KENNISGEVINGEN ALS BEDOELD IN DE ARTIKELEN 12 EN 13

1. Het systeem is van toepassing op producten als gedefinieerd in artikel 2, onder a), van deze richtlijn die een ernstig risico voor de gezondheid of de veiligheid van de consument inhouden waartegen snel moet worden opgetreden.

Farmaceutische producten, die onder de Richtlijnen 75/319/EEG en 81/851/EEG vallen, zijn van de toepassing van het RAPEX-systeem uitgesloten.

2. Het systeem is in hoofdzaak opgezet voor een snelle uitwisseling van informatie bij een ernstig risico voor de gezondheid of de veiligheid van de consument waartegen snel moet worden opgetreden. Dit wordt door de nationale autoriteiten van geval tot geval beoordeeld, met inachtneming van de in punt 8 bedoelde richtsnoeren, waarin specifieke criteria worden vastgesteld voor het identificeren van ernstige risico's waartegen snel moet worden opgetreden.

3. Bij kennisgevingen uit hoofde van artikel 12 van deze richtlijn verstrekken de lidstaten alle beschikbare gegevens; in het bijzonder dient de kennisgeving de informatie te bevatten die is aangegeven in de in punt 8 bedoelde richtsnoeren en ten minste:

a. gegevens om het betrokken product te kunnen identificeren;

b. een beschrijving van het betrokken risico, met inbegrip van een overzicht van de resultaten van eventueel uitgevoerde tests of analyses en van de conclusies daarvan, aan de hand waarvan de ernst van het risico kan worden beoordeeld;

c. de aard en de duur van de maatregelen of voorzieningen die zijn getroffen of waartoe is besloten, indien van toepassing;

d. gegevens over de verhandelingsketen en de distributie van het product.

Deze informatie moet worden doorgegeven met behulp van het speciale standaard-kennisgevingsformulier op de wijze als aangegeven in de in punt 8 bedoelde richtsnoeren.

Indien met de maatregel waarvan overeenkomstig artikel 10 of 11 kennis is gegeven, beoogd wordt om het in de handel brengen van een chemische stof of chemische preparaat te beperken, verstrekken de lidstaten zo spoedig mogelijk hetzij een samenvatting, hetzij de referenties van de relevante gegevens over die stof of dat preparaat en bekende en beschikbare vervangende producten, voorzover deze gegevens beschikbaar zijn. Ook delen zij de verwachte gevolgen van de maatregel voor de gezondheid en veiligheid van de consument mee, met een risico-evaluatie volgens de algemene beginselen voor de beoordeling van de risico's die zijn verbonden aan chemische producten, als bedoeld in artikel 10, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 793/93 in geval van een bestaande stof, of in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 67/548/EEG in geval van een nieuwe stof. In de in punt 8 bedoelde richtsnoeren worden de nadere bijzonderheden en procedures voor de daarbij te verstrekken informatie gespecificeerd.

4. Indien een lidstaat de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 1, derde alinea, van een ernstig risico in kennis gesteld heeft alvorens te besluiten maatregelen te nemen, moet die lidstaat de Commissie binnen 45 dagen mededelen of hij die informatie bevestigt of wijzigt.5. De Commissie gaat zo spoedig mogelijk na of de via dit systeem voor snelle uitwisseling van informatie ontvangen informatie beantwoordt aan de bepalingen van deze richtlijn en kan, wanneer zij dit noodzakelijk acht, een eigen onderzoek instellen om de productveiligheid te beoordelen. In geval van een dergelijk onderzoek voorzien de lidstaten de Commissie zoveel mogelijk van de gevraagde informatie.

6. De lidstaten worden verzocht om na ontvangst van een kennisgeving de Commissie uiterlijk binnen de termijn die is bepaald in de in punt 8 bedoelde richtsnoeren het volgende mee te delen:

a. of het product op het grondgebied van de betrokken lidstaat in de handel is gebracht en of de lidstaat dezelfde of andere maatregelen of voorzieningen, aangepast aan de situatie in de lidstaat, heeft getroffen of van plan is te treffen dan wel van oordeel is dat het gezien de situatie niet nodig is voor het betrokken product maatregelen of voorzieningen te treffen, onder vermelding van redenen;

b. bijkomende informatie waarover de lidstaten beschikken betreffende het aan het product verbonden risico, met inbegrip van de resultaten van eventuele tests of analyses die zijn uitgevoerd om de ernst van het risico te beoordelen;

c. of zij het al dan niet eens zijn met de maatregelen of voorzieningen in kwestie, onder vermelding van redenen;

d. of zij van mening zijn dat er geen opvolging nodig is, onder vermelding van redenen;

e. of zij het gezien de situatie in de lidstaat onnodig achten maatregelen of voorzieningen te treffen, onder vermelding van redenen.

