ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 71

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
14 maart 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2018/394 van de Commissie van 13 maart 2018 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 met betrekking tot het schrappen van eisen voor vluchtuitvoeringen met luchtballonnen

1

 

*

Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie van 13 maart 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met ballonnen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/396 van de Commissie van 13 maart 2018 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

36

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/397 van de Raad van 8 maart 2018 betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van voertuigregistratiegegevens in Portugal

38

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

14.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 71/1


VERORDENING (EU) 2018/394 VAN DE COMMISSIE

van 13 maart 2018

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 met betrekking tot het schrappen van eisen voor vluchtuitvoeringen met luchtballonnen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1) en met name artikel 8, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 965/2012 (2) van de Commissie zijn de voorwaarden vastgesteld voor de veiligheid van diverse soorten vluchtuitvoeringen met verschillende categorieën luchtvaartuigen, waaronder luchtballonnen.

(2)

Bij Verordening (EU) 2018/395 (3) van de Commissie zijn specifieke regels vastgesteld voor vluchtuitvoeringen met ballonnen. Vanaf de datum waarop die verordening van toepassing wordt, mogen die vluchtuitvoeringen met luchtballonnen niet langer onderworpen zijn aan de algemene regels voor vluchtuitvoering van Verordening (EU) nr. 965/2012. De regels in verband met het toezicht op vluchtuitvoeringen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als vastgesteld in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 965/2012 en bijlage II bij die verordening, moeten evenwel van toepassing blijven op vluchtuitvoeringen met luchtballonnen aangezien die eisen niet aan een specifiek type vluchtuitvoering zijn gekoppeld maar horizontaal voor alle vluchtuitvoeringen gelden.

(3)

Verordening (EU) nr. 965/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, teneinde rekening te houden met de nieuwe regels voor vluchtuitvoeringen met luchtballonnen en de gewijzigde bepalingen van die verordening waar nodig te verduidelijken.

(4)

Gelet op de nauwe band tussen beide, moet de datum van inwerkingtreding van de wijzigingen van Verordening (EU) nr. 965/2012 waarin deze verordening voorziet, worden afgestemd op de datum waarop Verordening (EU) 2018/395 van toepassing wordt.

(5)

Het Agentschap heeft ontwerpuitvoeringsvoorschriften opgesteld en deze als advies (4) bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder b), en artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:

„1.   In deze verordening worden gedetailleerde regels vastgesteld voor vluchtuitvoeringen met vliegtuigen, helikopters en zweefvliegtuigen, inclusief platforminspecties van luchtvaartuigen van exploitanten onder het veiligheidstoezicht van een andere staat die landen op luchthavens op het grondgebied dat onder de bepalingen van de Verdragen valt.

2.   In deze verordening worden ook gedetailleerde regels vastgesteld voor de afgifte, actualisering, wijziging, beperking, schorsing of intrekking van de certificaten van de in artikel 4, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 216/2008 vermelde exploitanten van luchtvaartuigen, met uitzondering van luchtballonnen, die commerciële luchtvervoersactiviteiten verrichten, alsook de rechten en plichten van de houders van certificaten en de voorwaarden waaronder de activiteiten worden verboden, beperkt of onderworpen aan bepaalde voorwaarden in het belang van de veiligheid.

3.   In deze verordening worden ook gedetailleerde regels vastgesteld inzake de voorwaarden en procedures voor de eigen verklaring van exploitanten van commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met vliegtuigen, helikopters en zweefvliegtuigen of van niet-commerciële vluchtuitvoeringen met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, m.i.v. niet-commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, waaruit blijkt dat zij over de capaciteiten en middelen beschikken om zich te kwijten van de verantwoordelijkheden die gepaard gaan met de exploitatie van luchtvaartuigen, en inzake het toezicht op de genoemde exploitanten.”;

b)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   Deze verordening is niet van toepassing op vluchtuitvoeringen met luchtschepen.”;

c)

het volgende lid 7 wordt toegevoegd:

„7.   Deze verordening is niet van toepassing op vluchtuitvoeringen met luchtballonnen. Voor vluchtuitvoeringen met andere ballonnen dan verankerde gasballonnen blijven de regels van artikel 3 inzake toezicht echter van toepassing.”.

