?

Avis juridique important Important legal notice
||
31978L093231978L0932
Richtlijn 78/932/EEG van de Raad van 16 oktober 1978 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende hoofdsteunen van zitplaatsen van motorvoertuigenCouncil Directive 78/932/EEC of 16 October 1978 on the approximation of the laws of the Member States relating to head restraints of seats of motor vehicles
Publicatieblad Nr. L 325 van 20/11/1978 blz. 0001 - 0015Official Journal L 325 , 20/11/1978 P. 0001 - 0015
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 9 blz. 0085 Finnish special edition: Chapter 13 Volume 9 P. 0085
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 9 blz. 0085 Swedish special edition: Chapter 13 Volume 9 P. 0085
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 13 Deel 07 blz. 0190 Greek special edition: Chapter 13 Volume 07 P. 0190
Special edition in Czech Chapter 13 Volume 005 P. 203 - 217
 
Special edition in Estonian Chapter 13 Volume 005 P. 203 - 217
++++ 
RICHTLIJN VAN DE RAAD 
van 16 oktober 1978 
inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende hoofdsteunen van zitplaatsen van motorvoertuigen 
( 78/932/EEG ) 
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , 
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 , 
Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) 
Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) , 
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) , 
Overwegende dat de technische voorschriften waaraan motorvoertuigen krachtens de nationale wetgevingen moeten voldoen onder meer betrekking hebben op hoofdsteunen ; 
Overwegende dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen ; dat het derhalve noodzakelijk is dat alle Lid-Staten dezelfde voorschriften aannemen , hetzij ter aanvulling , hetzij in de plaats van hun huidige regelingen , met name om voor elk type voertuig de uitvoering mogelijk te maken van de EEG-goedkeuringsprocedure van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ( 4 ) , laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 78/547/EEG ( 5 ) ; 
Overwegende dat de gemeenschappelijke voorschriften betreffende de delen van het interieur van de cabine , de plaats van de bedieningsorganen , het dak , de rugleuning en de achterzijde van de zitplaatsen zijn vastgesteld in Richtlijn 74/60/EEG ( 6 ) ; dat de voorschriften inzake de binneninrichting met betrekking tot de bescherming van de bestuurder tegen de stuurinrichting in geval van botsing zijn vastgesteld in Richtlijn 74/297/EEG ( 7 ) ; dat de voorschriften betreffende de sterkte van de zitplaatsen en van hun bevestiging zijn vastgesteld in Richtlijn 74/408/EEG ( 8 ) ; dat de voorschriften inzake de bevestigingen voor veiligheidsgordels zijn vastgesteld in Richtlijn 76/115/EEG ( 9 ) ; dat de voorschriften betreffende veiligheidsgordels en bevestigingssystemen zijn vastgesteld in Richtlijn 77/541/EEG ( 10 ) ; 
Overwegende dat elke Lid-Staat met behulp van een geharmoniseerde goedkeuringsprocedure voor hoofdsteunen in staat is de naleving van de gemeenschappelijke voorschriften inzake constructie en keuring te constateren en de overige Lid-Staten van deze constatering in kennis te stellen door hun een afschrift van het voor elk type van deze inrichtingen opgemaakte goedkeuringsformulier te verstrekken ; dat het aanbrengen van een EEG-goedkeuringsmerk op alle inrichtingen die conform het goedgekeurde type zijn vervaardigd , desbetreffende technische controle in de andere Lid-Staten overbodig maakt ; 
Overwegende dat de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen betreffende motorvoertuigen inhoudt dat de Lid-Staten onderling de controle erkennen die door elk van hen op grond van de gemeenschappelijke voorschriften worden uitgevoerd , 
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD : 
Artikel 1 
1 . Elke Lid-Staat verleent de EEG-goedkeuring voor elk type hoofdsteun welke al dan niet een integrerend deel uitmaakt van de rugleuning van de stoel van het voertuig , indien deze hoofdsteun voldoet aan de in de bijlagen I tot en met V vermelde constructie - en keuringseisen . 
2 . De Lid-Staat die de EEG-goedkeuring heeft verleend treft de nodige maatregelen om , zonodig in samenwerking met de bevoegde instanties van de overige Lid-Staten , voor zover noodzakelijk de overeenstemming van de produktie met het goedgekeurde type te controleren . Deze controle beperkt zich tot steekproeven . 
Artikel 2 
De Lid-Staten kennen de fabrikant of diens gemachtigde een EEG-goedkeuringsmerk van het in bijlage VI vastgestelde model toe voor ieder type hoofdsteun dat door hen krachtens artikel 1 wordt goedgekeurd . 
De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen ten einde te voorkomen dat merken worden gebruikt waardoor verwarring kan ontstaan tussen hoofdsteunen van een krachtens artikel 1 goedgekeurd type en andere inrichtingen . 
Artikel 3 
1 . De Lid-Staten mogen het in de handel brengen van hoofdsteunen , voorzien van het EEG-goedkeuringsmerk niet verbieden om redenen in verband met hun constructie of werking . 
2 . Een Lid-Staat mag echter het in de handel brengen verbieden van hoofdsteunen die weliswaar het EEG-goedkeuringsmerk dragen , doch systematisch niet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type . 
Deze Lid-Staat brengt de genomen maatregelen onverwijld ter kennis van de andere Lid-Staten en van de Commissie , met opgave van de redenen van zijn beslissing . 
Artikel 4 
De bevoegde instanties van elke Lid-Staat zenden binnen een maand aan de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten een afschrift van de goedkeuringsformulieren en van de uitbreiding van de goedkeuring voor elk type hoofdsteun dat zij goedkeuren of weigeren goed te keuren . 
Artikel 5 
1 . Indien de Lid-Staat die de EEG-goedkeuring heeft verleend , constateert dat verscheidene hoofdsteunen , voorzien van hetzelfde EEG-goedkeuringsmerk , niet in overeenstemming zijn met het door hem goedgekeurde type , neemt hij de nodige maatregelen om de overeenstemming van de produktie met het goedgekeurde type te bewerkstelligen . De bevoegde instanties van deze Lid-Staat stellen de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten in kennis van de genomen maatregelen , die zelfs intrekking van de EEG-goedkeuring kunnen inhouden . Deze instanties nemen dezelfde maatregelen , wanneer zij door de bevoegde instanties van een andere Lid-Staat van een dergelijk gebrek aan overeenstemming in kennis worden gesteld . 
2 . De bevoegde instanties van de Lid-Staten stellen elkaar binnen een maand in kennis van de intrekking van een verleende EEG-goedkeuring en van de beweegredenen die tot deze maatregel hebben geleid . 
Artikel 6 
Elke beslissing houdende weigering of intrekking van de goedkeuring dan wel verbod van in de handel brengen of van gebruik , genomen uit hoofde van de bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn , moet nauwkeuring worden gemotiveerd . Deze beslissing wordt ter kennis van de belanghebbende gebracht met opgave van de krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de Lid-Staten openstaande rechtsmiddelen en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend . 
