EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CC0264

Conclusie van advocaat-generaal J. Kokott van 16 juli 2015.

Court reports – general

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2015:498

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

J. KOKOTT

van 16 juli 2015 ( 1 )

Zaak C‑264/14

Skatteverket

tegen

David Hedqvist

[verzoek van de Högsta förvaltningsdomstol (Zweden) om een prejudiciële beslissing]

„Belastingwetgeving — Belasting over de toegevoegde waarde — Ruil van de virtuele valuta ‚bitcoin’ tegen een traditionele valuta — Artikel 2, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/112/EG — Belasting op diensten onder bezwarende titel — Artikel 135, lid 1, onder d), van richtlijn 2006/112/EG — Belastingvrijstelling voor handelingen betreffende handelspapieren — Artikel 135, lid 1, onder e), van richtlijn 2006/112/EG — Belastingvrijstelling voor handelingen betreffende deviezen — Artikel 135, lid 1, onder f), van richtlijn 2006/112/EG — Belastingvrijstelling voor handelingen betreffende waardepapieren”

I – Inleiding

1.

In de onderhavige procedure zal het Hof zich voor de eerste keer buigen over de vraag hoe de ruil van de virtuele valuta „bitcoin” tegen traditionele valuta’s vanuit btw-oogpunt dient te worden behandeld. In dit verband dient in het bijzonder het toepassingsgebied van de belastingvrijstellingen voor financiële transacties nader te worden verduidelijkt.

II – Toepasselijke bepalingen

2.

Ingevolge artikel 2, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna: „btw-richtlijn”) zijn aan de btw onderworpen:

„c) de diensten die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht”.

3.

Overeenkomstig artikel 135, lid 1, van de btw-richtlijn verlenen de lidstaten echter vrijstelling voor de volgende handelingen:

„[...]

d)

handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito’s, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren met uitzondering van de inning van schuldvorderingen;

e)

handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn, met uitzondering van munten en biljetten die verzamelobject zijn, namelijk gouden, zilveren of uit een ander metaal geslagen munten, alsmede biljetten, die normaal niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of die een numismatische waarde hebben;

f)

handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, uitgezonderd bewaring en beheer, inzake aandelen, deelnemingen in vennootschappen of verenigingen, obligaties en andere waardepapieren, met uitzondering van documenten die goederen vertegenwoordigen en van de in artikel 15, lid 2, bedoelde rechten of effecten;

[...]”

4.

Artikel 13, B, onder d), punten 3 tot en met 5, van de tot en met 31 december 2006 toepasselijke Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag ( 2 ) stemt met deze belastingvrijstellingen overeen. Voor zover het Hof laatstgenoemde bepaling heeft uitgelegd, kunnen zijn bevindingen ook in de onderhavige zaak worden toegepast.

5.

Het Zweedse Recht bevat bepalingen die overeenstemmen met de aangehaalde Unierechtelijke bepalingen.

III – Hoofdgeding

6.

Hedqvist is van plan om via het internet de aan- en verkoop van de virtuele valuta „bitcoin” (hierna: „bitcoins”) tegen Zweedse kronen aan te bieden. De prijs van de bitcoins zal daarbij berusten op de wisselkoers van een bepaalde wisselsite plus respectievelijk min een bepaald percentage als vergoeding voor de ruil.

7.

Zoals de verwijzende rechter heeft vastgesteld, aanvaardt een aantal particulieren en internethandelaren bitcoins als betaalmiddel. Bitcoins worden als data op de computer van een gebruiker of van een derde dienstverrichter opgeslagen en uitsluitend elektronisch overgedragen. Zij worden niet uitgegeven door een bepaalde emittent, maar gecreëerd door een algoritme op internet die een tot dusver onbekende persoon heeft geprogrammeerd. Bitcoins zijn in geen enkele staat als wettig betaalmiddel aanvaard.

8.

