Bescherming van persoonsgegevens

Richtlijn 95/46/EG is op Europees niveau de referentietekst op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens. De richtlijn voorziet in een regelgevingskader dat tot doel heeft een evenwicht tot stand te brengen tussen een hoog niveau van bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het vrij verkeer van persoonsgegevens in de Europese Unie (EU). Daartoe worden in de richtlijn strenge beperkingen gesteld aan het verzamelen en het gebruik van persoonsgegevens en wordt verlangd dat in elke lidstaat een nationaal onafhankelijk orgaan wordt opgericht dat bevoegd is voor de supervisie van alle activiteiten die in verband staan met het verwerken van persoonsgegevens.

BESLUIT

Richtlijn 95/46/EG van het Europese Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens [Zie wijzigingsbesluiten].

SAMENVATTING

Deze richtlijn is van toepassing op gegevens die worden verwerkt met geautomatiseerde middelen (bijvoorbeeld een klantendatabase), en op gegevens die zijn opgenomen of bestemd zijn om te worden opgenomen in een niet geautomatiseerd bestand (traditionele papieren bestanden).

De richtlijn is niet van toepassing op de verwerking van gegevens:

De richtlijn beoogt de rechten en vrijheden van personen te beschermen bij de verwerking van persoonsgegevens door de belangrijkste criteria vast te stellen voor een rechtmatige verwerking en de kwaliteit van de gegevens.

Gegevensverwerking is alleen rechtmatig in de volgende gevallen:

De beginselen betreffende de kwaliteit van de gegevens, die moeten worden ingevoerd voor alle rechtmatige activiteiten op het gebied van gegevensverwerking, zijn de volgende:

De personen van wie de gegevens worden verwerkt, de betrokkenen, kunnen de volgende rechten uitoefenen:

Andere relevante aspecten voor dataverwerking:

Eenieder moet zich tot de rechter kunnen wenden wanneer de rechten die worden gegarandeerd door het op de betrokken verwerking toepasselijke nationale recht, geschonden worden. Bovendien heeft eenieder die schade heeft geleden ten gevolge van een onrechtmatige verwerking van zijn persoonsgegevens, het recht vergoeding van de geleden schade te verkrijgen.

De doorgifte van persoonsgegevens van een lidstaat naar een derde land dat een passend beschermingsniveau waarborgt, is toegestaan. Hoewel doorgifte wellicht niet plaatsvindt wanneer er geen passend beschermingsniveau wordt gewaarborgd, zijn er een aantal uitzonderingen op deze regel opgenomen in de richtlijn, bijv. de betrokkene geeft zelf toestemming voor de doorgifte, in het geval van het sluiten van een overeenkomst, het is noodzakelijk voor het openbaar gezag, maar ook bindende bedrijfsvoorschriften of modelcontractbepalingen die door de lidstaat zijn goedgekeurd.

De richtlijn beoogt de opstelling van nationale en communautaire gedragscodes aan te moedigen die bestemd zijn om bij te dragen tot de juiste toepassing van de nationale en communautaire bepalingen.

Iedere lidstaat bepaalt dat een of meer onafhankelijke autoriteiten worden belast met het toezicht op de toepassing op zijn grondgebied van de ter uitvoering van deze richtlijn door de lidstaten vastgestelde bepalingen.

Er wordt een Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens ingesteld die bestaat uit vertegenwoordigers van de nationale toezichthoudende autoriteiten, vertegenwoordigers van de voor de communautaire instellingen en organen opgerichte autoriteiten en een vertegenwoordiger van de Commissie.

REFERENTIES

Besluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in de lidstaten

Publicatieblad

Richtlijn 95/46/EG

13.12.1995

24.10.1998

L 281 van 23.11.1995

Wijzigingsbesluit(en)

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Verordening (EG) nr. 1882/2003

20.11.2003

-

PB L 284 van 31.10.2003

De opeenvolgende wijzigingen en rectificaties van Richtlijn 95/46/EG zijn in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie heeft slechts informatieve waarde.

GERELATEERDE BESLUITEN

UITVOERINGSVERSLAG

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2007 getiteld: „Over de follow-up van het Werkprogramma voor een betere toepassing van de richtlijn gegevensbescherming” [ COM(2007) 87 def.- Niet verschenen in het Publicatieblad].

In deze mededeling werd nagegaan welke werkzaamheden ter uitvoering van het Werkprogramma voor een betere toepassing van de Richtlijn gegevensbescherming uit het Eerste rapport over de toepassing van Richtlijn 95/46/EG zijn verricht. De Commissie wees erop dat de richtlijn beter werd toegepast, daar alle staten deze in nationaal recht hadden omgezet. Zij gaf aan dat de richtlijn niet gewijzigd behoefde te worden.

Bovendien zou zij:

Verslag van de Commissie van 15 mei 2003 getiteld: Eerste verslag over de toepassing van de Richtlijn gegevensbescherming (95/46/EG) [ COM(2003) 265 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad].

In het verslag werd met name melding gemaakt van de resultaten van de besprekingen die de Commissie over de beoordeling van Richtlijn 95/46/EG heeft gevoerd met regeringen, instellingen, bedrijfs- en consumentenorganisaties, en de burgers. Uit de resultaten van het overleg bleek dat slechts weinig respondenten hebben gepleit voor herziening van de richtlijn. Bovendien heeft de Commissie na raadpleging van de lidstaten nota genomen van het feit dat de meeste lidstaten en ook de meeste nationale toezichthoudende autoriteiten het in het huidige stadium niet nodig achten de richtlijn te wijzigen.

