ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 176

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

65e jaargang
1 juli 2022


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2022/1089 van de Raad van 27 juni 2022 betreffende de verlenging van de Overeenkomst inzake de bevordering, de beschikbaarstelling en het gebruik van het Galileo- en het gps-satellietnavigatiesysteem en verwante toepassingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Staten van Amerika, anderzijds

1

 

*

Besluit (EU) 2022/1090 van de Raad van 27 juni 2022 betreffende de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en Nieuw-Zeeland, anderzijds, op het gebied van de uitwisseling van persoonsgegevens tussen het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en de Nieuw-Zeelandse autoriteiten die bevoegd zijn voor de bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2022/1091 van de Raad van 30 juni 2022 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/109 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1092 van de Commissie van 30 juni 2022 tot vaststelling van technische specificaties van gegevensvereisten voor het onderwerp Innovatie overeenkomstig Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

10

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2022/1093 van de Raad van 30 juni 2022 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de strijdkrachten van de Republiek Moldavië

22

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1094 van de Commissie van 29 juni 2022 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais DP4114 × MON 810 × MIR604 × NK603 en genetisch gemodificeerde mais die tot stand is gekomen door combinatie van twee of drie van de afzonderlijke transformatiestappen DP4114, MON 810, MIR604 en NK603, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 4333)  ( 1 )

26

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1095 van de Commissie van 29 juni 2022 tot wijziging van Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land teneinde bepaalde nationale afwijkingen toe te staan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 4302)  ( 1 )

33

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1096 van de Commissie van 30 juni 2022 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Korea afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

64

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1097 van de Commissie van 30 juni 2022 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Madagaskar afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

67

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1098 van de Commissie van 30 juni 2022 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door Kosovo afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

70

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1099 van de Commissie van 30 juni 2022 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door het Koninkrijk Bahrein afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

73

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1100 van de Commissie van 30 juni 2022 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Ecuador afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

76

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Aanbeveling nr. 1/2022 van de Associatieraad EU-Egypte van 19 juni 2022 over de partnerschapsprioriteiten EU-Egypte 2021-2027 [2022/1101]

79

 

*

Besluit Nr. 1/2022 van het ACS-EU-comité van ambassadeurs van 21 juni 2022 tot wijziging van Besluit nr. 3/2019 van het ACS-EU-Comité van ambassadeurs tot vaststelling van overgangsmaatregelen op grond van artikel 95, lid 4, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst [2022/1102]

88

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/1


BESLUIT (EU) 2022/1089 VAN DE RAAD

van 27 juni 2022

betreffende de verlenging van de Overeenkomst inzake de bevordering, de beschikbaarstelling en het gebruik van het Galileo- en het gps-satellietnavigatiesysteem en verwante toepassingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Staten van Amerika, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 189, in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, punt a), v),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2011/901/EU (2) heeft de Raad de sluiting goedgekeurd van de Overeenkomst inzake de bevordering, de beschikbaarstelling en het gebruik van het Galileo- en het gps-satellietnavigatiesysteem en verwante toepassingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Staten van Amerika, anderzijds (3) (“de overeenkomst”). De overeenkomst is op 26 juni 2004 in Dromoland Castle, Ierland, ondertekend en is op 12 december 2011 in werking getreden.

(2)

Overeenkomstig artikel 20, lid 5, van de overeenkomst wordt de overeenkomst gesloten voor de duur van tien jaar, en stellen de partijen elkaar uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de oorspronkelijke looptijd van tien jaar in kennis van hun eventuele voornemen om de overeenkomst met vijf jaar te verlengen. De overeenkomst is op 11 december 2021 verstreken.

(3)

Beide partijen hebben hun voornemen bevestigd om de overeenkomst met nog eens vijf jaar te verlengen zonder enige wijziging van de overeenkomst. Teneinde de continuïteit van de overeenkomst te garanderen, moet dit besluit met spoed in werking treden en met ingang van 12 december 2021 van toepassing zijn.

(4)

Aangezien de Unie bevoegd is om de overeenkomst op eigen initiatief te verlengen, moeten de Verenigde Staten van Amerika ervan in kennis worden gesteld dat de Unie vanaf de datum waarop de verlenging ingaat, alle verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst ten aanzien van de Verenigde Staten van Amerika zal nakomen.

(5)

De verlenging van de overeenkomst moet daarom namens de Unie goedgekeurd worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De verlenging van de Overeenkomst inzake de bevordering, de beschikbaarstelling en het gebruik van het Galileo- en het gps-satellietnavigatiesysteem en verwante toepassingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Staten van Amerika, anderzijds, met nog eens vijf jaar, wordt namens de Unie goedgekeurd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad stelt namens de Unie de regering van de Verenigde Staten van Amerika ervan in kennis dat de Unie haar interne procedures voor de verlenging van de overeenkomst overeenkomstig artikel 20, lid 5, van de overeenkomst, heeft voltooid.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de volgende kennisgeving:

“Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Gemeenschap vervangen en opgevolgd door de Europese Unie, die met ingang van die datum alle rechten en plichten van de Europese Gemeenschap overneemt. Derhalve moeten alle verwijzingen in de tekst van de Overeenkomst naar “de Europese Gemeenschap” in voorkomend geval gelezen worden als “de Europese Unie”.

Vanaf de datum waarop de verlenging ingaat, zal de Europese Unie alle verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst ten aanzien van de Verenigde Staten van Amerika nakomen.”.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Het is van toepassing met ingang van 12 december 2021.

Gedaan te Luxemburg, 27 juni 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

A. PANNIER-RUNACHER


(1)  Goedkeuring van 7 juni 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit 2011/901/EU van de Raad van 12 december 2011 betreffende de sluiting van de Overeenkomst inzake de bevordering, de beschikbaarstelling en het gebruik van het Galileo- en het gps-satellietnavigatiesysteem en verwante toepassingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Staten van Amerika, anderzijds (PB L 348 van 31.12.2011, blz. 1).

(3)  Overeenkomst inzake de bevordering, de beschikbaarstelling en het gebruik van het Galileo- en het gps-satellietnavigatiesysteem en verwante toepassingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Staten van Amerika, anderzijds (PB L 348 van 31.12.2011, blz. 3).


1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/3


BESLUIT (EU) 2022/1090 VAN DE RAAD

van 27 juni 2022

betreffende de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en Nieuw-Zeeland, anderzijds, op het gebied van de uitwisseling van persoonsgegevens tussen het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en de Nieuw-Zeelandse autoriteiten die bevoegd zijn voor de bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 16, lid 2, artikel 88 en artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (1) is bepaald dat het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) persoonsgegevens aan een autoriteit van een derde land kan overdragen, onder meer op basis van een ingevolge artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) gesloten internationale overeenkomst tussen de Unie en het derde land, waarin passende waarborgen zijn opgenomen betreffende de bescherming van de privacy en de grondrechten en fundamentele vrijheden van burgers.

(2)

Op 13 mei 2020 heeft de Raad de Commissie machtiging verleend voor het openen van onderhandelingen met Nieuw-Zeeland over een overeenkomst op het gebied van de uitwisseling van persoonsgegevens tussen Europol en de autoriteiten van Nieuw- Zeeland die bevoegd zijn voor de bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme.

(3)

De onderhandelingen over de Overeenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en Nieuw-Zeeland, anderzijds, op het gebied van de uitwisseling van persoonsgegevens tussen het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en de autoriteiten van Nieuw-Zeeland die bevoegd zijn voor de bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme (de “overeenkomst”), werden met succes afgesloten en gevolgd door de uitwisseling van de geparafeerde tekst van de overeenkomst, ontvangen op 3 december 2021.

(4)

De overeenkomst waarborgt de volledige eerbiediging van de grondrechten van de Unie, met name het recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, het recht op bescherming van persoonsgegevens en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, zoals erkend in respectievelijk artikel 7, artikel 8 en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2).

(5)

De overeenkomst is niet van invloed op en doet geen afbreuk aan de doorgifte van persoonsgegevens of andere vormen van samenwerking tussen de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de nationale veiligheid.

(6)

Ierland is gebonden door Verordening (EU) 2016/794 en neemt derhalve deel aan de vaststelling van dit besluit.

(7)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(8)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming heeft op 10 juni 2022 zijn Advies 11/2022 uitgebracht.

(9)

De overeenkomst moet namens de Unie worden ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een later tijdstip,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt machtiging verleend tot de ondertekening namens de Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en Nieuw-Zeeland, anderzijds, op het gebied van de uitwisseling van persoonsgegevens tussen het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en de Nieuw-Zeelandse autoriteiten die bevoegd zijn voor de bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme (de “overeenkomst”), onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst (3).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Luxemburg, 27 juni 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

A. PANNIER-RUNACHER


(1)  Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).

(2)  PB C 326 van 26.10.2012, blz. 391.

(3)  De tekst van de overeenkomst zal samen met het besluit betreffende de sluiting ervan worden bekendgemaakt.


VERORDENINGEN

1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/5


VERORDENING (EU) 2022/1091 VAN DE RAAD

van 30 juni 2022

tot wijziging van Verordening (EU) 2022/109 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2022/109 van de Raad (1) zijn voor 2022 voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld die in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn.

(2)

Bij Verordening (EU) 2022/109 is, in afwachting van de publicatie van het relevante wetenschappelijke advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (“ICES”), een voorlopige totale toegestane vangst (“TAC”) voor Noordse garnaal (Pandalus borealis) in ICES-sector 3a (Kattegat/Skagerrak) vastgesteld, dat op 9 mei 2022 is gepubliceerd. Overeenkomstig de goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen de Unie en Noorwegen voor het Skagerrak voor 2022 heeft de Unie bilateraal overleg gevoerd met Noorwegen over de omvang van de definitieve vangstmogelijkheden voor Noordse garnaal in de ICES-sectoren 3a en 4a Oost voor 2022. De Unie en Noorwegen zijn het eens geworden over een TAC van 7 712 ton in de ICES-sectoren 3a en 4a Oost, waarvan 5 398 ton moet worden toegewezen aan ICES-sector 3a.

(3)

Bij Verordening (EU) 2022/109 zijn, in afwachting van de publicatie van het desbetreffende wetenschappelijke advies van de ICES, de voorlopige TAC’s voor sprot (Sprattus sprattus) in ICES-sectoren 3a (Kattegat/Skagerrak), 2a (Noorse Zee) en in ICES-deelgebied 4 (Noordzee) op nul vastgesteld voor de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023, dat op 9 mei 2022 is gepubliceerd. Overeenkomstig de goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen de Unie, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk voor 2022 heeft de Unie trilateraal overleg gevoerd met Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk over de omvang van de definitieve vangstmogelijkheden voor sprot in de ICES-sectoren 3a en 2a en deelgebied 4 voor de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023. De Unie, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk zijn het eens geworden over een TAC van 12 570 ton voor ICES-sector 3a, en van 56 120 ton voor ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4.

(4)

Bij Verordening (EU) 2022/109 is een voorlopige TAC van 550 ton voor sprot in de ICES-sectoren 7d en 7e (Kanaal) vastgesteld voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2022. Voor de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023 heeft de ICES zijn advies op 9 mei 2022 gepubliceerd. Overeenkomstig de notulen van het visserijoverleg tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie voor 2022 heeft de Unie bilateraal overleg gevoerd met het Verenigd Koninkrijk over de omvang van de definitieve vangstmogelijkheden voor sprot in de ICES-sectoren 7d en 7e van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023. De Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn het eens geworden over een TAC van 9 200 ton voor de ICES-sectoren 7d en 7e.

(5)

Bij Verordening (EU) 2022/109 is de TAC voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en de wateren van de Unie van Visserijcommissie voor het centraaloostelijke deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) sector 34.1.1 voor de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023 op nul vastgesteld, in afwachting van het wetenschappelijk advies voor die periode. De ICES brengt zijn advies voor dat bestand in juni 2022 uit. Om ervoor te zorgen dat de visserij kan worden voortgezet totdat de definitieve TAC op basis van het meest recente wetenschappelijke advies is vastgesteld, moet op basis van de vangsten in het derde kwartaal van 2021 een voorlopige TAC van 10 061 ton voor de maanden juli, augustus en september 2022 worden ingevoerd.

(6)

Een vergadering van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen werkgroep voor mediterrane witte tonijn vond plaats op 9 en 10 februari 2022. Op die vergadering is overeengekomen dat de overeenkomstsluitende partijen en samenwerkende niet-overeenkomstsluitende partijen die hadden ingestemd met de tijdens de vergadering vastgestelde toewijzingsregeling, maandelijkse vangstverslagen voor visserij op mediterrane witte tonijn (Thunnus alalunga) en kwartaalverslagen over bijvangsten van deze soort zouden indienen. Daarom moeten specifieke codes worden gespecificeerd die de lidstaten moeten gebruiken bij het rapporteren van die vangsten.

(7)

Bij Verordening (EU) 2022/109 zijn de herziene vangstbeperkingen voor geelvintonijn (Thunnus albacares) in het bevoegdheidsgebied van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (“IOTC”) omgezet in Unierecht. De herziene vangstbeperkingen uit hoofde van IOTC-resolutie 2021/01 hebben niet langer slechts betrekking op ringzegenvaartuigen, maar gelden voortaan voor alle vistuigen die gebruikt worden bij de visserij op geelvintonijn. Omdat de betrokken lidstaten eind 2021 geen overeenstemming hadden bereikt over de verdeling van de herziene vangstbeperkingen voor deze vangstmogelijkheden, is, als voorlopige oplossing voor de eerste helft van 2022, bij Verordening (EU) 2022/109 een eerste deel (50 %) van het quotum van de Unie voor geelvintonijn in het IOTC-bevoegdheidsgebied voor 2022 toegewezen aan de lidstaten. Gezien de noodzaak de vangstmogelijkheden van de vissersvloot van de Unie voor geelvintonijn in het IOTC-gebied aan de lidstaten toe te wijzen zodat zij in 2022 door de vloot van de Unie kunnen worden benut, moet de Raad een besluit nemen over de definitieve toewijzing van deze vangstmogelijkheden die anders onbenut zouden blijven. Omdat een kleine hoeveelheid geelvintonijn wordt gevangen als bijvangst door de beugvisserijvloot van Portugal, is overeengekomen dat voor die bijvangsten 100 ton aan Portugal wordt toegewezen. Aangezien vangsten met ander vistuig dan ringzegenvaartuigen een zeer beperkt deel van de totale vangsten uitmaken, is het passend deze vangstmogelijkheden, met uitzondering van die 100 ton, toe te wijzen overeenkomstig de verdeelsleutel die voorheen voor de TAC voor ringzegenvaartuigen bestond.

(8)

Verordening (EU) 2022/109 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De vangstbeperkingen van Verordening (EU) 2022/109 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2022. De vangstbeperkingen van de onderhavige verordening moeten derhalve eveneens met ingang van die datum van toepassing zijn. Een dergelijke toepassing met terugwerkende kracht doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen aangezien de betrokken vangstmogelijkheden worden verhoogd of nog niet zijn opgebruikt. Gezien de urgentie om onderbrekingen in de visserijactiviteiten te voorkomen, moet deze verordening in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EU) 2022/109

Verordening (EU) 2022/109 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-Y. LE DRIAN


(1)  Verordening (EU) 2022/109 van de Raad van 27 januari 2022 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 21 van 31.1.2022, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlagen bij Verordening (EU) 2022/109 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage IA:

a)

in deel A, betreffende autonome Uniebestanden, wordt de eerste tabel vervangen door:

“Soort:

Ansjovis

Engraulis encrasicolus

Gebied:

9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1

(ANE/9/3411)

Spanje

 

4 812

(1)

Voorzorgs-TAC

Portugal

 

5 249

(1)

Unie

 

10 061

(1)

TAC

 

10 061

(1)

(1)

Dit quotum mag alleen worden gevangen van 1 juli 2022 tot en met 30 september 2022.”

b)

in deel B, betreffende gedeelde bestanden, worden de tabellen voor de hieronder vermelde bestanden vervangen door:

i)

de tabel met de vangstmogelijkheden voor Noordse garnaal in ICES-sector 3a wordt vervangen door:

“Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied:

3a

(PRA/03A.)

Denemarken

 

1 874

 

Analytische TAC

Art. 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Art. 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.”

Zweden

 

1 009

 

Unie

 

2 883

 

TAC

 

5 398

 

ii)

de tabel met de vangstmogelijkheden voor sprot en bijvangsten in ICES-sector 3a wordt vervangen door:

“Soort:

Sprot en bijvangsten

Sprattus sprattus

Gebied:

3a

(SPR/03A.)

Denemarken

 

8 422

(1)(2)(3)

Analytische TAC

Duitsland

 

18

(1)(2)(3)

Zweden

 

3 187

(1)(2)(3)

Unie

 

11 627

(1)(2)(3)

TAC

 

12 570

(2)

(1)

Maximaal 5 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van wijting en schelvis (OTH/*03A.). Overeenkomstig deze bepaling op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van wijting en schelvis en overeenkomstig artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van soorten mogen samen niet hoger zijn dan 9 % van het quotum.

(2)

Dit quotum mag alleen worden gevangen van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023.

(3)

Overdrachten van dit quotum naar wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van 2a en 4 zijn toegestaan. Deze overdrachten worden evenwel vooraf aan de Commissie en het Verenigd Koninkrijk gemeld.”

iii)

de tabel met de vangstmogelijkheden voor sprot en bijvangsten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van ICES-deelgebied 4 en de wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a wordt vervangen door:

“Soort:

Sprot en bijvangsten

Sprattus sprattus

Gebied:

wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van 2a

(SPR/2AC4-C)

België

 

633

(1)(2)

Analytische TAC

Denemarken

 

50 114

(1)(2)

Duitsland

 

633

(1)(2)

Frankrijk

 

633

(1)(2)

Nederland

 

633

(1)(2)

Zweden

 

1 330

(1)(2)(3)

Unie

 

53 976

(1)(2)

Noorwegen

 

0

(1)

Faeröer

 

0

(1)(4)

Verenigd Koninkrijk

 

2 144

(1)

TAC

 

56 120

(1)

(1)

Dit quotum mag alleen worden gevangen van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023.

(2)

Maximaal 2 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van wijting (OTH/*2AC4C). Uit hoofde van deze bepaling op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van wijting en overeenkomstig artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van soorten mogen samen niet hoger zijn dan 9 % van het quotum.

(3)

Inclusief zandspieringen.

(4)

Mag tot 4 % bijvangsten van haring bevatten.”

iv)

de volgende vangstmogelijkhedentabel voor sprot in 7d en 7e voor de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023 worden toegevoegd:

“Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied:

7d en 7e

(SPR/7DE.2)

België

 

25

(1)

Analytische TAC

Denemarken

 

1 601

(1)

Duitsland

 

25

(1)

Frankrijk

 

345

(1)

Nederland

 

345

(1)

Unie

 

2 341

(1)

Verenigd Koninkrijk

 

6 859

(1)

TAC

 

9 200

(1)

(1)

Dit quotum mag alleen worden gevangen van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023.”

2)

In bijlage ID wordt voor de tabel van mediterrane witte tonijn (ALB/MED) in de rij voor de definitieve TAC de volgende voetnoot toegevoegd:

“3)

Bijzondere voorwaarde: bijvangsten van mediterrane witte tonijn worden op dit quotum in mindering gebracht, maar worden apart gerapporteerd (ALB/MED-BC).”.

3)

Bijlage IJ wordt vervangen door:

“BIJLAGE IJ

IOTC-BEVOEGDHEIDSGEBIED

De vangsten van geelvintonijn (Thunnus albacares) door vaartuigen van de Unie mogen niet hoger zijn dan de in deze bijlage vermelde vangstbeperkingen.

Soort:

Geelvintonijn

Thunnus albacares

Gebied:

IOTC-bevoegdheidsgebied

(YFT/IOTC)

Frankrijk

 

27 736

 

Analytische TAC

Art. 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Art. 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Italië

 

2 367

 

Spanje

 

42 943

 

Portugal

 

100

(1)

Unie

 

73 146

 

TAC

 

Niet van toepassing

 

(1)

Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.


1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1092 VAN DE COMMISSIE

van 30 juni 2022

tot vaststelling van technische specificaties van gegevensvereisten voor het onderwerpInnovatieovereenkomstig Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende Europese bedrijfsstatistieken en tot intrekking van tien rechtshandelingen op het gebied van bedrijfsstatistieken (1), en met name artikel 7, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om elk kalenderjaar, overeenkomstig bijlage II bij Verordening (EU) 2019/2152, gegevens over het in bijlage I bij die verordening vermelde onderwerp “Innovatie” te produceren en aan de Commissie toe te zenden, die tussen de lidstaten vergelijkbaar zijn, en om de correcte uitvoering van het onderwerp “Innovatie” op basis van geharmoniseerde concepten te waarborgen, kan de Commissie variabelen, de meeteenheid, de statistische populatie, classificaties en uitsplitsingen, het gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen, de uiterste termijn voor de indiening van de gegevens en de eerste referentieperiode specificeren.

(2)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het onderwerp “Innovatie” als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) 2019/2152 dienen de lidstaten bij de Commissie (Eurostat) de gegevens voor de referentieperiode in overeenkomstig de bijlagen I, II en III bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 327 van 17.12.2019, blz. 1.


BIJLAGE I

In te dienen gegevens

Variabelen

Zoals aangegeven in bijlage II

Meeteenheid

Zoals aangegeven in bijlage II

Statistische populatie

Alle ondernemingen met economische activiteit in de NACE-secties B, C, D, E, H, J en K en de afdelingen 46, 71, 72 of 73 met 10 of meer werknemers en zelfstandigen in de referentieperiode (1).

Uitsplitsingen

Gegevensreeksen zoals gespecificeerd in bijlage II (uitsplitsingen naar variabelen) en bijlage III (uitsplitsingen naar ondernemingen)

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Statistische eenheid “onderneming”

Wanneer de rapporterende eenheid deel van een onderneming is, kunnen de lidstaten passende statistische werkwijzen gebruiken om gegevens voor de statistische eenheid “onderneming” te produceren en aan Eurostat toe te zenden. De werkwijze wordt beschreven in de metagegevens en de kwaliteitsrapportage.

Coherentie met het nationale ondernemingsregister

De lidstaten beoordelen de coherentie tussen de verzamelde gegevens en de informatie die beschikbaar is in de nationale ondernemingsregisters als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2152, ten minste voor de variabelen “Aantal ondernemingen”, “Werknemers en zelfstandigen in de onderneming”, “Totale omzet van de onderneming” en “Leeftijd van de onderneming”. De lidstaten rapporteren de resultaten van de beoordeling in de metagegevens en de kwaliteitsrapportage.

Termijn voor de indiening van gegevens

Definitieve en gevalideerde gegevens: T + 18 maanden na het referentiejaar

Eerste referentiejaar

2022


(1)  Volgens bijlage II bij Verordening (EU) 2019/2152 (onderwerp “Innovatie”) is de referentieperiode de periode van drie jaar vóór het einde van elk kalenderjaar, d.w.z. de periode die bestaat uit de twee jaren voorafgaand aan het referentiejaar en het referentiejaar.


BIJLAGE II

Gegevensreeksen

Naam van de variabele

Categorieën van uitsplitsingen naar variabelen

Categorie ondernemingen/

Uitsplitsing (en) naar ondernemingen/ (1)/

Meeteenheid

Invoering van productinnovatie tijdens de referentieperiode (2)

Invoering van nieuwe of verbeterde

1)

goederen

2)

diensten

Alle ondernemingen/

DA/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Invoering, tijdens de referentieperiode, van productinnovatie die nieuw was op de markt

Invoering van nieuwe of verbeterde goederen of diensten die:

1)

niet eerder door concurrenten werden aangeboden

2)

identiek of zeer vergelijkbaar waren met producten die reeds door concurrenten werden aangeboden

Ondernemingen met productinnovatie/

DA/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Omzet uit innovatieve producten in het referentiejaar

Omzet uit producten die

1)

tijdens de referentieperiode werden ingevoerd en die niet eerder door concurrenten werden aangeboden

2)

tijdens de referentieperiode werden ingevoerd en die identiek of zeer vergelijkbaar waren met producten die reeds door concurrenten werden aangeboden

3)

tijdens de referentieperiode niet of slechts marginaal zijn gewijzigd

Ondernemingen met productinnovatie/

DA; ICC/

Incidentie (aantal ondernemingen), in duizend EUR

Ontwikkelaar van productinnovaties die tijdens de referentieperiode zijn ingevoerd

Productinnovaties ontwikkeld door:

1)

de onderneming alleen

2)

de onderneming samen met andere ondernemingen of organisaties

3)

de onderneming door aanpassing of wijziging van producten die oorspronkelijk door andere ondernemingen of organisaties zijn ontwikkeld

4)

andere ondernemingen of organisaties

Ondernemingen met productinnovatie/

DA/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Invoering van innovatie van bedrijfsprocessen tijdens de referentieperiode

Invoering van nieuwe of verbeterde processen:

1)

methoden voor de productie of ontwikkeling van goederen of voor de verrichting van diensten

2)

logistiek, leverings- of distributiemethoden

3)

methoden voor informatieverwerking of communicatie

4)

methoden voor boekhouden of andere administratieve verrichtingen

5)

handelspraktijken voor het organiseren van procedures of externe betrekkingen

6)

methoden voor de organisatie van de werkverantwoordelijkheid, besluitvorming of personeelsbeheer

7)

marketingmethoden voor promotie-, verpakkings-, prijsstellings-, productplaatsing of service na verkoop

Alle ondernemingen/

DA/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Ontwikkelaar van innovaties van bedrijfsprocessen die tijdens de referentieperiode zijn ingevoerd

Innovaties van bedrijfsprocessen ontwikkeld door:

1)

de onderneming alleen

2)

de onderneming samen met andere ondernemingen of organisaties

3)

de onderneming door aanpassing of wijziging van bedrijfsprocessen die oorspronkelijk door andere ondernemingen of organisaties zijn ontwikkeld

4)

andere ondernemingen of organisaties

Ondernemingen met innovatie van bedrijfsprocessen/

DA/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Innovatie van het bedrijfsmodel tijdens de referentieperiode (facultatieve variabele)

Fundamentele wijzigingen:

1)

van de waarde die producten/diensten creëren voor klanten

2)

in de wijze waarop de inkomsten worden verkregen

3)

in de productie en levering van producten

4)

in de relatie met de klanten

5)

in de relatie met leveranciers of samenwerkingspartners

Alle ondernemingen/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Innovatieactiviteiten tijdens de referentieperiode

O & O-activiteiten:

1)

intern O & O, waarvan 2) en 3)

2)

doorlopend

3)

incidenteel

4)

uitbesteding van O & O

Innovatieactiviteiten die tijdens de referentieperiode niet tot de invoering van een innovatie hebben geleid:

5)

nog lopende aan het einde van het referentiejaar

6)

afgebroken of geschorst

7)

voltooid, maar leidt niet tot de invoering van een innovatie

Alle ondernemingen/

DA/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Uitgaven voor innovatieactiviteiten in het referentiejaar

Uitgaven voor innovatie:

(1 t/m 3 verplicht, 4 t/m 7 facultatief)

1)

O & O intern verricht

2)

O & O uitbesteed

3)

alle overige uitgaven voor innovatie, waarvan 4) t/m 7)

4)

eigen personeel dat werkt aan innovatie

5)

diensten, materialen, van anderen aangekochte goederen voor innovatie

6)

kapitaalgoederen voor innovatie

7)

overige uitgaven voor innovatie

Ondernemingen met innovatieactiviteiten/

DA/

in duizend EUR

Redenen om tijdens de referentieperiode geen innovatieactiviteiten meer te verrichten

1)

Gebrek aan middelen, bv. gebrek aan financiering, gekwalificeerd personeel, materiaal

2)

Andere redenen dan een gebrek aan middelen, bv. strategische redenen; niet het juiste moment om te innoveren; andere prioriteiten; risico’s te hoog; lage rendementsverwachtingen

3)

Geen behoefte aan meer innovatieactiviteiten

Ondernemingen met innovatieactiviteiten/

DA; ICC/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Redenen om tijdens de referentieperiode helemaal geen innovatieactiviteiten te verrichten

1)

Gebrek aan middelen, bv. gebrek aan financiering, gekwalificeerd personeel, materiaal

2)

Andere redenen dan een gebrek aan middelen, bv. strategische redenen; niet het juiste moment om te innoveren; andere prioriteiten; risico’s te hoog; lage rendementsverwachtingen

3)

Geen behoefte aan innovatieactiviteiten

Ondernemingen zonder innovatieactiviteiten/

DA; ICC/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Intellectuele-eigendomsrechten (facultatieve variabele)

1)

Aanvraag voor een octrooi

2)

Registratie van een recht van industrieel ontwerp

3)

Registratie van een handelsmerk

4)

Inroepen van een auteursrecht

5)

Gebruik van bedrijfsgeheimen

6)

Licenties verlenen voor eigen intellectuele-eigendomsrechten (IER’s)

7)

Eigen intellectuele-eigendomsrechten verkopen (of overdragen) aan anderen

8)

Intellectuele-eigendomsrechten uitwisselen (gezamenlijk gebruik, wederkerige licenties etc.)