Voorafgaand aan het begin van zijn werkzaamheden verzocht Hedqvist de Zweedse commissie voor fiscale vraagstukken (Skatterättsnämnd) om een prealabel advies om te weten te komen of hij btw over de aan- en verkoop van bitcoins moest betalen. In het prealabel advies werden de aan- en verkoop van bitcoins als diensten onder bezwarende titel aangemerkt die evenwel van belasting vrijgesteld was, aangezien bitcoins een betaalmiddel zijn dat zoals wettige betaalmiddelen wordt gebruikt. Tegen dit prealabel advies heeft de Zweedse belastingdienst echter beroep ingesteld.

IV – Procesverloop voor het Hof

9.

De Högsta förvaltningsdomstol, die het geschil inmiddels behandelt, acht het btw-recht van de Unie beslissend voor het geding en heeft het Hof om die reden op 2 juni 2014 krachtens artikel 267 VWEU de volgende vragen voorgelegd:

1)   Moet artikel 2, lid 1, van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd dat transacties die worden omschreven als ruil van een virtuele valuta tegen een traditionele valuta en omgekeerd, waarvoor een vergoeding dient te worden betaald die de dienstverrichter meerekent bij de vaststelling van de wisselkoersen, een dienst onder bezwarende titel vormen?

2)   Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 135, lid 1, van de btw-richtlijn dan aldus worden uitgelegd dat voormelde wisseltransacties vrijgesteld zijn van belasting?

10.

Met betrekking tot deze vragen hebben in de procedure voor het Hof de Zweedse belastingdienst (Skatteverket), Hedqvist, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland en de Europese Commissie schriftelijke opmerkingen ingediend. Ter terechtzitting van 17 juni 2015 hebben Hedqvist, het Koninkrijk Zweden, de Bondsrepubliek Duitsland en de Commissie mondelinge opmerkingen gemaakt.

V – Juridische beoordeling

11.

De onderhavige procedure betreft twee verschillende vragen. Enerzijds gaat het om de belastbaarheid van wisseltransacties, dat wil zeggen de vraag of deze werkzaamheden voldoen aan de voorwaarden van de btw-richtlijn (zie onder A). Anderzijds dient voor het geval dat wisseltransacties belastbaar zijn, te worden vastgesteld of deze ook belastingplichtig zijn, dus niet vrijgesteld zijn van belasting (zie onder B).

A – De ruil van bitcoins als dienst onder bezwarende titel

12.

Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of een activiteit zoals door Hedqvist beoogd als verrichting van diensten onder bezwarende titel in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn dient te worden beschouwd en dus in beginsel aan de btw onderworpen is.

13.

Het Hof heeft reeds in de zaak First National Bank of Chicago met betrekking tot een vergelijkbare vraag beslist dat de ruil van deviezen waarbij een bank verschillende koersen voor de aan- en verkoop van de betrokken deviezen vaststelt, een dienst onder bezwarende titel is. ( 3 ) De belaste prestatie van de bank bestond in die zaak alleen in de feitelijke ruil, niet in de overdracht van de deviezen zelf. Het Hof heeft deze overdracht namelijk noch als levering van lichamelijke zaken noch als dienst aangemerkt, omdat deviezen wettige betaalmiddelen zijn. ( 4 ) De vergoeding voor de belastbare wisseldienst is volgens het Hof in beginsel het verschil tussen de aan- en de verkoopprijs van de betrokken deviezen.

14.

Het arrest berust op de vaststelling dat algemeen wordt erkend dat de overdracht van wettige betaalmiddelen als zodanig niet voldoet aan de voorwaarden voor heffing van btw. ( 5 ) Deze overdracht kan in beginsel ( 6 ) slechts de tegenprestatie voor een belaste handeling zijn. De btw is immers een belasting op het eindverbruik van goederen. ( 7 ) De huidige wettige betaalmiddelen hebben evenwel in beginsel – anders dan bijvoorbeeld goud of sigaretten, die direct of indirect ook als betaalmiddel worden of werden gebruikt – geen andere praktische gebruiksmogelijkheid dan die van betaalmiddel. Bij de verrichting van een transactie is hun functie beperkt tot de vergemakkelijking van de uitwisseling van goederen in een economie; zij worden echter als zodanig niet als goederen verbruikt of gebruikt.

15.

