Groenboek over een Europees transparantie-initiatief

Het hier genoemde Groenboek opende, voor meer transparantie van het besluitvormingsproces, een openbare raadpleging over drie thema’s: de noodzaak om een beter gestructureerd kader op te zetten voor de activiteiten van de belangengroeperingen, de noodzaak van terugkoppeling over de raadpleging van de samenleving door de Commissie, alsmede een verplichte openbaarmaking van informatie over de begunstigden van onder gedeeld beheer vallende EU-gelden. Het was de bedoeling voort te bouwen op een aantal maatregelen inzake transparantie en openheid die de Commissie sinds de publicatie van het Witboek over Europese governance al had ingesteld.

BESLUIT

Groenboek van 3 mei 2006 over het Europees transparantie-initiatief [COM(2006) 194 def. – Publicatieblad C 151 van 29.6.2006].

SAMENVATTING

Bij de lancering van het transparantie-initiatief op 9 november 2005 heeft de Commissie de volgende drie verschillende actiegebieden afgebakend:

Op het gebied van de financieringen heeft zij een speciale internetsite opgezet om een betere controle mogelijk te maken op het gebruik van onder gedeeld beheer vallende EU-gelden.

Door een tweede reeks maatregelen konden de debatten met de andere Europese Instellingen opnieuw gestart worden over:

Ten slotte heeft de Commissie drie wezenlijke onderdelen van het Europees transparantie-initiatief vastgesteld, die op basis van een open, publieke raadpleging verder ontwikkeld moeten worden en die in dit Groenboek behandeld worden.

De betrokken partijen waren verzocht hun mening over deze drie thema's voor te leggen. De raadpleging was op 3 mei begonnen en werd op 31 augustus 2006 afgesloten. Alle bijdragen zijn op de hieronder genoemde website van de Commissie gepubliceerd.

Transparantie en belangenvertegenwoordiging (lobbying)

Het beleid van de Commissie inzake doorzichtigheid van de lobbyactiviteiten* steunt op twee soorten maatregelen: enerzijds wordt er aan het publiek informatie verstrekt over de relaties tussen de belangvertegenwoordigers en de Commissie, zodat externe controle mogelijk is. Anderzijds zijn er de integriteitsvoorschriften, die aangeven hoe de personen bij wie gelobbyd wordt en de lobbyisten* op een correcte manier met elkaar kunnen omgaan.

Ter versterking van de externe controle op lobbyen zijn er diverse opties:

Wat het eerste punt betreft wil de Commissie erop toezien dat belangengroeperingen bij openbare raadplegingen stelselmatig met behulp van een elektronische vragenlijst wordt gevraagd informatie mee te delen over hun bedoelingen, hun financieringsbronnen en over de belangen die zij vertegenwoordigen.

Ook denkt zij eraan een op vrijwilligheid gebaseerd registratiesysteem op internet op te zetten en te beheren voor alle belangengroeperingen en lobbyisten die over initiatieven van de EU wensen te worden geraadpleegd. Om in dat register te kunnen worden opgenomen dienen de belangengroeperingen of lobbyisten duidelijk te maken wie zij vertegenwoordigen, wat hun missie is en hoe zij gefinancierd worden. Zij zouden eveneens een gedragscode moeten onderschrijven.

De Commissie vindt een systeem van verplichte registratie geen geschikte optie. Een sterk ontwikkeld systeem van zelfregulering wordt meer opportuun geacht. Na verloop van tijd dient echter te worden geëvalueerd of die zelfregulering werkt. Is dat niet het geval, dan kan worden overwogen om bindende maatregelen in te voeren.

Naast de externe controle van contacten met lobbyisten, vormen integriteitsregels een andere essentiële bijdrage aan de transparantie van de lobbyingactiviteiten. De Commissie is van oordeel dat vrijwillige gedragscodes aanvullend een belangrijke rol kunnen spelen. In haar mededeling inzake belangengroepen van 1992 werden lobbyisten uitgenodigd om hun eigen gedragscodes vast te stellen op basis van een aantal door de Commissie voorgestelde minimumcriteria. In dit verband is de Commissie van mening dat het systeem aangevuld zou moeten worden door een systeem van toezicht en disciplinaire maatregelen bij incorrecte registratie en/of overtreding van de gedragscode.

