Dringende hervormingen voor het welslagen van de strategie van Lissabon

In alle Europese landen worden initiatieven ontplooid om de onderwijs- en opleidingssystemen aan te passen aan de kennismaatschappij en de -economie. De hervormingen staan niet in verhouding tot de uitdagingen en als ze in het huidige tempo worden voortgezet, zal de Unie haar doelstellingen niet kunnen verwezenlijken. In de hier beschreven mededeling wordt de huidige stand van zaken geschetst en worden urgent te nemen maatregelen voorgesteld om meer vaart te zetten achter het in de strategie van Lissabon geplande proces dat van de Europese Unie een kennismaatschappij en kenniseconomie wil maken.

BESLUIT

Mededeling van de Commissie - "Onderwijs en opleiding 2010": De dringende noodzaak tot hervormingen voor het welslagen van de strategie van Lissabon (Ontwerp voor een gezamenlijk tussentijds verslag over de tenuitvoerlegging van het gedetailleerd werkprogramma voor de follow-up inzake de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa) [COM (2003) 685 def. - niet in het Publicatieblad verschenen].

SAMENVATTING

In maart 2000 heeft de Europese Raad in Lissabon de centrale strategische doelstelling geformuleerd dat de Europese Unie vóór 2010 "de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld (dient) te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang". In het verlengde hiervan heeft de Europese Raad in maart 2001 drie strategische doelen (en dertien daarmee samenhangende concrete doelstellingen) goedgekeurd. Deze vóór 2010 te verwezenlijken doelen moeten tot onderwijs- en opleidingsstelsels leiden waarin kwaliteit, toegankelijkheid en openheid naar de rest van de wereld hand in hand gaan. Ter verwezenlijking van de doelen heeft de Europese Raad een jaar later een gedetailleerd werkprogramma goedgekeurd.

De vijf Europese referentieniveaus (benchmarks), die de Raad Onderwijs in mei 2003 heeft goedgekeurd, zullen voor het merendeel vóór 2010 moeilijk te realiseren zijn. Vooral het opleidingspeil van de Europeanen is nog steeds niet hoog genoeg (slechts 75% van de jongeren onder de tweeëntwintig jaar heeft een diploma van de tweede fase van het voortgezet onderwijs, terwijl het streven is om uiterlijk in 2010 een cijfer van 85% te bereiken). Levenslang leren vindt nog steeds te weinig plaats (nog geen 10% van de volwassenen blijven leren, terwijl het streven is om in 2010 een cijfer van 12,5% te bereiken). Het aantal vroegtijdige schoolverlaters is nog steeds veel te hoog (een op de vijf leerlingen verlaat de schoolbanken voortijdig, terwijl het streven is om dit aantal met de helft te verminderen). Daarnaast is er nog veel te veel sprake van sociale uitsluiting en hebben we met een zorgwekkend tekort aan leerkrachten te maken (tot 2015 zal vooral in verband met pensioneringen ruim een miljoen nieuwe leerkrachten in dienst moeten worden genomen).

Bij dit alles komt nog dat geen enkel teken erop wijst dat de totale investeringen in de human resources (van de publieke en private sector) substantieel toenemen. In de periode 1995-2000 zijn de investeringen van de publieke sector in de meeste lidstaten gedaald. Ze liggen momenteel bij 4,9 % van het BBP van de Europese Unie. De Europese Unie lijdt er vooral onder dat de private sector te weinig in het hoger onderwijs en de bij- en nascholing investeert. In de Verenigde Staten zijn de investeringen van de private sector vijf keer zo hoog (2,2% van het BBP tegenover 0,4% van het BBP van de Europese Unie) en in Japan (1,2%) drie keer zo hoog als in de Europese Unie. Verder zijn de uitgaven per leerling/student in de Verenigde Staten bij alle onderwijsniveaus hoger dan in bijna alle landen van de Europese Unie. Vooral bij het hoger onderwijs springt het verschil in het oog: de Verenigde Staten geven voor iedere student twee à vijf keer méér uit dan de lidstaten van de Europese Unie.