Artikel 7 
De Lid-Staten mogen de EEG-goedkeuring of de nationale goedkeuring van een voertuig niet weigeren om redenen die verband houden met de hoofdsteunen waarvan dit is voorzien , indien deze het EEG-goedkeuringsmerk dragen en zijn bestemd om te worden gemonteerd in het ter goedkeuring aangeboden type voertuig . 
Artikel 8 
De Lid-Staten mogen de verkoop , de registratie , het in het verkeer brengen of het gebruik van een voertuig niet weigeren of verbieden om redenen die verband houden met de hoofdsteunen , indien deze zijn voorzien van het EEG-goedkeuringsmerk en zijn bestemd om te worden gemonteerd in het ter goedkeuring aangeboden type voertuig . 
Artikel 9 
Onder voertuig wordt in deze richtlijn verstaan , ieder voor deelneming aan het wegverkeer bestemd motorvoertuig van categorie M1 overeenkomstig bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG , op ten minste vier wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km per uur . 
Artikel 10 
De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlagen aan te passen aan de vooruitgang van de techniek , worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG . 
Artikel 11 
1 . Binnen achttien maanden na kennisgeving van deze richtlijn voeren de Lid-Staten de nodige maatregelen in om aan het bepaalde in deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis . 
2 . De Lid-Staten zien erop toe dat de tekst van alle belangrijke bepalingen van hun nationale wetgeving die zij aanvaarden op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is , ter kennis van de Commissie wordt gebracht . 
Artikel 12 
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten . 
Gedaan te Luxemburg , 16 oktober 1978 . 
Voor de Raad 
De Voorzitter 
K . von DOHNANYI 
( 1 ) PB nr . C 82 van 14 . 4 . 1975 , blz . 74 . 
( 2 ) PB nr . C 76 van 7 . 4 . 1975 , blz . 37 . 
( 3 ) PB nr . C 263 van 17 . 11 . 1975 , blz . 57 . 
( 4 ) PB nr . L 42 van 23 . 2 . 1970 , blz . 1 . 
( 5 ) PB nr . L 168 van 26 . 6 . 1978 , blz . 39 . 
( 6 ) PB nr . L 38 van 11 . 2 . 1974 , blz . 4 . 
( 7 ) PB nr . L 165 van 20 . 6 . 1974 , blz . 16 . 
( 8 ) PB nr . L 221 van 12 . 8 . 1974 , blz . 1 . 
( 9 ) PB nr . L 24 van 30 . 1 . 1976 , blz . 6 . 
( 10 ) PB nr . L 220 van 29 . 8 . 1977 , blz . 95 . 
BIJLAGEN 
I . Toepassingsgebied , definities , aanvraag om EEG-goedkeuring , algemene bepalingen , proeven en overeenstemming van de produktie ( 1 ) 
II . Procedure voor het bepalen van het punt H en de werkelijke rugleuninghoek en voor controle van de relatieve positie van punt R ten opzichte van punt H en de correlatie tussen de ontwerp - en werkelijke rugleuninghoek 
III . Bepaling van de hoogte en breedte van de hoofdsteun ( 1 ) 
IV . Tijdens de proef uitgezette lijnen en verrichte metingen ( 1 ) 
V . Beproevingsprocedure voor het bepalen van de energieabsorptie ( 1 ) 
VI . EEG-goedkeuringsmerk 
VII . Model van een EEG-goedkeuringsformulier 
( 1 ) De technische voorschriften van deze bijlagen komen overeen met analoge eisen van Reglement nr . 25 van de Economische Commissie voor Europa ( doc . E/ECE/324-E/ECE/TRANS/505-Rev . 1/Add . 24 ) ; men heeft derhalve rekening gehouden met de onderverdeling van dit reglement . Indien een bepaald punt van het reglement niet in een overeenkomstig punt in de bijlagen bij deze richtlijn is behandeld , wordt het nummer hiervan pro memorie tussen haakjes aangegeven . 
BIJLAGE I 
TOEPASSINGSGEBIED , DEFINITIES , AANVRAAG OM EEG-GOEDKEURING , ALGEMENE BEPALINGEN , PROEVEN EN OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUKTIE 
1 . TOEPASSINGSGEBIED 
1.1 . Deze richtlijn heeft betrekking op hoofdsteunen 
- die een integrerend deel van de rugleuning van de stoel uitmaken of 
- die bestemd zijn om te worden gemonteerd op de stoel 
van voertuigen overeenkomstig de omschrijving van artikel 9 , en die afzonderlijk moeten worden gebruikt , dat wil zeggen als individuele inrichtingen door volwassen inzittenden op naar voren gerichte zitplaatsen . 
2 . DEFINITIES 
2.1 . Voertuigtype wat de hoofdsteunen betreft 
Onder " voertuigtype wat de hoofdsteunen betreft " verstaat men motorvoertuigen die onderling geen belangrijke verschillen vertonen voor wat betreft : 
2.1.1 . vormen en binnenafmetingen van het inwendige van de carrosserie 
2.1.2 . type en afmetingen van de stoelen . 
2.2 . Hoofdsteun 
Onder " hoofdsteun " verstaat men een inrichting die tot doel heeft de achterwaartse verplaatsing van het hoofd van de inzittende ten opzichte van de romp te beperken , ten einde bij ongevallen het gevaar van letsel aan de halswervels te verminderen . Deze inrichting kan al dan niet zijn ingebouwd in de rugleuning van de stoel . 
2.3 . Type stoel 
Onder " type stoel " verstaat men stoelen met dezelfde afmetingen , hetzelfde geraamte en dezelfde vulling , waarvan uitvoering en kleur verschillend kunnen zijn . 
2.4 . Type hoofdsteun 
Onder " type hoofdsteun " verstaat men hoofdsteunen met dezelfde afmetingen , hetzelfde geraamte en dezelfde vulling waarvan uitvoering , kleur en bekleding verschillend kunnen zijn . 
2.5 . Punt H 
( zie bijlage II ) . 
2.6 . Punt R of referentiepunt van de zitplaats 
( zie bijlage II ) . 
2.7 . Referentielijn r 
Onder " referentielijn r " verstaat men , hetzij op de proefpop met de massa en de afmetingen van een mannelijke volwassene van vijftig percentiel , hetzij op een proefpop met gelijkwaardige kenmerken , een rechte gaande door het heupgewricht en het halsgewricht op de thorax . Op de pop die is beschreven in punt 3 van bijlage III van Richtlijn 77/649/EEG van de Raad van 27 september 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het zichtveld van de bestuurder van motorvoertuigen ( 1 ) , waarnaar bijlage II van deze richtlijn verwijst , is de referentielijn de lijn die in figuur 1 van het aanhangsel bij bijlage III van Richtlijn 77/649/EEG is weergegeven . 
2.8 . Hoofdlijn 
Onder " hoofdlijn " verstaat men een rechte door het zwaartepunt van het hoofd en het halsgewricht op de thorax . In de ruststand van het hoofd verloopt de hoofdlijn in het verlengde van de referentielijn . 
3 . AANVRAAG OM EEG-GOEDKEURING 
3.1 . De aanvraag om EEG-goedkeuring moet worden ingediend door de houder van het fabrieks - of handelsmerk van de stoel of hoofdsteun , dan wel door zijn gevolmachtigde . 
