De ministeriële conferentie in Valencia en haar actieplan

1) DOELSTELLING

Verdieping en versterking van de besluiten van de ministeriële conferentie in Marseille en het naar voren brengen van initiatieven om het Europees-mediterraan partnerschap in al zijn aspecten voort te zetten en te ontwikkelen.

2) MAATREGEL

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 13 februari 2002 ter voorbereiding van de bijeenkomst van Europees-mediterrane ministers van Buitenlandse Zaken, Valencia, 22 en 23 april 2002 [SEC (2002) 159 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad].

3) SAMENVATTING

In deze mededeling begint de Commissie met het inventariseren van de geboekte vooruitgang in het kader van het Europees-mediterraan partnerschap. Deze vooruitgang betreft met name de ontwikkeling van het netwerk van associatieovereenkomsten met de Europees-mediterrane partners, vooruitgang wat betreft de totstandbrenging van een Europees-mediterrane vrijhandelszone, heroriëntering van Meda op strategische doelstellingen, stimulering van de regionale samenwerking in het kader van Meda alsmede instandhouding van de politieke dialoog.

De mededeling bevat een aantal aanbevelingen op het gebied van politieke samenwerking en veiligheid, vrijheid, justitie en 'governance', de sociale, culturele en menselijke dimensie, maatschappelijke organisaties, economisch en financieel partnerschap alsmede een hervorming van het institutionele apparaat voor het beheer van het partnerschap.

Inzake het partnerschap op het gebied van politiek en veiligheid stelt de Commissie de versterking van de politieke dialoog voor door vergaderingen te houden op beleidsvormend niveau. Zij juicht tevens de versterking van de strijd tegen het terrorisme toe, dankzij beschikbare internationale instrumenten en de vaststelling van een gezamenlijke aanpak en een Europees-mediterraan informatie- en samenwerkingsnetwerk. Het is bovendien nodig de mensenrechten en de democratie binnen de mediterrane partnerlanden te bevorderen, met name door deze vraagstukken aan bod te laten komen in alle contacten tussen deze landen en de Europese Unie en door Meda-toewijzingen te koppelen aan vooruitgang op dit terrein.

Op het gebied van justitie en binnenlandse zaken stelt de Commissie voor dat de partners een overeenkomst sluiten voor een algemeen kader dat moet leiden tot een Europees-mediterraan regionaal programma voor vrijheid, justitie en 'governance' met bijzondere nadruk op de dialoog op justitieel gebied en op het gebied van de strijd tegen de georganiseerde misdaad, illegale immigratie, mensenhandel, het beheer van legale migratie en de behandeling van migrantengroepen.

Op het vlak van sociaal, cultureel en menselijk partnerschap en ter versterking van de dialoog tussen culturen en beschavingen stelt de Commissie met name de oprichting voor van een door de lidstaten, de Commissie en de mediterrane partners gefinancierde Europees-mediterrane stichting. Op het gebied van onderwijs stelt de Commissie de uitbreiding voor van Tempus en van de NETDAYS- en eSchola-activiteiten voor de mediterrane partnerlanden. Daarnaast stelt de Commissie nieuwe initiatieven voor met betrekking tot de ontwikkeling van beroepsopleiding en bevordering van de kansen voor vrouwen in het economische leven (toegang tot en deelname aan de arbeidsmarkt en bevordering van hun rol in het bedrijfsleven).

Wat betreft economisch en financieel partnerschap beveelt de Commissie de verdere integratie van de zuid-zuidhandel aan door vrije handel tussen de mediterrane partners te stimuleren (met name in het kader van het proces van Agadir met Marokko, Tunesië, Egypte en Jordanië) en door het pan-Europese systeem van oorsprongregels (met de landen van de Europese Unie, van de Europese Vrijhandelsassociatie en de kandidaat-lidstaten) uit te breiden tot de mediterrane partners. Daarnaast beveelt de Commissie aan prioritaire gebieden vast te stellen waarop onderhandelingen met de mediterrane partners zich zullen richten betreffende liberalisering van de dienstensector.

Bovendien stelt de Commissie de verbetering van de wederzijdse toegang tot de markt in de landbouw voor, alsmede de ontwikkeling en het onderling in verbinding stellen van transportinfrastructuren en energie-infrastructuren, harmonisering van beleid en regelgeving met betrekking tot een Europees-mediterrane interne markt, en de waarborg van een duurzame ontwikkeling met veel aandacht voor milieubescherming.

Op het vlak van financiële instrumenten, en naast het Meda-Programma, overweegt de Commissie het opzetten van een nieuwe financiële faciliteit of een Europees-mediterrane bank ter bevordering van de ontwikkeling van de particuliere sector in de mediterrane partnerlanden.

Bovendien roept de Commissie op tot bevordering van de plaats van maatschappelijke organisaties binnen het partnerschap.

Aangaande de institutionele aspecten van het Europees-mediterrane partnerschap beveelt de Commissie aan dat de lidstaten de ratificatieprocedures voor associatieovereenkomsten zodanig versnellen dat de ratificatie binnen twee jaar kan worden afgerond. Zij stelt tevens een versterking voor van de rol van het Europees-mediterrane Comité voor kwesties met betrekking tot het acquis alsook een versterking van de dialoog over het economisch beleid op bilateraal en regionaal niveau.

