Schadeverzekering: derde richtlijn

De Europese Unie (EU) voert één enkele vergunning in op grond waarvan verzekeringsondernemingen die hun hoofdzetel in een van de EU-lidstaten hebben, bijkantoren kunnen openen en vrij diensten kunnen verrichten onder het toezicht van de lidstaat waar de verzekeringsonderneming haar hoofdzetel heeft. Het doel is alle verzekeringnemers de mogelijkheid te bieden de dekking te kiezen die het best bij hun behoeften past.

BESLUIT

Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering) [Zie wijzigingsbesluit(en)].

SAMENVATTING

Deze richtlijn is van toepassing op verzekeringen en de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, anders dan in loondienst, uitgeoefend door verzekeringsondernemingen die in een lidstaat gevestigd zijn of zich er willen vestigen.

Toegang tot het verzekeringsbedrijf

Ondernemingen die toegang wensen tot het directe verzekeringsbedrijf dienen daartoe een administratieve vergunning aan te vragen bij de autoriteiten van hun lidstaat van herkomst. Met een dergelijke vergunning kunnen ondernemingen hun bedrijf uitoefenen op grond van het recht van vestiging of in het kader van het vrij verrichten van diensten.

Verzekeringsondernemingen die een vergunning voor het directe verzekeringsbedrijf aanvragen moeten de voorziene rechtsvorm aannemen.

Deze ondernemingen moeten:

De ondernemingen moeten tevens de identiteit van de aandeelhouders en de vennoten aan de bevoegde autoriteiten meedelen.

Harmonisatie van de voorwaarden voor de uitoefening van het verzekeringsbedrijf

De verantwoordelijkheid voor het financiële toezicht op verzekeringsondernemingen ligt volledig bij de lidstaten. Zij staan in voor de controle van alle activiteiten van de ondernemingen, alsook van hun solvabiliteit en van de vorming van toereikende technische voorzieningen en de activa die daartegenover staan. De ondernemingen zelf moeten de lidstaten alle voor deze controle vereiste documenten alsmede statistische documenten verstrekken.

Elke onderneming moet voldoende technische voorzieningen vormen met betrekking tot haar activiteiten. Deze technische en egalisatievoorzieningen zijn beleggingen en vorderingen of andere activa.

De bevoegde autoriteiten kunnen de aan een onderneming afgeleverde vergunning intrekken indien deze:

Bepalingen inzake de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten

Verzekeringsondernemingen kunnen bijkantoren openen op het grondgebied van een andere lidstaat op voorwaarde dat zij dit melden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en deze bepaalde informatie verstrekken, met name de activiteiten die zij op grond van het recht van vestiging of in het kader van het vrij verrichten van diensten uitoefenen.

Verzekeringnemers moeten steeds in kennis worden gesteld van de naam van de lidstaat waar het hoofdkantoor van de onderneming gevestigd is en van het bijkantoor waarmee de overeenkomst moet worden gesloten.

Belangrijkste begrippen

Referenties

Besluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in de lidstaten

Publicatieblad

Richtlijn 92/49/EEG

2.7.1992

31.12.1993

PB L 228 van 11.8.1992

Wijzigingsbesluit(en)

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in de lidstaten

Publicatieblad

Richtlijn 95/26/ EG

7.8.1995

18.7.1996

PB L 168 van 18.7.1995

Richtlijn 2000/64/EG

17.11.2000

17.11.2002

PB L 290 van 17.11.2000

Richtlijn 2002/87/EG

11.2.2003

10.8.2004

PB L 35 van 11.2.2003

Richtlijn 2005/1/EG

13.4.2005

13.5.2005

PB L 79 van 24.3.2005

Richtlijn 2005/68/EG

10.12.2005

10.12.2007

PB L 323 van 9.12.2005

Richtlijn 2007/44/EG

21.9.2007

20.3.2009

PB L 247 van 21.9.2007

Richtlijn 2008/36/EG

21.3.2008

-

PB L 81 van 20.03.2008

De opeenvolgende wijzigingen en rectificaties van Richtlijn 92/49/EEG zijn in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie heeft slechts informatieve waarde.

GERELATEERDE BESLUITEN

Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 mei 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG van de Raad (Vierde richtlijn motorrijtuigenverzekering).

Deze richtlijn is erop gericht een betere bescherming te bieden aan alle EU-burgers die slachtoffer worden van een verkeersongeval gedurende een tijdelijk verblijf in het buitenland, d.w.z. in een andere lidstaat dan die waar zij hun woonplaats hebben, of in een derde land waarvan het nationale bureau is aangesloten bij het groenekaartstelsel. De richtlijn voorziet in een vereenvoudiging van de schadevergoedingsprocedure en in de verplichting voor verzekeringsondernemingen om in elke lidstaat een vertegenwoordiger aan te wijzen die met de afwikkeling van het ongeval is belast en om informatiestructuren op te zetten die de verantwoordelijke verzekeraar moeten identificeren. Bovendien wordt het slachtoffer de mogelijkheid geboden om in de gehele Europese Unie een rechtstreekse vordering in te stellen, waardoor het verzoek om schadevergoeding rechtstreeks kan worden ingediend bij de verzekeringsonderneming van de voor het ongeval aansprakelijke persoon.

Laatste wijziging: 25.10.2011