Beperking voor verplaatsing en verblijf uit hoofde van de openbare orde
1) DOELSTELLING
Coördinatie van de in de verschillende lidstaten geldende bepalingen ten aanzien van verplaatsing en verblijf van onderdanen van andere lidstaten en leden van hun gezin, uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid.
2) MAATREGEL
Richtlijn 64/221/EEG van de Raad van 25 februari 1964 voor de coördinatie van de voor vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid [Publicatieblad L 56 van 04.04.1964].
Gewijzigd bij Richtlijn 72/194/EEG van de Raad van 18 mei 1974 [Publicatieblad L 121 van 26.05.1972].
Gewijzigd bij Richtlijn 75/35/EEG van de Raad van 17 december 1974 [Publicatieblad L 14 van 20.01.1975].
Vervangen door:
Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake het recht van burgers van de Unie en hun familieleden om zich vrij te verplaatsen en te verblijven op het grondgebied van de lidstaten, tot wijziging van richtlijn (EEG) nr. 1612/68 en tot afschaffing van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG.
3) SAMENVATTING
De richtlijn had oorspronkelijk betrekking op de onderdanen van een lidstaat die verblijf hielden in of zich begaven naar een andere lidstaat van de Gemeenschap om er al dan niet in loondienst werkzaamheden te verrichten of in de hoedanigheid van personen voor wie diensten worden verricht, alsook op de echtgeno(o)te en de gezinsleden. Thans is het toepassingsgebied van de richtlijn uitgebreid tot de personen die het recht uitoefenen verblijf te houden op het grondgebied van een lidstaat na er een betrekking te hebben vervuld (Richtlijn 72/194/EEG) alsmede tot de niet-actieve personen (Richtlijn 90/364, 90/365 en 93/96).
Zij heeft betrekking op de voorschriften betreffende de toelating op het grondgebied, de afgifte of verlenging van de verblijfsvergunning en de verwijdering van het grondgebied, die worden vastgesteld om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid. Deze redenen mogen niet worden aangevoerd voor economische doeleinden.
De maatregelen van openbare orde of openbare veiligheid moeten uitsluitend berusten op het persoonlijk gedrag van het individu. Het bestaan van strafrechtelijke veroordelingen vormt op zichzelf geen motivering van deze maatregelen en het verlopen van het identiteitsbewijs van het individu kan de verwijdering van het grondgebied niet wettigen.
Enkel de ziekten of gebreken die zijn opgenomen in de als bijlage aangehechte lijst kunnen een weigering tot toelating op het grondgebied of tot afgifte van de eerste verblijfsvergunning rechtvaardigen (bijvoorbeeld tuberculose, syfilis, drugsverslaving, psychose). Indien de ziekte of het gebrek is ontstaan na de afgifte van de eerste verblijfsvergunning kan zulks de weigering van de verlenging van de verblijfsvergunning of verwijdering van het grondgebied niet wettigen. De lidstaten kunnen geen nieuwe bepalingen of handelwijzen invoeren die van meer beperkende aard zijn dan die welke op de datum van kennisgeving van deze richtlijn van kracht zijn.
Het besluit inzake de verlenging of de weigering van de eerste verblijfsvergunning moet zo spoedig mogelijk worden genomen en uiterlijk zes maanden nadat de aanvraag is ingediend. Het ontvangende land kan, in gevallen waarin het dit noodzakelijk acht, aan een andere lidstaat inlichtingen vragen omtrent de gerechtelijke antecedenten van de aanvrager, doch deze raadpleging mag niet van stelselmatige aard zijn.
Het besluit tot weigering van afgifte of verlenging van een verblijfsvergunning of het besluit tot verwijdering van het grondgebied wordt aan de betrokkene meegedeeld, alsmede de ingeroepen redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid, tenzij redenen van staatsveiligheid zich hier tegen verzetten. Behoudens in dringende gevallen mag de toegekende termijn waarbinnen het grondgebied moet worden verlaten niet korter zijn dan veertien dagen in geval betrokkene nog geen verblijfsvergunning heeft ontvangen, en niet korter dan een maand in de overige gevallen.
Betrokkene moet tegen het besluit tot weigering van toelating, tot weigering van afgifte of verlenging van de verblijfsvergunning of tegen het besluit tot verwijdering van het grondgebied kunnen beschikken over de mogelijkheden van beroep die openstaan voor de eigen onderdanen tegen bestuursrechtelijke besluiten. In specifieke gevallen is voorzien in aanvullende procedurele waarborgen (bijvoorbeeld bij gebrek aan mogelijkheden van gerechtelijk beroep of indien dit beroep geen opschortende werking heeft, enz.).
Maatregel |
Datum van inwerkingtreding |
Uiterste datum voor omzetting in de lidstaten |
Richtlijn 64/221/EEG |
19.03.1964 |
19.09.1964 |
Richtlijn 72/194/EEG |
23.05.1972 |
23.11.1972 |
Richtlijn 75/35/EEG |
18.12.1974 |
18.12.1975 |
4) toepassingsmaatregelen
Mededeling - COM(99) 372 def. [niet in het Publicatieblad verschenen]Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 30 juli 1999 over de voor burgers van de Unie geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid.
In de loop der jaren zijn de bepalingen van Richtlijn 64/221/EEG het onderwerp geweest van nadere uitleg door het Hof van Justitie via een aantal arresten. Bovendien heeft het begrip "Europees burgerschap" zich sterk ontwikkeld, met name door de opname van het begrip "burgerschap van de Unie" in artikel 17 van het EG-Verdrag. De Commissie wil bijgevolg de aandacht vestigen op een aantal moeilijkheden als gevolg van de toepassing van de richtlijn.
De Commissie wijst om te beginnen op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn tot ex-werknemers en -zelfstandigen die in een andere lidstaat verblijven nadat zij hun beroepsactiviteit hebben gestaakt (Richtlijn 72/194/EEG en 75/35/EEG) en tot de andere groepen van niet-actieve begunstigden van het communautaire recht overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijnen 90/364, 90/365 et 93/96. Bovendien is de richtlijn van toepassing op de echtgenoot en de andere leden van het gezin, ongeacht hun nationaliteit.
Wat de definitie van de begrippen openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid betreft, beschikken de lidstaten over de bevoegdheid om de reikwijdte van deze begrippen vast te stellen op grond van hun nationale wetgeving en jurisprudentie, maar wel in het kader van het communautaire recht. Elke uit hoofde van de openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid genomen maatregel moet echter deugdelijk zijn gemotiveerd door een daadwerkelijke en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast en moet in overeenstemming zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het evenredigheidsbeginsel.
De Commissie is voornemens een grote verspreiding aan de mededeling te geven via de nieuwe instrumenten die zijn ontwikkeld met het oog op de dialoog met de burgers.
5) verdere werkzaamheden
Laatste wijziging: 28.07.2004