2)

In artikel 2 worden de volgende punten 1 bis en 1 ter ingevoegd:

„1 bis)   „ballon”: een bemand luchtvaartuig dat lichter is dan lucht, niet door een motor wordt aangedreven en in de lucht blijft door middel van gas dat lichter is dan lucht of een brander waarmee de lucht wordt verhit, m.i.v. gasballonnen, heteluchtballonnen, gas-luchtballonnen en, motoraangedreven, luchtschepen met hete lucht;

1 ter)   „verankerde gasballon”: een ballon met een verankeringssysteem waarmee de ballon tijdens de vluchtuitvoering permanent aan een vast punt verankerd blijft;”.

3)

Aan artikel 3, lid 1, wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

„De administratieve en managementsystemen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en het Agentschap moeten aan de voorschriften van bijlage II voldoen.”.

4)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Exploitanten voeren alleen vluchten uit met een vliegtuig, helikopter of zweefvliegtuig voor commerciële luchtvervoersactiviteiten (CAT) overeenkomstig de eisen in de bijlagen III en IV.”;

b)

lid 2, onder b), wordt vervangen door:

„b)

vliegtuigen, helikopters en zweefvliegtuigen die worden gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke goederen;”;

c)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Exploitanten van andere dan complexe motoraangedreven vliegtuigen en helikopters, en van zweefvliegtuigen, die worden gebruikt voor niet-commerciële vluchtuitvoeringen, m.i.v. niet-commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen, exploiteren luchtvaartuigen alleen overeenkomstig de eisen van bijlage VII.”;

d)

lid 5, onder b), wordt vervangen door:

„b)

andere vliegtuigen en helikopters, alsook zweefvliegtuigen, overeenkomstig de bepalingen van bijlage VII.”;

e)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   Exploitanten verrichten alleen vluchtuitvoeringen met een vliegtuig, helikopter of zweefvliegtuig voor commerciële gespecialiseerde activiteiten overeenkomstig de eisen in de bijlagen III en VIII.”.

5)

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

a)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   In afwijking van artikel 5 van deze verordening en onverminderd artikel 5, lid 4, onder a), van Verordening (EG) nr. 216/2008 en subdeel P van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 (*1) van de Commissie inzake vliegvergunningen, blijven de volgende vluchten onderworpen aan de voorwaarden van de nationale wetgeving van de lidstaat waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft of, indien de exploitant geen hoofdvestiging heeft, zijn plaats van vestiging of verblijf.

a)

vluchten die verband houden met de introductie of wijziging van types vliegtuigen, helikopters of zweefvliegtuigen en die door ontwerp- of productieorganisaties binnen het bereik van hun bevoegdheden worden uitgevoerd;

b)

vluchten zonder passagiers of vracht waarbij een vliegtuig, helikopter of zweefvliegtuig wordt getransporteerd voor renovatie, reparatie, onderhoud, controle, inspectie, levering, export of soortgelijke doeleinden.

(*1)  Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).”"

b)

in lid 4 bis wordt de aanhef vervangen door:

„In afwijking van artikel 5, leden 1 en 6, mogen de volgende vluchtuitvoeringen met andere dan complexe motoraangedreven vliegtuigen, helikopters en zweefvliegtuigen worden verricht overeenkomstig bijlage VII;”.

6)

Artikel 8 wordt vervangen door:

„Artikel 8

Vliegtijdbeperkingen

1.   Commerciële luchtvervoersactiviteiten zijn onderworpen aan de eisen van subdeel FTL van bijlage III.

2.   In afwijking van lid 1, vallen luchttaxi-activiteiten met vleugelvliegtuigen, medische hulpvluchten en door één piloot uitgevoerde commerciële luchtvervoersactiviteiten onder de nationale wetgeving als bedoeld in artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3922/91 en subdeel Q van bijlage III bij die verordening.

3.   In afwijking van lid 1, moeten commerciële luchtvervoersactiviteiten met helikopters en commerciële luchtvervoersactiviteiten met zweefvliegtuigen voldoen aan de voorschriften van de nationale wetgeving van de lidstaat waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft.

4.   Niet-commerciële vluchtuitvoeringen, m.i.v. niet-commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen, met complexe motoraangedreven vliegtuigen en helikopters, alsook commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met vliegtuigen, helikopters en zweefvliegtuigen moeten op het gebied van vliegtijdbeperkingen voldoen aan de nationale wetgeving van de lidstaat waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft of, wanneer de exploitant geen hoofdvestiging heeft, de plaats waar de exploitant is gevestigd of verblijft.”.