Hetgeen geldt voor wettige betaalmiddelen, dient ook van toepassing te zijn op andere betaalmiddelen die dezelfde beperkte functie hebben. Hoewel dergelijke zuivere betaalmiddelen niet wettelijk gewaarborgd en gecontroleerd hoeven te worden, vervullen zij toch vanuit btw-oogpunt dezelfde functie als wettige betaalmiddelen en dienen zij derhalve volgens het beginsel van fiscale neutraliteit, dat een uitdrukking vormt van het beginsel van gelijke behandeling ( 8 ), in principe gelijk te worden behandeld.

16.

Dit is in overeenstemming met de rechtspraak. Deze behandelt wettige en overige zuivere betaalmiddelen – zoals waardebonnen met een nominale waarde ( 9 ) of „Points Rights” die worden verworven om later te worden gebruikt ten behoeve van een verblijf in hotels of residenties ( 10 ) – in wezen ( 11 ) gelijk, door ook in laatstgenoemde gevallen de overdracht van de betaalmiddelen niet als belastbare handeling te beschouwen.

17.

Ook bitcoins zijn naar de opvatting van de verwijzende rechter een zuiver betaalmiddel. Het bezit van bitcoins heeft geen ander doel dan dat ze op een gegeven moment wederom als betaalmiddel worden gebruikt. Om die reden dienen zij in het kader van de btw net zo te worden behandeld als wettige betaalmiddelen.

18.

Uit het bovenstaande volgt dat het arrest First National Bank of Chicago ook geldt voor bitcoins. De overdracht van bitcoins voldoet als zodanig weliswaar niet aan de voorwaarden voor de heffing van btw, maar omdat Hedqvist van plan is om de aan- en verkoop van de bitcoins tegen Zweedse kronen voor een prijs te verrichten waarin een opslag is begrepen ten opzichte van de op een bepaalde wisselsite vastgestelde wisselkoers, omvat deze activiteit, in de vorm van een ruil, het verrichten van diensten onder bezwarende titel in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn.

B – Belastingvrijstelling van de ruil van bitcoins

19.

Ten tweede dient duidelijk te worden gemaakt of de dienst die bestaat in de ruil van bitcoins tegen Zweedse kronen valt onder één van de belastingvrijstellingen van artikel 135, lid 1, van de btw-richtlijn. In de verwijzingsbeslissing worden terecht als hiervoor in aanmerking komende belastingvrijstellingen de in artikel 135, lid 1, onder d), e) en f), bedoelde vrijstellingen genoemd. Deze zal ik in omgekeerde volgorde bespreken.

1. Handelingen betreffende waardepapieren [onder f)]

20.

Artikel 135, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn stelt handelingen „inzake aandelen, deelnemingen in vennootschappen [...], obligaties en andere waardepapieren” vrij van belasting.

21.

De ruil van bitcoins tegen Zweedse kronen zou alleen onder deze vrijstelling kunnen vallen, als ten minste één van de twee gekwalificeerd kan worden als „andere waardepapieren” in de zin van deze bepaling.

22.

Zoals het Hof evenwel laatstelijk heeft vastgesteld, omvat artikel 135, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn alleen eigendomsrechten op rechtspersonen, geldvorderingen op een bepaalde schuldenaar alsmede met deze rechten verband houdende rechten. ( 12 ) Noch Zweedse kronen noch bitcoins vallen onder één van deze drie categorieën.

23.

De belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn is derhalve niet van toepassing op het onderhavige geval.

2. Handelingen betreffende betaalmiddelen [onder e)]

24.

Verder rijst de vraag of de belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn van toepassing is. Op grond van dit artikel zijn vrijgesteld van belasting handelingen betreffende „deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn”.

25.

Voorwaarde voor de belastingvrijstelling is allereerst dat een verband bestaat met betaalmiddelen, ongeacht of het om contante of niet-contante betaalmiddelen gaat. Voorts blijkt uit de Engelse taalversie van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn, waarin sprake is van „currency, bank notes and coins”, dat deze bepaling in beginsel van toepassing is op iedere valuta en niet – zoals bijvoorbeeld de Duitse taalversie vanwege het gebruik van de term „Devisen” suggereert – uitsluitend op buitenlandse valuta’s.

26.

