Bestrijding van mensenhandel

Dit kaderbesluit heeft de onderlinge aanpassing ten doel van de wet- en regelgeving van de lidstaten op het gebied van politionele en justitiële samenwerking in strafzaken met het oog op de bestrijding van mensenhandel. Het is de bedoeling op Europees niveau een kader van gemeenschappelijke maatregelen in te voeren voor bepaalde kwesties als strafbaarstelling, sancties, verzwarende omstandigheden, bevoegdheid en uitlevering.

BESLUIT

Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel.

SAMENVATTING

Sinds in 1997 een gemeenschappelijk optreden ter bestrijding van mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen werd aangenomen door de Raad, is het aantal initiatieven zowel op nationaal als op regionaal niveau aanzienlijk toegenomen. Zowel in het Actieplan van Wenen als in de conclusies van de Europese Raad van Tampere werd echter aangedrongen op aanvullende bepalingen om bepaalde aspecten van het strafrecht en de strafprocedure verder te regelen.

Voorts ondertekende Europees commissaris Antonio Vitorino in december 2000 tijdens de conferentie voor ondertekening in Palermo namens de Gemeenschap het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, alsook de daarbij gevoegde protocollen betreffende de bestrijding van mensenhandel en het smokkelen van immigranten over land, door de lucht en over zee.

Met dit kaderbesluit heeft de Commissie reeds bestaande instrumenten voor de strijd tegen mensenhandel willen aanvullen, namelijk:

De Commissie pakt de mensenhandel dus aan als een misdaad tegen de persoon aangezien het hier de uitbuiting van menselijke personen betreft.

In artikel 1 wordt een definitie gegeven van mensenhandel met het oog op uitbuiting op arbeidsgebied of seksuele uitbuiting. De lidstaten moeten elke vorm van werving, vervoer, overbrenging of huisvesting van een persoon die van haar fundamentele rechten werd beroofd, bestraffen. Alle criminele gedragingen die profiteren van de fysieke of mentale kwetsbaarheid van een persoon, zijn dus strafbaar.

De instemming van het slachtoffer is van geen belang indien de dader van het strafbare feit een van de typische gedragingen van uitbuiting als bedoeld in het kaderbesluit heeft gepleegd, te weten:

Aansporing tot mensenhandel, medeplichtigheid eraan of poging ertoe, zijn strafbaar.

De sancties in de nationale wetgeving moeten "doeltreffend, evenredig en afschrikkend" zijn. Door een maximale gevangenisstraf van niet minder dan acht jaar vast te stellen, maakt de Commissie de toepassing mogelijk van andere reeds goedgekeurde wetgevingsinstrumenten inzake justitiële en politionele samenwerking, zoals Gemeenschappelijk Optreden 98/699/JBZ inzake de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdaad; en Gemeenschappelijk Optreden 98/733/JBZ inzake de strafbaarstelling van deelneming aan een criminele organisatie in de lidstaten van de Europese Unie. De genoemde gevangenisstraf is slechts van toepassing indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

Daarnaast voert het kaderbesluit de strafrechtelijke en burgerlijke aansprakelijkheid van rechtspersonen in. Deze aansprakelijkheid komt boven op die van de natuurlijke persoon. De rechtspersoon is aansprakelijk indien het strafbare feit voor haar rekening door een andere persoon wordt gepleegd die individueel of als deel van een orgaan van de rechtspersoon optreedt of bij de rechtspersoon een leidende positie heeft.

De sancties voor de rechtspersonen moeten "doeltreffend, evenredig en afschrikkend" zijn; deze sancties omvatten al dan niet strafrechtelijke geldboeten en andere specifieke maatregelen, zoals: een tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van commerciële activiteiten, een gerechtelijke maatregel tot liquidatie, of de uitsluiting van openbare opbrengsten en voordelen.

Kinderen die het slachtoffer zijn van mensenhandel krijgen bijzondere aandacht overeenkomstig Kaderbesluit 2001/220/JBZ inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure.

Om te vermijden dat een misdrijf door een bevoegdheidsconflict onbestraft blijft, voert het besluit toekenningscriteria in. Een staat heeft rechtsmacht indien:

Het tweede criterium is van bijzonder belang voor die lidstaten die de uitlevering van hun onderdanen weigeren, aangezien zij in dit geval de nodige maatregelen moeten treffen om hun onderdanen te vervolgen voor strafbare feiten die buiten hun grondgebied zijn gepleegd.

Met dit kaderbesluit wordt Gemeenschappelijk Optreden 97/154/JBZ voor wat het onderdeel inzake bestrijding van mensenhandel betreft, ingetrokken.

Het kaderbesluit is van toepassing op Gibraltar.

Referenties

Besluit

Inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Kaderbesluit 2002/629/JBZ

1.8.2002

1.8.2004

L 203 van 1.8.2002

GERELATEERDE BESLUITEN

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 2 mei 2006 op basis van artikel 10 van het Kaderbesluit van de Raad van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel [COM(2006) 187 def. - Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2005 - Bestrijding van mensenhandel: een geïntegreerde benadering en voorstellen voor een actieplan [COM(2005) 514 def. - Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

Deze mededeling beoogt het engagement van de Europese Unie (EU) voor het voorkomen en bestrijden van mensenhandel te versterken. De Commissie is voornemens het engagement van de EU en de lidstaten voor het voorkomen en bestrijden van mensenhandel met het oog op uitbuiting op arbeidsgebied of seksuele uitbuiting verder te versterken, alsmede de bescherming, ondersteuning en het eerherstel van slachtoffers van mensenhandel te begunstigen. De Commissie is van mening dat mensenhandel niet doeltreffend kan worden bestreden zonder een geïntegreerde aanpak die stoelt op het respect voor de mensenrechten en rekening houdt met het wereldwijde karakter van dit fenomeen. Voor deze aanpak is daarom een gecoördineerde politieke actie noodzakelijk, met name op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, de buitenlandse betrekkingen, de ontwikkelingssamenwerking, werkgelegenheid, gelijke kansen voor mannen en vrouwen en non-discriminatie.

Laatste wijziging: 03.03.2011