7)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 2 en 3 worden vervangen door:

„2.   De voorschriften van de bijlagen II en VII zijn vanaf 25 augustus 2013 van toepassing op niet-commerciële vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen. De lidstaten die vóór 8 april 2019 overeenkomstig het EU-recht besluiten die voorschriften op hun grondgebied niet of niet volledig op dergelijke activiteiten toe te passen, maken hun besluiten openbaar. Indien een dergelijk besluit op 8 april 2020 nog steeds van kracht is, is het vanaf die datum niet langer van toepassing.

3.   De voorschriften van bijlage II, III, VII en VIII zijn vanaf 1 juli 2014 van toepassing op gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen. De lidstaten die vóór 8 april 2019 overeenkomstig het EU-recht besluiten die voorschriften op hun grondgebied niet of niet volledig op dergelijke activiteiten toe te passen, maken hun besluiten openbaar. Indien een dergelijk besluit op 8 april 2020 nog steeds van kracht is, is het vanaf die datum niet langer van toepassing.”;

b)

lid 5, onder b), wordt vervangen door:

„b)

op commerciële luchtvervoersactiviteiten met zweefvliegtuigen vanaf 1 juli 2014.” De lidstaten die vóór 8 april 2019 overeenkomstig het EU-recht besluiten die voorschriften op hun grondgebied niet of niet volledig op dergelijke activiteiten toe te passen, maken hun besluiten openbaar. Indien een dergelijk besluit op 8 april 2020 nog steeds van kracht is, is het vanaf die datum niet langer van toepassing.”.

(8)

De bijlagen I, II, III, IV, VII en VIII worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 8 april 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 maart 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie van 13 maart 2018 tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften voor vluchtuitvoeringen met luchtballonnen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (zie bladzijde 10 van dit Publicatieblad).

(4)  Advies nr. 01/2016 van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart van 6 januari 2016 voor een verordening van de Commissie inzake de herziening van de uitvoeringsvoorschriften voor luchtballonnen.


BIJLAGE

De bijlagen I, II, III, IV, VII en VIII bij Verordening (EU) nr. 965/2012 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I, punt 120, komt als volgt te luiden:

„120.   „Verkeerslading”: de totale massa van passagiers, bagage, vracht en mobiele gespecialiseerde apparatuur en met inbegrip van eventuele ballast.”.

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

in ARO.GEN.345 wordt punt a) vervangen door:

„a)

Na ontvangst van een eigen verklaring van een organisatie die activiteiten waarvoor een eigen verklaring is vereist, uitvoert of voornemens is uit te voeren, controleert de bevoegde autoriteit of de eigen verklaring alle informatie bevat die vereist is op grond van punt ORO.DEC.100 van bijlage III (deel-ORO) bij deze verordening, of, voor exploitanten van luchtballonnen, alle informatie die vereist is op grond van punt BOP.ADD.100 van bijlage II (deel-BOP) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie (*1), en bevestigt zij de ontvangst van de eigen verklaring aan de organisatie.

(*1)  Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie van 13 maart 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met ballonnen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 71 van 14.3.2018, blz. 10)”;"

b)

in ARO.GEN.350 wordt punt b), onder 1), vervangen door:

„1.

ook na twee schriftelijke verzoeken de bevoegde autoriteit overeenkomstig ORO.GEN.140 van bijlage III (deel-ORO) bij deze Verordening, of, voor exploitanten van luchtballonnen, overeenkomstig de punten BOP.ADD.015 en BOP.ADD.035 van bijlage II (deel-BOP) bij Verordening (EU) 2018/395 geen toegang geven tot de installaties van de organisatie tijdens de normale werktijd;”;

c)

de titel van ARO.OPS.110 wordt vervangen door:

„ARO.OPS.110   Leaseovereenkomsten voor vliegtuigen en helikopters”.