Het is echter niet eenvoudig te bepalen welke handelingen onder de belastingvrijstelling vallen, indien alle handelingen „betreffende” betaalmiddelen zijn bedoeld. Deze bewoordingen zijn uiterst ruim, omdat uiteindelijk iedere met geld betaalde handeling ook betaalmiddelen betreft. Dit is ook het geval indien – overeenkomstig de rechtspraak in verband met de belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn voor handelingen inzake waardepapieren ( 13 ) – wordt verlangd dat de handeling rechten en verplichtingen voor partijen inzake betaalmiddelen kan doen ontstaan, wijzigen of doen tenietgaan.

27.

Om te beginnen is het duidelijk dat de belastingvrijstelling niet van toepassing kan zijn indien slechts één van de bij een transactie betrokken partijen betaalmiddelen overdraagt en de andere partij goederen overdraagt of diensten verricht. In dat geval vormt de overdracht van de betaalmiddelen immers de tegenprestatie voor een levering van goederen of diensten. Indien men de belastingvrijstelling zou toepassen op een dergelijke eenzijdige overdracht van betaalmiddelen, zouden alle handelingen – met uitzondering van ruilhandelingen – vrijgesteld zijn van btw.

28.

De belastingvrijstelling kan echter wel van toepassing zijn als een betaalmiddel, zoals in het onderhavige geval, tegen een ander betaalmiddel wordt geruild en hiervoor een vergoeding wordt gevraagd. De belaste handeling is dan – zoals gezegd ( 14 ) – de wisseldienst. Deze dienst vormt een handeling „betreffende” betaalmiddelen in de zin van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn, namelijk de ruil hiervan, die ook rechten en verplichtingen voor partijen inzake betaalmiddelen doet ontstaan.

29.

In het onderhavige geval, waarin Zweedse kronen, die in het Koninkrijk Zweden wettige betaalmiddelen zijn, en bitcoins, die in geen enkele staat wettige betaalmiddelen zijn, worden geruild, rijst evenwel de volgende vraag: moeten beide betaalmiddelen die bij de ruil betrokken zijn, wettige betaalmiddelen zijn?

30.

De bewoordingen van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn geven geen eenduidig antwoord op deze vraag.

31.

Inzonderheid de Duitse taalversie van deze bepaling kan aldus worden opgevat dat beide bij de ruil betrokken betaalmiddelen wettige betaalmiddelen moeten zijn („Devisen [...], die gesetzliches Zahlungsmittel sind”).

32.

In de Engelse taalversie is echter uitsluitend sprake van „currency” in het enkelvoud. Aan de Engelse bewoordingen voldoet derhalve ook een ruil waarbij slechts één wettig betaalmiddel is betrokken, zoals in het onderhavige geval de Zweedse kroon.

33.

Nog ruimer geformuleerd is de Finse taalversie, die niet vereist dat de deviezen een wettig betaalmiddel zijn, maar deze eis slechts stelt ten aanzien van bankbiljetten en munten. ( 15 ) Volgens deze versie kunnen alle valuta’s in niet-contante vorm – ook virtuele zoals bitcoins – onder de belastingvrijstelling vallen.

34.

De Italiaanse taalversie doet bovendien de vraag rijzen of de betrokken betaalmiddelen überhaupt een wettige status moeten hebben. Op grond daarvan zijn handelingen die betaalmiddelen „con valore liberatorio” betreffen, vrijgesteld van belasting. De schuldbevrijdende werking van het betaalmiddel is volgens deze taalversie dus doorslaggevend. Daarentegen wordt geen gebruik gemaakt van de uitdrukking „corso legale”, waarmee in het Italiaans wettige betaalmiddelen worden aangeduid, hetgeen onder meer blijkt uit artikel 10, lid 2, van verordening nr. 974/98. ( 16 ) Deze uitdrukking wordt ook gebruikt in artikel 344, lid 1, punt 2, van de btw-richtlijn. Ook bitcoins kunnen evenwel bevrijdende werking hebben, mits dit door de betrokken partijen is overeengekomen.

35.

