Instandhouding en exploitatie van de visbestanden

Verordening 2371/2002 vormt de basis van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), dat ten doel heeft ervoor te zorgen dat de levende aquatische hulpbronnen op economisch, sociaal en milieugebied duurzaam worden geëxploiteerd. De in het kader van deze verordening genomen maatregelen stoelen op het voorzorgsbeginsel en onderbouwde wetenschappelijke adviezen. Zij hebben betrekking op de instandhouding en de bescherming van de visbestanden en de mariene ecosystemen, toegang tot de wateren en de hulpbronnen, de vloot, controle van de activiteiten, besluitvorming en betrokkenheid van de belanghebbenden bij alle stadia van het beleid.

BESLUIT

Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid [Zie wijzigingsbesluit(en)].

SAMENVATTING

Het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft betrekking op de instandhouding, het beheer en de exploitatie van de mariene hulpbronnen en op de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten. Het voorziet in coherente maatregelen met betrekking tot:

Instandhouding en duurzaamheid

De Europese Unie (EU) neemt de nodige maatregelen om de toegang tot de visserijgebieden en de visbestanden te regelen en te zorgen voor een duurzame uitoefening van visserijactiviteiten. Deze maatregelen zijn van toepassing op alle bestanden of op groepen bestanden. Zij hebben ten doel de visserijsterfte en het milieueffect van visserijactiviteiten te beperken door:

Wanneer de instandhouding van de visbestanden of het ecosysteem ernstig wordt bedreigd, kunnen de Commissie en de lidstaten dringende maatregelen nemen met een maximale looptijd van 3 tot 6 maanden. De lidstaten mogen uitsluitend maatregelen nemen met betrekking tot de wateren die onder hun soevereiniteit vallen. Zij hebben tevens de mogelijkheid om in de 12-mijlszone niet-discriminerende maatregelen te treffen voor de instandhouding van de bestanden en het ecosysteem. Indien die maatregelen gevolgen kunnen hebben voor de vaartuigen van andere lidstaten, moeten de Commissie, de betrokken lidstaten en de betrokken regionale adviesraden vooraf worden geraadpleegd. Een lidstaat kan eveneens andere instandhoudings- en beheersmaatregelen vaststellen voor vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, op voorwaarde dat deze maatregelen stroken met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).

Aanpassing van de vangstcapaciteit

De lidstaten zijn verplicht hun vangstcapaciteit aan te passen om deze in evenwicht te brengen met de vangstmogelijkheden. Gezien de kritieke toestand van talrijke bestanden in Europese wateren, is de totale capaciteit van de communautaire vloot per 31 december 2002 “bevroren”. Zo mag er pas een nieuw vaartuig aan de vloot worden toegevoegd als er een ander vaartuig met dezelfde capaciteit (uitgedrukt in tonnage, GT, en motorvermogen, kW) aan de vloot is onttrokken. Sinds 1 januari 2003 mag alleen tonnage aan de vloot worden toegevoegd zonder een vaartuig aan de vloot te onttrekken wanneer het gaat om de aanpassing van een vaartuig ter verbetering van de veiligheid en hygiëne aan boord.

De nodige capaciteitsverminderingen maken deel uit van beheers- en herstelplannen. Wanneer er met subsidie van de overheid (d.w.z. van de lidstaat of de Gemeenschap) een vaartuig aan de vloot wordt onttrokken, is dit onomkeerbaar en mag het betrokken vaartuig niet worden vervangen. De Commissie doet het Europees Parlement en de Raad ieder jaar een samenvatting toekomen van de resultaten van de inspanningen van de lidstaten om te komen tot een duurzaam evenwicht tussen de capaciteit en de vangstmogelijkheden, gebaseerd op de jaarverslagen van de lidstaten. De Commissie beheert ook het communautaire vissersvlootregister waarin alle gegevens over de kenmerken en activiteiten van vaartuigen zijn opgenomen die nodig zijn om de correcte toepassing van het GVB te controleren.