3)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

a)

in ORO.GEN.110 wordt punt k) vervangen door:

„k)

Onverminderd punt j) zorgen exploitanten die commerciële activiteiten met een van de volgende luchtvaartuigen uitvoeren ervoor dat de vliegtuigbemanning een passende opleiding of briefing met betrekking tot gevaarlijke goederen heeft gekregen, zodat ze niet-aangegeven gevaarlijke goederen kunnen herkennen die door passagiers of als vracht aan boord zijn gebracht:

1)

een zweefvliegtuig;

2)

een eenmotorig, door een propeller aangedreven vliegtuig met een maximale gecertificeerde startmassa van 5 700 kg of minder en een maximale operationele passagiersconfiguratie van 5 of minder dat in een vlucht opstijgt en landt op hetzelfde luchtvaartterrein of dezelfde vluchtuitvoeringslocatie, bij VFR-vluchten overdag;

3)

een andere dan complexe motoraangedreven, eenmotorige helikopter met een maximale operationele passagiersconfiguratie van 5 of minder die in een vlucht opstijgt en landt op hetzelfde luchtvaartterrein of dezelfde vluchtuitvoeringslocatie, bij VFR-vluchten overdag.”;

b)

in ORO.MLR.101 wordt de aanhef vervangen door:

„Uitgezonderd voor VFR-vluchten overdag met eenmotorige propellervliegtuigen met een maximale operationele passagiersconfiguratie van vijf of minder of eenmotorige niet-complexe helikopters met een maximale operationele passagiersconfiguratie van vijf of minder, die opstijgen en landen op hetzelfde luchtvaartterrein of dezelfde vluchtuitvoeringslocatie, en voor vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen, dient de hoofdstructuur van het vluchthandboek er als volgt uit te zien:”;

c)

in ORO.FC.005 wordt punt b), onder 1), vervangen door:

„1.

commerciële luchtvervoersactiviteiten met zweefvliegtuigen, of”;

d)

in ORO.CC.100 wordt punt a) vervangen door:

„a)

Het aantal leden en de samenstelling van de cabinebemanning moeten worden bepaald in overeenstemming met punt 7.a van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008, rekening houdend met operationele factoren of omstandigheden van de uit te voeren vlucht. Ten minste één cabinebemanningslid moet worden aangewezen voor de exploitatie van luchtvaartuigen met een maximale operationele passagiersconfiguratie van meer dan 19, wanneer een of meer passagiers worden vervoerd.”.

4.

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt CAT.GEN.105 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de titel wordt vervangen door:

„CAT.GEN.105   Touring motor gliders en gemotoriseerde zweefvliegtuigen”;

ii)

punt d) wordt geschrapt;

b)

punt CAT.GEN.NMPA.100 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt a), onder 2), wordt vervangen door:

„2.

zijn verantwoordelijk voor de exploitatie en veiligheid van het zweefvliegtuig vanaf het moment waarop de lanceringsprocedure begint tot het moment waarop het zweefvliegtuig aan het einde van de vlucht tot stilstand komt;”;

ii)

punt d) wordt geschrapt;

c)

punt CAT.GEN.NMPA.105 wordt geschrapt;

d)

in CAT.GEN.NMPA.140, onder a), wordt punt 19) vervangen door:

„19.

massa- en zwaartepuntsdocumentatie;”;

e)

punt CAT.OP.NMPA.105 wordt vervangen door:

„CAT.OP.NMPA.105   Procedures ter beperking van geluidshinder — gemotoriseerde zweefvliegtuigen

De gezagvoerder houdt rekening met het geluidsniveau van het luchtvaartuig, maar waarborgt evenwel dat veiligheid voorrang krijgt op de beperking van geluidshinder.”;

f)

punt CAT.OP.NMPA.110 wordt geschrapt;

g)

punt CAT.OP.NMPA.135 wordt geschrapt;

h)

punt CAT.OP.NMPA.140 wordt vervangen door:

„CAT.OP.NMPA.140   Roken aan boord

Roken is niet toegestaan aan boord van zweefvliegtuigen.”;

i)

punt CAT.OP.NMPA.165 wordt geschrapt;

j)

punt CAT.OP.NMPA.180 wordt geschrapt;

k)

in subdeel C wordt sectie 5 geschrapt;

l)

in subdeel D wordt sectie 4 geschrapt.

