De nationale parlementen

INLEIDING

Sinds 1989 komen afgevaardigden uit de nationale parlementen en uit het Europees Parlement tweemaal per jaar bijeen in een Conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden (COSAC), hoofdzakelijk om informatie uit te wisselen.

Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht zijn de bevoegdheden van de Europese instellingen uitgebreid tot terreinen die traditioneel als een nationale aangelegenheid gelden, zoals justitie en binnenlandse zaken. Het is dan ook erg belangrijk geworden de nationale parlementen zo goed en snel mogelijk te informeren om hun betrokkenheid (en daarmee die van de burgers van de Europese Unie) bij het communautaire besluitvormingsproces te vergroten en het hun mogelijk te maken de vertegenwoordigers van hun land in de Raad beter te controleren.

Omdat de situatie van land tot land verschilt, hebben de lidstaten het nodig geacht gemeenschappelijke beginselen te formuleren met betrekking tot de informatie die aan de nationale parlementen moet worden verstrekt, en de bijdrage die deze parlementen kunnen leveren. Daartoe is een Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen gehecht aan de oprichtingsverdragen.

De parlementaire controle op de nationale regering ressorteert onder de eigen constitutionele praktijk van elke lidstaat. Niettemin werd het belangrijk geacht een grotere betrokkenheid van de nationale parlementen bij de activiteiten van de Europese Unie te stimuleren en deze parlementen betere mogelijkheden te bieden om hun zienswijze te uiten over aangelegenheden die voor hen van bijzonder belang kunnen zijn.

INFORMATIE VOOR DE NATIONALE PARLEMENTEN VAN DE LIDSTATEN

Er is een precieze lijst opgesteld van de documenten die aan de nationale parlementen moeten worden toegezonden:

Tijdens de procedure voor de aanneming van wetgeving of van een maatregel die valt onder titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie (politiële en justitiële samenwerking in strafzaken) dient een periode van ten minste zes weken te verstrijken tussen het tijdstip waarop de Commissie het voorstel voor wetgeving of een maatregel aan het Europees Parlement en de Raad beschikbaar stelt, en de datum van de Raadszitting op de agenda waarvan het voorstel wordt geplaatst. Zo zullen de nationale parlementen over voldoende tijd beschikken voor een eventuele bespreking van het voorstel, vooral met hun regering.

CONFERENTIE VAN COMMISSIES VOOR EUROPESE AANGELEGENHEDEN (COSAC)

In het nieuwe Protocol wordt ook de rol van de COSAC erkend. Deze conferentie kan elke door haar passend geachte bijdrage ter attentie van de instellingen van de Europese Unie leveren, met name op basis van ontwerpwetteksten die de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, gezien de aard van het onderwerp, naar de COSAC kunnen zenden bij een in gemeenschappelijk overleg genomen besluit.

Met name kan de COSAC elk wetgevingsvoorstel kunnen bestuderen dat betrekking heeft op de totstandkoming van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en dat van invloed zou kunnen zijn op de individuele rechten en vrijheden. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zijn op de hoogte gebracht van haar opmerkingen daarover.

De COSAC mag tot deze drie instellingen ook "elke door haar passend geachte bijdrage richten inzake de wetgevende werkzaamheden van de Unie, meer bepaald wat betreft de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en vraagstukken in verband met grondrechten".

De nationale parlementen zullen een grotere rol spelen in het besluitvormingsproces en kunnen bijdragen tot de opstelling van de wetgeving van de Europese Unie.