Ondanks de vertragingen en leemten die bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn zijn geconstateerd, heeft deze toch haar hoofddoel bereikt, namelijk de opheffing van belemmeringen voor het vrije verkeer van persoonsgegevens tussen de lidstaten. De Commissie was overigens van oordeel dat het doel dat bestaat in het garanderen van een hoog beschermingsniveau in de Gemeenschap is bereikt, daar de richtlijn enkele van de hoogste normen inzake gegevensbescherming ter wereld bevat.

Andere doelstellingen van het internemarktbeleid zijn evenwel minder goed verwezenlijkt. De verschillen tussen de wetgevingen van de lidstaten op het gebied van gegevensbescherming zijn nog steeds te groot. Deze verschillen verhinderen multinationale organisaties immers een pan-Europees beleid op het gebied van gegevensbescherming te ontwikkelen. De Commissie kondigde dan ook aan dat ze het nodige zou doen om deze situatie te verhelpen, waarbij zo veel mogelijk zal worden vermeden formele maatregelen te nemen.

Met betrekking tot het algemene niveau van naleving van de wetgeving inzake gegevensbescherming in de EU moet worden gewezen op drie problemen:

Teneinde te zorgen voor een betere toepassing van de Richtlijn gegevensbescherming heeft de Commissie een werkprogramma goedgekeurd dat een aantal acties bevat die zullen plaatsvinden vanaf de goedkeuring van dit verslag tot eind 2004. Deze acties omvatten de volgende initiatieven:

RICHTLIJN BETREFFENDE PRIVACY EN ELEKTRONISCHE COMMUNICATIE

Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) [Publicatieblad L 201 van 31 juli 2002].

Deze richtlijn is in 2002 goedgekeurd tegelijk met een nieuw wetgevingsinstrument betreffende de sector elektronische communicatie. De richtlijn bevat bepalingen over een aantal min of meer gevoelige thema's, zoals het bewaren van verbindingsgegevens door de lidstaten ten behoeve van politiebewaking (opslag van gegevens), de verzending van ongewenste elektronische mededelingen, het gebruik van cookies en de vermelding van persoonsgegevens in openbare abonneelijsten.

In Verordening (EU) nr. 611/2013 staan maatregelen voor het melden van inbreuken in verband met persoonsgegevens door aanbieders van openbare elektronischecommunicatiediensten in het geval de persoonsgegevens van de klant zijn zoekgeraakt, gestolen of er op andere wijze inbreuk heeft plaatsgevonden.

Wanneer een inbreuk in verband met persoonsgegevens plaatsvindt, zijn aanbieders onder Richtlijn 2002/58/EG verplicht de bevoegde nationale autoriteiten op de hoogte te brengen van de inbreuk en ook, in bepaalde gevallen, de getroffen abonnees en andere personen. In Verordening (EU) 611/2013 zijn „technische uitvoeringsmaatregelen” vastgesteld om te verduidelijken hoe aan deze verplichtingen moet worden voldaan.

De aanbieders moeten onder andere:

MODELCONTRACTBEPALINGEN VOOR DE DOORGIFTE VAN GEGEVENS NAAR DERDE LANDEN

Beschikking 2004/915/EG van 27 december 2004 tot wijziging van Beschikking 2001/497/EG betreffende de invoering van alternatieve modelcontractbepalingen voor de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen [Publicatieblad L 385 van 29.12.2004].

De Europese Commissie heeft nieuwe modelcontractbepalingen goedgekeurd die de ondernemingen kunnen gebruiken om passende garanties te bieden bij de doorgifte van persoonsgegevens vanuit de EU naar derde landen. Deze nieuwe bepalingen zullen worden toegevoegd aan die welke reeds bestaan in het kader van de beschikking van de Commissie van juni 2001 (zie hierna).

Beschikking 2001/497/EG van de Commissie van 15 juni 2001 betreffende modelcontractbepalingen voor de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen krachtens Richtlijn 95/46/EG [Publicatieblad L 181 van 4.7.2001].

Bij deze beschikking worden de modelcontractbepalingen vastgesteld waarmee een passend beschermingsniveau wordt gewaarborgd voor persoonsgegevens die vanuit de EU aan derde landen worden doorgegeven. De beschikking verplicht de lidstaten te erkennen dat ondernemingen of organisaties die dergelijke modelbepalingen gebruiken in contracten betreffende de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen, een „passend beschermingsniveau” voor de gegevens waarborgen.

Besluit 2010/87/EU van de Commissie betreffende modelcontractbepalingen voor de doorgifte van persoonsgegevens aan in derde landen gevestigde verwerkers krachtens Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (Publicatieblad L 39 van 12.2.2010)

Besluiten waarin de Commissie getuigt dat het beschermingsniveau van persoonsgegevens van derde landen voldoende is op basis van art. 25, lid 6: de Commissie heeft tot nu erkend dat de volgende landen/organisaties voldoende bescherming bieden: Andorra, Argentinië, Australië, Canada (commerciële organisaties), Zwitserland, Faeröer, Guernsey, Israël, Isle of Man, Jersey, Nieuw-Zeeland, Uruguay en de Safe Harbour Privacy Principles van het Amerikaanse ministerie van Economische Zaken.

BESCHERMING VAN GEGEVENS DOOR DE COMMUNAUTAIRE INSTELLINGEN EN ORGANEN

Verordening 45/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens [Publicatieblad L 8 van 12.1.2001].

Deze verordening heeft tot doel de bescherming van persoonsgegevens in het kader van de instellingen en organen van de Europese Unie te waarborgen. De tekst voorziet in:

Laatste bijwerking 08.03.2014