5)

Bijlage VII (deel-NCO) wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt NCO.GEN.102 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de titel wordt vervangen door:

„NCO.GEN.102   Touring motor gliders en gemotoriseerde zweefvliegtuigen”;

ii)

punt d) wordt geschrapt;

b)

in NCO.GEN.103 wordt punt a) vervangen door:

„a)

beginnen en eindigen op hetzelfde luchtvaartterrein of dezelfde vluchtuitvoeringslocatie, behalve voor zweefvliegtuigen;”;

c)

punt NCO.GEN.105 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in punt a), onder 4), worden de punten iii) en iv) vervangen door:

„iii)

de instrumenten en uitrusting die vereist zijn voor de uitvoering van de desbetreffende vlucht zijn in het luchtvaartuig geïnstalleerd en functioneren, tenzij vluchtuitvoering met niet-functionerende uitrusting is toegestaan uit hoofde van de minimumuitrustingslijst (MEL) of een gelijkwaardig document, overeenkomstig NCO.IDE.A.105, NCO.IDE.H.105 of NCO.IDE.S.105;

iv)

de massa en de zwaartepuntlocatie van het luchtvaartuig zijn zodanig dat de vlucht kan worden uitgevoerd binnen de in de luchtwaardigheidsdocumentatie voorgeschreven limieten;”;

ii)

punt f), onder 1), wordt vervangen door:

„1.

zijn/haar veiligheidsgordel om te houden op zijn/haar post en”;

d)

punt NCO.GEN.106 wordt geschrapt;

e)

in NCO.GEN.135 wordt punt c) vervangen door:

„c)

Onverminderd het bepaalde onder a), mogen op vluchten met zweefvliegtuigen, met uitzondering van touring motor gliders (TMG's), de onder a), punten 2 tot en met 8, en onder a), punten 11, 12 en 13, bedoelde documenten en informatie worden meegenomen in de volgauto.”;

f)

punt NCO.OP.121 wordt geschrapt;

g)

punt NCO.OP.127 wordt geschrapt;

h)

punt NCO.OP.150 wordt vervangen door:

„NCO.OP.150   Vervoer van passagiers

De gezagvoerder ziet erop toe dat, vóór en tijdens het taxiën, opstijgen en landen, en telkens wanneer dit door de gezagvoerder in het belang van de veiligheid noodzakelijk wordt geacht, alle aan boord aanwezige passagiers op zitplaatsen zitten of op ligplaatsen liggen met een correct vastgemaakte veiligheidsgordel of bevestigingssysteem.”;

i)

punt NCO.OP.156 wordt vervangen door:

„NCO.OP.156   Roken aan boord — zweefvliegtuigen

Roken is niet toegestaan aan boord van zweefvliegtuigen.”;

j)

punt NCO.OP.176 wordt geschrapt;

k)

punt NCO.OP.185 wordt vervangen door:

„NCO.OP.185   Brandstofbeheer tijdens de vlucht

De gezagvoerder controleert regelmatig of de hoeveelheid bruikbare brandstof die nog voor de vlucht beschikbaar is niet kleiner is dan de hoeveelheid die nodig is om naar een luchtvaartterrein of vluchtuitvoeringslocatie met gunstige weersomstandigheden te vliegen, alsmede de geplande reservebrandstof, zoals vereist bij NCO.OP.125 of NCO.OP.126.”;

l)

punt NCO.OP.215 wordt geschrapt;

m)

in NCO.POL.100 wordt punt a) vervangen door:

„a)

Tijdens elke fase van de vluchtuitvoering blijven de belading, de massa en het zwaartepunt van het luchtvaartuig binnen de grenzen die in het vlieghandboek of een gelijkwaardig document zijn vermeld.”;

n)

punt NCO.POL.105 wordt vervangen door:

„NCO.POL.105   Weging

a)

De exploitant ziet erop toe dat de massa en het zwaartepunt van het luchtvaartuig zijn bepaald door een effectieve weging vóór de eerste ingebruikname van het luchtvaartuig. De gezamenlijke effecten van modificaties en reparaties op de massa en het zwaartepunt moeten in rekening worden gebracht en goed worden gedocumenteerd. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld van de gezagvoerder. Luchtvaartuigen worden opnieuw gewogen indien de invloed van modificaties op de massa en het zwaartepunt niet nauwkeurig gekend is.

b)

De weging gebeurt:

1.

bij vliegtuigen en helikopters door de fabrikant of door een erkende onderhoudsorganisatie; alsmede