3.2 . Zij moet vergezeld gaan van de volgende documenten in drievoud : 
3.2.1 . een gedetailleerde beschrijving van de hoofdsteun , met onder meer vermelding van de aard van het vulmateriaal of de vulmaterialen en eventueel de plaats en de kenmerken van de houders en bevestigingsorganen aan het ( of de ) stoeltype(n ) waarvoor de goedkeuring van de hoofdsteun is aangevraagd ; 
3.2.2 . een gedetailleerde beschrijving van het ( of de ) stoeltype(n ) waarvoor de goedkeuring van de hoofdsteun is aangevraagd ; 
3.2.3 . de vermelding van het ( of de ) voertuigtype(n ) waarin de in punt 3.2.2 bedoelde stoelen moeten worden gemonteerd ; 
3.2.4 . maattekeningen van de kenmerkende onderdelen van de stoel en de hoofdsteun . 
3.3 . Aan de met de goedkeuringsproeven belaste technische dienst moeten worden aangeboden : 
3.3.1 . indien de hoofdsteun in de stoel is ingebouwd , vier complete stoelen ; 
3.3.2 . indien de hoofdsteun vast op de stoel zal worden bevestigd : 
3.3.2.1 . twee stoelen van elk type waarop de hoofdsteun moet worden aangebracht ; 
3.3.2.2 . 4 + 2N hoofdsteunen , waarbij N het aantal stoeltypen is waarop de hoofdsteun moet worden aangebracht . 
3.4 . De met de goedkeuringsproeven belaste technische dienst kan verzoeken : 
3.4.1 . bepaalde onderdelen of bepaalde monsters van de gebruikte materialen over te leggen , en/of 
3.4.2 . voertuigen van het ( of de ) in punt 3.2.3 bedoelde type(n ) aan te bieden . 
4 . OPSCHRIFTEN 
4.1 . Op de ter goedkeuring aangeboden inrichtingen : 
4.1.1 . moet het fabrieks - of handelsmerk van de aanvrager zijn aangebracht . Dit merk moet duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn ; 
4.1.2 . moet op de zijkant een voldoende grote plaats voor het goedkeuringsmerk zijn opengelaten ; deze plaats moet zijn aangegeven op de in punt 3.2.4 vermelde tekeningen . 
4.2 . Indien de hoofdsteun een integrerend deel uitmaakt van de stoel , moeten de in de punten 4.1.1 en 4.1.2 bedoelde opschriften worden aangebracht op het gedeelte van de stoel dat als hoofdsteun wordt gebruikt . 
( 5 . ) 
6 . ALGEMENE BEPALINGEN 
6.1 . De aanwezigheid van de hoofdsteun in een voertuig mag geen bijkomende oorzaak van gevaar zijn voor de inzittenden van genoemd voertuig . In het bijzonder mag hij in geen enkele gebruiksstand gevaarlijke oneffenheden of scherpe kanten vertonen die het risico of de ernst van verwondingen van de inzittenden kunnen vergroten . De delen van de hoofdsteun die in de hieronder bepaalde trefzone liggen , moeten de energie kunnen absorberen , als aangegeven in bijlage V . 
6.1.1 . De trefzone wordt zijdelings begrensd door twee verticale langsvlakken op een afstand van 70 mm ter weerszijden van het symmetrievlak van de stoel of de betrokken zitplaats . 
6.1.2 . Zij wordt in de hoogte beperkt tot het gedeelte van de hoofdsteun boven het vlak loodrecht op de referentielijn r op een afstand van 635 mm van punt R . 
6.2 . De gedeelten van de voor - en achterkant van de hoofdsteun die buiten deze verticale langsvlakken vallen , moeten zijn opgevuld om elk rechtstreeks contact van het hoofd met de elementen van het frame te vermijden , die in deze zones een kromtestraal van ten minste 5 mm moeten hebben . 
6.3 . De hoofdsteun moet zodanig op de stoel zijn bevestigd dat onder de druk van het hoofd tijdens de proef geen enkel vast en gevaarlijk gedeelte buiten de bekleding van de hoofdsteun , de bevestiging of de regleuning uitsteekt . 
6.4 . De hoogte van de hoofdsteun , gemeten volgens de voorschriften van punt 7.2 , moet ten minste 700 mm boven punt R liggen . 
6.5 . De hoogte van de inrichting waarop het hoofd rust - indien het gaat om een hoofdsteun met verstelbare hoogte - moet , gemeten volgens de voorschriften van punt 7.2 , minstens 100 mm bedragen . 
6.6 . De afstand tussen de rugleuning en de hoofdsteun , indien het een inrichting betreft die niet in hoogte verstelbaar is , mag niet meer dan 50 mm bedragen . Indien de hoofdsteun in hoogte verstelbaar is mag deze afstand in de laagste stand niet meer dan 25 mm bedragen . 
6.7 . De hoofdsteun moet voldoende breed zijn om het hoofd van een normaal zittend persoon goed te kunnen steunen . In het in punt 7.3 omschreven meetvlak van de breedte moet de hoofdsteun een zone van ten minste 85 mm ter weerszijden van het symmetrievlak van de betrokken zitplaats waarvoor de hoofdsteun is bestemd beslaan , waarbij deze afstand wordt gemeten volgens de voorschriften van punt 7.3 . 
6.8 . De hoofdsteun en de bevestiging daarvan moeten zodanig zijn dat de maximale achterwaartse verplaatsing van het hoofd die de hoofdsteun toelaat , gemeten volgens de statische methode als beschreven in punt 7.4 , minder dan 102 mm bedraagt . 
6.9 . De hoofdsteun en de bevestiging ervan moeten voldoende sterk zijn om de in punt 7.4.3.7 vermelde belasting zonder falen op te vangen . 
7 . PROEVEN 
7.1 . Controle van punt R van de stoel waarin de hoofdsteun is ingebouwd 
De controle geschiedt volgens de voorschriften van bijlage II . 
7.2 . Bepaling van de hoogte van de hoofdsteun 
7.2.1 . Alle lijnen worden getrokken in het symmetrievlak van de betrokken zitplaats waarvan het snijvlak met de stoel de omtrek bepaalt van de hoofdsteun en van de rugleuning van de stoel ( zie bijlage III , figuur 1 ) . 
7.2.2 . De met een mannelijke volwassene van vijftig percentiel overeenkomende pop of de in punt 3 van bijlage III van Richtlijn 77/649/EEG beschreven pop wordt normaal op de stoel gezet . Indien de rugleuning verstelbaar is wordt deze vastgezet in een stand welke overeenkomt met een helling naar achteren , ten opzichte van de verticaal , van de referentielijn van de borst van de pop , die de 25 * zo dicht mogelijk benadert . 
7.2.3 . Voor de betrokken zitplaats projecteert men op het in punt 7.2.1 weergegeven vlak de referentielijn van de in punt 3 van bijlage III van Richtlijn 77/649/EEG omschreven pop . Men zet de raaklijn S uit op de top van de hoofdsteun , loodrecht op de referentielijn . 
7.2.4 . De afstand h van punt R tot de raaklijn S geeft de hoogte weer die in acht moet worden genomen voor de toepassing van het voorschrift van punt 6.4 . 