Alle ondernemingen/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Omstandigheden waarmee de onderneming tijdens de referentieperiode werd geconfronteerd (facultatieve variabele)

Concurrentieomgeving wordt gekenmerkt door:

1)

goederen of diensten zijn snel verouderd

2)

toekomstige technologische ontwikkelingen zijn moeilijk te voorspellen

3)

goederen of diensten van de concurrenten zijn gemakkelijk te vervangen voor die van de onderneming

4)

de toetreding van nieuwe concurrenten vormt een ernstige bedreiging voor de marktpositie van de ondernemingen

5)

het gedrag van de concurrenten is moeilijk te voorspellen

6)

de veranderingen in de vraag zijn moeilijk te voorspellen

7)

sterke concurrentie vanuit het buitenland

8)

prijsstijgingen leiden tot verlies van klanten

Alle ondernemingen/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen) volgens de Likert-schaal:

Volledig van toepassing

Enigszins van toepassing

Zeer weinig van toepassing

In het geheel niet van toepassing

Belang van strategieën tijdens de referentieperiode voor de economische prestaties van de onderneming (facultatieve variabele)

Voornaamste aandachtsgebieden:

1)

verbetering van bestaande goederen of diensten

2)

invoering van nieuwe goederen of diensten

3)

lage prijzen (prijsleiderschap)

4)

hoge kwaliteit (kwaliteitsleiderschap)

5)

brede waaier van goederen of diensten

6)

één of een klein aantal belangrijke waren of diensten

7)

bestaande klanten tevredenstellen

8)

nieuwe klanten benaderen

9)

gestandaardiseerde goederen of diensten

10)

klantspecifieke oplossingen

Alle ondernemingen/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen) volgens de Likert-schaal:

Hoog

Gemiddeld

Laag

Niet van toepassing

Maatwerk en cocreatie tijdens de referentieperiode (facultatieve variabele)

Aanbod van goederen of diensten:

1)

gecreëerd in samenspraak met gebruikers (cocreatie)

2)

speciaal ontworpen en ontwikkeld om tegemoet te komen aan de behoeften van bepaalde gebruikers (maatwerk)

3)

op dezelfde wijze voor verschillende gebruikers (gestandaardiseerde goederen of diensten)

Alle ondernemingen/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Samenwerking met andere ondernemingen of organisaties tijdens de referentieperiode

Samenwerking op het gebied van:

1)

O & O

2)

andere innovatieactiviteiten (met uitzondering van O & O)

3)

overige zakelijke dienstverlening

Samenwerking op het gebied van O & O of andere innovatieactiviteiten met samenwerkingspartners:

4)

uit de bedrijfssector

5)

buiten het bedrijfsleven

Alle ondernemingen/

DA; ICC/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Gedetailleerd type innovatiesamenwerkingspartner naar locatie tijdens de referentieperiode (facultatieve variabele)

Samenwerkingspartners uit het bedrijfsleven (omvat 1 tot en met 6)

1)

consultants, commerciële laboratoria of particuliere onderzoeksinstituten

2)

leveranciers van apparatuur, materialen, componenten of software

3)

cliënten of klanten

4)

concurrenten

5)

andere

Samenwerkingspartners uit de eigen ondernemingengroep:

6)

ondernemingen binnen de eigen ondernemingengroep

Samenwerkingspartners buiten het bedrijfsleven (omvat 7 tot en met 10):

7)

universiteiten of andere instellingen voor hoger onderwijs

8)

staats-of overheidsinstellingen voor onderzoek

9)

cliënten of klanten uit de publieke sector

10)

non-profitorganisaties

Voor elke partner: gevestigd te:

11)

eigen land

12)

andere EU- of EVA-landen

13)

alle overige landen

Ondernemingen met samenwerkingsverbanden op het gebied van innovatie/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Toegang tot financiering tijdens de referentieperiode

Soort financiering:

1)

Financiering met eigen vermogen

2)

Schuldfinanciering

Voor elk type financiering:

3)

mislukte poging om te verkrijgen

4)

verkregen

5)

geheel of gedeeltelijk verkregen en gebruikt voor O & O of andere innovatieactiviteiten

Alle ondernemingen/

DA; ICC/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Financiële overheidssteun van verschillende overheidsniveaus tijdens de referentieperiode

Financiële overheidssteun door:

1)

lokale of regionale autoriteiten

2)

nationale overheid

3)

EU-programma voor onderzoek en innovatie (Horizon 2020, Horizon Europa)

4)

andere financiële steun van een instelling van de Europese Unie

Voor elk type financiële overheidssteun:

5)

verkregen

6)

geheel of gedeeltelijk verkregen en gebruikt voor O & O of andere innovatieactiviteiten

Alle ondernemingen/

DA; ICC/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Fiscale prikkels of tegemoetkomingen tijdens de referentieperiode (facultatieve variabele)

Gebruik van belastingkredieten of -tegemoetkomingen voor:

1)

O & O of andere innovatieactiviteiten

2)

alle andere soorten activiteiten

Alle ondernemingen/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Belang van factoren die verband houden met klimaatverandering tijdens de referentieperiode (facultatieve variabele)

Factoren die verband houden met klimaatverandering:

1)

beleid of maatregelen van de overheid in verband met klimaatverandering

2)

toenemende vraag van klanten naar producten die bijdragen tot matiging van of aanpassing aan klimaatverandering (bv. koolstofarme producten)

3)

hogere kosten of inputprijzen als gevolg van klimaatverandering (bv. hogere verzekeringspremies, hogere prijzen voor water, aanpassing van processen of faciliteiten)

4)

effecten van extreme weersomstandigheden (bv. schade/verstoringen)

Alle ondernemingen/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen) volgens de Likert-schaal:

Hoog

Gemiddeld

Laag

Niet van toepassing

Innovaties met milieuvoordelen tijdens de referentieperiode

Binnen de onderneming behaalde milieuvoordelen:

1)

lager materiaal- of waterverbruik per eenheid van output

2)

lager energieverbruik of geringere “CO2-voetafdruk” (d.w.z. geringere totale CO2-uitstoot)

3)

minder lucht-, water- of bodemverontreiniging of licht- of geluidshinder

4)

een deel van de materialen vervangen door producten die minder vervuilend of gevaarlijk zijn

5)

fossiele energie gedeeltelijk vervangen door hernieuwbare energiebronnen

6)

gerecycleerd afval, water of materiaal voor eigen gebruik of verkoop

7)

bescherming van de biodiversiteit

Milieuvoordelen die worden behaald tijdens het verbruik of gebruik van een goed of een dienst door de eindgebruiker:

8)

lager energieverbruik of geringere “CO2-voetafdruk”

9)

minder lucht-, water- of bodemverontreiniging of licht- of geluidshinder

10)

vlottere recycling van producten na gebruik

11)

langere levensduur van het product door langer meegaande, duurzamere of gemakkelijker te repareren producten

12)

bescherming van de biodiversiteit

Alle ondernemingen/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen) naar bijdrage aan milieubescherming is

significant

verwaarloosbaar

Belang van factoren die innovatie met milieuvoordelen tijdens de referentieperiode (facultatieve variabele) bespoedigen

Bespoedigende factoren:

1)

bestaande milieuvoorschriften

2)

bestaande milieubelastingen, -heffingen of -premies

3)

milieuvoorschriften of -belastingen die in de toekomst worden verwacht

4)

overheidstoelagen, -subsidies of andere financiële stimulansen voor milieu-innovaties

5)

huidige of verwachte marktvraag naar milieu-innovaties

6)

verbetering van de reputatie van de onderneming

7)

vrijwillige acties of initiatieven voor goede milieupraktijken in de sector

8)

hoge kosten van energie, water of materialen

9)

noodzaak om te voldoen aan de eisen voor overheidsopdrachten

Ondernemingen met innovaties met milieuvoordelen/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen) volgens de Likert-schaal:

Hoog

Gemiddeld

Laag

Niet van toepassing

Aankoop van innovatieve machines, apparatuur of software tijdens de referentieperiode (facultatieve variabele)

Aankoop van machines, apparatuur of software op basis van

1)

dezelfde of verbeterde technologie die reeds in de onderneming werd gebruikt

2)

nieuwe technologie die nog niet in de onderneming werd gebruikt

Alle ondernemingen/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Ondernemingen

Jaar:

(verplicht: 1; facultatief: 2)

1)

in het referentiejaar

2)

in het jaar twee jaar vóór het referentiejaar

Alle ondernemingen/

DA; ICC; SG/

Aantal ondernemingen

Werknemers en zelfstandigen in de onderneming

Jaar:

(verplicht: 1; facultatief: 2)

1)

in het referentiejaar

2)

in het jaar twee jaar vóór het referentiejaar

Alle ondernemingen/

DA; ICC; SG/

Aantal werknemers en zelfstandigen

Personen met een hogeronderwijsdiploma die in het referentiejaar in de onderneming werkzaam waren (facultatieve variabele)

1)

0 %

2)

1 % tot 5 %

3)

5 % tot 10 %

4)

10 % tot 25 %

5)

25 % tot 50 %

6)

50 % tot 75 %

7)

75 % of meer

Alle ondernemingen/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Totale omzet van de onderneming

Jaar:

(verplicht: 1; facultatief: 2)

1)

in het referentiejaar

2)

in het jaar twee jaar vóór het referentiejaar

Alle ondernemingen/

DA; ICC; SG/

in duizend EUR

Omzet naar locatie van de klanten in het referentiejaar (facultatieve variabele)

Klanten gevestigd in

1)

eigen land

2)

andere EU- en EVA-landen

3)

overige landen

Alle ondernemingen/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen), in duizend EUR

Totale uitgaven van de onderneming in het referentiejaar (facultatieve variabele)

Totale uitgaven voor:

1)

aankoop van machines, uitrusting, gebouwen en andere materiële activa

2)

marketing, merkprofilering, reclame

3)

opleiding van eigen personeel

4)

productontwerp

5)

softwareontwikkeling, databasewerkzaamheden en gegevensanalyse

6)

registreren, deponeren en monitoren van eigen intellectuele-eigendomsrechten (IER’s) en het aankopen of in licentie geven van intellectuele-eigendomsrechten van anderen

Alle ondernemingen/

DA; ICC (facultatief)/

in duizend EUR

Leeftijd van de onderneming in het referentiejaar

Onderneming gevestigd

1)

in 2020 of daarna

2)

in 2018 of 2019

3)

tussen 2014 en 2017

4)

2013 of eerder

Alle ondernemingen/

DA; ICC/

Incidentie (aantal ondernemingen)

Soort ondernemingsgroep in het referentiejaar (facultatieve variabele)

Onderneming maakt:

1)

geen deel uit van een ondernemingsgroep

2)

deel uit van een ondernemingsgroep

Voor 2), hoofdkantoor gevestigd in:

3)

eigen land, waarvan 4) en 5)

4)

met alle ondernemingen van die groep die in het land zijn gevestigd

5)

elk ander land

Alle ondernemingen/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen), Naam van het land

Activiteiten met één of meer ondernemingen van de ondernemingsgroep tijdens de referentieperiode (facultatieve variabele)

Instroom vanuit andere ondernemingen naar de ondernemingsgroep:

1)

technische kennis verwerven

2)

financiële middelen ontvangen

3)

personeelsleden ontvangen

4)

inkopen van bedrijfsactiviteiten

Uitstroom naar andere ondernemingen in de ondernemingsgroep:

5)

overdracht van technische kennis

6)

overdracht van financiële middelen

7)

overplaatsing van personeel

8)

uitbesteding van bedrijfsactiviteiten

Ondernemingen die deel uitmaken van een ondernemingsgroep/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen) naar

andere onderneming in het land

andere ondernemingen in het buitenland

Financiering in de vorm van intragroepsleningen tijdens de referentieperiode (facultatieve variabele)

Financiering door intragroepsleningen:

1)

mislukte poging om te verkrijgen

2)

verkregen

3)

geheel of gedeeltelijk verkregen en gebruikt voor O & O of andere innovatieactiviteiten

Ondernemingen die deel uitmaken van een ondernemingsgroep/

DA; ICC (facultatief)/

Incidentie (aantal ondernemingen)


(1)  Zie bijlage III voor de betekenis van de afkortingen.

(2)  Volgens bijlage II bij Verordening (EU) 2019/2152 (onderwerp “Innovatie”) is de referentieperiode de periode van drie jaar vóór het einde van elk kalenderjaar, d.w.z. de periode die bestaat uit de twee jaren voorafgaand aan het referentiejaar en het referentiejaar.


BIJLAGE III

Uitsplitsingen naar ondernemingen

Uitsplitsing naar ondernemingen

Code

Categorieën van uitsplitsingen naar ondernemingen

Gedetailleerde activiteit: Economische activiteit (hoge mate van gedetailleerdheid), grootteklasse, innovatiestatus

DA (1)

Gecombineerde uitsplitsing naar economische activiteit (gedetailleerd), grootteklasse van het aantal werknemers (som van werknemers en zelfstandigen) en innovatiestatus

Uitsplitsing naar activiteit:

NACE-aggregaten van secties en afdelingen, alsmede secties en afdelingen: B+C+D+E+46+H+J+K+71 + 72 + 73, B+C+D+E, B, C, 10 + 11 + 12, 13 + 14 + 15, 16 + 17 + 18, 19 + 20 + 21, 22 + 23, 24 + 25, 26 + 27 + 28, 29 + 30, 31 + 32 + 33, D, E, 36 + 37; 38 + 39, 46+H+J+K+71 + 72 + 73, 46, H, 49 + 50 + 51, 52 + 53, J, 58 + 59 + 60, 61 + 62 + 63, K, 71, 72, 73, 71 + 72 + 73

Uitsplitsing naar grootteklasse naar aantal werknemers (som van werknemers en zelfstandigen) (alleen voor B+C+D+E+46+H+J+K+71 + 72 + 73, B+C+D+E, B, C, D, E, 46+H+J+K+71 + 72 + 73, 46, H, J, K, 71 + 72 + 73):

Totaal, 10-49, 50-249, 250 of meer werknemers

Innovatiestatus:

Alle ondernemingen in de populatie (Totaal),

Ondernemingen bezig met innovatie (2),

Geen ondernemingen bezig met innovatie

Kernconcepten voor innovatie: Economische activiteit (lage mate van gedetailleerdheid), grootteklasse, innovatieprofiel

ICC

Gecombineerde uitsplitsing naar activiteit (lage mate van gedetailleerdheid), grootteklasse van het aantal werknemers (som van werknemers en zelfstandigen) en innovatieprofiel

Uitsplitsing naar activiteit:

NACE-aggregaten van secties en afdelingen: B+C+D+E+46+H+J+K+71 + 72 + 73, B+C+D+E, 46+H+J+K+71 + 72 + 73

Grootteklasse naar aantal werknemers (som van werknemers en zelfstandigen):

Totaal, 10-49, 50-249, 250 of meer werknemers

Uitsplitsing naar innovatieprofielen:

Alle ondernemingen in de populatie (Totaal),

Ondernemingen bezig met innovatie (Profiel I + Profiel II + Profiel III + Profiel IV + Profiel V),

Geen ondernemingen bezig met innovatie (Profiel VI + Profiel VII),

Ondernemingen die een innovatie hebben ingevoerd (Profiel I + Profiel II + Profiel III + Profiel IV),

Ondernemingen die geen innovatie hebben ingevoerd (Profiel V + Profiel VI + Profiel VII),

Ondernemingen met innovatiecapaciteit (Profiel I + Profiel II + Profiel III + Profiel V),

Ondernemingen zonder innovatiecapaciteit (Profiel IV + Profiel VI + Profiel VII),

Ondernemingen met O & O-activiteiten (Profiel IA + Profiel IIA + Profiel IIIA + Profiel IVA + Profiel VA),

Ondernemingen zonder O & O-activiteiten (Profiel IB + Profiel IIB + Profiel IIIB + Profiel IVB + Profiel VB + Profiel VI + Profiel VII),

Interne productinnovatoren met marktvernieuwingen (Profiel I),

Interne productinnovatoren zonder marktvernieuwingen (Profiel II),

Interne vernieuwers van bedrijfsprocessen zonder productinnovatie (Profiel III) (facultatief),

Innovatoren die niet zelf innovaties ontwikkelen (Profiel IV) (facultatief),

Niet-innovatoren met innovatieactiviteit (Profiel V) (facultatief),

Niet-innovatoren zonder innovatieactiviteit, maar met innovatiepotentieel (Profiel VI),

Niet-innovatoren zonder innovatieactiviteit en zonder innovatiepotentieel (Profiel VII),

Bijzondere Groepen ondernemingen

SG

Gecombineerde uitsplitsing naar activiteit (lage mate van gedetailleerdheid), grootteklasse van het aantal werknemers (som van werknemers en zelfstandigen) en soort onderneming (innovatie)

Uitsplitsing naar activiteit:

NACE-aggregaten van secties en afdelingen: B+C+D+E+46+H+J+K+71 + 72 + 73, B+C+D+E, 46+H+J+K+71 + 72 + 73

Grootteklasse naar aantal werknemers (som van werknemers en zelfstandigen):

Totaal, 10-49, 50-249, 250 of meer werknemers

Soort onderneming (innovatie):

Alle ondernemingen in de populatie,

Ondernemingen met ten minste één goedereninnovatie,

Ondernemingen met ten minste één diensteninnovatie,

Ondernemingen met ten minste één productinnovatie (goederen of diensten) die nog niet op de markt beschikbaar was (“nieuw op de markt”),

Ondernemingen met ten minste één productinnovatie (goederen of diensten) die reeds op de markt beschikbaar was (“nieuw voor het bedrijf”),

Ondernemingen met ten minste één bedrijfsprocesinnovatie (onafhankelijk van het soort bedrijfsprocesinnovatie),

Ondernemingen met productinnovatie, maar geen bedrijfsprocesinnovatie,

Ondernemingen met bedrijfsprocesinnovatie, maar geen productinnovatie,

Ondernemingen met zowel productinnovatie als bedrijfsprocesinnovatie,

Ondernemingen die O & O hebben uitbesteed, maar geen intern O & O hebben verricht,

Ondernemingen met innovatieactiviteiten (productinnovatie, bedrijfsprocesinnovatie, voltooide, lopende of afgebroken innovatieactiviteiten), maar geen intern of uitbesteed O & O


(1)  De lidstaten mogen ook op vrijwillige basis de NACE-secties A, F, G en I opnemen.

(2)  Ondernemingen met productinnovatie, innovatie van bedrijfsprocessen, voltooide (maar niet leidend tot een ingevoerde innovatie tijdens de referentieperiode), lopende of afgebroken innovatieactiviteiten, intern of uitbesteed O & O.


BESLUITEN

1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/22


BESLUIT (GBVB) 2022/1093 VAN DE RAAD

van 30 juni 2022

betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de strijdkrachten van de Republiek Moldavië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 41, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad (1) werd de Europese Vredesfaciliteit (European Peace Facility — EPF) opgericht voor de financiering door de lidstaten van acties van de Unie uit hoofde van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid die tot doel hebben de vrede te handhaven, conflicten te voorkomen en de internationale veiligheid te versterken, overeenkomstig artikel 21, lid 2, punt c), van het Verdrag. De EPF kan meer in het bijzonder krachtens artikel 1, lid 2, van Besluit (GBVB) 2021/509 acties financieren ter versterking van de capaciteiten van derde staten en regionale en internationale organisaties op militair en defensiegebied.

(2)

In de integrale strategie 2016 voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie zijn de volgende doelstellingen vastgesteld: versterken van veiligheid en defensie, investeren in de veerkracht van staten en samenlevingen ten oosten van de Unie, ontwikkelen van een geïntegreerde aanpak van conflicten en crises, bevorderen en ondersteunen van coöperatieve regionale ordes, en inzetten op een mondiale governance die berust op het internationaal recht, met inbegrip van naleving van het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht.

(3)

Op 21 maart 2022 heeft de Raad het strategisch kompas goedgekeurd, met als doel een sterkere en bekwamere veiligheidsverstrekker te worden, mede door meer gebruik te maken van de EPF ter ondersteuning van de defensievermogens van de partners.

(4)

De Unie hecht aan nauwe betrekkingen ter ondersteuning van een sterke, onafhankelijke en welvarende Republiek Moldavië, gebaseerd op de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (2) (de “Associatieovereenkomst”), met inbegrip van de diepe en brede vrijhandelsruimte, en aan de bevordering van politieke associatie en economische integratie, waarbij tevens de soevereiniteit en de territoriale integriteit van de Republiek Moldavië binnen haar internationaal erkende grenzen resoluut worden ondersteund. Op grond van artikel 5 van de Associatieovereenkomst moeten de Unie en de Republiek Moldavië hun dialoog en samenwerking intensiveren en de geleidelijke convergentie op het vlak van het buitenlands en veiligheidsbeleid, met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), bevorderen, en besteden zij bijzondere aandacht aan conflictpreventie en crisisbeheersing, regionale stabiliteit, ontwapening, non-proliferatie, wapenbeheersing en uitvoercontrole.

(5)

De Unie erkent de belangrijke bijdrage van de Republiek Moldavië aan het GVDB van de Unie, met inbegrip van de continue bijdrage aan de opleidingsmissie van de Europese Unie in Mali.

(6)

Dit besluit bouwt voort op Besluit (GBVB) 2021/2136 van de Raad (3) met betrekking tot het verdere engagement van de Unie om de versterking van de strijdkrachten van de Republiek Moldavië te ondersteunen op gebieden waar prioritaire behoeften bestaan.

(7)

Op 20 april 2022 heeft de vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Integratie van de Republiek Moldavië een brief gestuurd aan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de “hoge vertegenwoordiger”) met een verzoek aan de Unie, overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Besluit (GBVB) 2021/509, om de strijdkrachten van de Republiek Moldavië te steunen via capaciteitsopbouw op het gebied van logistiek, mobiliteit, commando en controle, cyberverdediging, onbemande luchtverkenning en tactische communicatiediensten.

(8)

De steunmaatregelen moeten ten uitvoer worden gelegd met inachtneming van de beginselen en voorschriften van Besluit (GBVB) 2021/509, en met name met inachtneming van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (4), en in overeenstemming met de voorschriften voor de uitvoering van ontvangsten en uitgaven die in het kader van de EPF worden gefinancierd.

(9)

De Raad bevestigt vastbesloten te zijn de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de democratische beginselen te beschermen, te bevorderen en na te leven, de rechtsstaat en goed bestuur te versterken in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties, met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en met het internationaal recht, met name het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Instelling, doelstellingen, reikwijdte en looptijd

1.   Bij dit besluit wordt een steunmaatregel ten gunste van de Republiek Moldavië (de “begunstigde”) ingesteld, die wordt gefinancierd uit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) (de “steunmaatregel”).

2.   De algemene doelstelling van de steunmaatregel is bij te dragen tot de versterking van de capaciteit van de strijdkrachten van de Republiek Moldavië teneinde de nationale veiligheid, stabiliteit en veerkracht in de defensiesector te versterken, in overeenstemming met het beleid van de Unie. Voortbouwend op eerdere steun uit de Europese Vredesfaciliteit zal de bijstandsmaatregel de strijdkrachten van de Republiek Moldavië in staat stellen de operationele doeltreffendheid te vergroten, sneller aan de Unienormen te voldoen en tot interoperabiliteit te komen, en zo burgers beter te beschermen in crisis- en noodsituaties. De maatregel zal ook de capaciteit van de begunstigde om deel te nemen aan militaire GVDB-missies en -operaties van de Unie en andere multinationale operaties versterken. De specifieke doelstelling van de bijstandsmaatregel is de capaciteitsopbouw bij de strijdkrachten van de Republiek Moldavië op het gebied van logistiek, mobiliteit, commando en controle, cyberverdediging, onbemande luchtverkenning en tactische communicatie-eenheden.

3.   Ter verwezenlijking van de in lid 2 vermelde doelstellingen wordt, in het kader van de steunmaatregel, voorzien in financiering voor het verstrekken van de volgende soorten niet-dodelijke uitrusting, benodigdheden en diensten, met inbegrip van opleiding in verband met uitrusting voor de eenheden van het landmachtcommando van de strijdkrachten van de Republiek Moldavië die ondersteuning krijgen in het kader van de steunmaatregel:

a)

logistieke voorzieningen;

b)

mobiliteitsmaterieel;

c)

uitrusting voor commando en controle;

d)

uitrusting voor cyberverdediging;

e)

uitrusting voor onbemande luchtverkenning;

f)

apparatuur voor tactische communicatie.

4.   De steunmaatregel heeft een looptijd van 36 maanden vanaf de datum van sluiting van het eerste contract tussen de beheerder voor steunmaatregelen die optreedt als ordonnateur en de in artikel 4, lid 2, van dit besluit bedoelde entiteiten, overeenkomstig artikel 32, lid 2, punt a), van Besluit (GBVB) 2021/509.

Artikel 2

Financiële regelingen

1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met de steunmaatregel bedraagt 40 000 000 EUR.

2.   De uitgaven worden beheerd overeenkomstig Besluit (GBVB) 2021/509 en de voorschriften voor de uitvoering van de in het kader van de EPF gefinancierde ontvangsten en uitgaven.