2.

bij zweefvliegtuigen, door de fabrikant van het luchtvaartuig of overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014.”;

o)

in subdeel D wordt sectie 4 geschrapt;

p)

in NCO.SPEC.115 wordt punt b) vervangen door:

„b)

Tijdens kritieke stadia van de vlucht of telkens wanneer de gezagvoerder dat om veiligheidsredenen noodzakelijk acht, zitten alle bemanningsleden neer op de hun toegewezen post tenzij de procedures anders bepalen.”;

q)

in NCO.SPEC.120, wordt punt b), vervangen door:

„b)

Tijdens kritieke stadia van de vlucht of telkens wanneer de gezagvoerder dat om veiligheidsredenen noodzakelijk acht, zit de taakspecialist neer op de hem/haar toegewezen post, tenzij de procedures anders bepalen.”.

6.

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt SPO.GEN.102 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de titel wordt vervangen door:

„SPO.GEN.102   Touring motor gliders en gemotoriseerde zweefvliegtuigen”;

ii)

punt d) wordt geschrapt;

b)

in SPO.GEN.105 wordt punt b) vervangen door:

„b)

Tijdens kritieke stadia van de vlucht of telkens wanneer de gezagvoerder dat om veiligheidsredenen noodzakelijk acht, zitten alle bemanningsleden neer op de hun toegewezen post tenzij de standaardvluchtuitvoeringsprocedures anders bepalen.”;

c)

in SPO.GEN.106 wordt punt b) vervangen door:

„b)

Tijdens kritieke stadia van de vlucht of telkens wanneer de gezagvoerder dat om veiligheidsredenen noodzakelijk acht, zit de taakspecialist neer op de hem/haar toegewezen post, tenzij de standaardvluchtuitvoeringsprocedures anders bepalen.”;

d)

in SPO.GEN.107, onder a), punt 4), worden de punten iii) en iv) vervangen door:

„iii)

de instrumenten en uitrusting die vereist zijn voor de uitvoering van de desbetreffende vlucht zijn in het luchtvaartuig geïnstalleerd en functioneren, tenzij vluchtuitvoering met niet-functionerende uitrusting is toegestaan uit hoofde van de minimumuitrustingslijst (MEL) of een gelijkwaardig document, overeenkomstig de punten SPO.IDE.A.105, SPO.IDE.H.105 of SPO.IDE.S.105;

iv)

de massa en de zwaartepuntlocatie van het luchtvaartuig zijn zodanig dat de vlucht kan worden uitgevoerd binnen de in de luchtwaardigheidsdocumentatie voorgeschreven limieten;”;

e)

punt SPO.GEN.108 wordt geschrapt;

f)

in SPO.GEN.140 wordt punt c) vervangen door:

„c)

Onverminderd het bepaalde onder a), mogen op vluchten met zweefvliegtuigen, met uitzondering van touring motor gliders (TMG's), de onder a), punten 1 tot en met 10, en onder a), punten 13 tot en met 19, bedoelde documenten en informatie worden meegenomen in de volgauto.”;

g)

punt SPO.OP.121 wordt geschrapt;

h)

punt SPO.OP.132 wordt geschrapt;

i)

punt SPO.OP.160 wordt vervangen door:

„SPO.OP.160   Gebruik van koptelefoons

Ieder cockpitbemanningslid dat dienst doet in de cockpit draagt een koptelefoon met statiefmicrofoon of gelijkwaardig voor communicatie met luchtverkeersdiensten, andere bemanningsleden en taakspecialisten.”;

j)

punt SPO.OP.181 wordt geschrapt;

k)

punt SPO.OP.225 wordt geschrapt;

l)

in SPO.POL.100 wordt punt a) vervangen door:

„a)

Tijdens elke fase van de vluchtuitvoering blijven de belading, de massa en het zwaartepunt van het luchtvaartuig binnen de grenzen die in het vlieghandboek of een gelijkwaardig document zijn vermeld.”;

m)

punt SPO.POL.105 wordt vervangen door:

„SPO.POL.105   Massa en zwaartepunt

a)

