Jaarverslag over mensenrechten 2006

Dit achtste jaarverslag van de Europese Unie over de mensenrechten omvat de periode van juli 2005 tot juni 2006. Het biedt een overzicht van de door de EU verrichte activiteiten inzake mensenrechten ten aanzien van derde landen, de multilaterale acties en bepaalde belangrijke thema's. Net zoals in de voorbije jaren schenkt het verslag zowel aandacht aan de buitenlandse betrekkingen als aan de situatie binnen de EU-grenzen.

BESLUIT

Jaarverslag van de Europese Unie inzake de mensenrechten - 2006. Coreper / Raad van de Europese Unie van 12 oktober 2006.

SAMENVATTING

Een deel van dit verslag handelt over de activiteiten van het Europees Parlement inzake mensenrechten. Wat de hoorzittingen hieromtrent betreft, werd de nadruk gelegd op: Israël en Egypte, de Euro-mediterrane regio tien jaar na de verklaring van Barcelona, Zuidoost-Azië, Nepal, de moorden op vrouwen in Mexico en Guatemala, de EU-richtsnoeren tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende bestraffingen of behandelingen, Ethiopië een jaar na de verkiezingen, evenals verschillende door de EU met derde landen gevoerde dialogen inzake mensenrechten. In december 2005 heeft het Parlement zijn jaarlijkse prijs voor de mensenrechten, de Sakharovprijs voor de vrijheid van denken, uitgereikt aan de Cubaanse beweging "Damas de Blanco", voor haar actie ten behoeve van politieke gevangenen op Cuba, aan Hauwa Ibrahim, die als advocate op grond van de sharia beschuldigde vrouwen en kinderen verdedigt in Nigeria, en aan Reporters zonder grenzen, als erkenning van hun strijd voor persvrijheid in de wereld.

Dit verslag wordt als een nuttig instrument gezien om de efficiëntie van het EU-beleid inzake mensenrechten te beoordelen en de transparantie en samenwerking met het maatschappelijk middenveld te bevorderen.

Tijdens de onderzochte periode werd prioriteit toegekend aan de verschillende instrumenten van de EU voor de bevordering van de mensenrechten en de democratie. De nadruk werd met name gelegd op de integratie van de mensenrechtendimensie in het geheel van beleid en acties, en op de mensenrechtenaspecten van bepaalde belangrijke thematische kwesties, zoals het crisisbeheer van de EU.

Initiatieven ter bevordering van de interculturele dialoog werden opgezet in het kader van de strijd tegen het terrorisme en het extremisme. De EU heeft haar strijd tegen de doodstraf bevestigd; zo besteedde zij aandacht aan specifieke gevallen waarin de minimumnormen van het internationaal recht niet worden geëerbiedigd en aan landen waar het beleid ten aanzien van de doodstraf aan het veranderen is. Zij verheugt zich erover dat Liberia, Mexico en de Filippijnen de doodstraf hebben afgeschaft in de loop van de onderzochte periode en dat 45 van de 46 lidstaten van de Raad van Europa protocol nr. 6 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens betreffende de afschaffing van de doodstraf hebben bekrachtigd.

De EU wenst de krachten te bundelen voor de wereldwijde afschaffing van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende bestraffingen of behandelingen en heeft daarom met bepaalde landen contact opgenomen om hen aan te moedigen het VN-verdrag ter voorkoming van foltering (EN) (FR) te ondertekenen en hun medewerking te verlenen aan de bestaande mechanismen op dat gebied. Zij heeft zich in het bijzonder verheugd over de inwerkingtreding op 22 juni 2006 van het facultatief protocol bij het verdrag ter voorkoming van foltering, dat een complementair systeem van nationale en internationale inspectiebezoeken aan gevangenissen instelt. Op 27 juni 2005 heeft de EU een verordening met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing goedgekeurd: deze verbiedt de in- en uitvoer van goederen die in de praktijk alleen worden gebruikt bij de uitvoering van de doodstraf, folteringen en andere wrede, onmenselijke of onterende bestraffingen of behandelingen.

Binnen de EU werd een alomvattende aanpak voor de actieve verdediging en bescherming van de rechten van het kind vastgesteld in de mededeling van de Commissie van 4 juli 2006 met als titel " Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind ". In internationaal verband heeft de EU bepaalde prioritaire landen opgesomd waar grotere inspanningen vereist zijn voor de bescherming van kinderen in gewapende conflicten. Zij heeft ook benadrukt dat het absoluut noodzakelijk is haar capaciteit te versterken om dit probleem aan te pakken in het kader van operaties uit hoofde van het EVDB (Europees veiligheids- en defensiebeleid). Wat de mensenrechtenactivisten betreft, heeft de Unie wereldwijde campagnes opgezet over de vrijheid van meningsuiting en over vrouwen die zich voor de verdediging van mensenrechten inzetten.