Gezien de uiteenlopende taalversies kan de vraag welke betaalmiddelen onder de belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn vallen, alleen aan de hand van het doel van deze vrijstelling worden beantwoord. ( 17 ) Hierbij dient in casu alleen te worden onderzocht of de ruil van een wettig betaalmiddel tegen een zuiver, maar niet wettig betaalmiddel valt onder het met de belastingvrijstelling beoogde doel.

36.

Zoals het Hof herhaaldelijk heeft vastgesteld, wordt met de belastingvrijstellingen die inmiddels zijn vastgelegd in artikel 135, lid 1, onder b) tot en met g), van de btw-richtlijn, beoogd „financiële transacties” vrij te stellen. ( 18 ) De ruil van zuivere betaalmiddelen waarbij – zoals in casu – slechts één wettig betaalmiddel betrokken is, is hoe dan ook eveneens een financiële transactie. Dit blijkt alleen al uit het feit dat de overdracht van zuivere betaalmiddelen – zoals gezegd ( 19 ) – vanuit btw-oogpunt slechts een betaalfunctie heeft.

37.

Het Hof heeft tot dusver echter nog geen uitspraak gedaan over het bijzondere doel van de thans uit te leggen belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn.

38.

Het gevolg van een btw-vrijstelling is steeds dat de kosten van de prestatie lager worden. In casu betreft deze kostenverlaging diensten die bestaan in de ruil van zuivere betaalmiddelen. Doel en strekking van de vrijstelling van handelingen betreffende betaalmiddelen is naar mijn mening dat de converteerbaarheid van zuivere betaalmiddelen niet wordt belemmerd door de heffing van btw. Dit is tevens van wezenlijk belang voor de interne markt. Voor zover grensoverschrijdende prestaties vereisen dat de besteller valuta’s ruilt, zouden door de heffing van btw over de wisseldienst de grensoverschrijdende prestaties immers nog duurder worden ten opzichte van de binnenlandse prestaties.

39.

De belastingvrijstelling is echter niet beperkt tot binnen de Unie geldende valuta’s. Alle valuta’s van de hele wereld vallen onder de belastingvrijstelling. Derhalve moet worden vastgesteld dat artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn ertoe strekt dat alle valuta’s in het belang van de goede werking van het betalingsverkeer zoveel mogelijk onbelast converteerbaar zijn.

40.

Het is in overeenstemming met dit doel, ook de ruil van wettige betaalmiddelen tegen betaalmiddelen die geen wettige status hebben, maar wel – zoals in casu bitcoins – zuivere betaalmiddelen zijn, vrij te stellen van belasting. Voor zover er betaalmiddelen bestaan die aan het betalingsverkeer deelnemen omdat zij in het handelsverkeer dezelfde betaalfunctie hebben als wettige betaalmiddelen, zou het betalingsverkeer immers extra worden belast door de heffing van btw op de ruil van deze betaalmiddelen.

41.

Voorts dient artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn in overeenstemming met het primaire recht ( 20 ) en inzonderheid met het algemene beginsel van gelijke behandeling van artikel 20 van het Handvest van de grondrechten te worden uitgelegd. In dit opzicht refereert het Hof veelvuldig aan het beginsel van fiscale neutraliteit en verlangt het dat gelijke handelingen ter verzekering van de mededingingsneutraliteit van de btw ook gelijk worden belast. ( 21 )

42.

Tegen deze achtergrond zou in het onderhavige geval een verschil in behandeling slechts gerechtvaardigd zijn indien er een wezenlijk verschil bestond tussen de ruil van wettige betaalmiddelen tegen eveneens wettige betaalmiddelen en de ruil van wettige betaalmiddelen tegen andere zuivere betaalmiddelen, zoals in casu bitcoins. Beide vormen van betaalmiddelen hebben immers dezelfde betaalfunctie, voor zover zij in het handelsverkeer als betaalmiddel worden aanvaard.

43.

Een dergelijk voor de btw wezenlijk verschil kan ik echter niet ontdekken.

44.