Aangezien investeringen en hervormingen pas op de middellange en lange termijn effect in de systemen zullen sorteren en het streefjaar 2010 snel naderbij komt, is het des te verontrustender dat zich op de genoemde punten geen verbetering voordoet. Om van de strategie van Lissabon alsnog een succes te maken, zullen dan ook op alle niveaus krachtige impulsen moeten worden gegeven. In dit verband moeten volgens de Commissie zonder uitstel en parallel aan elkaar een aantal maatregelen worden genomen. Daarbij moeten de volgende vier uitgangspunten worden gehanteerd:

In verband met het eerste uitgangspunt verzoekt de Commissie de lidstaten de eigen zwakke punten in kaart te brengen en vervolgens méér geld in de verbetering daarvan te steken. De Commissie wenst met name dat:

In verband met het tweede uitgangspunt verzoekt de Commissie de lidstaten om werkelijk samenhangende en alomvattende strategieën voor levenslang leren. De lidstaten moeten met name:

Met het oog op het derde uitgangspunt werkt de Commissie aan de snelle verwezenlijking van een Europees referentiekader voor de kwalificaties van het hoger onderwijs en de beroepsopleidingen. De Commissie verzoekt de lidstaten in dit verband om:

De Commissie wijst met nadruk op de belangrijke rol van onderwijs en opleiding voor de werkgelegenheid, de maatschappelijke samenhang en de groei. Zij wenst dat de strategie van Lissabon « Onderwijs & opleiding 2010 » een doeltreffender instrument wordt voor de formulering en monitoring van het nationale en gemeenschappelijke beleid.

Aangezien er niet meer veel tijd is tot 2010, stelt de Commissie voor dat alle maatregelen snel worden genomen. De Commissie is voorts van mening dat de geboekte vooruitgang op meer gestructureerde en systematische wijze moet worden gemonitord. Ze stelt voor dat de lidstaten met ingang van 2004 ieder jaar een geconsolideerd verslag voorleggen over al hun onderwijs- en opleidingsmaatregelen die een bijdrage aan de strategie van Lissabon leveren.

GERELATEERDE BESLUITEN

"Onderwijs & Opleiding 2010" Het welslagen van de strategie van Lissabon staat of valt met dringende hervormingen - Gezamenlijk tussentijds verslag van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het gedetailleerd werkprogramma voor de follow-up inzake de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa [Publicatieblad nr. C 104 van 30.4.2004]. Met dit gezamenlijke document voldoen de Raad en de Commissie aan een verzoek van de Europese Raad, die op zijn bijeenkomst in Barcelona om een vóór maart 2004 uit te brengen verslag over de uitvoering van het werkprogramma ten aanzien van de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels had gevraagd. In het verslag wordt een beschrijving gegeven van de geboekte vooruitgang en van de op te pakken uitdagingen. Ook worden maatregelen voorgesteld om de geformuleerde doelstellingen te bereiken. Verder wordt aandacht besteed aan de uitvoering van de aanbeveling en het actieplan inzake de mobiliteit, de resolutie van de Raad (Onderwijs) inzake levenslang leren en de ministeriële verklaring van Kopenhagen inzake "intensievere Europese samenwerking inzake onderwijs en beroepsopleiding" (EN). Daarnaast wordt ingegaan op de follow-up op een aantal mededelingen van de Commissie, zoals de mededelingen over de noodzaak van méér en betere investeringen op het gebied van de human resources, de rol van de universiteiten in het Europa van de kennis, de noodzakelijke opwaardering van het beroep van wetenschappelijk onderzoeker in Europa, en de vergelijking van de onderwijsprestaties van Europa met de rest van de wereld.

In het verslag wordt er met nadruk op gewezen dat de Europese Unie ondanks de geboekte vooruitgang (bijvoorbeeld door de uitvoering van Erasmus Mundus en " eLearning ") haar investeringsachterstand op haar voornaamste concurrenten (de Verenigde Staten en Japan) moet inlopen en allesomvattende strategieën dient uit te werken waardoor het levenslang leren concreet gestalte krijgt.

See also

Nadere informatie is te vinden op de site van directoraat-generaal Onderwijs en cultuur die aan de strategie van Lissabon "Onderwijs & Opleiding 2010" (DE)(EN)(FR) gewijd is.

Laatste wijziging: 03.05.2007