Artikel 3

Regelingen met de begunstigde

1.   De hoge vertegenwoordiger treft de nodige regelingen met de begunstigde om ervoor te zorgen dat deze de in dit besluit vastgelegde vereisten en voorwaarden naleeft, als voorwaarde voor de steunverlening in het kader van de steunmaatregel.

2.   De in lid 1 bedoelde regelingen omvatten bepalingen die de begunstigde ertoe verplichten ervoor te zorgen dat:

a)

de eenheden van de Moldavische strijdkrachten waarop de steunmaatregel betrekking heeft, het toepasselijke internationaal recht naleven, met name het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht;

b)

de in het kader van de steunmaatregel verstrekte activa goed en efficiënt worden ingezet voor de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;

c)

de in het kader van de steunmaatregel verstrekte activa voldoende worden onderhouden, zodat deze gedurende hun gehele levensduur bruikbaar en operationeel beschikbaar blijven;

d)

de in het kader van de steunmaatregel verstrekte activa aan het einde van hun levensduur niet verloren gaan of zonder toestemming van het bij Besluit (GBVB) 2021/509 ingestelde comité voor de faciliteit worden overgedragen aan andere personen of entiteiten dan die welke in de regelingen vermeld staan.

3.   De in lid 1 bedoelde regelingen bevatten tevens bepalingen inzake opschorting en beëindiging van de steun in het kader van de steunmaatregel indien blijkt dat de begunstigde de in lid 2 vermelde verplichtingen niet nakomt.

Artikel 4

Uitvoering

1.   De hoge vertegenwoordiger is ervoor verantwoordelijk dat dit besluit wordt uitgevoerd overeenkomstig Besluit (GBVB) 2021/509 en de voorschriften voor de uitvoering van de ontvangsten en uitgaven die in het kader van de EPF worden gefinancierd, op een wijze die strookt met het geïntegreerd methodisch kader voor de beoordeling en vaststelling van de vereiste maatregelen en controles voor steunmaatregelen in het kader van de EPF.

2.   De in artikel 1, lid 3, bedoelde activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

het Estse Centrum voor defensie-investeringen, wat betreft artikel 1, lid 3, punten a), b), c), e) en f), en

b)

de e-Governance Academy, wat betreft artikel 1, lid 3, punt d).

Artikel 5

Toezicht, controle en evaluatie

1.   De hoge vertegenwoordiger zorgt ervoor dat erop wordt toegezien dat de begunstigde de in artikel 3 bepaalde verplichtingen nakomt. Dat toezicht verschaft kennis over de context van en het risico op niet-nakoming van de overeenkomstig artikel 3 bepaalde verplichtingen en draagt bij aan de voorkoming van zulke gevallen, onder meer van schendingen van het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht door de eenheden van de Moldavische strijdkrachten die ondersteuning krijgen in het kader van de steunmaatregel.

2.   Na verzending worden de uitrusting en leveringen als volgt geverifieerd:

a)

leveringsbevestiging, waarbij de eindgebruiker de leveringscertificaten op het moment van eigendomsoverdracht tekent;

b)

verslaglegging over de inventaris, waarbij de begunstigde jaarlijks verslag uitbrengt over de inventaris van geleverde goederen, totdat het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) een dergelijke verslaglegging niet langer nodig acht;

c)

controle ter plaatse, waarbij de begunstigde de hoge vertegenwoordiger op diens verzoek toegang verleent om ter plaatse een controle uit te voeren.

3.   De hoge vertegenwoordiger maakt zes maanden na de eerste levering van de uitrusting een evaluatie van de steunmaatregel in de vorm van een gestructureerde eerste beoordeling. Dit kan bezoeken ter plaatse omvatten om de in het kader van de steunmaatregel geleverde uitrusting, benodigdheden en diensten te controleren, of andere doeltreffende vormen van onafhankelijke informatievoorziening. Nadat de levering van uitrusting, benodigdheden en diensten in het kader van de steunmaatregel is voltooid, wordt een eindevaluatie gemaakt om te beoordelen of de steunmaatregel heeft bijgedragen tot het halen van de vooropgezette doelstellingen.

Artikel 6

Verslaglegging

Gedurende de uitvoeringsperiode brengt de hoge vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 63 van Besluit (GBVB) 2021/509 halfjaarlijks verslag uit aan het PVC over de uitvoering van de maatregel. De beheerder voor steunmaatregelen brengt het bij Besluit (GBVB) 2021/509 ingestelde comité voor de faciliteit overeenkomstig artikel 38 van dat besluit regelmatig op de hoogte van de uitvoering van de ontvangsten en uitgaven, onder meer door informatie te verstrekken over de betrokken leveranciers en onderaannemers.

Artikel 7

Opschorting en beëindiging

1.   Het PVC kan overeenkomstig artikel 64 van Besluit (GBVB) 2021/509 besluiten de uitvoering van de steunmaatregel geheel of gedeeltelijk op te schorten.

2.   Het PVC kan de Raad aanbevelen de steunmaatregel te beëindigen.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-Y. LE DRIAN


(1)  Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad van 22 maart 2021 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/528 (PB L 102 van 24.3.2021, blz. 14).

(2)  PB L 260 van 30.8.2014, blz. 4.

(3)  Besluit (GBVB) 2021/2136 van de Raad van 2 december 2021 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de strijdkrachten van de Republiek Moldavië (PB L 432 van 3.12.2021, blz. 63).

(4)  Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99).


1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/26


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/1094 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2022

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais DP4114 × MON 810 × MIR604 × NK603 en genetisch gemodificeerde mais die tot stand is gekomen door combinatie van twee of drie van de afzonderlijke transformatiestappen DP4114, MON 810, MIR604 en NK603, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 4333)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (1), en met name artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 2 mei 2018 heeft Pioneer Overseas Corporation, gevestigd in België, namens Pioneer Hi-Bred International, Inc., gevestigd in de Verenigde Staten, bij de bevoegde nationale instantie van Nederland en overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een aanvraag ingediend (“de aanvraag”) voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais DP4114 × MON 810 × MIR604 × NK603. De aanvraag betrof ook het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit genetisch gemodificeerde mais DP4114 × MON 810 × MIR604 × NK603 voor andere toepassingen dan als levensmiddel of als diervoeder, met uitzondering van de teelt. Daarnaast betrof de aanvraag het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met tien subcombinaties van de afzonderlijke transformatiestappen van genetisch gemodificeerde mais DP4114 × MON 810 × MIR604 × NK603. Voor de subcombinatie MON 810 × NK603 is bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/2045 van de Commissie (2) reeds een vergunning verleend.

(2)

Dit besluit heeft betrekking op genetisch gemodificeerde mais DP4114 × MON 810 × MIR604 × NK603 en de overige negen subcombinaties in de aanvraag: MIR604 × NK603 × DP4114, MON 810 × NK603 × DP4114, MON 810 × MIR604 × DP4114, MON 810 × MIR604 × NK603, NK603 × DP4114, MIR604 × DP4114, MIR604 × NK603, MON 810 × DP4114 en MON 810 × MIR604.

(3)

Overeenkomstig artikel 5, lid 5, en artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 omvatte de aanvraag gegevens en conclusies inzake de overeenkomstig de beginselen van bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) uitgevoerde risicobeoordeling. De aanvraag omvatte tevens de uit hoofde van de bijlagen III en IV bij die richtlijn vereiste informatie en een monitoringplan voor de milieueffecten overeenkomstig bijlage VII bij die richtlijn.

(4)

Bij brief van 24 januari 2022 heeft Pioneer Hi-Bred International, Inc. de Commissie verzocht de rechten en verplichtingen van Pioneer Hi-Bred International, Inc. met betrekking tot alle lopende aanvragen voor genetisch gemodificeerde producten over te dragen aan Corteva Agriscience LLC. Corteva Agriscience LLC heeft bevestigd in te stemmen met de door Pioneer Hi-Bred International, Inc voorgestelde wijziging van vergunninghouder en heeft de Commissie meegedeeld dat haar vertegenwoordiger in de Unie Corteva Agriscience Belgium B.V. is.

(5)

Op 7 maart 2022 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) overeenkomstig de artikelen 6 en 18 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een gunstig advies uitgebracht (4). Zij heeft geconcludeerd dat de in de aanvraag beschreven genetisch gemodificeerde mais DP4114 × MON 810 × MIR604 × NK603 wat betreft de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van mens en dier of het milieu even veilig is als de niet-genetisch gemodificeerde comparator ervan en de geteste niet-genetisch gemodificeerde referentievariëteiten van mais. De EFSA heeft ook geconcludeerd dat de consumptie van het genetisch gemodificeerde mais DP4114 × MON 810 × MIR604 × NK603 geen aanleiding geeft tot bezorgdheid wat betreft de voeding. Er zijn geen nieuwe veiligheidsproblemen voor de al eerder beoordeelde subcombinatie vastgesteld en daarom blijven de eerdere conclusies over genetisch gemodificeerde mais MON 810 × NK603 geldig. De EFSA geconcludeerd dat de overige negen subcombinaties naar verwachting even veilig zijn en dezelfde voedingswaarde hebben als de afzonderlijke transformatiestappen DP4114, MON 810, MIR604 en NK603, de eerder beoordeelde subcombinatie en de in vier transformatiestappen gemodificeerde mais DP4114 × MON 810 × MIR604 × NK603.

(6)

De EFSA heeft in haar advies aandacht besteed aan alle vragen en zorgen die de lidstaten aan de orde hebben gesteld in het kader van de raadpleging van de bevoegde nationale instanties, zoals bedoeld in artikel 6, lid 4, en artikel 18, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1829/2003.

(7)

De EFSA heeft ook geconcludeerd dat het door de aanvrager ingediende monitoringplan voor de milieueffecten, dat bestaat uit een algemeen toezichtsplan, aansluit bij de beoogde toepassingen van de producten.

(8)

Rekening houdend met die conclusies moet een vergunning worden verleend voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais DP4114 × MON 810 × MIR604 × NK603 en de tien hierboven vermelde subcombinaties voor de in de aanvraag vermelde toepassingen.

(9)

Aan elk genetisch gemodificeerd organisme dat onder dit besluit valt, moet een eenduidig identificatienummer worden toegekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 65/2004 van de Commissie (5).

(10)

Voor de onder dit besluit vallende producten lijken geen andere specifieke etiketteringsvoorschriften nodig te zijn dan die van artikel 13, lid 1, en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 en die van artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad (6). Om er echter voor te zorgen dat die producten binnen de grenzen van de door dit besluit verleende vergunning worden gebruikt, moet op het etiket van die producten, met uitzondering van levensmiddelen, duidelijk worden vermeld dat zij niet voor de teelt zijn bedoeld.

(11)

De vergunninghouder moet elk jaar een verslag indienen over de uitvoering en de resultaten van de activiteiten in het monitoringplan voor de milieueffecten. Die resultaten moeten worden gepresenteerd overeenkomstig de voorschriften van Beschikking 2009/770/EG van de Commissie (7).

(12)

Het advies van de EFSA rechtvaardigt niet dat specifieke voorwaarden of beperkingen worden opgelegd voor het in de handel brengen, het gebruik en de behandeling — met inbegrip van voorschriften voor monitoring na het in de handel brengen betreffende de consumptie van levensmiddelen en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais DP4114 × MON 810 × MIR604 × NK603 en de hierboven vermelde subcombinaties daarvan — of de bescherming van bepaalde ecosystemen/het milieu of geografische gebieden, zoals bedoeld in artikel 6, lid 5, punt e), en artikel 18, lid 5, punt e), van Verordening (EG) nr. 1829/2003.

(13)

Alle relevante informatie over het verlenen van de vergunning voor de producten die onder dit besluit vallen, moet worden opgenomen in het in artikel 28, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 bedoelde communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.

(14)

Krachtens artikel 9, lid 1, en artikel 15, lid 2, punt c), van Verordening (EG) nr. 1946/2003 van het Europees Parlement en de Raad (8) moeten de partijen bij het aan het Verdrag inzake biologische diversiteit gehechte Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid van dit besluit in kennis worden gesteld via het uitwisselingscentrum voor bioveiligheid.

(15)

Het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders heeft binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht. Deze uitvoeringshandeling werd nodig geacht en de voorzitter heeft haar voor verder beraad aan het comité van beroep voorgelegd. Het comité van beroep heeft geen advies uitgebracht,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Genetisch gemodificeerde organismen en eenduidige identificatienummers

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 65/2004 worden aan genetisch gemodificeerde mais (Zea mays L.), zoals gespecificeerd in punt b) van de bijlage bij dit besluit, de volgende eenduidige identificatienummers toegewezen:

a)

het eenduidige identificatienummer DP-ØØ4114-3 × MON-ØØ81Ø-6 × SYN-IR6Ø4-5 × MON-ØØ6Ø3-6 voor de genetisch gemodificeerde mais DP4114 × MON 810 × MIR604 × NK603;

b)

het eenduidige identificatienummer SYN-IR6Ø4-5 × MON-ØØ6Ø3-6 × DP-ØØ4114-3 voor de genetisch gemodificeerde mais MIR604 × NK603 × DP4114;

c)

het eenduidige identificatienummer MON-ØØ81Ø-6 × MON-ØØ6Ø3-6 × DP-ØØ4114-3 voor de genetisch gemodificeerde mais MON 810 × NK603 × DP4114;

d)

het eenduidige identificatienummer MON-ØØ81Ø-6 × SYN-IR6Ø4-5 × DP-ØØ4114-3 voor de genetisch gemodificeerde mais MON 810 × MIR604 × DP4114;

e)

het eenduidige identificatienummer MON-ØØ81Ø-6 × SYN-IR6Ø4-5 × MON-ØØ6Ø3-6 voor de genetisch gemodificeerde mais MON 810 × MIR604 × NK603;

f)

het eenduidige identificatienummer MON-ØØ6Ø3-6 × DP-ØØ4114-3 voor de genetisch gemodificeerde mais NK603 × DP4114;

g)

het eenduidige identificatienummer SYN-IR6Ø4-5 × DP-ØØ4114-3 voor de genetisch gemodificeerde mais MIR604 × DP4114;

h)

het eenduidige identificatienummer SYN-IR6Ø4-5 × MON-ØØ6Ø3-6 voor de genetisch gemodificeerde mais MIR604 × NK603;

i)

het eenduidige identificatienummer MON-ØØ81Ø-6 × DP-ØØ4114-3 voor de genetisch gemodificeerde mais MON 810 × DP4114;

j)

het eenduidige identificatienummer MON-ØØ81Ø-6 × SYN-IR6Ø4-5 voor de genetisch gemodificeerde mais MON 810 × MIR604.

Artikel 2

Vergunningverlening

Overeenkomstig de voorwaarden van dit besluit wordt voor de doeleinden van artikel 4, lid 2, en artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een vergunning verleend voor de volgende producten:

a)

levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de in artikel 1 bedoelde genetisch gemodificeerde mais;

b)

diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de in artikel 1 bedoelde genetisch gemodificeerde mais;

c)

producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit de in artikel 1 bedoelde genetisch gemodificeerde mais voor andere toepassingen dan bedoeld in de punten a) en b), met uitzondering van de teelt.

Artikel 3

Etikettering

1.   Voor de etiketteringsvoorschriften van artikel 13, lid 1, en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 en artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1830/2003 is de naam van het organisme “mais”.

2.   De woorden “niet voor teeltdoeleinden” worden aangebracht op het etiket en in de begeleidende documenten van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit de in artikel 1 bedoelde genetisch gemodificeerde mais, met uitzondering van de in artikel 2, punt a), bedoelde producten.

Artikel 4

Detectiemethode

Voor de detectie van de in artikel 1 bedoelde genetisch gemodificeerde mais wordt de in punt d) van de bijlage vermelde methode gebruikt.

Artikel 5

Monitoringplan voor de milieueffecten

1.   De vergunninghouder zorgt ervoor dat het in punt h) van de bijlage vermelde monitoringplan voor de milieueffecten wordt vastgesteld en uitgevoerd.

2.   De vergunninghouder dient jaarlijks een verslag over de uitvoering en de resultaten van het monitoringplan bij de Commissie in overeenkomstig het formulier in Beschikking 2009/770/EG.

Artikel 6

Communautair register

De informatie in de bijlage wordt opgenomen in het in artikel 28, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 bedoelde communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.

Artikel 7

Vergunninghouder

De vergunninghouder is Corteva Agriscience LLC, in de Unie vertegenwoordigd door Corteva Agriscience Belgium B.V.

Artikel 8

Geldigheid

Dit besluit is van toepassing gedurende een periode van tien jaar met ingang van de datum van kennisgeving.

Artikel 9

Adressaat

Dit besluit is gericht tot Corteva Agriscience LLC, 9330 Zionsville Road, Indianapolis, Indiana 46268-1054, Verenigde Staten, in de Unie vertegenwoordigd door Corteva Agriscience Belgium B.V., Bedrijvenlaan 9, 2800 Mechelen, België.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2022.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/2045 van de Commissie van 19 december 2018 tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais NK603 × MON 810 (MON-ØØ6Ø3-6 × MON-ØØ81Ø-6) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 327 van 21.12.2018, blz. 65).

(3)  Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1).

(4)  Ggo-panel van de EFSA (Panel van de EFSA voor genetisch gemodificeerde organismen), 2022. Scientific Opinion on the assessment of genetically modified maize DP4114 × MON 810 × MIR604 × NK603 and sub-combinations, for food and feed uses, under Regulation (EC) No 1829/2003 (application EFSA-GMO-NL-2018-150). EFSA Journal 2022;20(3):7134, https://doi.org/10.2903/j.efsa.2022,7134

(5)  Verordening (EG) nr. 65/2004 van de Commissie van 14 januari 2004 tot vaststelling van een systeem voor de ontwikkeling en toekenning van eenduidige identificatienummers voor genetisch gemodificeerde organismen (PB L 10 van 16.1.2004, blz. 5).

(6)  Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24).

(7)  Beschikking 2009/770/EG van de Commissie van 13 oktober 2009 tot vaststelling van standaardrapportageformulieren voor de presentatie van de resultaten van monitoring van de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu, als product of in producten en met het oog op het in de handel brengen, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 275 van 21.10.2009, blz. 9).

(8)  Verordening (EG) nr. 1946/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen (PB L 287 van 5.11.2003, blz. 1).


BIJLAGE

a)   Aanvrager en vergunninghouder

Naam

:

Corteva Agriscience LLC

Adres

:

9330 Zionsville Road, Indianapolis, IN 46268-1054, Verenigde Staten,

in de Unie vertegenwoordigd door: Corteva Agriscience Belgium B.V., Bedrijvenlaan 9, 2800 Mechelen, België.

b)   Benaming en specificatie van de producten

1)

Levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais (Zea mays L.), zoals bedoeld in punt e).

2)

Diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais (Zea mays L.), zoals bedoeld in punt e).

3)

Producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit de in punt e) bedoelde genetisch gemodificeerde mais (Zea mays L.) voor andere toepassingen dan bedoeld in de punten 1) en 2), met uitzondering van de teelt.

De genetisch gemodificeerde mais DP-ØØ4114-3 brengt het pat-gen tot expressie, dat tolerantie geeft voor op glufosinaat-ammonium gebaseerde herbiciden, alsmede de cry1F-, de cry34Ab1- en decry35Ab1-genen die resistentie geven tegen bepaalde schadelijke lepidoptera en bepaalde schadelijke coleoptera.

De genetisch gemodificeerde mais MON-ØØ81Ø-6 brengt het cry1Ab-gen tot expressie, dat resistentie geeft tegen bepaalde schadelijke lepidoptera.

De genetisch gemodificeerde mais SYN-IR6Ø4-5 brengt het mcry3A-gen tot expressie, dat resistentie geeft tegen bepaalde schadelijke lepidoptera. Bovendien werd het pmi-gen, dat codeert voor het PMI-eiwit, gebruikt als selectiemarker in het proces van genetische modificatie.

De genetisch gemodificeerde mais MON-ØØ6Ø3-6 brengt de CP4 epsps- en de CP4 epsps L214P-genen tot expressie, die tolerantie geven voor herbiciden op basis van glyfosaat.

c)   Etikettering

1)

Voor de etiketteringsvoorschriften van artikel 13, lid 1, en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 en artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1830/2003 is de naam van het organisme “mais”.

2)

De woorden “niet voor teeltdoeleinden” worden aangebracht op het etiket en in de begeleidende documenten van de producten die geheel of gedeeltelijk uit de in punt e) gespecificeerde genetisch gemodificeerde mais bestaan, met uitzondering van de in punt b), 1), bedoelde producten.

d)   Detectiemethode

1)

De kwantitatieve modificatiespecifieke PCR-detectiemethoden zijn de methoden die individueel zijn gevalideerd voor de genetisch gemodificeerde maislijnen DP-ØØ4114-3, MON-ØØ81Ø-6, SYN-IR6Ø4-5 en MON-ØØ6Ø3-6, en verder zijn geverifieerd op mais DP-ØØ4114-3 × MON-ØØ81Ø-6 × SYN-IR6Ø4-5 × MON-ØØ6Ø3-6.

2)

Gevalideerd door het bij Verordening (EG) nr. 1829/2003 ingestelde EU-referentielaboratorium, gepubliceerd op http://gmo-crl.jrc.ec.europa.eu/statusofdossiers.aspx

3)

Referentiemateriaal: AOCS 0607 (voor SYN-IR6Ø4-5) is toegankelijk via de American Oil Chemists Society op https://www.aocs.org/crm#maize, en ERM®-BF439 (voor DP-ØØ4114-3), ERM®-BF413 (voor MON-ØØ81Ø-6) en ERM®-BF415 (voor MON-ØØ6Ø3-6) zijn toegankelijk via het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) van de Europese Commissie op https://crm.jrc.ec.europa.eu/

e)   Eenduidige identificatienummers

DP-ØØ4114-3× MON-ØØ81Ø-6 × SYN-IR6Ø4-5 × MON-ØØ6Ø3-6;

SYN-IR6Ø4-5 × MON-ØØ6Ø3-6 × DP-ØØ4114-3;

MON-ØØ81Ø-6× MON-ØØ6Ø3-6 × DP-ØØ4114-3;

MON-ØØ81Ø-6 × SYN-IR6Ø4-5 × DP-ØØ4114-3;

MON-ØØ81Ø-6 × SYN-IR6Ø4-5 × MON-ØØ6Ø3-6;

MON-ØØ6Ø3-6 × DP-ØØ4114-3;

SYN-IR6Ø4-5 × DP-ØØ4114-3;

SYN-IR6Ø4-5 × MON-ØØ6Ø3-6;

MON-ØØ81Ø-6 × DP-ØØ4114-3;

MON-ØØ81Ø-6 × SYN-IR6Ø4-5.

f)   Informatie die vereist is krachtens bijlage II bij het aan het Verdrag inzake biodiversiteit gehechte Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid

[Uitwisselingscentrum voor bioveiligheid, Record ID: wordt bij kennisgeving bekendgemaakt in het communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders].

g)   Voorwaarden of beperkingen inzake het in de handel brengen, het gebruik of de behandeling van de producten

Geen.

h)   Monitoringplan voor de milieueffecten

Monitoringplan voor de milieueffecten overeenkomstig bijlage VII bij Richtlijn 2001/18/EG. [Reeds vermeld in overweging 3.]

[Link: plan bekendgemaakt in het communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders]

i)   Voorschriften voor monitoring, na het in de handel brengen, van het gebruik van het levensmiddel voor menselijke consumptie

Geen.

Opmerking:

het kan gebeuren dat de links naar de documenten na verloop van tijd gewijzigd moeten worden. Dergelijke wijzigingen worden bekendgemaakt door het communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders bij te werken.

1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/33


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/1095 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2022

tot wijziging van Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land teneinde bepaalde nationale afwijkingen toe te staan

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 4302)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (1), en met name artikel 6, leden 2 en 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I, deel I.3, bijlage II, deel II.3, en bijlage III, deel III.3, bij Richtlijn 2008/68/EG bevatten lijsten van nationale afwijkingen die het mogelijk maken rekening te houden met specifieke nationale omstandigheden. Een aantal lidstaten hebben wijzigingen van diverse toegestane afwijkingen aangevraagd.

(2)

De Commissie heeft die verzoeken om afwijkingen onderzocht of bekeken en heeft vastgesteld dat zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 2008/68/EG. De afwijkingen moeten derhalve worden toegestaan.

(3)

Aangezien bijlage I, deel I.3, en bijlage II, deel II.3, bij Richtlijn 2008/68/EG derhalve moeten worden aangepast, verdient het ter wille van de duidelijkheid de voorkeur die bijlagen volledig te vervangen.

(4)

Richtlijn 2008/68/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het vervoer van gevaarlijke goederen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde lidstaten krijgen toestemming om de in die bijlage vermelde afwijkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied toe te passen.

Artikel 2

De bijlagen I en II bij Richtlijn 2008/68/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2022.

Voor de Commissie

Adina-Ioana VĂLEAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13.


BIJLAGE

De bijlagen I en II bij Richtlijn 2008/68/EG worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I wordt deel I.3 vervangen door:

I.3.   Nationale afwijkingen

Op grond van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/68/EG aan lidstaten toegestane afwijkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied.

Nummering van de afwijkingen: RO-a/bi/bii-LS-nn

RO

=

wegvervoer

a/bi/bii

=

artikel 6, lid 2, punt a)/punt b), i)/punt b), ii)

LS

=

afkorting van de lidstaat

nn

=

volgnummer

Op grond van Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, punt a)

BE België

RO-a-BE-2

Betreft: vervoer van ongereinigde lege houders die producten van verschillende klassen hebben bevat

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.6

Inhoud van de nationale wetgeving: vermelding op het vervoersdocument: “ongereinigde lege verpakkingen die producten van verschillende klassen hebben bevat”

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 6-97

Vervaldatum: 31 december 2028

RO-a-BE-3

Betreft: invoering van RO-a-HU-2

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 4-2004

Vervaldatum: 31 december 2028

RO-a-BE-4

Betreft: vrijstelling van alle ADR-voorschriften voor binnenlands vervoer van ten hoogste 1 000 gebruikte ionische rookmelders van particuliere huishoudens naar de verwerkingsinstallatie in België via de inzamelpunten die zijn opgenomen in het scenario voor de gescheiden inzameling van rookmelders. Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: alle voorschriften.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor het huishoudelijk gebruik van ionische rookmelders geldt vanuit radiologisch oogpunt geen regelgeving wanneer de rookmelder van een goedgekeurd type is. Het vervoer van deze rookmelders naar de eindgebruiker is ook vrijgesteld van de ADR-voorschriften (zie 1.7.1.4, punt e)).

Krachtens Richtlijn 2002/96/EG betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moeten gebruikte rookmelders gescheiden worden ingezameld voor de behandeling van de printplaten en (voor ionische rookmelders) de verwijdering van de radioactieve stoffen. Met het oog op die gescheiden inzameling is een scenario ontwikkeld om particuliere huishoudens te stimuleren hun gebruikte rookmelders naar een inzamelpunt te brengen om deze rookmelders vanuit dat punt, soms via een tweede inzamelpunt of een tijdelijke opslagplaats, naar een verwerkingsinstallatie te vervoeren.