4) toepassingsmaatregelen

5) verdere werkzaamheden

De vijfde Europees-mediterrane conferentie heeft op 22 en 23 april 2003 in Valencia plaatsgevonden in aanwezigheid van de ministers van Buitenlandse Zaken van de vijftien lidstaten van de Europese Unie alsook van Algerije, de Palestijnse Autoriteit, Cyprus, Egypte, Israël, Jordanië, Malta, Marokko, Tunesië en Turkije. Libanon en Syrië weigerden deel te nemen. Voorts waren aanwezig de heer Solana, hoge vertegenwoordiger voor het GBVB en secretaris-generaal van de Raad, de heer Patten, lid van de Commissie, en als speciale genodigden vertegenwoordigers van Libië, de Arabische Liga, Mauritanië en de Unie van de Arabische Maghreb.

De ministers hebben unaniem een actieplan aangenomen, hierna 'actieplan van Valencia' genoemd, dat de drie onderdelen van het proces van Barcelona bestrijkt, namelijk de politieke, economische en sociaal-culturele dimensie. Dit plan omvat een aantal initiatieven die grotendeels berusten op de mededeling van de Commissie van 13 februari 2002.

Wat betreft het onderdeel politiek en veiligheid beoogt het actieplan de politieke dialoog te versterken en doeltreffender te maken door er voor de eerste maal veiligheids- en defensiekwesties in op te nemen. Bovendien bevestigt het plan het mandaat van hoge functionarissen betreffende het ontwerp-handvest voor vrede en stabiliteit en wijst erop dat zij de studie van dit ontwerp dienen voort te zetten zodra de politieke omstandigheden dit toelaten. Het actieplan erkent bovendien het belang van een multilaterale aanpak op het gebied van de strijd tegen het terrorisme en stelt een geleidelijke versterking van het politieke onderdeel voor middels de totstandbrenging van een gemeenschappelijke strategie en middels de ontwikkeling van preventieve diplomatieke instrumenten.

Wat het onderdeel economie en financiën betreft steunt het actieplan, onder verwijzing naar de doelstelling van de totstandbrenging van een Europees-mediterrane vrijhandelszone vóór 2010, het proces van Agadir inzake de verwezenlijking van een vrijhandelszone tussen Marokko, Tunesië, Egypte en Jordanië. Het plan juicht tevens de uitvoering toe van de conclusies van de vergadering van de ministers van Handel in Toledo en steunt de instelling van een werkgroep die wordt belast met handelskwesties met betrekking tot de regionale integratie alsmede de deelname van de mediterrane partners aan het pan-Europese systeem van oorsprongregels. Het actieplan legt bovendien de nadruk op de ontwikkeling van het vrije verkeer van diensten, op trans-Europees-mediterrane infrastructuren en verbindingen (op het gebied van transport-, energie- en telecommunicatienetwerken) en op het perspectief van een Europees-mediterrane interne markt die gepaard gaat met een harmonisering van beleid en regelgeving. Het actieplan onderstreept ook de noodzaak van een strategisch kader voor duurzame ontwikkeling voor het partnerschap.

Wat betreft financiële samenwerking wordt in het actieplan aangedrongen op verbetering van het beheer van het Meda-Programma en wordt gepleit voor het opzetten van een versterkte investeringsfaciliteit binnen de Europese Investeringsbank (EIB) ter bevordering van infrastructuren en investeringen van de particuliere sector. Bovendien constateert het plan dat een jaar na de oprichting van deze faciliteit in het licht van de evaluatie van deze ervaring de mogelijkheid zal worden bekeken om een door de mediterrane partners gewenste Europees-mediterrane bank op te richten (filiaal met een meerderheidsparticipatie van de EIB).

Wat betreft het onderdeel sociale, culturele en menselijke dimensie keurt het actieplan het regionale werkprogramma goed met betrekking tot justitie en binnenlandse zaken, alsook de organisatie van een ministeriële conferentie over migratie en sociale integratie van migranten. Het actieplan hecht tevens groot belang aan de bevordering van de dialoog tussen de culturen, met name dankzij het principebesluit om een Europees-mediterrane stichting op te zetten ter bevordering van de dialoog tussen beschavingen en middels de goedkeuring van een actieprogramma dienaangaande. Bovendien richt het actieplan zich op de bevordering van werkgelegenheid en opleiding, de rol van vrouwen in het economische leven en de verbetering van de doeltreffendheid van de deelname van maatschappelijke organisaties aan het partnerschap. Aldus is het programma voor hoger onderwijs, Tempus, uitgebreid tot de partners in het zuidelijk Middellandse-Zeegebied.

Wat betreft het institutionele aspect van het partnerschap beveelt het actieplan tot slot de versterking van de parlementaire dimensie van het partnerschap aan middels de oprichting van een Europees-mediterrane parlementaire vergadering. Bovendien wordt aanbevolen de mogelijkheden te onderzoeken om het Euromed-comité te herstructureren teneinde een grotere deelname van de partners aan de uitwerking, follow-up en evaluatie van de overeengekomen programma's, acties en projecten te waarborgen.

Laatste wijziging: 31.05.2006