Vastberaden in haar strijd tegen straffeloosheid en in haar streven delicten met een internationale draagwijdte te voorkomen, stimuleert de EU de wereldwijde deelname aan het Statuut van het Internationaal Strafhof (ISH). Gedurende de gehele verslagperiode heeft zij derde landen proberen aan te sporen het Statuut van Rome te bekrachtigen en uit te voeren. In 2005 en 2006 heeft de Europese Commissie met Jordanië, Moldavië en Oekraïne onderhandeld over het opnemen van bepalingen in verband met het ISH in de actieplannen die in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) met die landen zijn opgesteld. Enkele van de opmerkelijke gebeurtenissen waren de vrijgave van de eerste aanhoudingsbevelen van het Hof in oktober 2005 en de aanhouding van Thomas Lubanga, beschuldigd van oorlogsmisdaden, die werd uitgeleverd door de Democratische Republiek Congo.

De ondernomen stappen en verklaringen vormen een drukkingsmiddel om uiting te geven aan de bezorgdheid van de Unie over de mensenrechten. Er wordt ook een positieve boodschap mee overgebracht. Gedurende deze periode is de EU getuige geweest van een aantal positieve ontwikkelingen zoals de verkiezingen in Afghanistan, met deelname van de vrouwen (18 september 2005), de aanneming van de resolutie houdende oprichting van de Raad voor de mensenrechten (16 maart 2006), de afschaffing van de doodstraf in de Filippijnen (26 juni 2006) of de verlenging van het mandaat van het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten in Colombia (26 juni 2006).

De dialoog inzake mensenrechten is voortgezet met China (er blijft grote bezorgdheid bestaan over de aanhoudende folteringen, de toepassing van de doodstraf, de schending van de vrijheid van meningsuiting, vooral bij internetverkeer, en van de rechten van minderheden, vooral in Tibet en Xinjiang), en voorts met Iran en met bepaalde ACS-landen.

Op internationaal vlak is in het jaar 2006 met de oprichting van de Raad voor de mensenrechten op 26 maart een nieuw tijdperk ingeluid voor de werkzaamheden van de Verenigde Naties op dit vlak. Tijdens de onderhandelingen heeft de EU zich ingezet voor de oprichting van de Raad, die de mensenrechten de essentiële rol toebedeelt waarin het Handvest van de Verenigde Naties voorziet. De EU heeft tevens enkele opmerkelijke successen geboekt tijdens de 60e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waar zij zes resoluties betreffende specifieke landen heeft ingediend, waarvan er vijf zijn aangenomen (Myanmar, Democratische Republiek Congo (DRC), Democratische Volksrepubliek Korea (DVK), Oezbekistan en Turkmenistan).

De EU werkt actief samen met de Raad van Europa in het kader van specifiek op bepaalde landen gerichte gemeenschappelijke projecten die worden gefinancierd door het Europees initiatief voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR). Er bestaan tevens multilaterale thematische gemeenschappelijke programma's betreffende onder meer nationale minderheden zoals de Roma of de strijd tegen georganiseerde misdaad en corruptie. Bovendien heeft de EU in de Permanente Raad van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) met name de volgende vraagstukken ter sprake gebracht: de mensenrechtenschendingen in Wit-Rusland, Turkmenistan en Oezbekistan, de doodstraf in de Verenigde Staten, de verkiezingen in Kirgizië, Azerbeidzjan en Kazachstan en de aanneming van de Russische wet inzake organisaties zonder winstoogmerk.

Wat de specifieke vraagstukken omtrent bepaalde landen betreft, waren in de periode 2005-2006 onder meer de volgende ontwikkelingen van belang: de EU is zich blijven inzetten voor de situatie van de mensenrechten in de mediterrane regio; Roemenië en Bulgarije hebben aanzienlijke vooruitgang geboekt op dit terrein, ook al blijft er bezorgdheid bestaan, met name inzake corruptiebestrijding; wat de Palestijnse Autoriteit (PA) betreft, vormde de terugtrekking van Israël uit de Gazastrook en bepaalde delen van het noorden van de Westelijke Jordaanoever de grootste uitdaging in 2005; interne confrontaties hebben tevens talrijke slachtoffers geëist en geleid tot het onvermogen van de PA om de rechtsstaat te herstellen in de Palestijnse gebieden. Zoals ieder jaar vond het halfjaarlijks overleg over de mensenrechten plaats tussen de EU en Rusland, waar de situatie zorgwekkend blijft (vooral wat Tsjetsjenië, de situatie van de NGO's en de vrijheid van de media betreft). Ten slotte werd er, wat Afrika betreft, in 2005 een gemeenschappelijk standpunt opgesteld over de preventie, het beheer en de beslechting van conflicten en werd de strategie van de EU voor Afrika aangenomen.

Laatste wijziging: 21.12.2006