Op de inzamelpunten zijn metalen verpakkingen voor maximaal 1 000 rookmelders beschikbaar. Vanuit deze punten kan één pakket met rookmelders samen met ander afval naar een tijdelijke opslagplaats of de verwerkingsinstallatie worden vervoerd. Het pakket wordt gemerkt met het woord “rookmelder”.

Referentie van de nationale wetgeving: het scenario voor de gescheiden inzameling van rookmelders maakt deel uit van de voorwaarden voor de verwijdering van goedgekeurde instrumenten die zijn opgenomen in artikel 3.1.d.2 van het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001: het algemeen reglement stralingsbescherming.

Toelichting: Deze afwijking is nodig om de gescheiden inzameling van gebruikte ionische rookmelders mogelijk te maken.

Vervaldatum: 30 juni 2026

DK Denemarken

RO-a-DK-2

Betreft: vervoer over de weg van verpakkingen met ontplofbare stoffen en verpakkingen met ontstekingsinrichtingen in eenzelfde voertuig

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5.2.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen gemengde verpakking

Inhoud van de nationale wetgeving: Bij het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg moeten de ADR-voorschriften in acht worden genomen.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 af 15. august 2001 om vejtransport of farligt gods § 4, stk. l

Toelichting: Praktisch gezien moet men op eenzelfde voertuig explosieve stoffen samen met ontstekers kunnen verpakken wanneer de goederen van de plaats van opslag naar de plaats van gebruik en vice versa worden vervoerd.

Wanneer de Deense wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen wordt gewijzigd, zullen de Deense autoriteiten dergelijk vervoer onder de volgende voorwaarden toestaan:

1.

Er mogen niet meer dan 25 kg explosieve stoffen van groep D tegelijk worden vervoerd;

2.

Er mogen niet meer dan 200 ontstekers van groep B tegelijkertijd worden vervoerd,

3.

Ontstekers en explosieve stoffen moeten overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 2000/61/EG tot wijziging van Richtlijn 94/55/EG afzonderlijk worden verpakt in door de VN gecertificeerde verpakkingen;

4.

De afstand tussen verpakkingen met ontstekers en verpakkingen met explosieve stoffen moet ten minste 1 m bedragen, zelfs wanneer er plotseling moet worden geremd. Verpakkingen met ontstekers en verpakkingen met explosieve stoffen moeten zo worden geplaatst dat zij snel uit het voertuig kunnen worden gehaald.

5.

Alle andere regels inzake het vervoer van gevaarlijke goederen moeten worden nageleefd.

Vervaldatum: 30 juni 2026

RO-a-DK-3

Betreft: vervoer over de weg van verpakkingen en voorwerpen die afval of resten van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen bevatten, die bij huishoudens en bedrijven zijn ingezameld voor verwijdering.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: delen en hoofdstukken 2, 3, 4.1, 5.1, 5.2, 5.4, 6, 8.1 en 8.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatiebepalingen, bijzondere bepalingen, bepalingen voor verpakking, verzendingsprocedures, eisen voor het vervaardigen en testen van verpakkingen, algemene eisen voor vervoersmiddelen en -uitrusting aan boord en opleidingseisen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Binnenverpakkingen en voorwerpen die afval of resten van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen bevatten, die bij huishoudens of bedrijven voor verwijdering zijn ingezameld, mogen in bepaalde buitenverpakkingen en/of oververpakkingen samen worden verpakt en verzonden volgens speciale verzendingsprocedures, inclusief beperkingen op speciale verpakkingen en markeringen. De hoeveelheid gevaarlijke goederen per binnenverpakking, buitenverpakking en/of vervoerseenheid is beperkt.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 818 af 28. juni 2011 om vejtransport af farligt gods § 4, stk. 3

Toelichting: Afvalbeheerders kunnen niet alle bepalingen van deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG toepassen wanneer afval met resten van gevaarlijke goederen ter verwijdering verzameld is bij huishoudens en bedrijven. Het afval is gewoonlijk verpakt in verpakkingen die in de detailhandel zijn verkocht.

Vervaldatum: 1 januari 2025

DE Duitsland

RO-a-DE-1

Betreft: gemengde verpakking en gemengde lading van auto-onderdelen met classificatie 1.4G en bepaalde gevaarlijke goederen (n4)

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.10 en 7.5.2.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen inzake gemengde verpakking en gemengde lading

Inhoud van de nationale wetgeving: de in de vrijstelling vermelde hoeveelheden van UN 0431 en UN 0503 mogen samen met bepaalde gevaarlijke goederen (producten in verband met de autofabricage) worden geladen. De waarde 1 000 (vergelijkbaar met 1.1.3.6.4) mag niet worden overschreden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. IS. 4350); Ausnahme 28

Toelichting: De afwijking is nodig om de snelle levering van veiligheidsonderdelen voor auto’s mogelijk te maken, afhankelijk van de plaatselijke vraag. Gezien het uitgebreide gamma van producten hebben plaatselijke garages die doorgaans niet in voorraad.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-a-DE-2

Betreft: vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument en een expediteursverklaring bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen, als bepaald in 1.1.3.6 (n1)

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.1 en 5.4.1.1.6

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: inhoud van het vervoersdocument

Inhoud van de nationale wetgeving: voor alle klassen behalve klasse 7: Er is geen vervoersdocument nodig indien de hoeveelheid vervoerde goederen niet groter is dan de onder 1.1.3.6 vermelde hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. IS. 4350); Ausnahme 18

Toelichting: De informatie die wordt verstrekt door kenmerking en etikettering van verpakkingen, wordt voor het binnenlands vervoer voldoende geacht aangezien bij lokale distributie niet altijd een vervoersdocument nodig is.

Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 22 (krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG).

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-a-DE-3

Betreft: vervoer van meetstandaards en brandstofpompen (leeg en ongereinigd)

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: bepalingen voor de UN-nummers 1 202, 1 203 en 1 223

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verpakking, kenmerking, documenten, instructies voor vervoer en behandeling, instructies voor de bemanning van voertuigen

Inhoud van de nationale wetgeving: specificatie van de toepasselijke voorschriften en aanvullende bepalingen voor de toepassing van de afwijking; tot 1 000 l: vergelijkbaar met lege, ongereinigde verpakkingen; boven 1 000 l: naleving van bepaalde voorschriften voor tanks; vervoer uitsluitend leeg en ongereinigd.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. IS. 4350); Ausnahme 24

Toelichting: lijst nr. 7, 38, 38a

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-a-DE-5

Betreft: toestemming voor gezamenlijke verpakking

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.10.4 MP2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod op gezamenlijke verpakking

Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 1.4S, 2, 3 en 6.1; toestemming voor gezamenlijke verpakking van voorwerpen in klasse 1.4S (patronen voor kleine wapens), spuitbussen (klasse 2) en materialen voor reiniging en behandeling in de klassen 3 en 6.1 (vermelde UN-nummers) die als één geheel worden verkocht in gecombineerde verpakkingen in verpakkingsgroep II en in kleine hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 21

Toelichting: Lijst nr. 30*, 30a, 30b, 30c, 30d, 30e, 30f, 30 g

Vervaldatum: 30 juni 2027

IE Ierland

RO-a-IE-1

Betreft: vrijstelling van ADR-voorschrift 5.4.0 voor een vervoersdocument voor het vervoer van pesticiden van ADR-klasse 3 die in punt 2.2.3.3 zijn aangeduid als FT2-pesticiden (vlampunt < 23 °C) en ADR-klasse 6.1 die in punt 2.2.61.3 zijn aangeduid als T6-pesticiden, vloeibaar (vlampunt niet lager dan 23 °C), als de hoeveelheden vervoerde gevaarlijke goederen niet groter zijn dan de in punt 1.1.3.6 van de ADR vermelde hoeveelheden.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschrift inzake het vervoersdocument.

Inhoud van de nationale wetgeving: Er is geen vervoersdocument nodig voor het vervoer van pesticiden van ADR-klassen 3 en 6.1, wanneer de hoeveelheid vervoerde gevaarlijke goederen niet groter is dan de onder 1.1.3.6 van de ADR vermelde hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(9) of the “Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004”

Toelichting: overbodig en duur voorschrift voor het plaatselijk vervoer en de plaatselijke levering van deze pesticiden.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-a-IE-4

Betreft: vrijstelling van de voorschriften in de punten 5.3, 5.4, 7 en bijlage B van de ADR in verband met het vervoer van gascilinders voor tapinstallaties (voor dranken), wanneer deze op hetzelfde voertuig worden vervoerd als de dranken (waarvoor ze worden gebruikt).

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3, 5.4 en 7, en bijlage B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: het kenmerken van de voertuigen, de mee te nemen documentatie en de bepalingen betreffende de vervoersmiddelen en het vervoer.

Inhoud van de nationale wetgeving: vrijstelling van de punten 5.3, 5.4 en 7 en van bijlage B van de ADR voor gascilinders die worden gebruikt voor het tappen van dranken, wanneer deze gascilinders op hetzelfde voertuig worden vervoerd als de dranken (waarvoor ze worden gebruikt).

Referentie van de nationale wetgeving: voorgesteld amendement van de “Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”

Toelichting: De hoofdactiviteit is de distributie van verpakte dranken, die niet onder de ADR vallen, en van kleine hoeveelheden kleine cilinders met bijbehorende gassen voor het tappen.

Voorheen uit hoofde van artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-a-IE-5

Betreft: vrijstelling, voor binnenlands vervoer binnen Ierland, van de in de punten 6.2 en 4.1 van de ADR vermelde voorschriften voor de constructie en de beproeving van houders en van de voorschriften voor het gebruik daarvan, voor cilinders en drukvaten voor gassen van klasse 2 die een multimodaal vervoerstraject hebben afgelegd, met inbegrip van vervoer over zee, wanneer i) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code worden vervaardigd, beproefd en gebruikt; ii) deze cilinders en drukvaten niet in Ierland worden nagevuld maar nominaal leeg naar het land van herkomst van het multimodale vervoerstraject worden geretourneerd; en iii) deze cilinders en drukvaten lokaal in kleine hoeveelheden worden gedistribueerd.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.4.2, 4.1 en 6.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen inzake multimodaal vervoer, met inbegrip van vervoer over zee, het gebruik van cilinders en drukvaten voor gassen van ADR-klasse 2 en de constructie en beproeving van deze cilinders en drukvaten voor gassen van ADR-klasse 2.

Inhoud van de nationale wetgeving: De punten 4.1 en 6.2 zijn niet van toepassing op cilinders en drukvaten voor gassen van klasse 2, mits i) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code worden vervaardigd en beproefd; ii) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code worden gebruikt; iii) deze cilinders en drukvaten via een multimodaal vervoerstraject, met inbegrip van vervoer over zee, naar de afzender zijn vervoerd; iv) het vervoer van deze cilinders en drukvaten naar de eindgebruiker bestaat uit één traject, dat binnen één dag wordt afgelegd, van de ontvanger van het multimodale vervoer (bedoeld onder iii)); v) deze cilinders en drukvaten niet in het binnenland worden nagevuld maar nominaal leeg naar het land van herkomst van het multimodale vervoerstraject (bedoeld onder iii)) worden geretourneerd; en vi) deze cilinders en drukvaten lokaal in het binnenland in kleine hoeveelheden worden gedistribueerd.

Referentie van de nationale wetgeving: voorgesteld amendement van de “Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”

Toelichting: De gassen in deze cilinders en drukvaten voldoen aan een door de eindgebruiker verlangde specificatie, op grond waarvan ze van buiten het ADR-gebied moeten worden ingevoerd. Na gebruik moeten deze nominaal lege cilinders en drukvaten naar het land van herkomst worden geretourneerd om met het gas met de speciale specificatie te worden nagevuld — ze worden niet in Ierland en zelfs niet binnen het ADR-gebied nagevuld. Ze voldoen weliswaar niet aan de ADR, maar voldoen wel aan en zijn geaccepteerd voor de IMDG-code. De eindbestemming van het multimodale vervoerstraject, dat buiten het ADR-gebied begint, is de vestiging van de importeur, vanwaar deze cilinders en drukvaten in kleine hoeveelheden lokaal binnen Ierland naar de eindgebruiker worden gedistribueerd. Dit vervoer binnen Ierland valt onder het gewijzigde artikel 6, lid 9, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2023

RO-a-IE-6

Betreft: vrijstelling van een aantal bepalingen van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG inzake de verpakking, kenmerking en etikettering van kleine hoeveelheden (beneden de grenswaarden van 1.1.3.6) verlopen pyrotechnische voorwerpen van classificatiecodes 1.3G, 1.4G en 1.4S van klasse 1 van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG met identificatienummers UN 0092, UN 0093, UN 0191, UN 0195, UN 0197, UN 0240, UN 0312, UN 0403, UN 0404, UN 0453, UN 0505, UN 0506 of UN 0507 die voor verwijdering naar een legerkazerne of -terrein worden vervoerd.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1, 2, 4, 5 en 6

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen, classificatie, verpakkingsvoorschriften, verzendingsvoorschriften, vervaardiging en beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: De bepalingen van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG inzake de verpakking, kenmerking en etikettering van verlopen pyrotechnische voorwerpen met identificatienummers UN 0092, UN 0093, UN 0191, UN 0195, UN 0197, UN 0240, UN 0312, UN 0403, UN 0404, UN 0453, UN 0505, UN 0506 of UN 0507 die naar een legerkazerne of -terrein worden vervoerd, zijn niet van toepassing, mits aan de algemene bepalingen van de bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG inzake verpakking wordt voldaan en in het vervoersdocument aanvullende informatie wordt verstrekt. De afwijking geldt alleen voor lokaal vervoer van kleine hoeveelheden vervallen pyrotechnische voorwerpen naar de dichtstbijzijnde militaire kazerne voor veilige verwijdering.

Referentie van de nationale wetgeving: S.I. 349 van 2011 Regulation 57(f) en (g)

Toelichting: Bij het vervoer van kleine hoeveelheden “verlopen” pyrotechnische scheepvaartuitrusting, met name van eigenaren van pleziervaartuigen en scheepsbevoorraders, naar legerkazernes of -terreinen, met het oog op een veilige verwijdering, zijn problemen gerezen met de verpakkingsvoorschriften. Deze afwijking geldt voor lokaal vervoer van kleine hoeveelheden (beneden de grenswaarde van punt 1.1.3.6), voor alle aan pyrotechnische scheepvaartuitrusting toegekende UN-nummers.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-a-IE-7

Betreft: invoering van RO-a-HU-2

Referentie van de nationale wetgeving: -

Vervaldatum: 30 juni 2027

ES Spanje

RO-a-ES-1

Betreft: waarschuwingsborden op containers

Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, punt a).

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.1.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: De borden worden aangebracht aan beide zijden en aan elk uiteinde van de container, MEGC, tankcontainer of mobiele tank.

Inhoud van de nationale wetgeving: Er moet geen bord worden bevestigd aan containers met verpakkingen die uitsluitend voor vervoer over de weg worden gebruikt. Deze vrijstelling geldt niet voor klasse 1 of klasse 7.

Referentie van de nationale wetgeving: Real Decreto 97/2014. Anejo 1. Apartado 8

Toelichting: Containers, met uitzondering van tankcontainers, die uitsluitend worden gebruikt voor wegvervoer dat niet aan een intermodaal vervoerstraject is gekoppeld, vervullen de functies van een wissellaadbak. Op wissellaadbakken voor het vervoer van verpakte goederen moeten geen waarschuwingsborden worden aangebracht, behalve voor klasse 1 en 7.

Daarom werd het passend geacht containers die in het wegvervoer als wissellaadbakken worden gebruikt, vrij te stellen van de verplichting waarschuwingsborden aan te brengen, met uitzondering van containers met goederen van klasse 1 of klasse 7.

In deze vrijstelling worden containers voor de toepassing van de beveiligingsvoorschriften gelijkgesteld met wissellaadbakken. Aangezien wissellaadbakken door hun specifieke ontwerp en constructie aan meer veiligheidseisen voldoen, is er geen reden om extra eisen voor containers in te voeren. De overige bebordings- en etiketteringsvoorschriften voor voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren, moeten conform zijn met de bepalingen van bijlage I, deel I.1, punt 5.3, bij Richtlijn 2008/68/EG.

Vervaldatum: 1 januari 2025

FR Frankrijk

RO-a-FR-2

Betreft: vervoer van afval uit de gezondheidszorg waarbij er sprake is van een besmettingsrisico en dat onder UN 3291 valt, met een massa van ten hoogste 15 kg.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B

Inhoud van de nationale wetgeving: vrijstelling van de ADR-voorschriften voor het vervoer van afval uit de gezondheidszorg waarbij er sprake is van een besmettingsrisico en dat onder UN 3291 valt, met een massa van ten hoogste 15 kg.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Article 12

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-a-FR-5

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in het openbaar vervoer (18).

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.3.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoer van passagiers en gevaarlijke goederen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Andere gevaarlijke goederen dan die van klasse 7 mogen in het openbaar vervoer als handbagage worden vervoerd; alleen de in 4.1, 5.2 en 3.4 vermelde bepalingen inzake verpakking, kenmerking en etikettering van pakketten zijn van toepassing.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 29 mai 2009 relatif au transport des marchandises dangereuses par voies terrestres, annexe I paragraphe 3.1

Toelichting: In handbagage worden alleen gevaarlijke goederen voor persoonlijk of eigen beroepsmatig gebruik toegestaan. Patiënten met ademhalingsproblemen mogen de voor één reis benodigde hoeveelheid draagbare gashouders meenemen.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-a-FR-6

Betreft: vervoer voor eigen rekening van kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen (18).

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting om een vervoersdocument te hebben.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer voor eigen rekening van kleine hoeveelheden andere gevaarlijke goederen dan die van klasse 7 waarbij de in 1.1.3.6 bepaalde grenswaarden niet worden overschreden, is vrijgesteld van de in 5.4.1 vermelde verplichting om in het bezit te zijn van een vervoersdocument.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 29 mai 2009 relatif au transport des marchandises dangereuses par voies terrestres annexe I, paragraphe 3.2.1

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-a-FR-7

Betreft: vervoer over de weg van monsters van chemische stoffen, mengsels en voorwerpen die gevaarlijke goederen bevatten, met het oog op markttoezicht.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 t.e.m. 9

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen, classificatie, bijzondere bepalingen en vrijstellingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen die verpakt zijn in kleine hoeveelheden, bepalingen betreffende het gebruik van verpakkingen en tanks, verzendingsprocedures, eisen voor de vervaardiging van verpakkingen, bepalingen inzake vervoersvoorwaarden, behandeling, laden en lossen, eisen inzake vervoersapparatuur en vervoersactiviteiten, eisen inzake de vervaardiging en goedkeuring van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Monsters van chemische stoffen, mengsels en voorwerpen die gevaarlijke goederen bevatten en die met het oog op analyse worden vervoerd in het kader van een markttoezichtsactiviteit, moeten in combinatieverpakkingen worden verpakt. Ze moeten beantwoorden aan de regels inzake maximumhoeveelheden voor binnenverpakkingen, afhankelijk van het type gevaarlijke goederen. De buitenverpakking moet beantwoorden aan de eisen voor stevige plastic dozen (4H2, hoofdstuk 6.1 van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG). Op de buitenverpakking moeten het in bijlage I, deel I.1, punt 3.4.7, bij Richtlijn 2008/68/EG vermelde merkteken en de tekst “monsters voor analyse” (in het Frans: “Echantillons destinés à l’analyse”) worden aangebracht. Als aan deze voorschriften is voldaan, is het vervoer vrijgesteld van de toepassing van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 12 décembre 2012 modifiant l'arrêté du 29 mai 2009 relatif aux transports de marchandises dangereuses par voies terrestres

Toelichting: De afwijking van bijlage I, deel I.1, punt 1.1.3, bij Richtlijn 2008/68/EG voorziet niet in het vervoer van monsters van gevaarlijke goederen die met het oog op analyse zijn genomen door of namens de bevoegde autoriteiten. Om effectief markttoezicht te waarborgen, heeft Frankrijk een procedure vastgesteld op basis van het systeem dat van toepassing is op beperkte hoeveelheden, teneinde de veiligheid te garanderen van het vervoer van monsters die gevaarlijke goederen bevatten. Aangezien de bepalingen van tabel A niet altijd kunnen worden toegepast, is de beperking van de hoeveelheid voor de binnenverpakking vanuit een meer operationeel standpunt gedefinieerd.

Vervaldatum: 1 januari 2025

RO-a-FR-8

Betreft: invoering van RO-a-HU-2: vervoer van farmaceutische producten die geen geneesmiddelen zijn, bestemd voor apotheken en ziekenhuizen.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B

Inhoud van de nationale wetgeving: Het is niet verplicht om op de verpakking een markering aan te brengen overeenkomstig punt 6.1.3 van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG of die anderszins te kenmerken als die gevaarlijke goederen in kleine hoeveelheden bevat.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 29 mai 2009 modifié relatif au transport des marchandises dangereuses par voies terrestres, annexe I, paragraphe 3.10

Toelichting: Deze afwijking is strikt beperkt tot ondernemingen die farmaceutische producten leveren aan apotheken en ziekenhuizen. In het kader van hun activiteiten lossen die ondernemingen hoofdzakelijk goederen die in beperkte hoeveelheden verpakt zijn. Die producten worden vervolgens in verzegelde buitenverpakkingen (plastic of kartonnen dozen) geplaatst.

Vervaldatum: 30 juni 2027

HU Hongarije

RO-a-HU-1

Betreft: invoering van RO—a—DE-2

Referentie van de nationale wetgeving: A nemzeti fejlesztési miniszter rendelete az ADR Megállapodás A és B Mellékletének belföldi alkalmazásáról

Vervaldatum: 30 januari 2025

RO-a-HU-2

Betreft: distributie van goederen in binnenverpakkingen naar detailhandelaren of van lokale magazijnen naar detailhandelaren of gebruikers en van detailhandelaren naar eindgebruikers.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 6.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de constructie en de beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Het is niet verplicht op de binnenverpakking een markering aan te brengen overeenkomstig bijlage I, deel I.1, punt 6.1.3, bij Richtlijn 2008/68/EG of die anderszins te kenmerken als deze gevaarlijke goederen bevat die oorspronkelijk zijn verpakt overeenkomstig bijlage I, deel I.1, punt 3.4, bij Richtlijn 2008/68/EG en worden vervoerd in een in bijlage 1 bij de nationale wetgeving bepaalde hoeveelheid.

Referentie van de nationale wetgeving: A nemzeti fejlesztési miniszter rendelete az ADR Megállapodás A és B Mellékletének belföldi alkalmazásáról

Toelichting: De eisen van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG zijn niet afgestemd op de laatste fasen van het vervoer van een magazijn naar een detailhandelaar of gebruiker of van een detailhandelaar naar een eindgebruiker. Deze afwijking moet het mogelijk maken binnenverpakkingen van goederen voor kleinhandelsdistributie op het laatste deel van een lokaal distributietraject zonder buitenverpakking te vervoeren.

Vervaldatum: 30 januari 2025

AT Oostenrijk

RO-a-AT-1

Betreft: kleine hoeveelheden van alle klassen, behalve 1, 6.2 en 7.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 3.4

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoer van in beperkte hoeveelheden verpakte gevaarlijke goederen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Tot 30 kg of 30 liter gevaarlijke goederen die niet tot de categorieën 0 of 1 behoren in beperkte hoeveelheden in binnenverpakkingen, in ADR-conforme verpakkingen of als stevige artikelen, mogen samen worden verpakt in op X-straling geteste dozen.

Eindgebruikers mogen deze goederen ophalen in de winkel of terugbrengen naar een winkel; handelaars mogen ze vervoeren naar de eindgebruiker of tussen hun winkels.

De maximumhoeveelheid voor een vervoerseenheid bedraagt 333 kg of liter en de afstand mag niet meer dan 100 km bedragen.

De dozen moeten over een gestandaardiseerde etikettering beschikken en vergezeld gaan van een vereenvoudigd vervoersdocument.

Er gelden enkele ladings- en behandelingsvoorschriften.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgutbeförderungsverordnung Geringe Mengen — GGBV-GM vom 5.7.2019, BGBl. II Nr. 203/2019

Vervaldatum: 30 juni 2028

PL Portugal

RO-a-PT-3

Betreft: invoering van RO-a-HU-2

Referentie van de nationale wetgeving: Deliberação n.° 2053/2015, de 9 de novembro 2015

Vervaldatum: 30 juni 2027

FI Finland

RO-a-FI-1

Betreft: vervoer van bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen in bussen.

Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, punt a)

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1, 4 en 5.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstellingen, verpakkingsvoorschriften, kenmerking en documentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: In passagiersbussen mogen kleine hoeveelheden specifieke gevaarlijke goederen als vracht worden vervoerd, voor zover de totale hoeveelheid niet meer dan 200 kg bedraagt. Privépersonen mogen gevaarlijke goederen als bedoeld in punt 1.1.3 aan boord van een bus vervoeren wanneer die goederen verpakt zijn voor verkoop in de detailhandel en bestemd zijn voor persoonlijk gebruik. De totale hoeveelheid ontvlambare vloeistoffen in hervulbare recipiënten mag niet meer dan 5 liter bedragen.

Referentie van de nationale wetgeving: Reglement van het Finse Agentschap voor vervoer en communicatie betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en het Regeringsbesluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (194/2002).

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-a-FI-2

Betreft: beschrijving van lege tanks in het vervoersdocument.

Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, punt a)

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: deel 5, 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bijzondere voorschriften voor het vervoer in tankwagens of vervoerseenheden met meer dan één tank.

Inhoud van de nationale wetgeving: Bij het vervoer van lege, ongereinigde tankwagens of vervoerseenheden met meer dan één tank met een etikettering overeenkomstig punt 5.3.2.1.3, mag de stof met het laagste vlampunt in het vervoersdocument worden vermeld als laatst vervoerde stof.

Referentie van de nationale wetgeving: Reglement van het Finse Agentschap voor vervoer en communicatie betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-a-FI-3

Betreft: bebording en kenmerking van de vervoerseenheid voor explosieven.

Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, punt a)

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.2.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene voorschriften voor oranje borden.

Inhoud van de nationale wetgeving: Op vervoerseenheden (doorgaans kleine vrachtwagens) die kleine hoeveelheden explosieven (max. 1 000 kg netto) naar steengroeven en werklocaties vervoeren, mag aan de voor- en achterkant een bord worden aangebracht volgens model 1.

Referentie van de nationale wetgeving: Reglement van het Finse Agentschap voor vervoer en communicatie betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Vervaldatum: 30 juni 2027

SE Zweden

RO-a-SE-1

Betreft: invoering van RO—a—FR-7

Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, punt a) (kleine hoeveelheden)

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 t.e.m. 9

Inhoud van de richtlijn:

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om visa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng

Toelichting:

Vervaldatum: 30 juni 2027

Op grond van artikel 6, lid 2, punt b), i), van Richtlijn 2008/68/EG

BE België

RO-bi-BE-5

Betreft: vervoer van afval naar afvalverwijderingsinstallaties.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.2, 5.4, 6.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, kenmerking en verpakkingsvoorschriften.