7.3 . Bepaling van de breedte van de hoofdsteun 
( zie bijlage III , figuur 2 ) . 
7.3.1 . Het vlak S1 , dat loodrecht staat op de referentielijn en 65 mm onder de raaklijn S volgens punt 7.2.3 ligt , bepaalt in de hoofdsteun een snijvlak C . Men brengt in het vlak S1 de richting van de aan C rakende rechten over , welke worden gevormd door de snijlijnen van de verticale vlakken ( P en P' ) evenwijdig aan het symmetrievlak van de betrokken zitplaats , en het vlak S1 . 
7.3.2 . De breedte van de hoofdsteun die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van het voorschrift van punt 6.7 is de afstand L tussen de snijlijnen van de vlakken P en P' met het vlak S1 . 
7.3.3 . De breedte van de hoofdsteun moet indien noodzakelijk eveneens worden vastgesteld op 635 mm boven het referentiepunt van de stoel , waarbij deze afstand wordt gemeten langs de referentielijn . 
7.4 . Bepaling van de doelmatigheid van de inrichting 
7.4.1 . De doelmatigheid van de hoofdsteun wordt gecontroleerd aan de hand van de hieronder beschreven statische proef . 
7.4.2 . Voorbereiding van de proef 
7.4.2.1 . De hoofdsteun wordt , indien hij niet in de zitplaats is ingebouwd , in de hoogste stand geplaatst . 
7.4.3 . Uitvoering van de proef 
7.4.3.1 . Alle lijnen worden getrokken in het verticale symmetrievlak van de betrokken zitplaats ( zie bijlage IV ) . 
7.4.3.2 . Op het vlak als aangegeven onder punt 7.4.3.1 wordt referentielijn r geprojecteerd . 
7.4.3.3 . De verplaatste referentielijn r1 wordt bepaald door gebruikmaking van de in bijlage III van Richtlijn 77/649/EEG genoemde pop en door op het deel dat de rug voorstelt een kracht uit te oefenen die een naar achteren gericht moment rondom punt R van 37,3 mdaN levert . 
7.4.3.4 . Met behulp van een kogelvormige kop met een diameter van 165 mm wordt loodrecht op de verplaatste referentielijn r1 , op een afstand van 65 mm onder de top van de hoofdsteun , een kracht uitgeoefend die een moment van 37,3 mdaN rondom punt R levert . 
7.4.3.5 . Aan de kogelvormige kop wordt evenwijdig met de verplaatste referentielijn r1 de raaklijn Y bepaald . 
7.4.3.6 . De afstand X tussen de raaklijn Y en de verplaatste referentielijn r1 wordt gemeten . Aan het voorschrift van punt 6.8 wordt geacht te zijn voldaan indien de afstand X minder dan 102 mm bedraagt . 
7.4.3.7 . De in punt 7.4.3.4 aangegeven kracht wordt verhoogd tot een waarde van 89 daN , voor zover de stoel of de rugleuning niet reeds eerder is bezweken . 
8 . OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUKTIE 
( 8.1 . ) 
( 8.2 . ) 
( 8.3 . ) 
8.4 . De ter controle op de overeenkomst met het goedgekeurde type uitgekozen hoofdsteunen moeten ten minste worden onderworpen aan de in punt 7 beschreven proef . 
( 9 . ) 
10 . INSTRUCTIES 
De fabrikant moet bij elke hoofdsteun die overeenstemt met een goedgekeurd type hoofdsteun een handleiding afgeven waarop de typen en de kenmerken van de stoelen waarvoor de hoofdsteun is goedgekeurd , zijn aangegeven . Eventueel moet hij de nodige gegevens verstrekken , opdat de gebruiker op de juiste wijze de hoofdsteun op de desbetreffende stoel kan monteren . 
( 1 ) PB nr . L 267 van 19 . 10 . 1977 , blz . 1 . 
BIJLAGE II 
PROCEDURE VOOR HET BEPALEN VAN HET PUNT H EN DE WERKELIJKE RUGLEUNINGHOEK EN VOOR CONTROLE VAN DE RELATIEVE POSITIE VAN PUNT R TEN OPZICHTE VAN PUNT H EN DE CORRELATIE TUSSEN DE ONTWERP - EN WERKELIJKE RUGLEUNINGHOEK 
Bijlage III van Richtlijn 77/649/EEG is van toepassing . 
BIJLAGE III 
BEPALING VAN HOOGTE EN BREEDTE VAN DE HOOFDSTEUN : zie P.b . 
BIJLAGE IV 
TIJDENS DE PROEF UITGEZETTE LIJNEN EN VERRICHTE METINGEN : zie P.b . 
BIJLAGE V 
BEPROEVINGSMETHODE VOOR HET CONTROLEREN VAN DE ENERGIEABSORPTIE 
1 . MONTAGE , BEPROEVINGSTOESTEL , REGISTRATIEAPPARATUUR EN WIJZE VAN BEPROEVING 
1.1 . Montage 
De hoofdsteun moet worden gemonteerd en beproefd op de stoel van het voertuig waarvoor hij is bestemd . De stoel wordt stevig op de proefbank bevestigd zodat hij zich niet onder invloed van een schok kan verplaatsen . 
1.2 . Beproevingstoestel 
1.2.1 . Dit bestaat uit een slinger waarvan de spil in kogels is gelagerd en waarvan de gereduceerde massa ( 1 ) in het stootpunt 6,8 kg bedraagt . Het onderste uiteinde van de slinger bestaat uit een harde kogel met een diameter van 165 mm , waarvan het middelpunt samenvalt met het stootpunt van de slinger . 
1.2.2 . De kogel is voorzien van twee versnellingsmeters en een snelheidsmeter waarmede de betrokken waarden in de richting van de botsing kunnen worden gemeten . 
1.3 . Registratieapparatuur 
Met de registratieapparatuur moet de volgende nauwkeurigheid kunnen worden bereikt : 
1.3.1 . versnelling : 
- nauwkeurigheid : min of meer 5 % van de reële waarde 
- frequentiegevoeligheid : tot 1 000 Hz 
- dwarsgevoeligheid : < 5 % van de laagste schaalwaarde 
1.3.2 . snelheid : 
- nauwkeurigheid : min of meer 2,5 % van de reële waarde 
- gevoeligheid : 0,5 km/h 
1.3.3 . tijdregistratie : 
- met de apparatuur moet het mogelijk zijn de verschijnselen tijdens de gehele duur van de proef te registreren en per duizendste seconde af te lezen ; 
- het begin van de botsing op het ogenblik van het eerste contact van de kogel met de hoofdsteun moet met een merkteken op de geregistreerde gegevens die dienen om de resultaten van de proef vast te stellen , zijn aangegeven . 
1.4 . Wijze van beproeving 
1.4.1 . Het te beproeven oppervlak moet zodanig worden aangebracht dat de slinger het oppervlak op het betrokken punt loodrecht raakt . 
1.4.2 . De slingerkop moet het te beproeven element treffen met een snelheid van 24,1 km/h ; deze snelheid wordt bereikt door de voortstuwingsenergie alleen dan wel met behulp van een extra voortstuwingsinrichting . 