In de in punt 8 bedoelde richtsnoeren wordt aangegeven wat er moet worden gedaan met kennisgevingen over risico's die volgens de kennisgevende lidstaat beperkt blijven tot het grondgebied daarvan.

7. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van iedere wijziging of intrekking van de maatregelen of voorzieningen in kwestie.

8. Met de hulp van het bij artikel 15, lid 1, van deze richtlijn ingestelde raadgevende comité stelt de Commissie richtsnoeren op voor de toepassing van het systeem voor uitwisseling van informatie door de Commissie en de lidstaten en werkt die regelmatig bij.

9. De Commissie kan de nationale contactpunten informeren over producten met risico's waartegen snel moet worden opgetreden, die in de Europese Gemeenschap en de Europese Economische Ruimte worden ingevoerd of daaruit worden uitgevoerd.

10. De kennisgevende lidstaat is verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juistheid van de verstrekte informatie.

11. De Commissie draagt zorg voor de goede werking van het systeem.

BIJLAGE III

INGETROKKEN RICHTLIJN EN TERMIJNEN VOOR DE OMZETTING IN NATIONAAL RECHT EN DE TOEPASSING

Ingetrokken richtlijn (bedoeld in artikel 21): Richtlijn 92/59/EEG. Termijn voor de omzetting en toepassing (bedoeld in artikel 21): 29 juni 1994.

BIJLAGE IV

CONCORDANTIETABEL

Deze richtlijn

// Richtlijn 92/59/EEG

1 // 1

2 // 2

3 // 4

4 // --

5 // 3

6 // 5

7 // 5, lid 2

8 // 6

9 // --

10 // --

11 // 7

12 // 8

13 // 9

14+15 // 10

16 // 12

17 // 13

18 // 14

19 // 15

20 // 17

21 // 18

22 // 19

// --

Bijlage I // --

Bijlage II // Bijlage

Bijlage III // --

Bijlage IV // --

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7. FINANCIËLE GEVOLGEN

7.1 Wijze van berekening van de totale kosten van de maatregel (verband tussen eenheidskosten en totale kosten)

De totale kosten van de maatregel zijn geraamd met inachtneming van:

- de kosten voor de uitvoering van de huidige richtlijn voor de Commissie;

- de kosten (personeel en consultants) die de nieuwe activiteiten in de gewijzigde richtlijn zullen meebrengen.

De personeelskosten zijn berekend uitgaande van de jaarlijkse gemiddelde kosten van een post in 1999 (95 524 euro). De kosten van de bijstand zijn geraamd op basis van een gemiddelde van vroegere, soortgelijke dienstverlening.

7.2 Uitsplitsing per onderdeel

Vastleggingskredieten in miljoen euro (lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. Bepalingen om fraude tegen te gaan (en resultaten van de toepassing ervan)

- Er zullen specifieke controlemaatregelen komen.

9. Elementen van de kosten/batenanalyse

9.1 Specifieke en kwantificeerbare doelstellingen; doelgroep

- Specifieke doelstellingen:

Ervoor zorgen dat alleen veilige producten op de interne markt worden gebracht en een hoog niveau van veiligheid en bescherming voor de consument waarborgen.

De doelgroep bestaat uit alle consumenten in de Europese Unie, die er profijt van zullen hebben dat er betere producten op de interne markt worden geproduceerd en gedistribueerd. Intensiever markttoezicht zal de Europese producenten ten goede komen doordat oneerlijke concurrentie van bedrijven die hun verplichtingen inzake de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consument niet nakomen, wordt vermeden.

9.2 Motivering van de maatregel

De lidstaten hebben de Commissie verzocht een actievere rol te spelen in het bij de richtlijn in te stellen systeem voor snelle waarschuwing. Bovendien ondersteunen de lidstaten de bepaling dat om de drie jaar een verslag wordt uitgebracht over de toepassing van de richtlijn op nationaal niveau en de voorgestelde inschakeling van het Comité voor noodgevallen (comités voor de veiligheid van consumentenproducten in de herziene tekst) om de Commissie bij de toepassing van de richtlijn te helpen.

