Een Europese homologatienorm voor locomotieven

In deze mededeling worden een aantal maatregelen aangekondigd die ten doel hebben de spoorwegsector in vergelijking met andere vervoerwijzen concurrerender te maken. De Commissie stelt voor de procedure voor de homologatie van locomotieven te vereenvoudigen en terzake het principe van de wederzijdse erkenning te laten gelden. Voorts stelt de Commissie voor de richtlijnen betreffende de spoorweginteroperabiliteit samen te voegen tot één wettekst en de bevoegdheden van het Europees Spoorwegbureau uit te breiden.

BESLUIT

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 13 december 2006, "het verkeer van locomotieven in de Gemeenschap vergemakkelijken " [COM(2006) 782 def. - Niet in het Publicatieblad verschenen].

SAMENVATTING

In het witboek over de herziening van het Europees vervoersbeleid heeft de Commissie nogmaals de voordelen van het spoorvervoer voor het milieu benadrukt en tevens gewezen op de centrale rol die deze vervoerwijze kan spelen bij de totstandbrenging van duurzame mobiliteit. De Commissie heeft ook meer initiatieven genomen om de technische en operationele belemmeringen voor het internationale spoorvervoer - ongeacht of het om goederen- of passagiersvervoer, conventionele netten dan wel hogesnelheidsnetten gaat - uit de weg te ruimen. Het doel is het vervoer per spoor, met name in vergelijking met het vervoer over de weg en het luchtvervoer, concurrerender te maken door in de Unie een in toenemende mate geïntegreerde spoorwegruimte tot stand te brengen

Vereenvoudiging van de nationale procedures voor de homologatie van locomotieven

Eén van de belangrijkste obstakels bij de ontwikkeling van communautair spoorwegverkeer is het feit dat het rollend materieel dat in de ene lidstaat mag worden geëxploiteerd daarom nog niet in een andere lidstaat wordt aanvaard. Rollend materieel wordt pas in alle lidstaten aanvaard als het voldoet aan de uiteenlopende nationale voorschriften; internationale exploitanten moeten dan ook in elke lidstaat waar ze rollend materieel willen exploiteren de homologatieprocedures doorlopen. Vaak moet daarbij bewijsmateriaal worden overgelegd dat door de lidstaten onderling niet wordt erkend. Er is onderlinge erkenning voor de goederenwagons en rijtuigen maar niet voor de locomotieven. Uit ervaring is gebleken dat deze situatie leidt tot vertragingen en kosten veroorzaakt zowel voor de spoorwegmaatschappijen als voor de fabrikanten.

De nationale constructeurs van rollend materieel onderhielden traditioneel nauwe banden met de genationaliseerde spoorwegindustrie. De kennis van de specifieke nationale behoeften heeft bijgedragen tot een afgeschermde markt. Momenteel wordt één en ander opgelost door, onder meer, de ondertekening van bilaterale en multilaterale overeenkomsten. De proliferatie van dergelijke overeenkomsten leidt evenwel veeleer tot verdere fragmentering en maakt de situatie nog complexer.

Zo is tijdens het raadplegingsproces gebleken dat het beginsel van onderlinge erkenning onvoldoende wordt toegepast in de spoorwegsector. Dit beginsel wordt door de ondernemingen en de nationale autoriteiten inderdaad miskend. Bovendien heerst er op juridisch vlak onzekerheid over de werkingssfeer van het beginsel en de bewijslast. De Commissie wenst derhalve:

Codificatie- samenvoeging-herschikking van de richtlijnen inzake spoorweginteroperabiliteit

De richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG inzake de interoperabiliteit van het trans-Europees hogesnelheidssysteem en het conventionele systeem, die in 2004 grondig zijn gewijzigd, zouden bovendien tot één wettekst moeten worden samengevoegd.

Wijziging van de richtlijn inzake spoorwegveiligheid

De Commissie stelt bovendien voor artikel 14 van Richtlijn 2004/49/EEG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen, te wijzigen teneinde op gemeenschapsniveau een procedure in te stellen die de volgende elementen inhoudt:

De volgende nieuwe taken moeten door het Europees Spoorwegbureau worden uitgevoerd:

Laatste wijziging: 14.01.2008