Terugkoppeling over de toepassing van de minimumnormen voor raadpleging

De Commissie heeft in december 2002 een mededeling goedgekeurd inzake de minimumnormen voor raadpleging. Daarmee werd een algemeen kader voor raadplegingen beoogd dat doorzichtig en coherent was. Het uitgangspunt was te waarborgen dat de stem van belanghebbende partijen wordt gehoord in het beleidsbepalingsproces van de Commissie.

De minimumnormen zijn sinds begin 2003 van kracht. Zij betreffen algemene principes die voor de raadplegingen gelden: deelneming, openheid, verantwoordelijkheid, doeltreffendheid en samenhang.

De normen zijn in de periode 2003-2005 volgens de Commissie goed nageleefd. De meeste minimumnormen zijn door de diensten van de Commissie naar behoren toegepast. Zij meent evenwel dat de bijdragen in het kader van openbare raadplegingen niet in alle gevallen op internet gepubliceerd zijn. Ook was er in sommige gevallen sprake van ontoereikende feedback over de manier waarop in het uiteindelijke beleidsvoorstel van de Commissie wel of niet rekening is gehouden met in het kader van raadplegingen ontvangen commentaar.

Openbaarmaking van de identiteit van begunstigden van de communautaire fondsen

In het onderhavige Groenboek bevestigt de Europese Commissie dat zij eraan hecht openheid van zaken te geven over de manier waarop het geld van de EU wordt besteed, met name door beter uit te leggen wat Europa doet en waarom dat van belang is.

Wat het gebruik van de begrotingsmiddelen van de EU betreft wordt het leeuwendeel van de EU-begroting niet op een gecentraliseerde en directe manier door de Commissie beheerd, maar in partnerschap met de lidstaten. De verantwoordelijkheid voor informatie over de begunstigden van EU-gelden berust momenteel grotendeels bij de lidstaten. Er zijn significante verschillen tussen de lidstaten wat betreft de mate waarin informatie aan het publiek wordt vrijgegeven.

Dikwijls wenden burgers zich tot de Europese Commissie met vragen om informatie over de begunstigden van de EU-gelden, wanneer die informatie op regionaal of nationaal niveau niet wordt vrijgegeven. Deze situatie brengt de Commissie in een lastige positie, doordat zij ofwel niet over die informatie beschikt, ofwel niet het recht heeft om deze te verstrekken zonder voorafgaand akkoord van de betrokken lidstaat. Bovendien is de restrictieve houding inzake publiciteit die sommige lidstaten aannemen, vaak terug te voeren op de nationale wetgeving of de procedures inzake gegevensbescherming.

De Commissie is van mening dat er, om deze obstakels te overwinnen, een nieuw wettelijk kader moet worden uitgewerkt, dat rechtstreeks in alle lidstaten toepasselijk is, teneinde te waarborgen dat alle begunstigden van EU-gelden op dezelfde manier worden behandeld.

Achtergrond

De Commissie onderstreepte het belang van "een hoge mate van openheid en transparantie" die moet waarborgen dat de Unie "openstaat voor publieke controle en verantwoording aflegt over haar activiteiten". Een hoge mate van transparantie behoort volgens de Commissie een kenmerk te zijn van elke moderne administratie. Het is tegen deze achtergrond dat de Commissie in november 2005 het "Europees transparantie-initiatief" heeft gelanceerd.

Het was de bedoeling met dit initiatief voort te bouwen op een aantal bestaande maatregelen van de Commissie, in het bijzonder die welke sinds 1999 worden uitgevoerd in het kader van het algemene hervormingsbeleid en die welke vervat zijn in het Witboek over Europese governance. Enkele belangrijke verwezenlijkingen op dit gebied zijn:

Belangrijkste begrippen

See also

Raadpleeg voor nadere informatie de website over het Europees transparantie-initiatief (EN).

Laatste wijziging: 15.09.2008