De richtlijn bouwt voort op bestaande procedures en maakt die efficiënter, wat kosteneffectiever zal blijken dan het invoeren van een geheel nieuwe procedure. Door een grotere efficiëntie bij de toepassing van het systeem voor snelle waarschuwing door de Commissie zal de follow-up van kennisgevingen met waarschuwing en de kwaliteit van de via het systeem verzonden informatie verbeteren.

Dankzij de nieuwe "status" die het voorstel aan Europese normen toekent, zal het bedrijfsleven kunnen beschikken over duidelijke referentiepunten om te bepalen of een product veilig is. Met gemeenschappelijke evaluatiecriteria en productveiligheidsnormen kunnen de ondernemingen onder gelijke voorwaarden en met gelijke kansen concurreren.

De herziene richtlijn bouwt voort op bestaande procedures op communautair en nationaal niveau. In het kader van andere initiatieven van de Gemeenschap, zoals het programma voor gezamenlijke wederzijdse bezoeken, heeft al samenwerking tussen de nationale overheidsdiensten op het gebied van markttoezicht plaatsgevonden.

Door de verbetering van het RAPEX-systeem zal sneller informatie kunnen worden uitgewisseld, waardoor eerdere preventieve maatregelen kunnen worden genomen. De ruimere mogelijkheden om het gebruik van Europese normen te bevorderen zullen de producenten meer zekerheid bieden dat hun producten aan de desbetreffende veiligheidseisen voldoen.

De verantwoordelijkheden van de nieuwe Voedselautoriteit zullen van invloed zijn op de werkingssfeer van het systeem voor snelle waarschuwing. Het aantal via dit systeem verzonden kennisgevingen zal dan dalen.

9.3 Follow-up en beoordeling van de maatregel

- Geselecteerde prestatie-indicatoren

Een beter functioneren van het RAPEX-systeem zou tot uiting moeten komen in de responstijden voor het nemen van maatregelen naar aanleiding van kennisgevingen betreffende producten met gebreken.

Het in artikel 17 bedoelde verslag bevat informatie over de veiligheid van consumentenproducten, het functioneren van het markttoezicht, normalisatiewerkzaamheden, het functioneren van het systeem voor snelle uitwisseling van informatie en de op grond van artikel 12 genomen communautaire maatregelen. Daartoe zal de Commissie de relevante aspecten, met name de werkwijzen, systemen en praktijken van de lidstaten, toetsen aan de eisen van deze richtlijn en de overige communautaire wetgeving op het gebied van productveiligheid.

De resultaten van het driejaarlijkse verslag zullen door de Commissie en de lidstaten worden geëvalueerd en aan het Europees Parlement en de Raad worden voorgelegd. Hieruit kan worden opgemaakt of eventuele wijzigingen nodig zijn.

10. Huishoudelijke uitgaven (afdeling III, deel A van de begroting)

De vereiste administratieve middelen worden vrijgemaakt wanneer de Commissie het jaarlijkse besluit heeft genomen over de toewijzing van de benodigde middelen, rekening houdende met het personeel en de extra bedragen die door de begrotingsautoriteit worden toegewezen.

10.1 Gevolgen voor het aantal posten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.2 Financiële gevolgen van het extra personeel

EUR

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.3 Stijging van andere huishoudelijke uitgaven in verband met deze maatregel

EUR

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Alle extra uitgaven moeten worden bekostigd uit het algemene jaarbudget van DG SANCO.

EFFECTBEOORDELINGSFORMULIER EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN, MET NAME OP HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (MKB)

Titel van het voorstel

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake ALGEMENE PRODUCTVEILIGHEID (ter vervanging van Richtlijn 92/59/EEG van de Raad van 29 juni 1992 inzake algemene productveiligheid)

Referentienummer van het document

xxxxxxxxxx

Voorstel

1. Waarom is, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk en wat zijn de voornaamste doelstellingen-

De Richtlijn algemene productveiligheid is in 1992 goedgekeurd als onderdeel van het programma om per 31 december 1992 de interne markt te verwezenlijken. De doelstellingen en achtergronden van de Richtlijn algemene productveiligheid behoren tot de fundamentele bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en zijn nog steeds dezelfde.

Alle in de herziening voorgestelde wijzigingen zijn bedoeld om de doeltreffendheid van de richtlijn te vergroten en een uniformere uitvoering van de bepalingen ervan te waarborgen.