Inhoud van de nationale wetgeving: In plaats van het afval te classificeren aan de hand van de ADR wordt het in verschillende afvalgroepen geclassificeerd (brandbare oplosmiddelen, verf, zuren, batterijen enz.) om gevaarlijke reacties binnen één groep te voorkomen. Er gelden minder strenge voorschriften voor de vervaardiging van verpakkingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Toelichting: Deze regeling mag worden gebruikt voor het vervoer van kleine hoeveelheden afval naar afvalverwijderingsinstallaties.

Vervaldatum: 31 december 2028

RO-bi-BE-6

Betreft: invoering van RO—bi—SE-5

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 01-2004

Vervaldatum: 31 december 2028

RO-bi-BE-7

Betreft: invoering van RO-bi-SE-6

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 02-2003

Vervaldatum: 31 december 2028

RO-bi-BE-8

Betreft: vrijstelling van het verbod voor de chauffeur of de bijrijder om verpakkingen met gevaarlijke goederen te openen in een lokale distributieketen van een lokaal magazijn naar een detailhandelaar of eindgebruiker en van een detailhandelaar naar een eindgebruiker (behalve klasse 7).

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.3.3

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod voor de chauffeur of de bijrijder om verpakkingen met gevaarlijke goederen te openen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Het verbod om verpakkingen te openen wordt aangevuld met de voorwaarde “tenzij deze daartoe door de exploitant van het voertuig is gemachtigd”.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Toelichting: Een letterlijke interpretatie van dit verbod kan ernstige problemen voor de detailhandeldistributie opleveren.

Vervaldatum: 31 december 2028

RO-bi-BE-10

Betreft: vervoer in de directe omgeving van industrieterreinen, m.i.v. vervoer over de openbare weg.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bijlagen A en B

Inhoud van de nationale wetgeving: De afwijkingen hebben betrekking op de documentatie, het bestuurderscertificaat, de etikettering en/of de kenmerking van verpakkingen.

Referentie van de nationale wetgeving: afwijkingen 10-2012, 12-2012, 24-2013, 31-2013, 07-2014, 08-2014, 09-2014 en 38-2014.

Vervaldatum: 31 december 2028

RO-bi-BE-11

Betreft: inzameling van butaan-propaan-cilinders zonder overeenstemmende etikettering.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.2.2.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: op gascilinders moeten gevarenetiketten aangebracht zijn.

Inhoud van de nationale wetgeving: Tijdens de inzameling van cilinders die UN 1965 hebben bevat, moeten ontbrekende etiketten niet worden vervangen indien het voertuig zelf correct is gelabeld (model 2.1).

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 14-2016

Vervaldatum: 31 december 2028

RO-bi-BE-12

Betreft: vervoer van UN 3509 in bulkcontainers met een afdekzeil.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.3.2.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: UN 3509 moet worden vervoerd in gesloten bulkcontainers.

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 15-2016

Vervaldatum: 31 december 2028

RO-bi-BE-13

Betreft: vervoer van DOT-cilinders

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 6.2.3.4 t.e.m. 6.2.3.9

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Gascilinders moeten worden geproduceerd en getest overeenkomstig punt 6.2 van de ADR.

Inhoud van de nationale wetgeving: Gascilinders die overeenkomstig de voorschriften van het United States Department of Transportation (DOT) zijn geproduceerd en getest, mogen worden gebruikt voor het vervoer van een beperkte lijst van in de bijlage bij de afwijking genoemde gassen.

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking BWV01-2017.

Vervaldatum: 31 december 2028

DK Denemarken

RO-bi-DK-1

Betreft: UN 1202, 1203, 1223 en klasse 2 — geen vervoersdocument.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoersdocument vereist.

Inhoud van de nationale wetgeving: Bij het vervoer van minerale olieproducten van klasse 3, UN 1202, 1203 en 1223 en gassen van klasse 2 in het kader van distributie (aflevering van goederen aan twee of meer ontvangers en inzameling van ingeleverde goederen in vergelijkbare situaties) is geen vervoersdocument vereist mits de schriftelijke instructies naast de krachtens de ADR vereiste informatie ook informatie over het UN-nummer, de naam en de klasse bevatten.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 af 15.8.2001 om vejtransport af farligt gods

Toelichting: De reden voor deze nationale afwijking is dat bijvoorbeeld oliemaatschappijen dankzij de ontwikkeling van elektronische apparatuur te allen tijde informatie over klanten naar hun voertuigen kunnen verzenden. Aangezien deze informatie bij het vertrek niet beschikbaar is en tijdens het vervoer naar het voertuig wordt verzonden, kunnen de vervoersdocumenten niet vóór het vertrek worden opgesteld. Dergelijk vervoer vindt plaats binnen een beperkt gebied.

Denemarken geniet een afwijking voor een soortgelijke bepaling krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2026

RO-bi-DK-2

Betreft: invoering van RO-bi-SE-6

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 437 af 6. juni 2005 om vejtransport af farligt gods, zoals gewijzigd.

Vervaldatum: 30 juni 2026

RO-bi-DK-3

Betreft: Het vervoer van gevaarlijke goederen tussen dicht bij elkaar gelegen privéterreinen.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Inhoud van de nationale wetgeving: Het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg tussen twee of meer afzonderlijke dicht bij elkaar gelegen privéterreinen mag plaatsvinden met een schriftelijke vergunning van de bevoegde autoriteit — bepaalde voorwaarden zijn van toepassing.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 828 af 10. juni 2017 om vejtransport af farligt gods

Toelichting: Deze situatie doet zich doorgaans voor wanneer goederen worden vervoerd tussen privéterreinen die in elkaars buurt liggen maar waarvoor de openbare weg over zeer korte afstand moet worden gebruikt (bv. om een weg over te steken). Dit valt niet onder het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg in de gebruikelijke betekenis en er gelden minder strenge voorschriften.

Vervaldatum: 30 juni 2026

RO-bi-DK-4

Betreft: vervoer over de weg van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen van privéwoningen en bedrijven naar nabijgelegen afvalinzamelpunten of tussenliggende verwerkingsinstallaties met het oog op verwijdering.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 t.e.m. 9

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen, classificatiebepalingen, bijzondere bepalingen, verpakkingsvoorschriften, verzendingsprocedures, eisen voor het vervaardigen en testen van verpakkingen, bepalingen inzake vervoersvoorwaarden, laden, lossen en behandelen, voorschriften voor voertuigbemanningen, apparatuur, exploitatie en documentatie en voorschriften voor de constructie en goedkeuring van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Gevaarlijke goederen mogen onder bepaalde voorwaarden van privéwoningen en bedrijven naar nabijgelegen afvalinzamelpunten of tussenliggende verwerkingsinstallaties worden vervoerd met het oog op verwijdering. Al naargelang de aard en de risico’s van het vervoer moeten andere voorschriften worden nageleefd, bijvoorbeeld wat betreft de hoeveelheid gevaarlijke goederen per binnenverpakking, per buitenverpakking en/of per vervoerseenheid, en naargelang er al dan niet een verband bestaat tussen het vervoer van gevaarlijke goederen en de hoofdactiviteit van de ondernemingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 818 af 28. juni 2011 om vejtransport af farligt gods § 4, stk. 3

Toelichting: Afvalbeheerders en bedrijven kunnen niet alle bepalingen van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG toepassen wanneer afval dat resten van gevaarlijke goederen kan bevatten, van privéwoningen en/of bedrijven naar inzamelpunten wordt vervoerd met het oog op verwijdering. Het afval betreft gewoonlijk verpakkingen die oorspronkelijk zijn vervoerd op basis van de vrijstelling van bijlage I, deel I.1, 1.1.3.1, punt c), van Richtlijn 2008/68/EG en/of in de detailhandel zijn verkocht. De vrijstelling van 1.1.3.1, punt c), geldt echter niet voor vervoer naar afvalinzamelpunten; de bepalingen van bijlage I, deel I.1, punt 3.4, bij Richtlijn 2008/68/EG zijn niet geschikt voor het vervoer van afval van binnenverpakkingen.

Vervaldatum: 1 januari 2025

RO-bi-DK-5

Betreft: vrijstelling voor het laden en lossen van gevaarlijke goederen waaraan krachtens 7.5.11 aanvullend voorschrift CV1 en krachtens 8.5 aanvullend voorschrift S1 is toegekend, zonder speciale toestemming van de bevoegde instantie op een voor het publiek toegankelijke plaats.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 7.5.11, 8.5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: aanvullende voorschriften inzake het laden, het lossen en de behandeling.

Inhoud van de nationale wetgeving: In afwijking van de voorschriften van 7.5.11 of 8.5 is het laden en lossen van gevaarlijke goederen op een voor het publiek toegankelijke plaats zonder speciale toestemming van de bevoegde instantie toegestaan.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 828 af 10. juni 2017 om vejtransport af farligt gods

Toelichting: Voor binnenlands vervoer in de staat legt deze bepaling een zware last op de bevoegde autoriteiten en het bedrijfsleven dat zich bezighoudt met de gevaarlijke goederen in kwestie.

Vervaldatum: 30 juni 2026

DE Duitsland

RO-bi-DE-1

Betreft: vrijstelling voor bepaalde vermeldingen op het vervoersdocument (n2).

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: inhoud van het vervoersdocument.

Inhoud van de nationale wetgeving: voor alle klassen, behalve de klassen 1 (behalve 1.4S), 5.2 en 7

In het vervoersdocument moet geen vermelding worden opgenomen:

a)

van de ontvanger bij plaatselijke distributie (behalve voor een volledige lading en vervoer met specifieke trajecten);

b)

van de hoeveelheid en de aard van de verpakkingen als punt 1.1.3.6 niet van toepassing is en het voertuig aan alle bepalingen van de bijlagen A en B voldoet;

c)

voor lege, ongereinigde tanks volstaat het vervoersdocument van de laatste lading.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom

Toelichting: De toepassing van alle voorschriften voor dergelijk vervoer is niet uitvoerbaar.

Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 22 (krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG).

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-DE-3

Betreft: vervoer van verpakt gevaarlijk afval.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 1 t.e.m. 5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, verpakking en kenmerking.

Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 2 tot en met 6.1, 8 en 9: gezamenlijke verpakking en vervoer van gevaarlijk afval in pakketten en IBC’s; afval moet in een binnenverpakking (zoals ingezameld) worden verpakt en in specifieke afvalgroepen worden geclassificeerd (om gevaarlijke reacties binnen een afvalgroep te vermijden); gebruik van bijzondere schriftelijke instructies voor de afvalgroepen en als vrachtbrief; inzameling van huishoudelijk afval, laboratoriumafval enz.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. IS. 4350); Ausnahme 20

Toelichting: lijst nr. 6*

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-DE-5

Betreft: plaatselijk vervoer van UN 3343 (nitroglycerinemengsel, ongevoelig gemaakt, vloeibaar, ontvlambaar, niet anders gespecificeerd, met niet meer dan 30 % nitroglycerine) in tankcontainers, in afwijking van bijlage I, deel I.1, punt 4.3.2.1.1, bij Richtlijn 2008/68/EG.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 3.2, 4.3.2.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen inzake het gebruik van tankcontainers.

Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer van nitroglycerine (UN 3343) in tankcontainers, over korte afstanden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1.

Eisen met betrekking tot tankcontainers

1.1.

Er mag alleen gebruik worden gemaakt van tankcontainers waarvoor een speciale toestemming is afgegeven en die beantwoorden aan de in bijlage I, deel I.1, punt 6.8, bij Richtlijn 2008/68/EG vastgestelde bepalingen inzake constructie, uitrusting, vergunning van het constructiemodel, tests, etikettering en werking.

1.2.

Het sluitmechanisme van de tankcontainer moet zijn uitgerust met een decompressiesysteem dat opengaat bij een interne druk van 300 kPa (3 bar) boven de normale druk, waarbij een naar boven gerichte opening van minstens 135 cm2 (diameter: 132 mm) opengaat. Die opening mag zich na activering niet opnieuw sluiten. Met het oog op de veiligheid kunnen een of meer veiligheidselementen met hetzelfde activeringsgedrag en overeenkomstig decompressieoppervlak worden gebruikt. Het constructietype van de veiligheidsinstallatie moet met succes de typetests hebben doorstaan en typegoedkeuring hebben verkregen van de verantwoordelijke autoriteit.

2.

Etikettering

Op elke tankcontainer moet aan beide zijden een etiket met een gevarenlabel worden aangebracht overeenkomstig model 3 van bijlage I, deel I.1, punt 5.2.2.2.2, bij Richtlijn 2008/68/EG.

3.

Exploitatiebepalingen

3.1.

Er moet op worden toegezien dat de nitroglycerine tijdens het vervoer evenredig verdeeld is in het flegmatiseringsmedium en dat geen ontmenging kan plaatsvinden.

3.2.

Tijdens het laden en lossen mag er niemand in of op het voertuig blijven, behalve om de laad- en losapparatuur te bedienen.

3.3.

Op de losplaats worden de tankcontainers volledig geledigd. Als ze niet volledig kunnen worden geledigd, worden ze na het lossen vast afgesloten tot ze opnieuw worden gevuld.

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking Noordrijn-Westfalen

Opmerkingen: Het betreft plaatselijk vervoer over de weg in tankcontainers, over korte afstanden, als onderdeel van een industrieel proces tussen twee vaste productievestigingen. Om een farmaceutisch product te produceren, levert productievestiging A, als onderdeel van een vervoersactiviteit die aan de regels beantwoordt, een ontvlambare (UN 1866) harsoplossing van verpakkingsgroep II in tankcontainers van 600 l aan productievestiging B. Daar wordt een nitroglycerineoplossing toegevoegd en gebeurt de menging, waardoor een lijmmengsel met ongevoelig gemaakte, vloeibare, ontvlambare, niet anders gespecificeerde nitroglycerine ontstaat, met maximaal 30 % nitroglycerine (UN 3343), voor verder gebruik. Het vervoer van deze substantie terug naar vestiging A gebeurt ook met de bovenvermelde tankcontainers, die door de relevante autoriteit specifiek zijn gecontroleerd en goedgekeurd voor deze specifieke vervoersactiviteit en waarop de tankcode L10DN is aangebracht.

Vervaldatum: 30 juni 2028

RO-bi-DE-6

Betreft: invoering van RO—bi—SE-6

Referentie van de nationale wetgeving: ƒ 1 Absatz 3 Nummer 1 der Gefahrgutverordnung Straße, Eisenbahn und Binnenschifffahrt (GGVSEB)

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-DE-7

Betreft: invoering van RO-bi-BE-10

Referentie van de nationale wetgeving:

Vervaldatum: 31 december 2027

IE Ierland

RO-bi-IE-3

Betreft: vrijstelling voor het laden en lossen van gevaarlijke goederen waaraan krachtens 7.5.11 aanvullend voorschrift CV1 en krachtens 8.5 aanvullend voorschrift S1 is toegekend, zonder speciale toestemming van de bevoegde instantie op een voor het publiek toegankelijke plaats.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5 en 8.5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: aanvullende voorschriften inzake het laden, het lossen en de behandeling.

Inhoud van de nationale wetgeving: In afwijking van de voorschriften van 7.5.11 of 8.5 is het laden en lossen van gevaarlijke goederen op een voor het publiek toegankelijke plaats zonder speciale toestemming van de bevoegde instantie toegestaan.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(5) of the “Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”

Toelichting: Voor binnenlands vervoer is deze bepaling een zeer bewerkelijke verplichting voor de bevoegde instanties.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-IE-6

Betreft: vrijstelling van het voorschrift in 4.3.4.2.2, waarin bepaald is dat niet permanent met de tank van een tankwagen verbonden buigzame laad- en losleidingen tijdens het vervoer leeg moeten zijn.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.3

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: gebruik van tankwagens.

Inhoud van de nationale wetgeving: Flexibele slanghaspels (inclusief de bijbehorende vaste pijpleidingen) die zijn verbonden aan tankwagens voor kleinhandelsdistributie van aardolieproducten met identificatienummers UN 1011, UN 1202, UN 1223, UN 1863 en UN 1978, hoeven tijdens het vervoer over de weg niet leeg te zijn, mits afdoende maatregelen worden genomen om lekkage te voorkomen.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(8) of the “Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”

Toelichting: Flexibele slangen die zijn verbonden aan tankwagens voor levering aan huis, moeten zelfs tijdens het vervoer te allen tijde vol blijven. Het leveringssysteem vereist dat de meter en de slang van de tankwagen vooraf gevuld zijn om te waarborgen dat de afnemer de juiste hoeveelheid product ontvangt.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-IE-7

Betreft: vrijstelling van bepaalde voorschriften van de hoofdstukken 5.4.0, 5.4.1.1.1 en 7.5.11 van de ADR voor het bulkvervoer van ammoniumnitraatmeststoffen (UN 2067) van havens naar de bestemmelingen.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.0, 5.4.1.1.1 en 7.5.11

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschrift voor een apart vervoersdocument met de correcte totale hoeveelheid van de specifieke lading voor elk vervoerstraject en het voorschrift dat het voertuig voor en na het traject moet worden gereinigd.

Inhoud van de nationale wetgeving: voorgestelde afwijking om wijzigingen toe te staan in de ADR-voorschriften voor het vervoersdocument en de reiniging van het voertuig teneinde rekening te houden met de praktische aspecten van bulkvervoer van de haven naar de bestemmeling.

Referentie van de nationale wetgeving: voorgesteld amendement van de “Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”

Toelichting: De bepalingen van de ADR vereisen a) een afzonderlijk vervoersdocument met de totale massa vervoerde gevaarlijke goederen voor de specifieke lading; en b) bijzondere bepaling CV24 inzake reiniging voor elke lading die tijdens het lossen van een bulkschip tussen de haven en de ontvanger wordt vervoerd. Aangezien het hier om plaatselijk vervoer bij het lossen van een bulkschip gaat, waarbij dezelfde stof in verschillende ladingen (op dezelfde dag of opeenvolgende dagen) tussen het bulkschip en de ontvanger wordt vervoerd, moet één vervoersdocument met een benaderde totale massa van elke lading volstaan en is het niet nodig de toepassing van voorschrift CV24 te eisen.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-IE-8

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen tussen privéterreinen en een ander voertuig in de onmiddellijke nabijheid van die terreinen, of tussen delen van privéterreinen die aan weerszijden van een openbare weg gelegen zijn.

Referentie van de bijlage bij de richtlijn: bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

Inhoud van de nationale wetgeving: De voorschriften worden niet toegepast wanneer de gevaarlijke goederen met een voertuig worden overgebracht:

a)

tussen privéterreinen en een ander voertuig in de onmiddellijke nabijheid van die terreinen of

b)

tussen twee delen van een privéterrein aan weerszijden van een openbare weg,

indien het vervoer via de kortste route gebeurt.

Referentie van de nationale wetgeving: European Communities (Carriage of Dangerous Goods by Road and Use of Transportable Pressure Equipment) Regulations 2011 and 2013, Regulation 56

Toelichting: Soms moeten goederen worden vervoerd tussen twee delen van een privéterrein of tussen een privéterrein en een daarmee verbonden voertuig dat zich aan de overzijde van een openbare weg bevindt. Deze vorm van vervoer vormt geen vervoer van gevaarlijke goederen in de gebruikelijke betekenis. Derhalve moeten de voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke goederen niet worden toegepast. Zie ook RO-bi-SE-3 en RO-bi-DK-3.

Vervaldatum: 30 juni 2027

EL Griekenland

RO-bi-EL-1

Betreft: vrijstelling van veiligheidsvereisten voor vaste tanks (tankvoertuigen) met een bruto massa van minder dan 4 t die worden gebruikt voor plaatselijk vervoer van gasolie (UN 1202) en die voor de eerste maal in Griekenland zijn ingeschreven tussen 1 januari 1991 en 31 december 2002.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.6.3.6, 6.8.2.4.2, 6.8.2.4.3, 6.8.2.4.4, 6.8.2.4.5, 6.8.2.1.17-6.8.2.1.22, 6.8.2.1.28, 6.8.2.2, 6.8.2.2.1 en 6.8.2.2.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vereisten inzake constructie, uitrusting, typekeuring, inspectie en beproeving, en kenmerking van vaste tanks (tankvoertuigen), afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks, waarvan de houders uit metaal vervaardigd zijn, en batterijvoertuigen, alsmede van MEGC’s.

Inhoud van de nationale wetgeving: overgangsbepaling: Er mag nog gebruik worden gemaakt van vaste tanks (tankvoertuigen) met een bruto massa van minder dan 4 t, die uitsluitend worden gebruikt voor plaatselijk vervoer van gasolie (UN 1202), die voor het eerst in Griekenland zijn geregistreerd tussen 1 januari 1991 en 31 december 2002 en waarvan de dikte minder dan 3 mm bedraagt. De bepaling is bedoeld voor plaatselijk vervoer door in die periode geregistreerde voertuigen. Deze overgangsbepaling geldt alleen voor tankvoertuigen die zijn omgebouwd overeenkomstig punt 6.8.2.1.20 en aangepast overeenkomstig:

1.

de volgende paragrafen van de ADR betreffende inspecties en beproevingen: 6.8.2.4.2, 6.8.2.4.3, 6.8.2.4.4 en 6.8.2.4.5;

2.

de tanks moeten voldoen aan de eisen van punten 6.8.2.1.28, 6.8.2.2.1 en 6.8.2.2.2.

In het veld “Opmerkingen” van het kentekenbewijs van het voertuig wordt geschreven: “VALID UNTIL 30.6.2021”.

Referentie van de nationale wetgeving: Τεχνικές Προδιαγραφές κατασκευής, εξοπλισμού και ελέγχων των δεξαμενών μεταφοράς συγκεκριμένων κατηγοριών επικινδύνων εμπορευμάτων για σταθερές δεξαμενές (οχήματα-δεξαμενές), αποσυναρμολογούμενες δεξαμενές που βρίσκονται σε κυκλοφορία (vereisten inzake de constructie, uitrusting, inspectie en beproeving van vaste tanks (tankvoertuigen) en afneembare tanks die in circulatie zijn, voor sommige categorieën gevaarlijke goederen).

Vervaldatum: 30 juni 2023

ES Spanje

RO-bi-ES-2

Betreft: speciale apparatuur voor de distributie van ammoniakgas.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 6.8.2.2.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Teneinde elk verlies van de inhoud bij beschadiging van de uitwendige laad- en losinrichtingen (pijpen, zijafsluiters) te voorkomen, moeten de inwendige afsluiter en de zitting daarvan zodanig ontworpen of beschermd zijn dat zij niet kunnen afbreken door uitwendige belasting. De laad- en losinrichtingen (met inbegrip van flenzen of schroefdoppen) alsmede de eventuele beschermkappen, moeten beveiligd kunnen worden tegen elk onbedoeld openen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Tanks die voor de distributie en het gebruik van ammoniakgas in de landbouw en vóór 1 januari 1997 in gebruik zijn genomen, mogen van een uitwendige in plaats van een inwendige beveiliging worden voorzien, mits die een bescherming biedt die ten minste gelijkwaardig is met de bescherming die door de wand van de tank wordt geboden.

Referentie van de nationale wetgeving: Real Decreto 97/2014. Anejo 1. Apartado 3.

Toelichting: Vóór 1 januari 1997 werden in de landbouw voor het rechtstreeks opbrengen van ammoniakgas op het land uitsluitend tanks met een uitwendige beveiliging gebruikt. Een aantal van die tanks worden nog steeds gebruikt. Ze rijden zelden met lading op de weg, maar worden uitsluitend gebruikt voor het uitrijden van mest op grote boerderijen.

Vervaldatum: 30 juni 2027

FR Frankrijk

RO-bi-FR-1

Betreft: gebruik van het scheepvaartdocument als vervoersdocument bij korte trajecten na het lossen van het schip.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: informatie die moet worden vermeld in het document dat als vervoersdocument voor gevaarlijke goederen wordt gebruikt.

Inhoud van de nationale wetgeving: Het scheepvaartdocument wordt binnen een straal van 15 km als vervoersdocument gebruikt.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Article 23-4.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-FR-3

Betreft: vervoer van vaste LPG-opslagtanks (18).

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor het vervoer van vaste LPG-opslagtanks gelden specifieke regels. Deze zijn alleen van toepassing bij korte afstanden.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Article 30.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-FR-4

Betreft: invoering van RO—bi—BE-8

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 29 mai 2009 modifié relatif aux transports de marchandises dangereuses par voies terrestres.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-FR-5

Betreft: invoering van RO-bi-BE-5

Referentie van de nationale wetgeving: -

Vervaldatum: 30 juni 2024

RO-bi-FR-6

Betreft: vervoer van afval dat vrije asbestvezels bevat.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.4

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verpakkingsvoorschrift P002

Inhoud van de nationale wetgeving: vervoer van afval dat vrije asbestvezels bevat (UN nr. 2212 ASBEST, AMFIBOOLASBEST (amosiet, tremoliet, actinoliet, anthofylliet, crocidoliet) of UN nr. 2590 ASBEST, CHRYSOTIEL) vanop bouwplaatsen:

het afval wordt vervoerd in kiepwagens;

het afval wordt verpakt in “bouwafvalzakken” (opvouwbare zakken met dezelfde afmetingen als de laadbak), die volledig worden afgesloten zodat er tijdens het transport geen asbest kan vrijkomen;

de bouwafvalzakken zijn voldoende sterk zodat ze tijdens normaal transport, maar ook tijdens het lossen op een stortplaats niet scheuren;

er wordt voldaan aan de andere ADR-waarden.

Deze transportomstandigheden blijken uitermate geschikt voor het vervoer van grote hoeveelheden afval van wegwerkzaamheden of asbest dat uit gebouwen wordt verwijderd. Deze werkwijze is ook geschikt voor de uiteindelijke opslag van het afval in erkende stortplaatsen en vergemakkelijkt het lossen van het afval, waardoor de werknemers beter tegen asbest beschermd zijn dan volgens de verpakkingsvoorschriften P002 in punt 4.1.4 van de ADR.

Referentie van de nationale wetgeving: -

Vervaldatum: 30 juni 2024

HU Hongarije

RO-bi-HU-1

Betreft: invoering van RO-bi-SE-3

Referentie van de nationale wetgeving: A nemzeti fejlesztési miniszter rendelete az ADR Megállapodás A és B Mellékletének belföldi alkalmazásáról

Vervaldatum: 30 januari 2025

NL Nederland

RO-bi-NL-13

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2015

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.6, 3.3, 4.1.4, 4.1.6, 4.1.8, 4.1.10, 5.1.2, 5.4.0, 5.4.1, 5.4.3, 6.1, 7.5.4, 7.5.7, 7.5.9, 8 en 9

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstellingen voor bepaalde hoeveelheden; bijzondere bepalingen; gebruik van verpakking; gebruik van oververpakking; documentatie; constructie en beproeving van verpakkingen; laden, lossen en behandeling; bemanning; uitrusting; exploitatie; voertuigen en documentatie; constructie en goedkeuring van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: bepalingen voor het vervoer van klein ingezameld huishoudelijk gevaarlijk afval en huishoudelijk gevaarlijk afval van bedrijven, dat wordt aangeleverd in een geschikte verpakking met een maximale capaciteit van 60 liter. Gezien de kleine hoeveelheden waar het telkens om gaat en de uiteenlopende aard van de verschillende stoffen, kunnen de ADR-voorschriften bij het vervoer niet volledig worden nageleefd. Daarom wordt in de voornoemde regeling een vereenvoudigde variant vastgesteld, die afwijkt van een aantal bepalingen in de ADR.