Toegang tot de wateren en de visbestanden

Communautaire vissersvaartuigen hebben gelijke toegang tot de wateren en de hulpbronnen, behalve in de 12-mijlszone die onder de soevereiniteit van de lidstaten valt (bijlage I). Voor het Shetland-gebied (de Shetland Box) gelden speciale regels (bijlage II). De Raad stelt jaarlijks de totaal toegestane vangsten (TAC's) vast en verdeelt de vangstmogelijkheden over de lidstaten, waarbij voor alle partijen wordt gestreefd naar een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten per bestand of visserijtak. Het staat de lidstaten vervolgens vrij te beslissen hoe de TAC's over hun vissersvaartuigen worden verdeeld en zij mogen de hun toegewezen vangstmogelijkheden ook onderling ruilen. De Raad beslist eveneens over de vangstmogelijkheden van derde landen die toegang krijgen tot de communautaire wateren.

Controle en handhaving

Er wordt een Europees systeem voor visserijcontroles opgezet om de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) in de hele productieketen, met name van boot tot detailhandel, te verzekeren. De controles op zee blijven bestaan, maar worden aangevuld met controles in de havens, tijdens het vervoer, in verwerkingsbedrijven, op de markten, enz. om na te gaan of de vis wel op rechtmatige wijze is gevangen.

Het controlesysteem is van toepassing op alle visserijactiviteiten in EU-wateren en op alle visserijactiviteiten van EU-vaartuigen en EU-burgers, waar deze ook vissen. Het geldt ook voor de verwerking en afzet van visserijproducten, recreatieve visserij op gevoelige vispopulaties en aquacultuur.

Besluitvorming en raadpleging

Visserijgerelateerde besluiten worden genomen door het Europees Parlement en de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. In bepaalde gevallen vindt de besluitvorming evenwel plaats na goedkeuring door het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur, volgens de procedure die is vastgesteld bij Besluit 1999/468/EG van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.

De Commissie wordt bijgestaan door het in 1971 opgerichte Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (RCVA). Het RCVA is een forum voor permanente dialoog met de sector. De 21 leden ervan vertegenwoordigen de voornaamste takken van de visserij- en de aquacultuursector (productie, verwerking en handel) alsook de consumenten en consumentenorganisaties die zich bezighouden met milieubescherming en duurzame ontwikkeling. Het RCVA bestaat uit vier werkgroepen die de adviezen van het comité voorbereiden:

Ter bevordering van de inspraak van de vertegenwoordigers van de visserijsector en de andere groepen die belang hebben bij het GVB, zoals milieubeschermings- en consumentenorganisaties, werden regionale adviesraden opgericht (RAR). Deze RAR’s hebben betrekking op zeegebieden die onder de jurisdictie van minstens twee lidstaten vallen. Wetenschappers worden uitgenodigd om als deskundigen aan de werkzaamheden van de RAR’s deel te nemen. Laatstgenoemden kunnen door de Commissie worden geraadpleegd, bijvoorbeeld over de tenuitvoerlegging en opstelling van de beheers- of herstelplannen. Zij doen ook op eigen initiatief aanbevelingen en brengen de Commissie of de lidstaten op de hoogte van problemen met de tenuitvoerlegging van het GVB.

Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), dat bestaat uit hooggekwalificeerde deskundigen, wordt regelmatig geraadpleegd over instandhouding en beheer van levende aquatische hulpbronnen. De Commissie houdt bij het opstellen van de voorstellen inzake het beheer van de visserij rekening met het advies van dit comité.

Vóór eind 2012 moet de Commissie bij het Parlement en de Raad verslag uitbrengen over instandhouding en duurzaamheid en over de aanpassing van de vangstcapaciteit.

