Gerechtelijke beslissingen tot bevriezing van criminele vermogensbestanddelen of bewijsstukken — erkenning in het buitenland

SAMENVATTING VAN:

Kaderbesluit 2003/577/JBZ — de tenuitvoerlegging van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken in het buitenland

SAMENVATTING

WAT DOET DIT KADERBESLUIT?

KERNPUNTEN

Wat is een beslissing tot bevriezing?

Het is een tijdelijke beslissing van een rechterlijke instantie om te voorkomen dat criminelen voorwerpen, documenten of gegevens verbergen in, verkopen aan of gebruiken bij een criminele activiteit.

Dit besluit is van toepassing op beslissingen tot bevriezing die zijn gegeven met het oog op:

Strafbare feiten

Een aantal ernstige strafbare feiten behoeven niet op dubbele strafbaarheid van het feit te worden getoetst — d.w.z. dat het strafbare feit een misdrijf is in zowel het EU-land dat de beslissing uitvaardigt (beslissingsstaat) als het EU-land dat de beslissing ten uitvoer legt (tenuitvoerleggingsstaat). Op het strafbare feit moet echter wel een vrijheidsstraf staan in de beslissingsstaat met een maximum van ten minste drie jaar. De strafbare feiten zijn:

Erkenning en tenuitvoerlegging

De rechterlijke instantie van de beslissingsstaat stuurt een certificaat aan de rechterlijke instantie van de tenuitvoerleggingsstaat met het verzoek om de tenuitvoerlegging van de beslissing. De tenuitvoerleggingsstaat moet:

Niet-erkenning of niet-tenuitvoerlegging

De tenuitvoerleggingsstaat kan de erkenning of tenuitvoerlegging van de beslissing weigeren:

Uitstel van tenuitvoerlegging

De tenuitvoerlegging kan worden uitgesteld indien:

Betrokkenen

EU-landen moeten regelingen treffen teneinde elke betrokkene die door de beslissing tot bevriezing wordt getroffen, met inbegrip van derden, in staat te stellen om zijn rechtmatige belangen te beschermen, zonder schorsende werking van de beslissing.

VANAF WANNER IS DIT BESLUIT VAN TOEPASSING?

Deze richtlijn trad op 2 augustus 2003 in werking. EU-landen moesten de richtlijn voor 2 augustus 2005 omzetten in hun nationale wetgeving.

ACHTERGROND

Confiscatie en bevriezing van vermogensbestanddelen

BESLUIT

Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (PB L 196 van 2.8.2003, blz. 45-55)

Rectificatie van Kaderbesluit 2003/577/JBZ van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (PB L 196 van 2.8.2003) (PB L 374 van 27.12.2006, blz. 20)

GERELATEERDE BESLUITEN

Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 59-78)

Verslag van de Commissie op grond van artikel 14 van Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (COM(2008) 885 definitief van 22.12.2008)

Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (PB L 130 van 1.5.2014, blz. 1-36)

Laatste bijwerking 25.01.2016