Referentie van de nationale wetgeving: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2015

Toelichting: De regeling is zo ontworpen dat particulieren en bedrijven klein chemisch afval op één locatie kunnen aanbieden. Het gaat dan ook om restproducten, zoals verfresten. Het gevaar wordt geminimaliseerd door de keuze van het vervoermiddel, waarbij onder meer speciale transportelementen worden gebruikt, aangevuld met voor het publiek duidelijk zichtbare gele zwaailichten en borden “niet roken”. Het is van cruciaal belang dat de veiligheid wordt gewaarborgd. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren door de stoffen in gesloten verpakkingen te laten vervoeren, zodat verspreiding wordt voorkomen en er geen risico ontstaat dat giftige dampen weglekken of zich in het voertuig ophopen. Het voertuig bevat elementen waarin de verschillende categorieën afval kunnen worden opgeslagen en die bescherming bieden tegen schuiven, onopzettelijke verplaatsing en onbedoeld openen. Hoewel de aangeboden hoeveelheden afval klein zijn, moet de vervoersexploitant, gezien de uiteenlopende aard van de betrokken stoffen, toch over een vakbekwaamheidscertificaat beschikken. Omdat privépersonen niet voldoende op de hoogte zijn van de aan deze stoffen verbonden gevaren, moeten er schriftelijke instructies beschikbaar zijn, zoals in de bijlage bij de regeling is bepaald.

Vervaldatum: 30 juni 2027

PT Portugal

RO-bi-PT-1

Betreft: vervoersdocumentatie voor UN 1965

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor vervoersdocumentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: De exacte vervoersnaam die op het vervoersdocument moet worden vermeld voor in cilinders vervoerd commercieel butaan- en propaangas dat onder de verzamelrubriek “UN 1965 Mengsel van koolwaterstofgassen, vloeibaar gemaakt, n.e.g.” valt, zoals bepaald in punt 5.4.1 van het RPE (Regulamento Nacional de Transporte de Mercadorias Perigosas por Estrada), mag worden vervangen door de volgende handelsnamen:

“UN 1965 Butaan” voor de mengsels A, A01, A02 en A0, zoals beschreven in onderafdeling 2.2.2.3 van het RPE, vervoerd in cilinders;

“UN 1965 Propaan” voor mengsel C, zoals beschreven in onderafdeling 2.2.2.3 van het RPE, vervoerd in cilinders.

Referentie van de nationale wetgeving: Despacho DGTT 7560/2004 van 16 april 2004, krachtens artikel 5, nr. 1, van Decreto-Lei no. 267-A/2003 van 27 oktober

Toelichting: Het is belangrijk dat het invullen van vervoersdocumenten voor gevaarlijke goederen door economische operatoren wordt vergemakkelijkt, mits de veiligheid van die activiteiten niet in het gedrang komt.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-PT-2

Betreft: vervoersdocumentatie voor lege ongereinigde tanks en containers.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor vervoersdocumentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor de terugritten van lege tanks en containers waarmee gevaarlijke goederen zijn vervoerd, mag het in punt 5.4.1 van het RPE bedoelde vervoersdocument worden vervangen door het vervoersdocument dat is afgegeven voor de onmiddellijk daaraan voorafgaande rit die is uitgevoerd voor het leveren van de goederen.

Referentie van de nationale wetgeving: Despacho DGTT15162/2004 van 28 juli 2004, krachtens artikel 5, nr. 1, van Decreto-Lei nr. 267-A/2003 van 27 oktober

Toelichting: De verplichting dat voor het vervoer van lege tanks en containers waarmee gevaarlijke goederen zijn vervoerd een vervoersdocument moet zijn afgegeven dat voldoet aan het RPE, veroorzaakt in sommige gevallen praktische problemen; die kunnen tot een minimum worden beperkt zonder de veiligheid in het gedrang te brengen.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-PT-3

Betreft: invoering van RO-bi-BE-8

Referentie van de nationale wetgeving: Deliberação 12/2021, van 5 januari 2021

Vervaldatum: 30 juni 2027

FI Finland

RO-bi-FI-1

Betreft: wijziging van de informatie in het vervoersdocument voor explosieve stoffen.

Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, punt a)

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.2.1, punt a)

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bijzondere bepalingen voor klasse 1.

Inhoud van de nationale wetgeving: In het vervoersdocument mag in plaats van de feitelijke nettomassa aan explosieve stoffen het aantal ontstekers worden vermeld (1 000 ontstekers stemt overeen met 1 kg explosieven).

Referentie van de nationale wetgeving: Reglement van het Finse Agentschap voor vervoer en communicatie betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Toelichting: Deze informatie volstaat voor binnenlands vervoer. Deze afwijking wordt voornamelijk gebruikt voor plaatselijk vervoer van kleine hoeveelheden door de springstofindustrie.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-FI-3

Betreft: invoering van RO—bi—DE-1

Referentie van de nationale wetgeving: Reglement van het Finse Agentschap voor vervoer en communicatie betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-FI-4

Betreft: invoering van RO—bi—SE-6

Referentie van de nationale wetgeving: Decreet inzake een bestuurderscertificaat voor bestuurders van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren (401/2011)

Vervaldatum: 30 juni 2027

SE Zweden

RO-bi-SE-1

Betreft: vervoer van gevaarlijk afval naar installaties voor de verwijdering van dergelijk afval.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 5 en 6

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de vervaardiging en de beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer van verpakkingen die gevaarlijke goederen als afval bevatten, moet worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de ADR; hierop zijn slechts een paar uitzonderingen toegestaan. Niet voor alle soorten stoffen en voorwerpen zijn uitzonderingen toegestaan.

De voornaamste uitzonderingen zijn:

Kleine verpakkingen (minder dan 30 kg) van gevaarlijke goederen als afval mogen worden verpakt in verpakkingen, waaronder IBC’s en grote verpakkingen, en moeten niet voldoen aan de punten 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn. Verpakkingen, met inbegrip van IBC’s en grote verpakkingen, moeten niet worden getest zoals zij zijn klaargemaakt voor vervoer, namelijk met een representatieve steekproef van kleine binnenverpakkingen.

Dit is toegestaan op voorwaarde dat:

de verpakkingen, IBC’s en grote verpakkingen in overeenstemming zijn met een type dat is getest en goedgekeurd op basis van verpakkingsgroep I of II van de toepasselijke bepalingen van afdeling 6.1, 6.5 of 6.6 van bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn;

de kleine verpakkingen worden verpakt met absorberend materiaal dat vrije vloeistoffen die tijdens het vervoer kunnen ontsnappen, vasthoudt in de buitenverpakkingen, IBC’s of grote verpakkingen;

de brutomassa van de verpakkingen, IBC’s of grote verpakkingen, zoals klaargemaakt voor vervoer, niet hoger ligt dan de toegestane brutomassa die is vermeld op de VN-ontwerptypemarkering voor verpakkingsgroep I of II voor de verpakkingen, IBC’s of grote verpakkingen, en

de volgende zin wordt opgenomen in het vervoersdocument: “Packed according to part 16 of ADR-S”.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor het binnenlandse vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen

Toelichting: De punten 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn zijn moeilijk toepasbaar omdat de verpakkingen, IBC’s en grote verpakkingen worden getest met een representatieve steekproef van de afvalstoffen, die op voorhand moeilijk te voorspellen is.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-SE-2

Betreft: vermelding van de naam en het adres van de afzender op het vervoersdocument.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene informatie die in het vervoersdocument moet worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: In de nationale wetgeving is bepaald dat lege, ongereinigde verpakkingen als onderdeel van een distributiesysteem mogen worden geretourneerd zonder vermelding van de naam en het adres van de afzender.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng

Toelichting: Lege, ongereinigde verpakkingen die worden geretourneerd, bevatten in de meeste gevallen nog kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen.

Deze afwijking wordt vooral gebruikt door bedrijven bij het retourneren van lege, ongereinigde gashouders in ruil voor volle.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-SE-3

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg tussen verschillende delen van de terreinen.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Inhoud van de nationale wetgeving: vervoer in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg tussen verschillende delen van de terreinen. De afwijking heeft betrekking op de etikettering en kenmerking van verpakkingen, vervoersdocumenten, het diploma van de chauffeur en het keuringscertificaat overeenkomstig deel 9.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng

Toelichting: Er zijn verschillende situaties waarin gevaarlijke goederen worden vervoerd tussen locaties die aan weerszijden van een openbare weg liggen. Deze vorm van vervoer geldt niet als vervoer van gevaarlijke goederen op een particuliere weg en moet derhalve worden onderworpen aan relevante eisen. Zie ter vergelijking ook artikel 6, lid 14, van Richtlijn 96/49/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-SE-4

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen die door de overheid in beslag zijn genomen.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Inhoud van de nationale wetgeving: Afwijkingen van de voorschriften kunnen met het oog op bijvoorbeeld de bescherming van werknemers, risico’s bij het lossen of de indiening van bewijsmateriaal, worden toegestaan.

Afwijkingen van de voorschriften worden alleen toegestaan als het veiligheidsniveau bij normale vervoersomstandigheden afdoende is.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng

Toelichting: Deze afwijkingen kunnen alleen worden toegepast door overheidsinstanties die gevaarlijke goederen in beslag nemen.

Ze is bedoeld voor plaatselijk vervoer van bijvoorbeeld goederen die door de politie in beslag zijn genomen, zoals explosieven of gestolen goederen. Het probleem bij dergelijke goederen is dat de classificatie nooit vaststaat. Bovendien zijn deze goederen vaak niet volgens de ADR verpakt, gekenmerkt of geëtiketteerd. Jaarlijks verricht de politie enkele honderden van dergelijke transporten. Gesmokkelde drank moet worden vervoerd van de plaats waar hij in beslag is genomen naar een plaats waar bewijsmateriaal wordt bewaard en vervolgens naar een installatie waar de drank wordt vernietigd, waarbij de afstand tussen deze laatste twee locaties vrij groot kan zijn. De toegestane afwijkingen zijn: a) het is niet verplicht elke verpakking te etiketteren; en b) het is niet verplicht goedgekeurde verpakkingen te gebruiken. Elke pallet met dergelijke verpakkingen moet echter op correcte wijze worden geëtiketteerd. Aan alle andere voorschriften moet worden voldaan. Jaarlijks vinden er ongeveer 20 van dergelijke transporten plaats.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-SE-5

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in en in de directe omgeving van havens.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.1.2, 8.1.5 en 9.1.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: documenten die in de vervoerseenheid moeten worden meegenomen; elke vervoerseenheid met gevaarlijke goederen moet met de gespecificeerde apparatuur worden uitgerust; goedkeuring van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Documenten (behalve het diploma van de chauffeur) hoeven zich niet aan boord van de vervoerseenheid te bevinden.

Een vervoerseenheid moet niet met de in punt 8.1.5 genoemde apparatuur worden uitgerust.

Voor trekkers is geen goedkeuringsbewijs nodig.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng

Toelichting: zie ter vergelijking ook artikel 6, lid 14, van Richtlijn 96/49/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-SE-6

Betreft: ADR-diploma voor inspecteurs.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.2.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Chauffeurs van ADR-voertuigen moeten een opleiding volgen.

Inhoud van de nationale wetgeving: De inspecteurs die de jaarlijkse technische keuring van het voertuig uitvoeren, zijn niet verplicht de in hoofdstuk 8.2 vermelde opleiding te volgen en moeten geen ADR-diploma hebben.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng

Toelichting: In sommige gevallen kunnen de voertuigen bij de technische keuring gevaarlijke goederen als lading vervoeren, bijvoorbeeld lege, ongereinigde tanks.

De onder 1.3 en 8.2.3 vermelde eisen blijven van toepassing.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-SE-7

Betreft: lokale distributie van UN 1202, 1203 en 1223 in tankwagens.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.6 en 5.4.1.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voor lege, ongereinigde tankwagens en tankcontainers moet de beschrijving voldoen aan punt 5.4.1.1.6. De naam en het adres van de verschillende ontvangers kunnen in andere documenten worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor lege, ongereinigde tankwagens en tankcontainers is de beschrijving in het vervoersdocument overeenkomstig punt 5.4.1.1.6 niet vereist wanneer bij de hoeveelheid van de stof in het beladingsplan “0” wordt ingevuld. De naam en het adres van de ontvanger moeten niet in het document aan boord van het voertuig worden vermeld.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-SE-9

Betreft: plaatselijk vervoer voor landbouwterreinen of bouwlocaties.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4, 6.8 en 9.1.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoersdocument; constructie van tanks; goedkeuringscertificaat.

Inhoud van de nationale wetgeving: Bij plaatselijke vervoer voor landbouw- of bouwterreinen zijn een aantal voorschriften niet van toepassing:

a)

er is geen declaratie van gevaarlijke goederen nodig;

b)

oudere tanks/containers die niet overeenkomstig punt 6.8 maar overeenkomstig oudere nationale wetgeving zijn gebouwd en die op een bouwkeet zijn aangebracht, mogen nog worden gebruikt;

c)

oudere tankwagens die niet voldoen aan de voorschriften van punt 6.7 of 6.8 en bedoeld zijn voor het vervoer van stoffen van UN 1268, UN 1999, UN 3256 en UN 3257, met of zonder apparatuur voor het bekleden van het wegoppervlak, mogen nog worden gebruikt voor plaatselijk vervoer en in de directe omgeving van wegwerkzaamheden;

d)

goedkeuringscertificaten voor bouwketen en tankwagens met of zonder apparatuur voor het bekleden van het wegoppervlak zijn niet vereist.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng

Toelichting: Een bouwkeet is een soort caravan voor een werkploeg met een ruimte voor de werkploeg en een niet-goedgekeurde tank/container met dieselbrandstof voor bosbouwtrekkers.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-SE-10

Betreft: vervoer van explosieven in tanks.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.4

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Explosieven mogen alleen overeenkomstig de voorschriften van 4.1.4 worden verpakt.

Inhoud van de nationale wetgeving: de nationale bevoegde instantie zal voertuigen goedkeuren die bestemd zijn voor het vervoer van explosieven in tanks. Vervoer in tanks is uitsluitend toegestaan voor de in de regelgeving vermelde explosieven of met speciale toestemming van de bevoegde autoriteit.

Een voertuig dat met explosieven in tanks is geladen, moet overeenkomstig punten 5.3.2.1.1, 5.3.1.1.2 en 5.3.1.4 worden gekenmerkt en geëtiketteerd. Slechts één voertuig in de vervoerseenheid mag gevaarlijke goederen bevatten.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor het binnenlandse vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen en de Zweedse verordening SÄIFS 1993:4

Toelichting: Dit geldt alleen voor binnenlands vervoer en voor vervoer dat doorgaans plaatselijk is. Deze regeling was reeds van kracht vóór de toetreding van Zweden tot de EU.

Slechts twee bedrijven verzorgen vervoer van explosieven in tanks. In de nabije toekomst wordt een overgang naar emulsies verwacht.

Voorheen afwijking nr. 84.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-SE-11

Betreft: rijbewijs.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften inzake de opleiding van de voertuigbemanning.

Inhoud van de nationale wetgeving: Opleiding van bestuurders is niet toegestaan met de in 8.2.1.1 genoemde voertuigen.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor het binnenlandse vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen

Toelichting: plaatselijk vervoer.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-SE-12

Betreft: vervoer van UN 0335-vuurwerk.

Verwijzing naar deel I.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlage B, afdeling 7.2.4, V2 (1)

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het gebruik van voertuigen van de types EX/II en EX/III.

Inhoud van de nationale wetgeving: De bijzondere bepaling V2 (1) in 7.2.4 is alleen van toepassing op het vervoer van UN 0335-vuurwerk wanneer een netto explosieve lading van meer dan 3 000 kg (4 000 kg met een aanhangwagen) wordt vervoerd, mits het vuurwerk is geclassificeerd onder UN 0335 overeenkomstig de standaardtabel voor de classificatie van vuurwerk onder 2.1.3.5.5 van de 14e herziene editie van de VN-aanbevelingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen.

Deze classificatie moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten. Er moet een classificatiebewijs in de vervoerseenheid aanwezig zijn.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor het binnenlandse vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen

Toelichting: Het vervoer van vuurwerk is beperkt tot twee korte perioden per jaar: de jaarwisseling en de periode rond eind april, begin mei. Het vervoer tussen verzender en opslagplaatsen kan zonder grote problemen worden uitgevoerd door het huidige EX-wagenpark. Zowel de distributie van de opslagplaatsen naar de winkelcentra als het terugbrengen van de overschotten naar de opslagplaatsen verloopt echter moeizaam door een tekort aan EX-goedgekeurde voertuigen. Vervoerders hebben geen belangstelling voor dergelijke goedkeuringen aangezien ze hun kosten niet kunnen terugverdienen. De verzenders van vuurwerk worden in hun voortbestaan bedreigd omdat hun producten niet tot op de markt geraken.

Vuurwerk waarvoor een beroep wordt gedaan op deze afwijking, moet geclassificeerd zijn op basis van de standaardlijst van de VN-aanbevelingen, teneinde te waarborgen dat de classificatie up-to-date is.

Bijzondere bepaling 651, punt 3.3.1, van de ADR 2005 bevat een gelijksoortige uitzondering voor UN 0336-vuurwerk.

Vervaldatum: 30 juni 2027

RO-bi-SE-13

Betreft: invoering van RO-bi-DK-4

Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, punt b), i) (plaatselijk vervoer over korte afstand)

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 tot en met 9

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn:

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om visa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng

Toelichting:

Vervaldatum: 30 juni 2027.”.

2)

In bijlage II wordt deel II.3 vervangen door:

II.3.   Nationale afwijkingen

Op grond van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/68/EG aan lidstaten toegestane afwijkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied.

Nummering van de afwijkingen: RA-a/bi/bii-LS-nn

RA

=

spoor

a/bi/bii

=

artikel 6, lid 2, punt a)/punt b), i)/punt b), ii)

LS

=

afkorting van de lidstaat

nn

=

volgnummer

Op grond van Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, punt a)

DE Duitsland

RA-a-DE-2

Betreft: toestemming voor gezamenlijke verpakking

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.10.4 MP2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod op gezamenlijke verpakking

Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 1.4S, 2, 3 en 6.1: toestemming voor gezamenlijke verpakking van voorwerpen in klasse 1.4S (patronen voor kleine wapens), spuitbussen (klasse 2) en materialen voor reiniging en behandeling in de klassen 3 en 6.1 (vermelde UN-nummers) die als één geheel worden verkocht in gecombineerde verpakkingen in verpakkingsgroep II en in kleine hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. IS. 4350); Ausnahme 21

Toelichting: Lijst nr. 30*, 30a, 30b, 30c, 30d, 30e, 30f, 30 g

Vervaldatum: 30 juni 2027

FR Frankrijk

RA-a-FR-3

Betreft: vervoer ten behoeve van de spoorwegmaatschappij.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: informatie over gevaarlijke materialen die op de vrachtbrief moet worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: De verplichtingen inzake de aangifte van de lading gelden niet voor vervoer ten behoeve van de spoorwegmaatschappij van hoeveelheden die niet groter zijn dan de onder 1.1.3.6 vermelde grenswaarden.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de fer — Article 20.2

Vervaldatum: 30 juni 2027

RA-a-FR-4

Betreft: vrijstelling van de opschriften op bepaalde postwagens.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting om een opschrift op de wand van de wagen aan te brengen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Alleen op postwagens met meer dan 3 t materiaal van dezelfde klasse (met uitzondering van 1, 6.2 of 7) moet een opschrift worden aangebracht.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de fer — Article 21.1

Vervaldatum: 30 juni 2027

SE Zweden

RA-a-SE-1

Betreft: Op een treinwagon waarmee gevaarlijke goederen als expresgoederen worden vervoerd, moet geen opschrift worden aangebracht.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Op een treinwagon waarmee gevaarlijke goederen worden vervoerd, moet een opschrift worden aangebracht.

Inhoud van de nationale wetgeving: Op een treinwagon waarmee gevaarlijke goederen als expresgoederen worden vervoerd, moet geen opschrift worden aangebracht.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng

Toelichting: In het RID zijn kwantitatieve beperkingen vastgesteld voor goederen die als expresgoederen worden aangeduid. Het gaat hier derhalve om kleine hoeveelheden.

Vervaldatum: 30 juni 2027

Op grond van artikel 6, lid 2, punt b), i), van Richtlijn 2008/68/EG

DK Denemarken

RA-bi-DK-1

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in tunnels.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: laden, lossen en beveiligingsafstanden.

Inhoud van de nationale wetgeving: De wetgeving voorziet voor vervoer door de spoorwegtunnel van de vaste verbinding over de Grote Belt en Øresund in alternatieven voor de bepalingen in bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG. Die alternatieve bepalingen hebben alleen betrekking op het ladingsvolume en de afstand tussen ladingen gevaarlijke goederen.

Referentie van de nationale wetgeving: Bestemmelser om transport af Eksplosiver i jernbanetunnellerne på Storebælt og Øresund, 11. maj 2017

Toelichting:

Vervaldatum: 30 juni 2027

DE Duitsland

RA-bi-DE-2

Betreft: vervoer van verpakt gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1 t.e.m. 5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, verpakking en kenmerking.

Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 2 tot en met 6.1, 8 en 9: gezamenlijke verpakking en vervoer van gevaarlijk afval in pakketten en IBC’s; afval moet in een binnenverpakking (zoals ingezameld) worden verpakt en in specifieke afvalgroepen worden geclassificeerd (om gevaarlijke reacties binnen een afvalgroep te vermijden); gebruik van bijzondere schriftelijke instructies voor de afvalgroepen en als vrachtbrief; inzameling van huishoudelijk afval, laboratoriumafval enz.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. IS. 4350); Ausnahme 20

Toelichting: lijst nr. 6*

Vervaldatum: 30 juni 2027

RA-bi-DE-3

Betreft: plaatselijk vervoer van UN 1381 (fosfor, geel, onder water), klasse 4.2, verpakkingsgroep I, in tankwagons.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 6.8, 6.8.2.3

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de vervaardiging van tanks en tankwagons. Volgens hoofdstuk 6.8, punt 6.8.2.3, moet een typegoedkeuring worden afgegeven voor tanks voor het vervoer van UN 1381 (fosfor, geel, onder water).

Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer van UN 1381 (fosfor, geel, onder water), klasse 4.2, verpakkingsgroep I, over korte afstanden (van Sassnitz-Mukran naar Lutherstadt Wittenberg-Piesteritz en Bitterfeld), in tankwagons die volgens Russische normen zijn vervaardigd. Voor het vervoer van de goederen gelden aanvullende operationele voorschriften die door de bevoegde veiligheidsautoriteiten zijn vastgesteld.

Referentie van de nationale wetgeving: Ausnahme Eisenbahn-Bundesamt Nr. E 1/92

Vervaldatum: 30 januari 2025

SE Zweden

RA-bi-SE-1

Betreft: vervoer van gevaarlijk afval naar installaties voor de verwijdering van dergelijk afval.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 5 en 6

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de vervaardiging en de beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer van verpakkingen die gevaarlijke goederen bevatten als afval moet conform de bepalingen van de richtlijn worden uitgevoerd. Hierop zijn slechts een paar uitzonderingen toegestaan. Niet voor alle soorten stoffen en voorwerpen zijn uitzonderingen toegestaan.

De voornaamste uitzonderingen zijn:

Kleine verpakkingen (minder dan 30 kg) van gevaarlijke goederen als afval mogen worden verpakt in verpakkingen, waaronder IBC’s en grote verpakkingen, en moeten niet voldoen aan de punten 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn. Verpakkingen, met inbegrip van IBC’s en grote verpakkingen, moeten niet worden getest zoals zij zijn klaargemaakt voor vervoer, namelijk met een representatieve steekproef van kleine binnenverpakkingen.

Dit is toegestaan op voorwaarde dat:

verpakkingen, IBC’s en grote verpakkingen in overeenstemming zijn met een type dat is getest en goedgekeurd op basis van verpakkingsgroep I of II van de toepasselijke bepalingen van afdeling 6.1, 6.5 of 6.6 van bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn;

de kleine verpakkingen worden verpakt met absorberend materiaal dat vrije vloeistoffen die tijdens het vervoer kunnen ontsnappen, vasthoudt in de buitenverpakkingen, IBC’s of grote verpakkingen;

de brutomassa van de verpakkingen, IBC’s of grote verpakkingen, zoals klaargemaakt voor vervoer, niet hoger ligt dan de toegestane brutomassa die is vermeld op de VN-ontwerptypemarkering voor verpakkingsgroep I of II voor de verpakkingen, IBC’s of grote verpakkingen, en

de volgende zin wordt opgenomen in het vervoersdocument: “Packed according to part 16 of RID-S”.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke regeling voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen per spoor, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen.

Toelichting: De punten 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn zijn moeilijk toepasbaar omdat de verpakkingen, IBC’s en grote verpakkingen worden getest met een representatieve steekproef van de afvalstoffen, die op voorhand moeilijk te voorspellen is.

Vervaldatum: 30 juni 2027

Op grond van artikel 6, lid 2, punt b), ii), van Richtlijn 2008/68/EG

DE Duitsland

RA-bii-DE-1

Betreft: plaatselijk vervoer van UN 1051 (cyaanwaterstof, gestabiliseerd, vloeibaar, met hoogstens 1 % water) in spoorwegtankwagons, afwijkend van bijlage II, deel II.1, onderafdeling 1, bij Richtlijn 2008/68/EG.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 3.2, 4.3.2.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod op het vervoer van gestabiliseerd vloeibaar UN 1051 (cyaanwaterstof) met hoogstens 1 % water, in tankwagons (RID-tanks).

Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer per spoor op speciaal aangewezen routes in het kader van een welbepaald industrieel proces en strikt gecontroleerd onder duidelijk gespecificeerde voorwaarden. Het vervoer vindt plaats in tankwagons waarvoor een specifieke vergunning met het oog op deze toepassing is afgegeven en waarvan de constructie en de uitrusting permanent worden aangepast aan de jongste veiligheidsvoorschriften. Het vervoerproces is in overleg met de bevoegde veiligheids- en noodhulpautoriteiten nauwkeurig geregeld in aanvullende operationele veiligheidsvoorschriften en wordt gemonitord door de relevante toezichthoudende autoriteiten.

Referentie van de nationale wetgeving: Ausnahmezulassung Eisenbahn-Bundesamt, No E 1/97.

Vervaldatum: 1 januari 2023

RA-bii-DE-2

Betreft: plaatselijk vervoer op aangewezen routes van UN 1402 (calciumcarbide), verpakkingsgroep I, in containers op wagons.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 3.2 en 7.3.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen voor bulkvervoer. Volgens punt 3.2, tabel A, is vervoer van calciumcarbide in bulk niet toegestaan.

Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer per spoor van UN 1402 (calciumcarbide), verpakkingsgroep I, op specifiek aangewezen routes, als onderdeel van een gedefinieerd industrieel proces en strikt gecontroleerd onder duidelijk gespecificeerde voorwaarden. De ladingen worden in wagons vervoerd in specifiek daarvoor gebouwde containers. Voor het vervoer van de goederen gelden aanvullende operationele voorschriften die door de bevoegde veiligheidsautoriteiten zijn vastgesteld.

Referentie van de nationale wetgeving: Ausnahme Eisenbahn-Bundesamt Nr. E 3/10

Vervaldatum: 15 januari 2024”;

(3)

In bijlage III wordt deel III.3 vervangen door:

III.3.   Nationale afwijkingen

Op grond van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/68/EG aan lidstaten toegestane afwijkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied.

Nummering van de afwijkingen: IW-a/bi/bii-LS-nn

IW

=

binnenwateren

a/bi/bii

=

artikel 6, lid 2, punt a)/punt b), i)/punt b), ii)

LS

=

afkorting van de lidstaat

nn

=

volgnummer

Op grond van artikel 6, lid 2, punt b), i), van Richtlijn 2008/68/EG

DE Duitsland

IW-bi-DE-1

Betreft: vervoer van verpakt gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage III, deel III.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1 t.e.m. 5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, verpakking en kenmerking.

Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 2 tot en met 6.1, 8 en 9: gezamenlijke verpakking en vervoer van gevaarlijk afval in pakketten en IBC’s; afval moet in een binnenverpakking (zoals ingezameld) worden verpakt en in specifieke afvalgroepen worden geclassificeerd (om gevaarlijke reacties binnen een afvalgroep te vermijden); gebruik van bijzondere schriftelijke instructies voor de afvalgroepen en als vrachtbrief; inzameling van huishoudelijk afval, laboratoriumafval enz.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 20

Toelichting: lijst nr. 6*

Vervaldatum: 30 juni 2027.”.


1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/64


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/1096 VAN DE COMMISSIE

van 30 juni 2022

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Korea afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door de Republiek Korea aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatiecertificaten die de Republiek Korea onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 29 september 2021 heeft de Republiek Korea de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatie- en testcertificaten overeenkomstig het “COOV”-systeem. De Republiek Korea heeft de Commissie meegedeeld dat zij van oordeel was dat haar COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft de Republiek Korea de Commissie meegedeeld dat de door de Republiek Korea overeenkomstig het “COOV”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

De Republiek Korea heeft de Commissie ook meegedeeld dat er momenteel geen reisbeperkingen in verband met COVID-19 gelden voor binnenkomst en verblijf in de Republiek Korea. Mocht het nodig zijn opnieuw reisvoorschriften in te voeren, dan bevestigt de Republiek Korea dat zij de door de lidstaten en de EER-landen overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 afgegeven vaccinatie- en testcertificaten zou aanvaarden. Wat de vaccinatiecertificaten betreft, heeft de Republiek Korea de Commissie meegedeeld dat certificaten voor vaccins met EU-brede vergunning, alleen zullen worden aanvaard als het betrokken vaccin de WHO-procedure voor Emergency Use Listing heeft doorlopen. Wat met name de erkenning van herstelcertificaten betreft, bevestigt de Republiek Korea dat zij deze niet zou erkennen indien er opnieuw reisbeperkingen zouden moeten worden ingevoerd.

(5)

Naar aanleiding van een verzoek van de Republiek Korea heeft de Commissie op 30 mei 2022 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatiecertificaten door de Republiek Korea worden afgegeven overeenkomstig het “COOV”-systeem, dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door de Republiek Korea overeenkomstig het “COOV”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten de nodige gegevens bevatten.

(6)

Daarnaast heeft de Republiek Korea de Commissie meegedeeld dat zij interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins afgeeft. Momenteel gaat het onder meer om Comirnaty, Spikevax, Vaxzevria, Nuvaxovid en Jcovden.

(7)

De Republiek Korea heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij geen interoperabele testcertificaten afgeeft.

(8)

Voorts heeft de Republiek Korea de Commissie meegedeeld dat zij geen interoperabele herstelcertificaten afgeeft.

(9)

Voorts heeft de Republiek Korea de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in Korea certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie- of teststatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door de Republiek Korea overeenkomstig het “COOV”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten door de Republiek Korea overeenkomstig het “COOV”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten worden aanvaard onder de in artikel 5, lid 5, van Verordening (EU) 2021/953 bedoelde voorwaarden.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet de Republiek Korea worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om de toepassing van dit besluit op te schorten of het besluit in te trekken indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Om de Republiek Korea zo snel mogelijk aan te sluiten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door de Republiek Korea overeenkomstig het “COOV”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, behandeld als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

De Republiek Korea wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).


1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/67


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/1097 VAN DE COMMISSIE

van 30 juni 2022

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Madagaskar afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door de Republiek Madagaskar aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatiecertificaten die de Republiek Madagaskar onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 28 maart 2022 heeft de Republiek Madagaskar de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatiecertificaten overeenkomstig het systeem “vaksiny.gov.mg”. De Republiek Madagaskar heeft de Commissie meegedeeld dat zij van oordeel was dat haar COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft de Republiek Madagaskar de Commissie meegedeeld dat de door de Republiek Madagaskar overeenkomstig het “vaksiny.gov.mg”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

De Republiek Madagaskar heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij vaccinatie-, test- en herstelcertificaten aanvaardt die door de lidstaten en EER-landen zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953. In verband met de huidige epidemiologische situatie heeft de Republiek Madagaskar de Commissie echter meegedeeld dat snelle antigeentests (RAT’s) verplicht zijn voor alle reizigers bij aankomst op Malagassische internationale luchthavens.

(5)

Naar aanleiding van een verzoek van de Republiek Madagaskar heeft de Commissie op 1 juni 2022 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatiecertificaten door de Republiek Madagaskar worden afgegeven overeenkomstig het “vaksiny.gov.mg”-systeem, dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd.

(6)

De Commissie heeft ook bevestigd dat de door de Republiek Madagaskar overeenkomstig het “vaksiny.gov.mg”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten de nodige gegevens bevatten. Daarnaast heeft de Republiek Madagaskar de Commissie meegedeeld dat zij interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins afgeeft. Momenteel gaat het onder meer om Comirnaty, Covishield, BBIBP-CorV, Vaxzevria en Jcovden.

(7)

De Republiek Madagaskar heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij geen interoperabele testcertificaten afgeeft.

(8)

Voorts heeft de Republiek Madagaskar de Commissie meegedeeld dat zij geen interoperabele herstelcertificaten afgeeft.

(9)

Voorts heeft de Republiek Madagaskar de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in Madagaskar certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door de Republiek Madagaskar overeenkomstig het “vaksiny.gov.mg”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten door de Republiek Madagaskar overeenkomstig het “vaksiny.gov.mg”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten worden aanvaard onder de in artikel 5, lid 5, van Verordening (EU) 2021/953 bedoelde voorwaarden.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet de Republiek Madagaskar worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om de toepassing van dit besluit op te schorten of het besluit in te trekken indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Om de Republiek Madagaskar zo snel mogelijk aan te sluiten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door de Republiek Madagaskar overeenkomstig het “vaksiny.gov.mg”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, behandeld als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

De Republiek Madagaskar wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).


1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/70


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/1098 VAN DE COMMISSIE

van 30 juni 2022

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door Kosovo (*) afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door Kosovo aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten die Kosovo onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 23 september 2021 heeft Kosovo de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten overeenkomstig het systeem “Basic HIS”. Kosovo heeft de Commissie meegedeeld dat het van oordeel was dat zijn COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft Kosovo de Commissie meegedeeld dat de door Kosovo overeenkomstig het “Basic HIS”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

Kosovo heeft de Commissie ook meegedeeld dat het vaccinatie-, test- en herstelcertificaten aanvaardt die door de lidstaten en EER-landen zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

(5)

Naar aanleiding van een verzoek van Kosovo heeft de Commissie op 6 mei 2022 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten door Kosovo worden afgegeven overeenkomstig het “Basic HIS”-systeem, dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door Kosovo overeenkomstig het “Basic HIS”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de nodige gegevens bevatten.

(6)

Daarnaast heeft Kosovo de Commissie meegedeeld dat het interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins afgeeft. Momenteel gaat het onder meer om Comirnaty en Vaxzevria.

(7)

Kosovo heeft de Commissie ook meegedeeld dat het interoperabele testcertificaten voor nucleïnezuuramplificatietests afgeeft.

(8)

Voorts heeft Kosovo de Commissie meegedeeld dat het interoperabele herstelcertificaten afgeeft. Deze certificaten zijn niet langer geldig dan 180 dagen na de datum van de eerste positieve test.

(9)

Daarnaast heeft Kosovo de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in Kosovo certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie, het testresultaat of de herstelstatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door Kosovo overeenkomstig het “Basic HIS”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten de door Kosovo overeenkomstig het “Basic HIS”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden aanvaard onder de voorwaarden van artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 8, van Verordening (EU) 2021/953.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet Kosovo worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om de toepassing van dit besluit op te schorten of het besluit in te trekken indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Om Kosovo zo snel mogelijk aan te sluiten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door Kosovo overeenkomstig het “Basic HIS”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, beschouwd als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

Kosovo wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(*)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

(1)  PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).


1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/73


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/1099 VAN DE COMMISSIE

van 30 juni 2022

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door het Koninkrijk Bahrein afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door het Koninkrijk Bahrein aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten die het Koninkrijk Bahrein onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 17 februari 2022 heeft het Koninkrijk Bahrein de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten overeenkomstig het systeem “BeAware Bahrain application”. Het Koninkrijk Bahrein heeft de Commissie meegedeeld dat het van oordeel was dat zijn COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft het Koninkrijk Bahrein de Commissie meegedeeld dat de door het Koninkrijk Bahrein overeenkomstig het “BeAware Bahrain application”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

Het Koninkrijk Bahrein heeft de Commissie ook meegedeeld dat het vaccinatie-, nucleïnezuureamplificatietest- en herstelcertificaten aanvaardt die door de lidstaten en EER-landen zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

(5)

Naar aanleiding van een verzoek van het Koninkrijk Bahrein heeft de Commissie op 10 juni 2022 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten door het Koninkrijk Bahrein worden afgegeven overeenkomstig het “BeAware Bahrain application”-systeem, dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door het Koninkrijk Bahrein overeenkomstig het “BeAware Bahrain application”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de nodige gegevens bevatten.

(6)

Daarnaast heeft het Koninkrijk Bahrein de Commissie meegedeeld dat het interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins afgeeft. Momenteel gaat het onder meer om Comirnaty, Vaxzevria, BBIBP-CorV, Covaxin, COVID-19 Vaccine Janssen en Sputnik V.

(7)

Het Koninkrijk Bahrein heeft de Commissie ook meegedeeld dat het wel interoperabele testcertificaten voor nucleïnezuuramplificatietests afgeeft, maar niet voor snelle antigeentests.

(8)

Voorts heeft het Koninkrijk Bahrein de Commissie meegedeeld dat het interoperabele herstelcertificaten afgeeft. Deze certificaten zijn niet langer geldig dan 180 dagen na de datum van de eerste positieve test.

(9)

Voorts heeft het Koninkrijk Bahrein de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in Bahrein certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door het Koninkrijk Bahrein overeenkomstig het “BeAware Bahrain application”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten de door het Koninkrijk Bahrein overeenkomstig het “BeAware Bahrain application”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden aanvaard onder de voorwaarden van artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 8, van Verordening (EU) 2021/953.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet het Koninkrijk Bahrein worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om de toepassing van dit besluit op te schorten of het besluit in te trekken indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Om het Koninkrijk Bahrein zo snel mogelijk aan te sluiten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door het Koninkrijk Bahrein overeenkomstig het “BeAware Bahrain application”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, beschouwd als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

Het Koninkrijk Bahrein wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).


1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/76


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/1100 VAN DE COMMISSIE

van 30 juni 2022

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Ecuador afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door de Republiek Ecuador aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatiecertificaten die de Republiek Ecuador onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 5 februari 2022 heeft de Republiek Ecuador de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatiecertificaten overeenkomstig het systeem “New development”. De Republiek Ecuador heeft de Commissie meegedeeld dat zij van oordeel was dat haar COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft de Republiek Ecuador de Commissie meegedeeld dat de door de Republiek Ecuador overeenkomstig het “New development”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

De Republiek Ecuador heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij vaccinatie-, test- en herstelcertificaten aanvaardt die door de lidstaten en EER-landen zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

(5)

Naar aanleiding van een verzoek van de Republiek Ecuador heeft de Commissie op 10 juni 2022 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatiecertificaten door de Republiek Ecuador worden afgegeven overeenkomstig het “New development”-systeem, dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door de Republiek Ecuador overeenkomstig het “New development”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten de nodige gegevens bevatten.

(6)

Daarnaast heeft de Republiek Ecuador de Commissie meegedeeld dat zij interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins afgeeft. Momenteel gaat het onder meer om Comirnaty, Spikevax, Sputnik V, BBIBP-CorV, Nuvaxovid, Soberana 02, Soberana Plus, Convidecia, CoronaVac, Vaxzevria, Abdala en Jcovden.

(7)

De Republiek Ecuador heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij geen interoperabele testcertificaten afgeeft.

(8)

Voorts heeft de Republiek Ecuador de Commissie meegedeeld dat zij geen interoperabele herstelcertificaten afgeeft.

(9)

Voorts heeft de Republiek Ecuador de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in Ecuador certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door de Republiek Ecuador overeenkomstig het “New development”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten door de Republiek Ecuador overeenkomstig het “New development”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten worden aanvaard onder de in artikel 5, lid 5, van Verordening (EU) 2021/953 bedoelde voorwaarden.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet de Republiek Ecuador worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om de toepassing van dit besluit op te schorten of het besluit in te trekken indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Om de Republiek Ecuador zo snel mogelijk aan te sluiten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door de Republiek Ecuador overeenkomstig het “New development”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, behandeld als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

De Republiek Ecuador wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/79


AANBEVELING nr. 1/2022 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-EGYPTE

van 19 juni 2022

over de partnerschapsprioriteiten EU-Egypte 2021-2027 [2022/1101]

DE ASSOCIATIERAAD EU-EGYPTE,

Gezien de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds (“de overeenkomst”) is op 25 juni 2001 ondertekend en op 1 juni 2004 in werking getreden.

(2)

Artikel 76 van de overeenkomst geeft de Associatieraad EU-Egypte de bevoegdheid besluiten vast te stellen om de doelstellingen van de overeenkomst te verwezenlijken en passende aanbevelingen te doen.

(3)

Op grond van artikel 86 van de overeenkomst treffen de partijen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen en zien zij erop toe dat de in de overeenkomst vastgelegde doelstellingen worden bereikt.

(4)

Bij de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid is voorgesteld de samenwerking met partners naar een hoger plan te tillen en zo het gevoel van betrokkenheid aan beide zijden te vergroten.

(5)

De Europese Unie en Egypte zijn overeengekomen hun partnerschap te consolideren door een reeks prioriteiten voor de periode 2021-2027 (“de partnerschapsprioriteiten EU-Egypte 2021-2027”) vast te stellen, waarbij ernaar gestreefd wordt de gemeenschappelijke uitdagingen aan te pakken waarmee de Unie en Egypte worden geconfronteerd en de gemeenschappelijke belangen te bevorderen.

(6)

De partijen bij de overeenkomst hebben overeenstemming bereikt over de tekst van de partnerschapsprioriteiten EU-Egypte 2021-2027, die de uitvoering van de overeenkomst zullen bevorderen en de nadruk leggen op samenwerking met betrekking tot gedeelde belangen die in gezamenlijk overleg zijn geïdentificeerd,

BEVEELT AAN:

Artikel 1

De Associatieraad beveelt aan dat de partijen bij de overeenkomst de partnerschapsprioriteiten EU-Egypte 2021-2027 zoals opgenomen in de bijlage bij deze aanbeveling, uitvoeren.

Artikel 2

De partnerschapsprioriteiten EU-Egypte 2021-2027 vervangen de partnerschapsprioriteiten EU-Egypte waarvan de uitvoering werd aanbevolen in aanbeveling nr. 1/2017 van de Associatieraad (1).

Artikel 3

Deze aanbeveling treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Luxemburg, 19 juni 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Aanbeveling Nr. 1/2017 van de Associatieraad EU-Egypte van 25 juli 2017 tot vaststelling van de prioriteiten van het partnerschap EU-Egypte (PB L 255 van 3.10.2017, blz. 26).


BIJLAGE

Partnerschapsprioriteiten EU-Egypte 2021-2027

I.   Inleiding

Met deze partnerschapsprioriteiten wordt beoogd de gemeenschappelijke vraagstukken aan te pakken waarmee de EU en Egypte worden geconfronteerd, de gemeenschappelijke belangen te bevorderen, stabiliteit op de lange termijn en duurzame ontwikkeling aan weerszijden van de Middellandse Zee te waarborgen, de samenwerking te versterken en het onbenutte potentieel van de betrekkingen te verwezenlijken. In het kader van de prioriteiten wordt bijzondere aandacht besteed aan het versterken van de samenwerking op basis van de "duurzame ontwikkelingsstrategie – visie 2030" van Egypte en het herziene Europese nabuurschapsbeleid, zoals uiteengezet in de nieuwe EU-agenda voor het Middellandse Zeegebied (1) en het bijbehorend economisch en investeringsplan voor de zuidelijke buurlanden (2), de Europese Green Deal en de conclusies van de Raad over een hernieuwd partnerschap met de zuidelijke buurlanden van 16 april 2021 (3), en aan het verlichten van de nadelige sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-pandemie, onder meer door een groen, digitaal, veerkrachtig en inclusief herstel. De Associatieovereenkomst EU-Egypte vormt het algemeen kader voor de samenwerking en de partnerschapsprioriteiten. De partnerschapsprioriteiten zijn gebaseerd op de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (4), de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN, de Klimaatovereenkomst van Parijs en een gezamenlijke inzet voor de universele waarden van democratie, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten. Bovendien sluiten zij aan bij het in de conclusies van de Europese Raad van 10-11 december 2020 (5) geformuleerde streven naar een democratischer, stabieler, groener en welvarender zuidelijk nabuurschap als strategische prioriteit voor de EU.

II.   Prioriteiten

De partnerschapsprioriteiten moeten de verwachtingen van de bevolking aan weerszijden van de Middellandse Zee helpen inlossen, en in het bijzonder zorgen voor inclusieve duurzame ontwikkeling, sociale rechtvaardigheid, waardige werkgelegenheid, economische welvaart en aanzienlijk betere levensomstandigheden. Kernpunten van deze doelstellingen zijn inclusieve groei, geschraagd door innovatie, doeltreffend en participatief bestuur, op basis van de beginselen van de rechtsstaat en met inachtneming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, waaronder sociale en arbeidsrechten, versterking van de positie van vrouwen met het oog op gendergelijkheid, en de rechten van het kind. De partnerschapsprioriteiten houden ook rekening met de respectieve rol van de EU en die van Egypte als internationale spelers en hebben tot doel hun bilaterale, regionale en internationale samenwerking te versterken. Betere connectiviteit tussen de EU en Egypte, met bijzondere aandacht voor slimme mobiliteit, geautomatiseerde en elektronische mobiliteit, digitalisering en groene economie, zullen belangrijke instrumenten zijn die in dit verband nieuwe samenwerkingsmogelijkheden bieden. De uitvoering van de vlaggenschipinitiatieven van het economisch en investeringsplan van de nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied, onder meer via initiatieven van Team Europa, zal bijdragen tot de verwezenlijking van de partnerschapsprioriteiten. Deze initiatieven vormen een belangrijk onderdeel van de samenwerking tussen de EU en Egypte en dragen bij tot de bescherming van onze gemeenschappelijke belangen en goederen in het Middellandse Zeegebied.

De COVID-19-pandemie heeft de nationale gezondheidszorgstelsels op de proef gesteld en de economie en de samenleving diepgaand beïnvloed. De EU en Egypte zullen nauw samenwerken bij het sociaal-economisch herstel op de lange termijn en bij duurzame ontwikkeling. Beide partijen streven ernaar de voordelen voor het herstel van de economieën na COVID-19 te maximaliseren en mogelijke negatieve gevolgen te verlichten.

Het hernieuwde partnerschap is gebaseerd op de volgende overkoepelende prioriteiten:

1.   Duurzame modernisering van de economie en sociale ontwikkeling van Egypte

De EU en Egypte zullen als belangrijke partners samenwerken bij de verwezenlijking van de sociaal-economische doelstellingen die zijn opgenomen in de "duurzame ontwikkelingsstrategie - visie 2030" van Egypte, met bijzondere aandacht voor duurzame ontwikkeling.

a)   Versterking van de veerkracht, opbouw van welvaart en ondersteuning van de transitie naar een digitale en groene economie

Egypte is vastbesloten om sociaal-economische duurzaamheid op de lange termijn tot stand te brengen door onder andere een gunstiger klimaat te scheppen voor inclusieve groei en het ontwikkelen van waardige en productieve werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren en vrouwen, onder meer door bevordering van de integratie van de informele sector in de formele economie. Met het oog op economische duurzaamheid op de lange termijn houdt dit in dat er maatregelen moeten worden genomen die meer begrotingsruimte kunnen genereren om de duurzame ontwikkelingsstrategie beter uit te voeren en dat het subsidie- en belastingstelsel verder moet worden hervormd, waarbij de rol van de particuliere sector wordt versterkt en het ondernemingsklimaat wordt verbeterd om meer buitenlandse directe investeringen aan te trekken, onder meer door een meer open en duurzaam handelsbeleid en door ondersteuning van essentiële infrastructuurprojecten zoals de ontwikkeling van een efficiënt, betrouwbaar en duurzaam transportsysteem. Gezien het belang van de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) voor duurzame en inclusieve groei zal deze sector een centrale rol blijven spelen in de samenwerking tussen EU en Egypte. Voorts zal de EU inspanningen van Egypte ondersteunen op het vlak van de hervorming van het openbaar bestuur en behoorlijk bestuur, onder meer door het gebruik van statistieken van hoge kwaliteit te bevorderen en rekening te houden met de digitale revolutie en de hieraan gerelateerde nieuwe bedrijfsmodellen en maatschappelijke modellen.

De EU zal een belangrijke rol blijven spelen bij het ondersteunen van het ondernemingsklimaat en duurzame economische groei, onder meer door concrete vlaggenschipinitiatieven in prioritaire sectoren, zoals: de ontwikkeling van duurzame vervoerswijzen, infrastructuur voor het openbaar vervoer en de versterking van de transitie van Egypte naar elektrische mobiliteit. In overeenstemming met de verwezenlijking door Egypte van de "duurzame ontwikkelingsstrategie - visie 2030", zal de EU haar steun uitbreiden tot de transitie van Egypte naar een groene economie, met inbegrip van de duurzame ontwikkeling van de landbouw- en de watersector. In dat verband zal de EU ook steun verlenen aan de verbetering van de digitale infrastructuur en met name aan de universele toegang tot betere, betaalbare en veilige netwerken, alsook aan bewustmaking en uitwisseling van informatie en kennis over cyberdreigingen.

De EU en Egypte erkennen het belang van onderzoek en innovatie voor de vooruitgang van hun samenlevingen en zullen daarom sectoroverschrijdend blijven samenwerken op het gebied van onderzoek en innovatie en bij het bevorderen van digitale technologieën, waaronder artificiële intelligentie en cyberbeveiliging, waarbij het recht op privacy wordt beschermd. In dit verband hebben Egypte en de EU hun belangstelling te kennen gegeven voor een intensivering van de samenwerking bij een aantal belangrijke activiteiten op het vlak van onderzoek en hoger onderwijs, onder meer in het kader van Horizon Europa, Erasmus+, PRIMA en het regionale platform voor onderzoek en innovatie van de Unie voor het Middellandse Zeegebied (UMZ).

Gezien de onschatbare waarde en veelzijdigheid van het Egyptische erfgoed en de belangrijke bijdrage van de culturele en toeristische sector aan de economische ontwikkeling van het land, het bbp, de werkgelegenheid, de deviezenreserves en de samenleving in brede zin, zal bijzondere aandacht uitgaan naar de link tussen cultuur, behoud van cultureel erfgoed en economische ontwikkeling. De EU en Egypte zullen onder meer samenwerken om na te gaan hoe het cultureel erfgoed, zowel materieel als immaterieel, kan worden beschermd en in stand gehouden, en zij zullen voorstellen doen voor relevante gezamenlijke samenwerkingsacties op dit gebied. Om de negatieve gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de toeristische sector in Egypte aan te pakken, zullen de EU en Egypte samenwerken om de mogelijkheden op dit gebied te vergroten.

b)   Handel en investeringen

De EU en Egypte zijn belangrijke handelspartners. Beide partijen zullen gezamenlijk passende benaderingen vaststellen om de bilaterale handels- en investeringsbetrekkingen te versterken, het concurrentievermogen te verbeteren en de toegankelijkheid van goederen en diensten tot de respectieve markten te waarborgen in overeenstemming met de voorschriften van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de Associatieovereenkomst EU-Egypte en de verdere integratie van Egypte in regionale en mondiale waardeketens.

De EU en Egypte zullen nauw samenwerken om gemeenschappelijke praktische voorstellen te doen om Egypte te helpen zijn concurrentievermogen en markttransparantie te vergroten, de bestaande handels- en investeringsbetrekkingen te versterken en ervoor te zorgen dat de handels- en concurrentiebepalingen van de Associatieovereenkomst EU-Egypte volledig worden nageleefd, en dat de overeenkomst zodanig wordt uitgevoerd dat zij haar volle potentieel kan ontplooien. Om de gezondheid en de veiligheid van de consument beter te beschermen, zal de EU steun verlenen aan de transformatie van duurzame voedselsystemen, alsmede aan de ontwikkeling van doeltreffende kaders voor consumentenveiligheid, rekening houdend met de WTO-voorschriften, internationaal overeengekomen sanitaire en fytosanitaire normen en de desbetreffende EU-voorschriften en -beginselen. Beide zijden zullen nauw samenwerken om Europese investeringen aan te trekken en te bevorderen, met name door een gunstig investeringsklimaat te scheppen en mogelijkheden te overwegen zoals de economische zone van het Suezkanaal, een opener en duurzamer handelsbeleid en de verbetering van het regelgevingskader.