Referenties

Besluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Verordening (EG) nr. 2371/2002

1.1.2003

-

L 358 van 31.12.2002

AFWIJKINGEN

Afwijkingen met betrekking tot het beheer van de in ultraperifere gebieden geregistreerde vissersvloten:Verordening (EG) nr. 639/2004 [Publicatieblad L 102 van 7.4.2004].Gewijzigd bij:Verordening (EG) nr. 1646/2006 [Publicatieblad L 309 van 9.11.2006];Verordening (EG) nr. 1207/2008 [Publicatieblad L 327 van 5.12.2008]. Gelet op het belang van de visserij in de ultraperifere gebieden wordt met deze verordening aandacht besteed aan de voor de betrokken regio’s specifieke structurele, sociale en economische aspecten van het visserijvlootbeheer.

Aan de nieuwe lidstaten toegestane afwijkingen van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 2371/2002 met betrekking tot de referentieniveaus voor de visserijvloten:

Verordening (EG) nr. 1242/2004 [Publicatieblad L 236 van 7.7.2004];Verordening (EG) nr. 783/2007 [Publicatieblad L 175 van 5.7.2007]. Bij deze verordeningen wordt aan de nieuwe lidstaten een afwijking toegestaan van de referentieniveaus van de vissersvloten en van bepalingen inzake de toekenning van steun voor vernieuwing van de vloot.

Wijzigingsbesluit(en)

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Verordening (EG) nr. 865/2007

27.7.2007

-

L 192 van 24.7.2007

Verordening (EG) nr. 1224/2009

23.12.2009

-

L 343 van 22.12.2009

Verordening (EG) nr. 1152/2012

21.12.2012

-

L 343 van 14.12.2012

De opeenvolgende wijzigingen en rectificaties van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn in de basistekst opgenomen.

GERELATEERDE BESLUITEN

Vangstmogelijkheden

Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden [Publicatieblad L 23 van 25.1.2013].

Verordening (EU) nr. 39/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor geen internationale onderhandelingen worden gevoerd of geen internationale overeenkomsten gelden [Publicatieblad L 23 van 25.1.2013].

Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad van 20 december 2012 tot vaststelling, voor 2013 en 2014, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen [Publicatieblad L 356 van 22.12.2012].

De vloot

Verordening (EG) nr. 1013/2010 van de Commissie van 10 november 2010 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van het vlootbeleid van de Unie als omschreven in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad [Publicatieblad L 293 van 11.11.2010].

Deze verordening is van toepassing op alle communautaire vaartuigen, met uitzondering van die welke uitsluitend in de aquacultuur worden gebruikt en die welke in de ultraperifere gebieden van Frankrijk, Spanje en Portugal zijn geregistreerd. Zij bevat de formules voor de bepaling van de referentieniveaus in tonnage (GT) en motorvermogen voor iedere lidstaat op 1 januari 2003. In de verordening zijn ook de voorwaarden voor verhogingen in tonnage vastgesteld. Iedere lidstaat moet informatie verzamelen over de tenuitvoerlegging van het GVB en aan de vloot van de Europese Unie onttrokken (of vervangen) vaartuigen. Ook alle moderniseringswerkzaamheden die de vangstcapaciteit wijzigen, dienen te worden aangemeld.

Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot [Publicatieblad L 5 van 9.1.2004]. Bij deze verordening is vastgelegd welke gegevens voor vaartuigen onder de vlag van een lidstaat minimaal moeten worden geregistreerd in het nationale register van de betrokken lidstaat. Ook zijn de verplichtingen van de lidstaten vastgesteld in verband met de inzameling, validering en overdracht van deze gegevens aan de Commissie en de verplichtingen van de Commissie met betrekking tot het beheer van het communautaire vlootregister. De vaartuigen worden geïdentificeerd met een uniek CFR-nummer (Community Fleet Register) dat definitief wordt toegekend en niet opnieuw aan een ander vaartuig kan worden toegekend.

Zie geconsolideerde versie

See also

Laatste wijziging: 08.02.2013