De rol van de universiteiten in het Europa van de kennis

Deze mededeling beoogt een debat op gang brengen over de rol van de Europese universiteiten in de kennismaatschappij en -economie.

BESLUIT

Mededeling van de Commissie van 5 februari 2003 - De rol van de universiteiten in het Europa van de kennis [COM(2003) 58 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad].

SAMENVATTING

Gezien hun centrale rol is het tot stand brengen van een Europa van de kennis voor de universiteiten een kans, maar ook een grote uitdaging. De universiteiten werken namelijk in een steeds verder gemondialiseerde omgeving die voortdurend verandert en die gekenmerkt wordt door toenemende concurrentie om de beste talenten aan te trekken en te behouden en door het ontstaan van nieuwe behoeften waaraan zij moeten voldoen. Nu hebben de Europese universiteiten over het algemeen minder troeven en financiële middelen dan gelijkwaardige instellingen in andere ontwikkelde landen, met name de Verenigde Staten. Kunnen zij met de beste universiteiten ter wereld concurreren en een duurzaam topniveau garanderen? Deze vraag is met name actueel in het vooruitzicht van de uitbreiding, aangezien de universiteiten van de kandidaat-lidstaten vaak over weinig personele en financiële middelen beschikken.

Het Europees universitair landschap

De Europese universiteiten worden gekenmerkt door een aanzienlijke heterogeniteit, die tot uiting komt in hun organisatie, 'governance' en werking, en eveneens in hun statuut, arbeids- en aanwervingsvoorwaarden voor docenten en onderzoekers.

De Europese Unie telt ongeveer 3300 instellingen voor hoger onderwijs. Samen met de landen van Oost-Europa en de kandidaat-lidstaten zijn het er ongeveer 4000. Hun aantal studenten stijgt voortdurend: meer dan 12,5 miljoen in 2000, tegen 9 miljoen tien jaar voordien. De universiteiten stellen 34 % van alle onderzoekers in Europa te werk, waarbij de nationale cijfers sterk uiteenlopen (26 % in Duitsland, 55 % in Spanje en meer dan 70 % in Griekenland).

De Europese Unie leidt iets meer wetenschappelijk en technisch gediplomeerden op dan de Verenigde Staten, terwijl zij minder onderzoekers telt dan de overige grootmachten op technologisch gebied. De verklaring voor deze schijnbare paradox ligt in het geringer aantal onderzoekersbetrekkingen dat aan wetenschappelijk gediplomeerden in Europa wordt aangeboden, met name in de particuliere sector: slechts 50 % van de Europese onderzoekers werkt in het bedrijfsleven, tegen 83 % van de Amerikaanse en 66 % van de Japanse onderzoekers. Niettemin verrichten de universiteiten 80 % van al het fundamenteel onderzoek in Europa.

Universiteiten en de Europese dimensie

Aangezien de universiteiten voornamelijk op nationaal en regionaal niveau zijn georganiseerd, lijken ze moeite te hebben een daadwerkelijke Europese dimensie te vinden. Mobiliteit van studenten is in Europa bijvoorbeeld nog steeds een marginaal verschijnsel. In 2000 studeerde slechts 2,3 % van de Europese studenten in een ander Europees land. De Europese Unie financiert talrijke initiatieven, zowel op Europees als op internationaal niveau, op het gebied van onderzoek, onderwijs en opleiding.

Wat onderzoek betreft, ontvangen de Europese universiteiten ongeveer een derde van de financiering van het vijfde en zesde Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, met name de steunmaatregelen voor opleiding en mobiliteit van onderzoekers (Marie Curie-maatregelen). Inzake onderwijs en opleiding zijn de universiteiten nauw betrokken bij alle maatregelen van het Socrates -programma, vooral het onderdeel Erasmus. Het Leonardo -programma ondersteunt mobiliteitsprojecten tussen universiteiten en bedrijven, waarbij tussen 1995 en 1999 40.000 personen betrokken zijn geweest. De universiteiten zijn tevens betrokken bij het initiatief eEurope en het eEurope 2005-actieplan, dat alle universiteiten ertoe aanmoedigt online-toegang ("virtuele campussen") voor studenten en onderzoekers aan te bieden.

Deze samenwerking betreft eveneens andere delen van de wereld. Het Kaderprogramma van de Gemeenschap voor onderzoek staat grotendeels open voor alle landen van de wereld en ondersteunt met name de samenwerking met de landen van het Middellandse-Zeegebied, Rusland en de nieuwe onafhankelijke staten alsmede de ontwikkelingslanden. Via het Tempus -programma verleent de Unie steun aan universitaire samenwerking met de landen van de voormalige Sovjetunie, Zuid-Oost-Europa en, sinds de uitbreiding van het programma in 2002, het Middellandse-Zeegebied. Voor andere gebieden bestaan er eveneens initiatieven zoals Alfa en Asia-Link.

Nieuwe uitdagingen voor de Europese universiteiten

De universiteiten dienen zich aan te passen aan een reeks ingrijpende veranderingen, namelijk:

Nieuwe rollen voor de Europese universiteiten

Een topniveau inzake menselijk potentieel hangt grotendeels af van de beschikbare financiële middelen, maar ook arbeidsomstandigheden en loopbaanvooruitzichten spelen een rol. Over het algemeen worden de loopbaanvooruitzichten in de Europese universiteiten gekenmerkt door de veelheid van configuraties en zijn zij beperkt en gehuld in onzekerheid. De uitdagingen en de rollen die voor die universiteiten zijn weggelegd, zijn talrijk. In deze mededeling worden de volgende drie doelstellingen nagestreefd:

Achtergrond

Deze mededeling heeft ten doel een debat op gang te brengen over de rol van de Europese universiteiten in de kennismaatschappij en -economie, opdat de Europese universiteiten een sleutelpositie kunnen gaan bekleden bij het behalen van de strategische doelstelling die de Europese Raad van Lissabon heeft vastgesteld, namelijk om de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te worden. De kennismaatschappij en -economie ontstaat en groeit door de combinatie van vier van elkaar afhangende elementen: de productie van nieuwe kennis, de overdracht van kennis via onderwijs en opleiding, de verspreiding van kennis met behulp van informatie- en communicatietechnologieën en de toepassing van kennis door middel van technologische procédés en nieuwe diensten. De universiteiten in Europa bekleden een sleutelpositie in dit nieuwe proces.

GERELATEERDE BESLUITEN

Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 over verdere Europese samenwerking op het gebied van de kwaliteitsborging in het hoger onderwijs [Publicatieblad L 64 van 4.3.2006].

Mededeling van de Commissie van 10 januari 2003 - Efficiënt investeren in onderwijs en beroepsopleiding : een dwingende noodzaak voor Europa [COM(2002) 779 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad].

Mededeling van de Commissie van 20 april 2005 - Mobilisatie van het intellect in Europa : mogelijkheden voor universiteiten om een optimale bijdrage te leveren aan de Lissabon-strategie [COM(2005) 152 def. - Niet in het Publicatieblad verschenen].

Aanbeveling (EG) 561/98 van de Raad van 24 september 1998 inzake Europese samenwerking om de kwaliteit in het hoger onderwijs te garanderen [Publicatieblad L 270 van 7.10.1998].

Laatste wijziging: 19.04.2006