Indien er in een lidstaat geen efficiënt markttoezicht is, kan dit negatieve gevolgen op Europees niveau hebben voor de werking van de interne markt, het concurrentievermogen van het bedrijfsleven en de consumentenbescherming. De ervaring heeft uitgewezen dat de communautaire productveiligheidswetgeving en de handhaving daarvan gebreken en lacunes vertonen. Er is daarom behoefte aan betere communautaire bepalingen ter waarborging van de consumentenbescherming en de goede werking van de markt.

De beoogde wijzigingen doen geen afbreuk aan het prerogatief van de lidstaten om hun interne institutionele en administratieve regelingen en economische stelsels vast te stellen.

Effecten op het bedrijfsleven

2. Waarop is het voorstel van invloed-

Het voorstel zal geen ingrijpende gevolgen hebben voor het bedrijfsleven in vergelijking met de huidige richtlijn. Alle sectoren van het bedrijfsleven en alle bedrijven, ongeacht hun omvang, die zich bezighouden met de productie en distributie van en de handel in consumentenproducten hebben hiermee te maken. De voorgestelde richtlijn zal ook van toepassing zijn op bedrijven die producten gebruiken of leveren bij de verlening van diensten aan consumenten.

Het voorstel heeft overal in de Gemeenschap dezelfde gevolgen. Het is niet op een bepaalde regio gericht.

3. Wat moeten de bedrijven doen om aan de voorgestelde wetgeving te voldoen-

De voornaamste nieuwe verplichtingen voor het bedrijfsleven zijn:

Verplichtingen van de producenten:

de consumenten op doeltreffende wijze waarschuwen voor de risico's van producten die al aan hen zijn geleverd, en zo nodig in laatste instantie dergelijke producten terugroepen om die risico's te vermijden.

Verplichtingen van de distributeurs:

meewerken aan het traceren van de door hen geleverde producten en aan maatregelen om risico's te vermijden;

Verplichtingen van de producenten en distributeurs:

de autoriteiten op de hoogte te stellen als zij constateren dat een door hen geleverd product gevaarlijk is. Bijlage I bevat specifieke voorschriften voor de te verstrekken informatie;

op verzoek van de bevoegde autoriteiten meewerken aan maatregelen om risico's verbonden aan de door hen geleverde producten te vermijden;

producten die op grond van een communautair besluit niet meer in de handel gebracht mogen worden of die uit de handel genomen of teruggeroepen zijn, niet naar derde landen exporteren.

Er dient echter op te worden gewezen dat de nieuwe verplichtingen het midden- en kleinbedrijf alleen voor extra kosten zullen stellen als een product niet aan de veiligheidsvereisten van de richtlijn blijkt te voldoen.

4. Welke economische gevolgen zal het voorstel naar verwachting hebben-

Het voorstel zal een doeltreffend, uniform kader ter waarborging van de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consument alsmede gelijke behandeling van de producenten, importeurs en distributeurs bevorderen.

Sommige bepalingen van het voorstel zullen het concurrentievermogen van het bedrijfsleven ten goede komen. Bedrijven die hun verplichtingen ten aanzien van de bescherming van de veiligheid en gezondheid van de consument niet nakomen, hebben nu een onrechtmatig voordeel ten opzichte van bedrijven die zich wel aan de regels houden. Met een effectiever markttoezicht zal die oneerlijke concurrentie tussen bedrijven op de interne markt en ook in het kader van de globalisering van de handel kleiner worden. Verder kunnen bedrijven een concurrentievoordeel behalen doordat hun producten veiliger zijn.

Dankzij de nieuwe "status" die het voorstel aan Europese normen toekent, zal het bedrijfsleven kunnen beschikken over duidelijke referentiepunten om te bepalen of een product veilig is. Dit zal het voor het bedrijfsleven en met name het MKB makkelijker maken om een aandeel op de interne markt te verwerven, aangezien de fabricage- en technische eisen waaraan moet worden voldaan een groter scala aan producten bestrijken. Met gemeenschappelijke evaluatiecriteria en productveiligheidsnormen kunnen de ondernemingen onder gelijke voorwaarden en met gelijke kansen concurreren.

5. Bevat het voorstel maatregelen om rekening te houden met de bijzondere situatie van het midden- en kleinbedrijf (minder zware of andere eisen, enz.)-

De werkingssfeer van het voorstel is volledig horizontaal en de bepalingen ervan zijn van algemene toepassing. Het bevat dus geen specifieke maatregelen ten aanzien van het midden- en kleinbedrijf.

Raadpleging

6. Over het voorstel geraadpleegde organisaties en overzicht van hun standpunten

Zie hoofdstuk 5.

Top