2 . RESULTATEN 
Bij de overeenkomstig vorenstaande voorschriften uitgevoerde proeven mag de vertraging van de kogel gedurende meer dan 3 milliseconden 80 g continu niet overschrijden . Hierbij moet als vertraging het gemiddelde worden aangehouden dat door beide vertragingsmeters wordt aangeduid . 
3 . EQUIVALENTE PROEFNEMINGEN 
3.1 . Gelijkwaardige beproevingswijzen zijn toegestaan mits de in punt 2 vereiste resultaten kunnen worden verkregen . 
3.2 . Bij toepassing van een andere dan de in punt 1 beschreven methode moet de gebruiker de gelijkwaardigheid ervan aantonen . 
( 1 ) De gereduceerde massa m r van de slinger verhoudt zich tot de totale massa m van de slinger als de afstand a tussen het stootpunt en de draaiingsas en de afstand l tussen het zwaartepunt en de draaungsas volgens de formule m r = m l/a . 
BIJLAGE VI 
EEG-GOEDKEURINGSMERK 
1 . ALGEMEEN 
1.1 . Het EEG-goedkeuringsmerk bestaat uit : 
1.1.1 . een rechthoek waarbinnen de kleine letter " e " , gevolgd door het kennummer of de kenletters van de Lid-Staat die de goedkeuring heeft verleend , is geplaatst : 
1 voor Duitsland , 
2 voor Frankrijk , 
3 voor Italië , 
4 voor Nederland , 
6 voor België , 
11 voor Groot-Brittannië , 
12 voor Luxemburg , 
18 voor Denemarken en 
IRL voor Ierland ; 
1.1.2 . het EEG-goedkeuringsnummer dat overeenkomt met het nummer van het voor het type hoofdsteun opgestelde EEG-goedkeuringsformulier ; dit nummer wordt aangebracht in de nabijheid van de rechthoek ; 
1.1.3 . bij een in de stoelleuning ingebouwde hoofdsteun wordt het EEG-goedkeuringsnummer voorafgegaan door de letter I en een streepje . 
1.2 . Het EEG-goedkeuringsmerk moet duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn . 
2 . VOORBEELDEN VAN EEG-GOEDKEURINGSMERKEN 
2.1 . EEG-goedkeuringsmerk van een in de stoel ingebouwde hoofdsteun : zie P.b . 
Bovenstaand EEG-goedkeuringsmerk , aangebracht op een of meer in de stoel(en ) ingebouwde hoofdsteunen van een voertuig geeft aan dat het type stoel wat betreft de hoofdsteunen is goedgekeurd in Nederland ( e4 ) onder nummer 2439 . 
2.2 . EEG-goedkeuringsmerk voor een niet in de stoel ingebouwde hoofdsteun : zie P.b . 
Bovenstaand EEG-goedkeuringsmerk , aangebracht op een hoofdsteun , geeft aan dat deze is goedgekeurd en dat het een niet in de stoel ingebouwde hoofdsteun betreft die in Nederland is goedgekeurd onder nummer 2439 . 
BIJLAGE VII 
MODEL VAN EEN EEG-GOEDKEURINGSFORMULIER 
( Maximumformaat : A4 ( 210 maal 297 mm ) ) 
Aanduiding van de overheidsinstantie 
Mededeling betreffende de EEG-goedkeuring , weigering of intrekking van een EEG-goedkeuring van een al of niet ingebouwde hoofdsteun 
EEG-goedkeuringsnummer ... 
1 . Fabrieks - of handelsmerk ... 
2 . Naam en adres van de fabrikant ... 
3 . Eventueel , naam en adres van de gemachtigde van de fabrikant ... 
4 . Ter EEG-goedkeuring aangeboden op ... 
5 . Technische dienst belast met de proeven ... 
6 . Beknopte beschrijving van de hoofdsteun ( 1 ) ... 
7 . Type en kenmerken van de stoelen waarvoor de hoofdsteun is bestemd of waarin deze is ingebouwd ... 
8 . Type voertuigen waarvoor de stoelen , waarop de hoofdsteun kan worden gemonteerd , zijn bestemd ... 
9 . Datum van het door de technische dienst afgegeven rapport ... 
10 . Nummer van het door de technische dienst afgegeven rapport ... 
11 . De EEG-goedkeuring voor al of niet ingebouwde hoofdsteunen is verleend/geweigerd ( 2 ) 
12 . Plaats ... 
13 . Datum ... 
14 . Handtekening ... 
15 . Bij het onderhavige goedkeuringsformulier zijn de volgende documenten gevoegd , voorzien van het hierboven aangegeven goedkeuringsnummer : 
... tekeningen , schema's en foto's van de hoofdsteun hoofdsteun en de stoelen waarvoor de hoofdsteun is bestemd of waarin hij wordt ingebouwd . 
16 . Eventuele opmerkingen ... 
( 1 ) Bij een ingebouwde hoofdsteun behoeft deze rubriek niet te worden ingevuld indien alle kenmerken en alle benodigde inlichtingen zijn aangegeven in rubriek 8 . 
( 2 ) Doorhalen wat niet van toepassing is . 
  Special edition in Hungarian Chapter 13 Volume 005 P. 203 - 217
  Special edition in Lithuanian Chapter 13 Volume 005 P. 203 - 217
  Special edition in Latvian Chapter 13 Volume 005 P. 203 - 217
  Special edition in Maltese Chapter 13 Volume 005 P. 203 - 217
  Special edition in Polish Chapter 13 Volume 005 P. 203 - 217
  Special edition in Slovakian Chapter 13 Volume 005 P. 203 - 217
  Special edition in Slovenian Chapter 13 Volume 005 P. 203 - 217
 
 
 
 Council Directive
 of 16 October 1978
 on the approximation of the laws of the Member States relating to head restraints of seats of motor vehicles
 (78/932/EEC)
 THE COUNCIL OF THE EUROPEAN COMMUNITIES,
 Having regard to the Treaty establishing the European Economic Community, and in particular Article 100 thereof,
 Having regard to the proposal from the Commission [1],
 Having regard to the opinion of the European Parliament [2],
 Having regard to the opinion of the Economic and Social Committee [3],
 Whereas the technical requirements which motor vehicles must satisfy pursuant to national laws relate inter alia to head restraints;
 Whereas those requirements differ from one Member State to another; whereas it is therefore necessary that all Member States adopt the same requirements, either in addition to or in place of their existing rules in order, in particular, to allow the EEC type-approval procedure, which was the subject of Council Directive 70/156/EEC of 6 February 1970 on the approximation of the laws of the Member States relating to the type-approval of motor vehicles and their trailers [4], as last amended by Directive 78/547/EEC [5], to be introduced in respect of each type of vehicle;
 Whereas the common requirements for the interior parts of the passenger compartment, the layout of the controls, the roof and backrest and rear part of the seats were laid down in Directive 74/60/EEC [6]; whereas those for the internal fittings relating to the protection of the driver from the steering mechanism in the event of an impact were laid down in Directive 74/297/EEC [7]; whereas those relating to the strength of the seats and their anchorages were laid down in Directive 74/408/EEC [8]; whereas those relating to anchorages for safety belts were laid down in Directive 76/115/EEC [9]; whereas those relating to safety belts and restraint systems were laid down in Directive 77/541/EEC [10];
 Whereas a harmonized component type-approval procedure for head restraints makes it possible for each Member State to check compliance with the common construction and testing requirements and to inform the other Member States of its findings by sending a copy of the component type-approval certificate completed for each type of head restraint; whereas the placing of an EEC component type-approval mark on all head restraints manufactured in conformity with the approved type obviates any need for technical checks on these head restraints in the other Member States;
 Whereas the approximation of national laws relating to motor vehicles entails mutual recognition by the Member States of checks carried out by each of them on the basis of the common requirements,
 HAS ADOPTED THIS DIRECTIVE:
 Article 1
 1. Each Member State shall grant EEC component type-approval for any type of head restraint whether integrated or not in the seats of motor vehicles, which satisfies the construction and testing requirements laid down in Annexes I to V.