De EU zal steun verlenen aan het Egyptische beleid ter bevordering van elektronische handel, digitale handel, mededingingsregulering en bij het vergroten van het investeringspotentieel door verbetering van het ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de Egyptische strategie voor groene informatie- en communicatietechnologie (ICT).

c)   Sociale ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid

De EU steunt het streven van Egypte naar bevordering en hervorming van de sociale ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid, en naar een zinvolle, inclusieve sociale dialoog, en naar een aanpak van de sociale en demografische vraagstukken die samenhangen met de snelle bevolkingsgroei, waaronder waterschaarste en kwetsbaarheid op het gebied van voedselzekerheid. Dit houdt in dat het menselijk potentieel van het land, met name jongeren, vrouwen en kinderen, moet worden gestimuleerd. De EU zal Egypte ondersteunen bij zijn inspanningen ter bevordering van de economische en sociale bescherming van personen in kwetsbare situaties in Egypte, met name van personen die zijn blootgesteld aan de potentiële negatieve gevolgen van economische hervormingen en aan de gevolgen van externe schokken zoals de COVID-19-pandemie, door middel van uitgebreide sociale vangnetten en gerichte programma's voor sociale bescherming die zijn afgestemd op de doelstellingen van het initiatief voor een waardig leven (Haya Karima) en de programma's Takaful en Karama. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar de versterking van de positie van vrouwen en de rol van vrouwen en meisjes in de samenleving en de economie, zoals die tot uiting komt in de nationale strategie voor de versterking van de positie van vrouwen 2030. Voorts zullen de EU en Egypte zich blijven inzetten voor inclusieve sociaal-economische ontwikkeling op het platteland en in de steden, en voor verbetering van de basisdienstverlening, steun voor modern kwaliteitsonderwijs, mede met het oog op aansluiting op de vraag van de arbeidsmarkt, verbetering van de digitale vaardigheden en de alfabetisering van de bevolking, technische en beroepsopleidingen, en de gezondheidszorgstelsels.

De EU en Egypte zullen samenwerken in de gezondheidssector om de druk te verminderen die COVID-19 legt op de gezondheidsdiensten en op het gebied van vaccins, ook ter ondersteuning van de ambities van Egypte om een regionaal centrum voor productie en uitvoer naar Afrika en het Midden-Oosten te worden. De EU zal haar ervaring delen bij de totstandkoming van een inclusieve ziektekostenverzekering en een verbeterde gezondheidszorg.

d)   Energie, milieu en klimaatactie

De EU en Egypte zullen samenwerken bij de diversificatie van energiebronnen en de transitie naar een emissiearme economie, met bijzondere aandacht voor hernieuwbare energiebronnen, maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie, en een geleidelijke verschuiving naar koolstofarme en duurzame vervoerswijzen op het land, in de zeevaart en in de burgerluchtvaart. Op verzoek van de Egyptische regering zal de EU de inspanningen van Egypte ondersteunen om zijn geïntegreerde energiestrategie te actualiseren, waarbij ernaar gestreefd wordt te voldoen aan de eisen inzake duurzame ontwikkeling en de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Versterking van de energie- en klimaatdialoog tussen de EU en Egypte zal bijdragen tot de vaststelling van belangrijke gebieden voor samenwerking. Dit zou onder meer kunnen inhouden dat steun wordt verleend aan de inspanningen van Egypte om een regionaal centrum voor energie te worden, met de nadruk op hernieuwbare energie, aan de lopende samenwerking in het kader van het East Med Gas Forum, en aan de uitvoering van wederzijds gunstige energieprojecten, waaronder interconnectieprojecten tussen Egypte en de EU.

De EU en Egypte zullen ook samenwerken op het gebied van gezamenlijk onderzoek, uitwisseling van ervaring en beste praktijken, overdracht van technologie en bevordering van subregionale (intra-mediterrane) samenwerking, waarbij terdege rekening zal worden gehouden met het behoud van de mariene ecosystemen van de Middellandse Zee.

De EU en Egypte zullen nauwer samenwerken om het concept van ecotoerisme te bevorderen, met inbegrip van de bescherming van de biodiversiteit in Egypte en de Middellandse Zee, met name bij het beheer van natuurreservaten en het herstel van aangetaste natuurlijke hulpbronnen.

De EU en Egypte zullen samenwerken bij de bevordering van maatregelen op het gebied van klimaat en milieu om duurzame ontwikkeling tot stand te brengen overeenkomstig hun verbintenissen in het kader van het UNFCCC, de Overeenkomst van Parijs en de klimaatbesluiten van Glasgow. De EU zal de uitvoering van de nationaal bepaalde bijdragen van Egypte op het gebied van matiging en aanpassing ondersteunen, onder meer door middel van klimaatfinanciering. Voorts zullen de EU en Egypte samenwerken om de doelstellingen te verwezenlijken die onder andere in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en in het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering zijn vastgesteld.

De EU zal Egypte steun verlenen bij het bevorderen van zijn groene transitie, het creëren van groene groei en banen, het optimaliseren van het potentieel en het gebruik van zijn energiebronnen, het verder diversifiëren van zijn energiemix door middel van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, het versterken van het bestuur en het opzetten van milieuvriendelijke ontwikkelingstrajecten.

De EU zal Egypte steun verlenen bij het bevorderen van duurzame financiering, met inbegrip van groene obligaties, bij het overnemen van de milieuduurzaamheidsnormen in zijn binnenlandse investeringsportefeuille, en bij het vergroten van de capaciteit om hernieuwbare energie te produceren en te uit te voeren, in de vorm van elektriciteit en hernieuwbare waterstof in het bijzonder.

Gezien de dreiging die waterschaarste op nationaal en regionaal niveau vormt, zal de EU Egypte steun verlenen bij het beheer van de watervoorraden en andere gebieden van gemeenschappelijk belang, zoals het behoud van de biodiversiteit, sanitaire voorzieningen, het beheer van vaste afvalstoffen, met inbegrip van de bestrijding van industriële verontreinigende stoffen, het beheer van chemische stoffen en gevaarlijke afvalstoffen, en de bestrijding van woestijnvorming en bodemdegradatie. Egypte en de EU onderzoeken ook de mogelijkheden binnen de UMZ voor samenwerking op het gebied van klimaat, milieu en de blauwe economie.

De EU en Egypte zullen de samenwerking opvoeren met het oog op de transitie naar duurzame voedselsystemen, met inbegrip van het duurzame beheer van landbouw, visserij en het behoud van factoren voor natuurlijke productie met het oog op meer voedselzekerheid.

2.   Partnerschap op het gebied van buitenlands beleid

a)   Stabilisering binnen het gemeenschappelijke nabuurschap en daarbuiten

De conflicten en crises in het Middellandse Zeegebied vormen een belangrijke belemmering voor politieke stabiliteit en duurzame ontwikkeling. Gezamenlijke inspanningen van de EU en Egypte om conflicten te voorkomen en op te lossen, samenwerking op veiligheidsgebied te bevorderen, de gevolgen van conflicten te verlichten en de onderliggende oorzaken ervan aan te pakken, zijn derhalve topprioriteiten om onze burgers te beschermen en hen in staat te stellen met succes aan hun toekomst te werken. Het partnerschap tussen de EU en Egypte is belangrijk voor de stabiliteit en de welvaart in het Middellandse Zeegebied, het Midden-Oosten en Afrika, en de samenwerking tussen de EU en Egypte zal erop gericht blijven bij te dragen tot de oplossing van conflicten, vrede tot stand te brengen, de regionale economische integratie te verdiepen, en de politieke en economische vraagstukken in deze regio's aan te pakken.

Gezien de strategische oriëntatie van het partnerschap zijn de EU en Egypte vastbesloten de samenwerking op het gebied van buitenlands beleid op bilateraal, regionaal en internationaal organisatieniveau te versterken, met name in de VN en multilaterale fora, waaronder de UMZ, alsook met de Arabische Liga (LAS) en de Afrikaanse Unie, waarvan Egypte lid is. De EU en Egypte hebben zich ertoe verbonden ook samen te werken in het kader van de jaarlijkse ministeriële bijeenkomsten tussen de EU en de zuidelijke partners, zoals voorgesteld in de conclusies van de Raad over een hernieuwd partnerschap met het zuidelijke nabuurschap - een nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied. Tot de prioriteiten behoren hernieuwde inspanningen om de Israëli's en de Palestijnen te steunen bij het bereiken van een akkoord in het vredesproces voor het Midden-Oosten, voortbouwend op de sleutelrol van de EU en Egypte in dit verband. In het oostelijk Middellandse Zeegebied zullen Egypte en de EU en haar lidstaten onder meer de regionale samenwerking versterken overeenkomstig het internationaal recht, met inbegrip van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos). Egypte en de EU zullen gezamenlijk werken aan de uitvoering van de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad, met name die over het vredesproces voor het Midden-Oosten, Libië en Syrië. Bovendien biedt Egypte onderdak aan het Centrum voor wederopbouw en ontwikkeling na conflicten van de Afrikaanse Unie en aan het hoofdkwartier van de LAS, waarmee de EU de samenwerking zal blijven verdiepen en verbreden. Voorts zullen de EU en Egypte streven naar meer samenwerking in de multilaterale sfeer en met betrekking tot belangrijke regionale en internationale vraagstukken die voor beide partijen van belang zijn, met inbegrip van klimaatactie.

In het licht van de sleutelrol van Egypte in de mondiale ontwikkeling en zijn verdere ambities op dat gebied, zal een van de doelstellingen van de samenwerking tussen de EU en Egypte erin bestaan het partnerschap tussen de EU en Egypte in de bredere regio, met inbegrip van Afrika, te verbreden op gebieden van wederzijds belang en via initiatieven zoals het Forum van Aswan voor duurzame vrede en ontwikkeling. Het zo spoedig mogelijk bereiken van een internationaal akkoord overeenkomstig de beginselverklaring van 2015 en het internationaal recht over de kwestie van de Ethiopische dam is voor de EU en Egypte een topprioriteit, teneinde de waterzekerheid van Egypte te beschermen en vrede en stabiliteit in de bredere regio te bevorderen. Een internationale overeenkomst op basis van een door onderhandelingen tot stand gekomen akkoord zal ertoe bijdragen dit geschil om te zetten in een kans om buitenlandse investeringen aan te trekken en de stabiliteit voor de landen in de regio en miljoenen mensen te vergroten. De EU is bereid het door de Afrikaanse Unie geleide proces in samenwerking met internationale partners, waartoe ook de EU behoort, te steunen en een actievere rol te spelen, indien dat voor alle partijen nuttig en wenselijk is, door haar ervaring met het beheer van gedeelde watervoorraden overeenkomstig het internationaal recht in te zetten. Bovendien steunen de EU en Egypte voorstellen voor de ontwikkeling van interregionale samenwerking, waaronder trilaterale samenwerking in Afrika.

b)   Samenwerking bij crisisbeheersing en crisisrespons

De EU en Egypte zullen de samenwerking en het overleg intensiveren en zullen ervaring uitwisselen op het gebied van crisisbeheersing en -preventie, zowel bilateraal als regionaal, onder andere via het Internationale centrum voor conflictoplossing, vredeshandhaving en vredesopbouw in Caïro (CCCPA), om in hun gemeenschappelijke nabuurschap en daarbuiten de complexe vraagstukken op het vlak van vrede, stabiliteit en ontwikkeling aan te pakken die voortkomen uit conflicten, klimaatverandering, natuurrampen en epidemieën, onder meer via Covax. De werkzaamheden op het gebied van klimaatbestendigheid en klimaataanpassing zullen worden geïntensiveerd, onder meer door te investeren in preventieve maatregelen en de samenwerking inzake burgerbescherming en rampenrisicobeheer te versterken.

3.   Versterking van de stabiliteit

De EU en Egypte delen de doelstelling van stabiliteit in hun samenlevingen en in de bredere regio. Mensenrechten, burgerrechten, arbeidsrechten en politieke, economische, sociale en culturele rechten, zoals omschreven in het internationaal recht inzake de mensenrechten, het Verdrag betreffende de Europese Unie en de democratische principes die zijn vastgelegd in de Egyptische grondwet, zijn essentieel voor de stabiliteit van beide partijen, zijn een gemeenschappelijke waarde en vormen de hoeksteen van een moderne, democratische staat. Egypte en de EU herhalen hun verbintenis tot verdere bevordering van de democratie, de fundamentele vrijheden en de mensenrechten, gendergelijkheid en gelijke kansen als grondwettelijke rechten van al hun burgers, in overeenstemming met hun internationale verplichtingen als basis voor stabiliteit en veiligheid op de lange termijn. Egypte heeft belangrijke stappen gezet door in 2021 de noodtoestand op te heffen en de nationale strategie inzake de mensenrechten (2021-2026) uit te vaardigen. Deze nationale strategie, met haar vier aandachtsgebieden, bevestigt opnieuw de nationale doelstelling van Egypte om alle burgerrechten, politieke, economische, sociale en culturele rechten te verwezenlijken teneinde stabiliteit, vooruitgang en duurzame ontwikkeling in het land te bewerkstelligen. In dit verband zal de EU steun verlenen aan Egypte bij de uitvoering van deze rechten en doelstellingen.

a)   Goed bestuur en een moderne, democratische staat

Egypte en de EU herhalen hun verbintenis tot de totstandbrenging van de verantwoordingsplicht, de naleving van de beginselen van de rechtsstaat en de volledige eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en willen gehoor geven aan de wensen van hun burgers. Deze verbintenissen vormen de leidraad voor de verdere steun van de EU aan de inspanningen van Egypte om de capaciteit van de overheidsinstellingen voor een effectieve hervorming van de overheidssector te vergroten, en de capaciteit van de rechtshandhavingsinstanties om veiligheid voor allen te waarborgen, te bevorderen. Overeenkomstig het internationale recht en de beste praktijken zullen de EU en Egypte nauwer samenwerken bij de modernisering van justitie en bij de capaciteitsopbouw, met name wat betreft de toepassing van moderne technologie, de bestrijding van corruptie, fraude en het witwassen van geld, en het aanpakken van de invordering van de opbrengsten van misdrijven. De EU en Egypte zullen ook overwegen justitiële samenwerking in civiele en strafzaken te ontwikkelen en te onderhandelen over samenwerkingsovereenkomsten tussen rechtshandhavingsinstanties in Egypte en de EU. De EU en Egypte zullen ook samenwerken om een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens te waarborgen, overeenkomstig de internationale normen voor gegevensbescherming.

De parlementaire samenwerking tussen de EU en Egypte, onder meer via gestructureerde uitwisselingen tussen parlementaire commissies en groepen, zal de coördinatie versterken en het wederzijds begrip bevorderen. Voorts zal de EU Egypte steun verlenen bij zijn inspanningen op het gebied van de planning en uitvoering van openbare dienstverlening op alle niveaus, en om te zorgen voor gelijke kansen op economisch, sociaal en politiek vlak en om de sociale integratie van alle Egyptenaren te bevorderen.

b)   Veiligheid en terrorisme

Veiligheid is een gezamenlijke doelstelling. Terrorisme en gewelddadig extremisme dat de voedingsbodem vormt voor terrorisme, zijn een bedreiging voor het sociale weefsel van naties aan weerszijden van de Middellandse Zee. Zij vormen een grote bedreiging voor de veiligheid en het welzijn van onze burgers. De bestrijding van deze bedreigingen is een gemeenschappelijk doel van de EU en Egypte, die kunnen samenwerken door middel van een alomvattende aanpak. Zo zouden de diepere oorzaken van terrorisme worden aangepakt, met volledige eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, teneinde radicalisering met succes tegen te gaan en te voorkomen en de sociaal-economische ontwikkeling te bevorderen. De EU en Egypte zijn het eens over de noodzaak om samen te werken ter ondersteuning van de interreligieuze dialoog, teneinde de beginselen van menselijke broederschap te consolideren, de gemeenschappelijke grondslagen van een cultuur van vrede te maximaliseren en tegelijkertijd geweld tussen mensen af te wijzen, alsmede religieuze verdraagzaamheid te bevorderen en de vrijheid van godsdienst en overtuiging te beschermen. De EU en Egypte zullen blijven samenwerken bij de bestrijding van extremisme en elke vorm van discriminatie, met inbegrip van islamofobie, racisme en vreemdelingenhaat.

De EU en Egypte zullen de operationele samenwerking versterken op gebieden die verband houden met veiligheid en terrorismebestrijding, met inbegrip van de luchtvaartveiligheid en veiligheidsborging, alsmede het vermogen om grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, zoals migrantensmokkel, mensenhandel, met inbegrip van kinderhandel, handel in cultuurgoederen en teruggave van illegaal verhandelde cultuurgoederen overeenkomstig het internationale recht, illegale drugshandel, financiering van terrorisme en witwassen van geld, te voorkomen en te bestrijden.

Beide partijen komen overeen om nauwer samen te werken bij de uitvoering van het VN-actieprogramma ter bestrijding van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens, onder meer door de uitwisseling van ervaring, opleiding en andere activiteiten voor capaciteitsopbouw.

c)   Migratie en mobiliteit

De EU en Egypte onderstrepen dat het van belang is te blijven samenwerken om de vraagstukken van illegale migratie, alsook alle andere aspecten van migratie en mobiliteit, waaronder legale migratie, doelmatig en efficiënt aan te pakken, overeenkomstig de bevoegdheden van de EU en de lidstaten, door middel van alomvattende, op maat gesneden en voor beide partijen nuttige partnerschappen, en in de geest van de politieke verklaring van de top van Valletta en het gezamenlijk actieplan van Valletta, waarbij nota wordt genomen van de mededeling van de Europese Commissie over een nieuw migratie- en asielpact (6).

De EU zal steun blijven verlenen aan de inspanningen van de Egyptische regering om haar kader voor migratie- en asielbeheer te versterken en tijdig financiering uit hoofde van de desbetreffende instrumenten vrij te maken. De EU is ingenomen met de positieve resultaten van Egypte bij de beheersing van illegale migratiestromen en bouwt daarop voort; zij zal Egypte steun blijven verlenen bij zijn inspanningen om illegale migratie te voorkomen en te bestrijden, het grensbeheer te versterken en mensenhandel en -smokkel te bestrijden, met inbegrip van het opsporen en bijstaan van slachtoffers van mensenhandel.

De EU en Egypte zetten zich in voor de bescherming van de rechten van migranten, asielzoekers en vluchtelingen, met volledige eerbiediging van de wetgeving inzake de mensenrechten en vluchtelingen. De EU zal trachten de Egyptische capaciteit om deze rechten te waarborgen en bescherming te bieden, overeenkomstig de internationale normen, alsmede toegang tot basisdiensten, zoals gezondheidszorg en onderwijs, ook voor vluchtelingen, migranten en asielzoekers, te ondersteunen en te versterken. De EU zal trachten haar samenwerking met Egypte op het gebied van vrijwillige hervestiging te versterken. De EU en Egypte zullen de samenwerking bevorderen en faciliteren op het gebied van identificatie, terugkeer, met inbegrip van begeleide vrijwillige terugkeer, overname en duurzame re-integratie van illegale migranten in hun land van herkomst. De EU en Egypte zullen onderzoeken op welke gebieden zij kunnen samenwerken bij het grensbeheer.

Dit zal hand in hand gaan met samenwerking bij het aanpakken en bestrijden van de onderliggende oorzaken van illegale migratie en gedwongen verplaatsing uit derde landen, in het bijzonder conflicten en instabiliteit, onderontwikkeling, armoede en werkloosheid - en ook met het werken aan het wegnemen van de negatieve gevolgen van klimaatverandering en droogte. Dit zal onder meer gebaseerd zijn op de ontwikkeling van sociaal-economische kansen, met name betere vooruitzichten voor jongeren, door middel van werkgelegenheidsinitiatieven in het kader van het herstel na de COVID-19-pandemie.

Een geordende, veilige, regelmatige en verantwoordelijke mobiliteit van personen, ook voor onderwijsdoeleinden, waarbij braindrain wordt voorkomen, kan bijdragen tot de ontwikkeling van vaardigheden en kennis, die op hun beurt kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van Egypte. Hierbij kunnen ook duurzame contacten tussen hoog geschoolde arbeidskrachten in de EU en Egypte in overeenstemming met de competenties in de EU en de lidstaten worden uitgebouwd.

III.   Beginselen van de samenwerking

De bevordering van de menselijke factor en interpersoonlijke contacten zal resulteren in sterkere banden tussen de EU en Egypte, waardoor het partnerschap tussen beide partners wordt geconsolideerd. Wederzijdse verantwoordingsplicht en verantwoordelijkheid ten opzichte van de Europese en Egyptische bevolking zijn een essentieel aspect van de partnerschapsprioriteiten.

Vraagstukken van gemeenschappelijk belang dienen ook te worden aangepakt door middel van een sterkere regionale en subregionale (Zuid-Zuid) samenwerking. In dit verband zullen de EU en Egypte samenwerken binnen het kader van de UMZ en via de Anna Lindh-stichting, in het bijzonder op het vlak van interculturele dialoog.

De cultuur van dialoog is een waardevol instrument gebleken bij het ontwikkelen van wederzijds respect. Het zal van essentieel belang zijn de dialoog te verdiepen over vraagstukken als democratie, mensenrechten, sociaal-economische ontwikkeling, handel, investeringen en regionale en internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang. Met deze dialoog kan ook vaste vorm worden gegeven aan het partnerschap en kunnen de diepgang en de verwezenlijkingen van het partnerschap worden beoordeeld.

Overeenkomstig de prioriteiten van de Egyptische regering zal specifieke aandacht voor jongeren, van wie de stabiliteit op de lange termijn van onze samenlevingen afhangt, en voor vrouwen in alle partnerschapsprioriteiten worden geïntegreerd. Hoofddoel is jongeren en vrouwen zeggenschap te geven en hen te voorzien van de wettelijke en praktische instrumenten om hun rol in de samenleving te kunnen vervullen door actief deel te nemen aan de economie en het bestuur van hun land. De EU en Egypte zullen ervaring op het vlak van de bestrijding van discriminatie van en geweld tegen vrouwen, de bevordering van gendergelijkheid en inclusie en het creëren van kansen voor jongeren blijven uitwisselen.

De EU en Egypte zijn beide van mening dat het maatschappelijk middenveld een belangrijke en krachtige bijdrage levert aan de uitvoering van hun partnerschapsprioriteiten en aan een transparant, participatief bestuur van een moderne, democratische staat, en dat het het proces van duurzame ontwikkeling in Egypte kan ondersteunen. Zij zullen samenwerken met het maatschappelijk middenveld om een doeltreffende bijdrage te leveren aan het proces van economische, politieke en sociale ontwikkeling overeenkomstig de Egyptische grondwet en de respectieve nationale wetgeving.

IV.   Conclusie

In de geest van mede-eigenaarschap hebben de EU en Egypte gezamenlijk deze partnerschapsprioriteiten vastgesteld. In samenhang met de herziening van de agenda voor het Middellandse Zeegebied en de conclusies van de Raad is voor 2024 een tussentijdse evaluatie gepland om het effect van de partnerschapsprioriteiten te evalueren en deze zo nodig aan te passen. Het Associatiecomité en de Associatieraad blijven de centrale organen voor de jaarlijkse algemene beoordeling van de uitvoering van de partnerschapsprioriteiten.


(1)  JOIN(2021) 2 final

(2)  SWD(2021) 23 final

(3)  https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/news_corner/news/new-agenda-mediterranean-council-approves-conclusions-renewed-partnership-southern_nl

(4)  VN-resolutie 70/1 "Naar een nieuwe wereld: de agenda inzake duurzame ontwikkeling voor 2030"

(5)  https://www.consilium.europa.eu/media/47296/1011-12-20-euco-conclusions-en.pdf

(6)  COM(2020) 609 final


1.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/88


BESLUIT Nr. 1/2022 VAN HET ACS-EU-COMITÉ VAN AMBASSADEURS

van 21 juni 2022

tot wijziging van Besluit nr. 3/2019 van het ACS-EU-Comité van ambassadeurs tot vaststelling van overgangsmaatregelen op grond van artikel 95, lid 4, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst [2022/1102]

HET ACS-EU-COMITÉ VAN AMBASSADEURS,

Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de Groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1), en met name artikel 15, lid 4, en artikel 16, lid 2, in samenhang met artikel 95, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (de “ACS-EU-partnerschapsovereenkomst”) is op 23 juni 2000 ondertekend te Cotonou en op 1 april 2003 in werking getreden. Overeenkomstig Besluit nr. 3/2019 van het ACS-EU-Comité van ambassadeurs (2) (het “besluit over overgangsmaatregelen”) moet de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst tot en met 30 juni 2022 worden toegepast.

(2)

Op grond van artikel 95, lid 4, eerste alinea, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst zijn de onderhandelingen over een nieuwe ACS-EU-partnerschapsovereenkomst (de “nieuwe overeenkomst”) in september 2018 van start gegaan. De nieuwe overeenkomst zal niet gereed zijn voor toepassing vóór 30 juni 2022, de datum waarop het huidig rechtskader verstrijkt. Daarom moet het besluit over overgangsmaatregelen worden gewijzigd, zodat de toepassing van de bepalingen van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst kan worden verlengd.

(3)

In artikel 95, lid 4, tweede alinea, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst is bepaald dat de ACS-EU-Raad van ministers alle overgangsmaatregelen kan vaststellen die nodig zijn tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe overeenkomst.

(4)

Op grond van artikel 15, lid 4, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst heeft de ACS-EU-Raad van ministers op 23 mei 2019 de bevoegdheid om overgangsmaatregelen vast te stellen, overgedragen aan het ACS-EU-Comité van ambassadeurs (3).

(5)

Daarom moet het ACS-EU-Comité van ambassadeurs op grond van artikel 95, lid 4, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst een besluit nemen tot wijziging van het besluit inzake overgangsmaatregelen om de toepassing van de bepalingen van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst tot 30 juni 2023 te verlengen of — indien dit eerder is — tot de inwerkingtreding van de nieuwe overeenkomst of de voorlopige toepassing daarvan.

(6)

De bepalingen van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst zullen van toepassing blijven teneinde de continuïteit in de betrekkingen tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de ACS-staten, anderzijds, te handhaven. De gewijzigde overgangsmaatregelen zijn derhalve niet bedoeld als wijzigingen van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst als bedoeld in artikel 95, lid 3, van de overeenkomst,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1 van Besluit nr. 3/2019 van het ACS-EU-Comité van ambassadeurs wordt de datum “30 juni 2022” vervangen door “30 juni 2023”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2022.

Gedaan te Brussel, 21 juni 2022.

Voor de ACS-EU-Raad van ministers

Door het ACS-EU-Comité van ambassadeurs

De voorzitter

Daniel Emery DEDE


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3. De ACS-EU-partnerschapsovereenkomst is gewijzigd bij de overeenkomst ondertekend te Luxemburg op 25 juni 2005 (PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27) en bij de overeenkomst ondertekend te Ouagadougou op 22 juni 2010 (PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3).

(2)  Besluit nr. 3/2019 van het ACS-EU-Comité van ambassadeurs van 17 december 2019 tot vaststelling van overgangsmaatregelen op grond van artikel 95, lid 4, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst (PB L 1 van 3.1.2020, blz. 3).

(3)  Besluit nr. 1/2019 van de ACS-EU-Raad van ministers van 23 mei 2019 over de delegatie van bevoegdheden aan het ACS-EU-Comité van ambassadeurs inzake het besluit om op grond van artikel 95, lid 4, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst overgangsmaatregelen vast te stellen (PB L 146 van 5.6.2019, blz. 114).