Het Hof van Justitie

INLEIDING

Bestendiging van de democratische legitimiteit van de Europese instellingen is een van de hoofdzaken waar het bij de hervorming van de Europese Unie om gaat. In dit verband is de rol van het Hof van Justitie van belang, omdat het Hof instaat voor de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en de toepassing van de verdragen, de eerste voorwaarde voor een democratisch functioneren van de Europese Unie.

De bevoegdheden van het Hof zijn door het Verdrag van Amsterdam verruimd. Het kan nu uitspraken doen op gebieden die vroeger buiten zijn bevoegdheid lagen maar waar de noodzaak tot bescherming van de individuele rechten zeer sterk is, zoals:

DE GRONDRECHTEN

Artikel 46 (oud artikel L) van het Verdrag betreffende de Europese Unie is gewijzigd om te bereiken dat de bepalingen met betrekking tot de bevoegdheid van het Hof van Justitie worden uitgebreid tot lid 2 van artikel 6 (oud artikel F) van het Verdrag betreffende de Europese Unie met betrekking tot het optreden van de Europese instellingen.

In artikel 6 wordt verklaard dat de Unie de grondrechten eerbiedigt, zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Deze hervorming is belangrijk, omdat het Hof formeel bevoegd wordt een oordeel te geven over de toepassing van dit verdrag door de instellingen van de Gemeenschap, hetgeen dit Hof tot grote waakzaamheid zal aanzetten.

ASIELBELEID, IMMIGRATIE, VRIJ VERKEER VAN PERSONEN EN JUSTITIËLE SAMENWERKING IN BURGERLIJKE ZAKEN

Een nieuwe titel, luidende "Visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrije verkeer van personen", is opgenomen in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Bepalingen met betrekking tot het visumbeleid waren reeds opgenomen in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (het oude artikel 100C is geschrapt), zodat de hervorming vooral de communautarisering van de vraagstukken in verband met het asielrecht, de immigratie, het vrije verkeer van personen en de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken betreft.

Het Hof is voortaan bevoegd in de volgende omstandigheden, als vastgesteld in artikel 68:

POLITIËLE EN JUSTITIËLE SAMENWERKING IN STRAFZAKEN

De titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft een nieuwe benaming gekregen: "Bepalingen inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken".

Artikel 35 (oud artikel K7) bevat twee beperkingen van de bevoegdheid van het Hof om over de vraagstukken van titel VI uitspraak te doen:

Bovendien is het Hof bevoegd uitspraak te doen in elk geschil tussen lidstaten betreffende de uitlegging of de toepassing van aangenomen besluiten, alsmede over elk geschil tussen de Commissie en de lidstaten betreffende de uitlegging of de toepassing van overeenkomsten in het bestek van de derde pijler.