 2. The Member State which has granted EEC component type-approval for the head restraints shall take the measures required in order to verify that production models conform to the approved type, in so far as this is necessary and if need be in cooperation with the competent authorities in the other Member States. Such verification shall be limited to spot checks.
 Article 2
 Member States shall, for each type of head restraint which they approve pursuant to Article 1, issue, to the manufacturer, or to his authorized representative, an EEC component type-approval mark conforming to the model shown in Annex VI.
 Member States shall take all appropriate measures to prevent the use of marks liable to create confusion between head restraints which have been type-approved pursuant to Article 1 and other devices.
 Article 3
 1. No Member State may prohibit the placing on the market of head restraints on grounds relating to their construction or method of functioning if they bear the EEC component type-approval mark.
 2. Nevertheless, a Member State may prohibit the placing on the market of head restraints bearing the EEC component type-approval mark which consistently fail to conform to the approved type.
 That State shall forthwith inform the other Member States and the Commission of the measures taken, specifying the reasons for its decision.
 Article 4
 The competent authorities of each Member State shall within one month send to the competent authorities of the other Member States a copy of the component type-approval certificates and extension certificates completed for each type of head restraint which they approve or refuse to approve.
 Article 5
 1. If the Member State which has granted EEC component type-approval finds that a number of head restraints bearing the same component type-approval mark do not conform to the type which it has approved, it shall take the necessary measures to ensure that production models conform to the approved type. The competent authorities of that State shall advise those of the other Member States of the measures taken, which may extend to withdrawal of EEC component type-approval. The said authorities shall take the same measures if they are informed by the competent authorities of another Member State of such failure to conform.
 2. The competent authorities of the Member States shall within one month inform each other of any withdrawal of EEC component type-approval, and of the reasons for such a measure.
 Article 6
 Any decision taken pursuant to the provisions adopted in implementation of this Directive, to refuse or withdraw component type-approval for a head restraint or prohibit its placing on the market or use shall set out in detail the reasons on which it is based. Such decision shall be notified to the party concerned, who shall at the same time be informed of the remedies available to him under the laws in force in the Member States and of the time limits allowed for the exercise of such remedies.
 Article 7
 No Member State may refuse to grant EEC type-approval or national type-approval of a vehicle on grounds relating to its head restraints, if these bear the EEC component type-approval mark and are intended for installation in the type of vehicle submitted for type-approval.
 Article 8
 No Member State may refuse or prohibit the sale, registration, entry into service or use of any vehicle on grounds relating to its head restraints, if these bear the EEC component type-approval mark and are intended for installation in the type of vehicle submitted for type-approval.
 Article 9
 For the purposes of this Directive, "vehicle" means any Category M1 motor vehicle (as defined in Annex I to Directive 70/156/EEC) intended for use on the road, having at least four wheels and a maximum design speed exceeding 25 km/h.
 Article 10
 Any amendments necessary to adapt the requirements of the Annexes to technical progress shall be adopted in accordance with the procedure laid down in Article 13 of Directive 70/156/EEC.
 Article 11
 1. Member States shall bring into force the provisions necessary in order to comply with this Directive within 18 months of its notification and shall forthwith inform the Commission thereof.
 2. Member States shall ensure that the texts of the main provisions of national law which they adopt in the field covered by this Directive are communicated to the Commission.
 Article 12
 This Directive is addressed to the Member States.
 Done at Luxembourg, 16 October 1978.
 For the Council
 The President
 K. von Dohnanyi
 [1] OJ No C 82, 14. 4. 1975, p. 74.
 [2] OJ No C 76, 7. 4. 1975, p. 37.
 [3] OJ No C 263, 17. 11. 1975, p. 57.
 [4] OJ No L 42, 23. 2. 1970, p. 1.
 [5] OJ No L 168, 26. 6. 1978, p. 39.
 [6] OJ No L 38, 11. 2. 1974, p. 4.
 [7] OJ No L 165, 20. 6. 1974, p. 16.
 [8] OJ No L 221, 12. 8. 1974, p. 1.
 [9] OJ No L 24, 30. 1. 1976, p. 6.
 [10] OJ No L 220, 29. 8. 1977, p. 95.
 --------------------------------------------------
 LIST OF ANNEXES
 ANNEX I: | Scope, definitions, application for EEC component type-approval, general specifications, tests and conformity of production [1] |
 ANNEX II: | Procedure for determining the "H" point and the actual seat back angle and for verifying the relative positions of the R and H points and the relationship between the design seat back angle and the actual seat back angle |
 ANNEX III: | Determination of height and width of head restraints [1] |
 ANNEX IV: | Details of the lines drawn and measurements taken during test [1] |
 ANNEX V: | Test procedure for checking energy dissipation [1] |
 ANNEX VI: | EEC component type-approval mark |
 ANNEX VII: | EEC component type-approval certificate |
 [1] The technical requirements of this Annex are similar to those of Regulation No 25 of the Economic Commission for Europe (E/ECE/324-E/ECE/TRANS/505 rev. 1/add. 24); the breakdown into sections is thus the same. Where a section of Regulation No 25 has no counterpart in the Annexes to this Directive, its number is give in brackets for the record.
 --------------------------------------------------
 ANNEX I
 SCOPE, DEFINITIONS, APPLICATION FOR EEC COMPONENT TYPE-APPROVAL, GENERAL SPECIFICATIONS, TESTS AND CONFORMITY OF PRODUCTION
 1. SCOPE
 1.1. This Directive applies to head restraints (head rests):
 - forming an integral part of the seatback, or
 - designed to be installed on the seat,
 of motor vehicles conforming to the definition given in Article 9 and intended for separate use, i.e. as individual equipment by adult occupants of forward-facing seats.
 2. DEFINITIONS
 2.1. Vehicle type with regard to head restraints
 "Vehicle type with regard to head restraints" means vehicles which do not differ in such essential respects as:
 2.1.1. the lines and internal dimensions of the bodywork constituting the passenger compartment; and
 2.1.2. the types and dimensions of the seats.
 2.2. Head restraint
 "Head restraint" means a device whose purpose is to limit the rearward displacement of the occupant's head in relation to his torso in order to reduce the danger of injury to the cervical vertebrae in the event of an accident. This device may or may not form an integral part of the seatback.