De met name door de Bondsrepubliek Duitsland aangevoerde argumenten inzake de volatiliteit en fraudegevoeligheid van bitcoins kunnen een verschil in behandeling niet rechtvaardigen. Ongeacht of dergelijke risico’s afhankelijk van de valuta niet ook in gelijke mate bestaan bij wettige betaalmiddelen, zijn dergelijke overwegingen alleen aan de orde in het kader van het staatstoezicht op de financiële markten. Het btw-recht staat hier echter los van. Uit de rechtspraak blijkt namelijk dat, zelfs wanneer een gedraging volgens het toezichtrecht verboden is, dit geen invloed heeft op de beoordeling daarvan op grond van het btw-recht. ( 22 ) Of bitcoins een „goede” of „slechte” valuta zijn, is voor de onderhavige procedure dus niet van belang.

45.

Per saldo is de belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn dus ook van toepassing als – zoals in casu – een valuta die wettig betaalmiddel is, tegen een andere valuta wordt geruild die weliswaar geen wettig betaalmiddel is, maar wel als zuiver betaalmiddel binnen het betalingsverkeer wordt gebruikt.

3. Handelingen betreffende handelspapieren [onder d)]

46.

Mogelijk komt het Hof anders dan ik tot de conclusie dat de belastingvrijstelling voor betaalmiddelen van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn in casu niet van toepassing is, omdat bitcoins geen wettige betaalmiddelen zijn. Dan zou aanvullend moeten worden onderzocht of eventueel de belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn in casu van toepassing kan zijn.

47.

Voor zover deze bepaling handelingen betreffende „betalingen [en] overmakingen” betreft, zijn de onderhavige wisseldiensten niet vrijgesteld op grond van deze bepaling. De onderhavige diensten omvatten immers niet het verrichten van contante of niet-contante betalingen aan een bepaalde derde-ontvanger.

48.

Volgens artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn zijn evenwel ook handelingen betreffende „schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren” vrijgesteld van belasting. Derhalve rijst in casu de vraag of bitcoins „andere handelspapieren” zijn in de zin van deze belastingvrijstelling.

49.

Het Hof heeft in het arrest Granton Advertising te kennen gegeven dat de belastingvrijstelling verschillende vormen van geldoverdracht omvat. ( 23 ) Ook ik heb in mijn conclusie destijds vastgesteld dat het de bedoeling van de belastingvrijstelling is rechten die in het handelsverkeer net als geld worden beschouwd, voor de toepassing van de btw te behandelen als de overdracht van geld zelf en derhalve vrij te stellen van belasting. ( 24 )

50.

Desondanks dient de toepassing van deze belastingvrijstelling in casu om twee redenen te worden geweigerd.

51.

Ten eerste betreft artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn alleen derivaten van valuta’s – zoals schuldvorderingen en cheques alsmede andere „papieren” – maar niet de valuta zelf. In het onderhavige geval worden evenwel niet rechten op bitcoins, maar de bitcoins zelf geruild. Tegen deze achtergrond is het helemaal niet nodig om te onderzoeken of deze belastingvrijstelling – zoals de Republiek Estland heeft aangevoerd – uitsluitend rechten omvat die wettige betaalmiddelen betreffen.

52.

Ten tweede bestaat voor de belastingvrijstelling van handelingen die een valuta zelf betreffen, een specifiekere bepaling, namelijk de belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn. De toepasselijkheid hiervan heb ik in de punten 24 en volgende besproken. Mocht het Hof echter tot de conclusie komen dat handelingen die rechtstreeks betrekking hebben op een virtuele valuta zoals de bitcoin, niet onder deze specifiekere bepaling vallen, omdat alleen de ruil van wettige betaalmiddelen vrijgesteld dient te zijn, zou de beslissing van de wetgever dienaangaande terzijde worden geschoven, als in plaats daarvan een andere belastingvrijstelling ruim zou worden uitgelegd. Handelingen die rechtstreeks valuta’s betreffen, zijn ofwel volgens de hiervoor speciaal geldende bepaling van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn vrijgesteld, mits aan de voorwaarden hiervan is voldaan, ofwel niet. Anders zouden de aan deze belastingvrijstelling gestelde voorwaarden uiteindelijk zonder betekenis zijn.

53.

De belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn is derhalve in casu geenszins van toepassing.

VI – Conclusie

54.