 2.3. Type of seat
 "Type of seat" means seats which do not differ in their dimensions, in their framework or in their padding, although they may differ in finish or colour.
 2.4. Type of head restraint
 "Type of head restraint" means head restraints which do not differ in their dimensions, in their framework or in their padding, although they may differ in finish, colour or covering.
 2.5. H point
 (see Annex II).
 2.6. R point or seating reference point
 (see Annex II).
 2.7. Reference line r
 "Reference line r" means a straight line which, either on a test manikin having the mass and dimensions of an average adult male or on a test manikin having identical characteristics, passes through the joint of the leg with the pelvis and the joint of the neck with the thorax. On the manikin referred to in Section 3 of Annex III to Council Directive 77/649/EEC of 27 September 1977 on the approximation of the laws of the Member States relating to the field of vision of motor vehicle drivers [1], to which reference is made in Annex II to this Directive, the reference line is that shown in Figure 1 in the Appendix to Annex III to Directive 77/649/EEC.
 2.8. Head line
 "Head line" means a straight line passing through the centre of gravity of the head and through the joint of the neck with the thorax. When the head is at rest the head line is situated in the extension of the reference line.
 3. APPLICATION FOR EEC COMPONENT TYPE-APPROVAL
 3.1. The application for EEC component type-approval must be submitted by the holder of the trade name or mark of the seat or head restraint or by his authorized representative.
 3.2. It must be accompanied by the following documents in triplicate:
 3.2.1. a detailed description of the head restraint, specifying in particular the nature of the padding material or materials and, where applicable, the position and specifications of the supports and anchorages for the type or types of seats for which component type-approval of the head restraint is sought;
 3.2.2. a detailed description of the type or types of seats for which component type-approval of the head restraint is sought;
 3.2.3. details of the type or types of vehicle on which the seats referred to in 3.2.2 are intended to be fitted;
 3.2.4. dimensional drawings of the characteristic parts of the seat and head restraint.
 3.3. The following must be submitted to the technical service responsible for conducting the component type-approval tests:
 3.3.1. if the head restraint is an integral part of the seat: four complete seats;
 3.3.2. if the head restraint is intended to be firmly anchored to the seat:
 3.3.2.1. two seats of each type to which the head restraint is to be fitted;
 3.3.2.2. 4 + 2N head restraints, N being the number of types of seat to which the head restraint is to be fitted.
 3.4. The technical service responsible for conducting the component type-approval tests may request:
 3.4.1. the submission of specific parts or specific samples of the materials used; and/or
 3.4.2. the submission of vehicles of the type or types referred to in 3.2.3.
 4. MARKINGS
 4.1. The devices submitted for component type-approval must:
 4.1.1. be clearly and indelibly marked with the trade name or mark of the applicant;
 4.1.2. provide adequate space on the lateral face for the component type-approval mark: this space must be shown in the drawings referred to in 3.2.4.
 4.2. Where the head restraint forms an integral part of the seat, the markings referred to in 4.1.1 and 4.1.2 must be placed on the part of the seat which is used as a head restraint.
 (5.) 6. GENERAL SPECIFICATIONS
 6.1. The presence of the head restraint in a vehicle must not be an additional cause of danger to occupants of the vehicle. In particular it must not in any position of use exhibit any dangerous roughness or sharp edge liable to increase the risk or seriousness of injury to the occupants. Parts of the head restraint which are situated in the impact zone defined below must be capable of dissipating energy in the manner specified in Annex V to this Directive:
 6.1.1. the impact zone must be bounded laterally by two vertical longitudinal planes, one on each side of and each 70 mm distant from the plane of symmetry of the seat concerned;
 6.1.2. the impact zone must be limited in height to the part of the head restraint situated above the plane perpendicular to the reference line r and 635 mm distant from the R point.
 6.2. Parts of the front and rear faces of the head restraint which are situated outward of the said vertical longitudinal planes must be so padded as to prevent any direct contact of the head with the structural components, which should in those areas have a radius of curvature of not less than 5 mm.
 6.3. The head restraint must be anchored to the seat in such a way that no rigid and dangerous part projects from the padding of the head restraint, from the anchorage or from the seatback as a result of the pressure exerted by the head during the test.
 6.4. The height of the head restraint, measured as described in 7.2, must not be less than 700 mm above the seating reference point R.
 6.5. The height of the device on which the head rests, measured as described in 7.2, must, in the case of a head restraint adjustable for height, not be less than 100 mm.
 6.6. There must be no gap of more than 50 mm between the seatback and the head restraint in the case of a device not adjustable for height. If the head restraint is adjustable for height, it must, when in the low position, be no more than 25 mm from the top of the seatback.
 6.7. The width of the head restraint must be such as to provide suitable support for the head of a person normally seated. In the plane of measurement of width defined in 7.3, the head restraint shall cover an area extending not less than 85 mm to each side of the plane of symmetry of the seat for which the head restraint is intended, that distance being measured in accordance with 7.3.
 6.8. The head restraint and its anchorage must be such that the maximum backward displacement of the head permitted by the head restraint and measured in conformity with the static procedure laid down in 7.4 is less than 102 mm.
 6.9. The head restraint and its anchorage must be strong enough to bear without failure the load specified in 7.4.3.7.
 7. TESTS
 7.1. Verification of the R point of the seat in which the head restraint is to be incorporated
 This point is verified in accordance with the requirements of Annex II.
 7.2. Determination of the height of the head restraint
 7.2.1. All lines must be drawn in the plane of symmetry of the seat concerned, the intersection of which plane with the seat determines the contour of the head restraint and of the seatback (see Annex III, Figure 1).
 7.2.2. The manikin corresponding to an average adult male or the manikin referred to in Section 3 of Annex III to Directive 77/649/EEC must be placed in a normal position on the seat. The seatback, if inclinable, is locked in a position corresponding to a rearward inclination of the reference line of the manikin's torso of as nearly as possible 25° from the vertical.
 7.2.3. The projection of the reference line of the manikin referred to in Section 3 of Annex III to Directive 77/649/EEC is then, in the case of the seat concerned, drawn in the plane specified in 7.2.1. The tangent S to the top of the head restraint is drawn perpendicular to the reference line.
 7.2.4. The distance h from the R point to the tangent S is the height to be taken into consideration in implementing the requirement of 6.4.
 7.3. Determination of the width of the head restraint
 (see Annex III, Figure 2).
 7.3.1. The plane S1 perpendicular to the reference line and situated 65 mm below the tangent S defined in 7.2.3 defines a section in the head restraint bounded by the outline C. The direction of the straight lines tangential to C representing the intersection of the plane S1 and the vertical planes (P and P′), parallel to the plane of symmetry of the seat concerned, are drawn in the plane S1.
 7.3.2. The width of the head restraint to be taken into consideration in implementing the requirements of 6.7 is the distance L separating the projections of planes P and P′ in plane S1.
 7.3.3. The width of the head restraint must if necessary also be determined 635 mm above the seating reference point, this distance being measured along the reference line.
 7.4. Determination of the effectiveness of the device
 7.4.1. The effectiveness of the head restraint is to be checked by the static test described below.
 7.4.2. Preparation for the test
 7.4.2.1. If the head restraint is not an integral part of the seat, it must be set in the highest position.
 7.4.3. Testing
 7.4.3.1. All lines must be drawn in the vertical plane of symmetry of the seat concerned (see Annex IV).
 7.4.3.2. A projection of the reference line r is drawn in the plane referred to in 7.4.3.1.
 7.4.3.3. The displaced reference line r1 is determined by applying to the part simulating the back in the manikin referred to in Annex III to Directive 77/649/EEC, an initial force producing a rearward moment of 37·3 mdaN about the R point.
 7.4.3.4. By means of a spherical head 165 mm in diameter an initial force producing a moment of 37·3 mdaN about the R point is applied at right angles to the displaced reference line r1 at a distance of 65 mm below the top of the head restraint.
 7.4.3.5. The tangent Y to the spherical head, parallel to the displaced reference line r1, is determined.
 7.4.3.6. The distance X between the tangent Y and the displaced reference line r1 is measured. The requirement of 6.8 is deemed to be met if the distance X is less than 102 mm.
 7.4.3.7. The initial load specified in 7.4.3.4 is increased to 89 daN unless breakage of the seat or the seatback occurs earlier.
 8. CONFORMITY OF PRODUCTION
 (8.1.) (8.2.) (8.3.) 8.4. Head restraints selected for verification of conformity with an approved type must at least undergo the test described in Section 7.
 (9.) 10. INSTRUCTIONS
 With each model conforming to an approved type of head restraint, the manufacturer shall supply particulars of the types and characteristics of the seats for which the head restraint is approved and, where appropriate, the directions to the user of the head restraint on how to fit it correctly to the seats concerned.
 [1] OJ No L 267, 19. 10. 1977, p. 1.
 --------------------------------------------------
 ANNEX II
 PROCEDURE FOR DETERMINING THE "H" POINT AND THE ACTUAL SEATBACK ANGLE AND FOR VERIFYING THE RELATIVE POSITIONS OF THE R AND H POINTS AND THE RELATIONSHIP BETWEEN THE DESIGN SEATBACK ANGLE AND THE ACTUAL SEATBACK ANGLE
 Annex III to Directive 77/649/EEC shall be applicable.
 --------------------------------------------------
 ANNEX III
 DETERMINATION OF HEIGHT AND WIDTH OF HEAD RESTRAINT
 +++++ TIFF +++++
 +++++ TIFF +++++
 --------------------------------------------------
 ANNEX IV
 DETAILS OF LINES DRAWN AND MEASUREMENTS TAKEN DURING TEST
 +++++ TIFF +++++
 --------------------------------------------------
 ANNEX V
 TEST PROCEDURE FOR CHECKING ENERGY DISSIPATION
 1. SETTING UP, TEST APPARATUS, RECORDING INSTRUMENTS AND PROCEDURE
 1.1. Setting up
 The head restraint must be fitted and tested on the seat of the vehicle for which it is intended. The seat must be firmly secured to the test bench so that it does not move under impact.
 1.2. Test apparatus
 1.2.1. This apparatus consists of a pendulum whose pivot is supported by ball-bearings and whose reduced mass [1] at its centre of percussion is 6·8 kg. The lower extremity of the pendulum consists of a rigid headform 165 mm in diameter whose centre is identical with the centre of percussion of the pendulum.
 1.2.2. The headform is fitted with two accelerometers and a speed-measuring device, all capable of measuring values in the direction of impact.
 1.3. Recording instruments
 The recording instruments used must be such that measurements can be made with the following degrees of accuracy:
 1.3.1. Acceleration:
 - accuracy: ± 5 % of the real value,
 - frequency response: up to 1000 Hz
 - cross-axis sensitivity: < 5 % of the lowest point on the scale.
 1.3.2. Speed:
 - accuracy: ± 2·5 % of the real value,
 - sensitivity: 0·5 km/h.
 1.3.3. Time recording:
 - the instrumentation must enable the action to be recorded throughout its duration and readings to be made within one thousandth of a second,
 - the beginning of the impact at the moment of first contact between the headform and the head restraint being tested is noted on the recordings used for analyzing the test.
 1.4. Test procedure
 1.4.1. The surface to be tested must be so placed that the pendulum will strike the surface perpendicular to the point concerned.
 1.4.2. The headform must strike the test item at a speed of 24·1 km/h this speed is achieved either by the mere energy of propulsion or by using an additional propelling device.
 2. RESULTS
 In tests carried out by the above procedure, the deceleration of the headform must not exceed 80 g continuously for more than three milliseconds. The deceleration rate is taken as the average of the readings on the two decelerometers.
 3. EQUIVALENT PROCEDURES
 3.1. Equivalent test procedures are permitted on condition that the results required in Section 2 can be obtained.
 3.2. Responsibility for demonstrating the equivalence of a method other than that described in Section 1 rests with the person using such a method.
 [1] The relationship of the reduced mass "mr" of the pendulum to the total mass "m" of the pendulum at a distance "a" between the centre of percussion and the axis of rotation and at a distance "l" between the centre of gravity and the axis of rotation is given by the formula: mr = m la·
 --------------------------------------------------
 ANNEX VI
 EEC COMPONENT TYPE-APPROVAL MARK
 1. GENERAL
 1.1. The EEC component type-approval mark consists of:
 1.1.1. a rectangle surrounding the lower-case letter "e" followed by the distinguishing number or letters of the Member State which has granted the EEC component type-approval:
 1 for Germany,
 2 for France,
 3 for Italy,
 4 for the Netherlands,
 6 for Belgium
 11 for the United Kingdom,
 12 for Luxembourg,
 18 for Denmark,
 IRL for Ireland;
 1.1.2. it must also include the EEC component type-approval number which corresponds to the number of the EEC component type-approval certificate issued for the type of head restraint in question; this number is placed in any convenient position near the rectangle;
 1.1.3. where the head restraint is an integral part of the seatback, the EEC component type-approval number is preceded by the letter "I" and a dash:
 1.2. The EEC component type-approval mark must be clearly legible and indelible.
 2. TWO EXAMPLES OF EEC COMPONENT TYPE-APPROVAL MARKS
 2.1. Component type-approval mark of a head restraint which forms an integral part of the seat
 +++++ TIFF +++++
 The above component type-approval mark affixed to a head restraint or restraints forming an integral part of the seat or seats of a vehicle shows that the type of seat in question has been approved with regard to head restraints in the Netherlands (e4) under the number 2439.
 2.2. EEC component type-approval mark of a head restraint which is not an integral part of a seat
 +++++ TIFF +++++
 The above component type-approval mark affixed to a head restraint shows that the head restraint in question has been granted EEC component type-approval, that it is a head restraint which is not an integral part of a seat and is approved in the Netherlands under the number 2439.
 --------------------------------------------------
 ANNEX VII
 MODEL EEC COMPONENT TYPE-APPROVAL CERTIFICATE
 (Maximum format: A4 (210 × 297 mm))
 +++++ TIFF +++++
 --------------------------------------------------