Gelet op het bovenstaande geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van de Högsta förvaltningsdomstol als volgt te beantwoorden:

„1)

De ruil van een zuiver betaalmiddel tegen een wettig betaalmiddel en omgekeerd, waarvoor een vergoeding dient te worden betaald die de dienstverrichter meerekent bij de vaststelling van de wisselkoersen, is een dienst onder bezwarende titel in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn.

2)

Dergelijke handelingen zijn op grond van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn vrijgesteld van belasting.”


( 1 )   Oorspronkelijke taal: Duits.

( 2 )   PB L 145, blz. 1.

( 3 )   Arrest First National Bank of Chicago (C‑172/96, EU:C:1998:354, punten 2535).

( 4 )   Arrest First National Bank of Chicago (C‑172/96, EU:C:1998:354, punt 25).

( 5 )   Zie in die zin ook arrest Mirror Group (C‑409/98, EU:C:2001:524, punt 26).

( 6 )   Dit kan anders zijn bij de overdracht van wettige betaalmiddelen die verzamelobjecten zijn in de zin van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn.

( 7 )   Zie in die zin arresten Netto Supermarkt (C‑271/06, EU:C:2008:105, punt 21en aldaar aangehaalde rechtspraak) en Dresser Rand (C‑606/12 en C‑607/12, EU:C:2014:125, punt 28en aldaar aangehaalde rechtspraak).

( 8 )   Zie onder meer arresten Commissie/Frankrijk (C‑481/98, EU:C:2001:237, punt 22), NCC Construction Danmark (C‑174/08, EU:C:2009:669, punt 44) en Zimmermann (C‑174/11, EU:C:2012:716, punt 48).

( 9 )   Zie in die zin arrest Argos Distributors (C‑288/94, EU:C:1996:398).

( 10 )   Arrest Macdonald Resorts (C‑270/09, EU:C:2010:780, inzonderheid punten 21 en 32).

( 11 )   Het arrest Astra Zeneca UK (C‑40/09, EU:C:2010:450) kan anders worden opgevat.

( 12 )   Arrest Granton Advertising (C‑461/12, EU:C:2014:1745, punten 27 en 31).

( 13 )   Zie onder meer arresten CSC Financial Services (C‑235/00, EU:C:2001:696, punt 33) en Deutsche Bank (C‑44/11, EU:C:2012:484, punt 37).

( 14 )   Zie hierboven, punt 18.

( 15 )   De Finse versie spreekt van „valuuttaa sekä laillisina maksuvälineinä käytettäviä seteleitä ja kolikoita”, wat zoveel betekent als „deviezen en als wettig betaalmiddel gebruikte bankbiljetten en munten”.

( 16 )   Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (PB L 139, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij verordening (EU) nr. 827/2014 van de Raad van 23 juli 2014.

( 17 )   Zie arrest T. (C‑373/13, EU:C:2015:413, punt 62en aldaar aangehaalde rechtspraak).

( 18 )   Arrest Granton Advertising (C‑461/12, EU:C:2014:1745, punt 29en aldaar aangehaalde rechtspraak).

( 19 )   Zie hierboven, punten 14‑16.

( 20 )   Zie in die zin arresten Sturgeon e.a. (C‑402/07, EU:C:2009:716, punt 48), Chatzi (C‑149/10, EU:C:2010:534, punt 43) en Commissie/Strack (C‑579/12 RX‑II, EU:C:2013:570, punt 40).

( 21 )   Zie onder meer arresten Commissie/Duitsland (C‑109/02, EU:C:2003:586, punt 20), JP Morgan Fleming Claverhouse Investment Trust en The Association of Investment Trust Companies (C‑363/05, EU:C:2007:391, punt 46) en Commissie/Zweden (C‑480/10, EU:C:2013:263, punt 17).

( 22 )   Zie arrest GfBk (C‑275/11, EU:C:2013:141, punt 32).

( 23 )   Zie in die zin arrest Granton Advertising (C‑461/12, EU:C:2014:1745, punt 37).

( 24 )   Zie mijn conclusie in de zaak Granton Advertising (C‑461/12, EU:C:2013:700, punt 41).

Top