De exploitant ziet erop toe dat de massa en het zwaartepunt van het luchtvaartuig zijn bepaald door een effectieve weging vóór de eerste ingebruikname van het luchtvaartuig. De gezamenlijke effecten van modificaties en reparaties op de massa en het zwaartepunt moeten in rekening worden gebracht en goed worden gedocumenteerd. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld van de gezagvoerder. Luchtvaartuigen worden opnieuw gewogen indien de invloed van modificaties op de massa en het zwaartepunt niet nauwkeurig gekend is.

b)

De weging gebeurt:

1.

bij vliegtuigen en helikopters door de fabrikant of door een erkende onderhoudsorganisatie; alsmede

2.

bij zweefvliegtuigen, door de fabrikant van het luchtvaartuig of overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014.”;

n)

in subdeel D wordt sectie 4 geschrapt;

o)

SPO.SPEC.PAR.120 wordt geschrapt.



14.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 71/10


VERORDENING (EU) 2018/395 VAN DE COMMISSIE

van 13 maart 2018

tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met ballonnen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 8, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie moet de nodige uitvoeringsbepalingen vaststellen om veilige omstandigheden voor vluchtuitvoeringen met ballonnen tot stand te brengen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008, voor zover die luchtvaartuigen voldoen aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b) en c), van die verordening.

(2)

Gezien het specifieke karakter van vluchtuitvoeringen met ballonnen moeten specifieke vluchtuitvoeringsvoorschriften worden opgesteld en vastgelegd in een afzonderlijke verordening. Die voorschriften moeten gebaseerd zijn op de algemene voorschriften voor vluchtuitvoeringen die zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (2), maar ze moeten worden geherstructureerd en vereenvoudigd, zodat ze evenredig zijn en gebaseerd zijn op een risicogebaseerde benadering, en zodat tegelijk wordt gegarandeerd dat vluchtuitvoeringen met ballonnen veilig worden verricht.

(3)

De specifieke voorschriften voor vluchtuitvoeringen met ballonnen mogen echter geen betrekking hebben op de eisen met betrekking tot toezicht op vluchtuitvoeringen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, aangezien die voorschriften niet specifiek zijn voor een bepaald type vluchtuitvoering, maar horizontaal van toepassing zijn op alle vluchtuitvoeringen. Wat toezicht betreft, blijven de voorschriften van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 965/2012 en bijlage II bij die verordening ook van toepassing op vluchtuitvoeringen met ballonnen.

(4)

In het belang van de veiligheid, en met het oog op de naleving van de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008, zijn alle onder deze verordening vallende exploitanten van ballonnen, met uitzondering van ontwerp- of productieorganisaties die bepaalde activiteiten verrichten, onderworpen aan een reeks basisvoorschriften.

(5)

Om passagiers van ballonnen extra bescherming te bieden, moet worden voorzien in bepaalde aanvullende voorschriften voor exploitanten die betrokken zijn bij commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen; deze voorschriften gelden in aanvulling op de basisvoorschriften.

(6)

In deze aanvullende voorschriften moet rekening worden gehouden met het minder complexe karakter van commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen, in vergelijking met andere vormen van commerciële luchtvaart; voorts moeten deze aanvullende voorschriften evenredig zijn en op een risicogebaseerde benadering gestoeld zijn. Het is dan ook passend om het bij artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 216/2008 vereiste certificaat voor commerciële vluchtuitvoeringen te vervangen door een verplichting om een voorafgaande verklaring in te dienen bij de bevoegde autoriteit; er moeten gedetailleerde regels worden vastgesteld voor het opstellen van dergelijke verklaringen, samen met bepaalde andere aanvullende voorschriften.

(7)

Gezien het relatief lage niveau van complexiteit en de risicogebaseerde benadering moeten exploitanten die betrokken zijn bij bepaalde commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen worden vrijgesteld van de certificeringseis en van die aanvullende voorschriften, waaronder de verplichting om een voorafgaande verklaring in te dienen. Ze moeten alleen worden onderworpen aan de basisvoorschriften van de onderhavige verordening die van toepassing zijn op alle onder deze verordening vallende vluchtuitvoeringen met ballonnen.

(8)

Om een vlotte overgang te garanderen en verstoringen ten gevolge van de invoering van de in deze verordening vastgestelde nieuwe, specifieke regeling voor vluchtuitvoeringen met ballonnen zo veel mogelijk te vermijden, blijven alle certificaten, vergunningen en goedkeuringen die aan exploitanten van ballonnen zijn afgegeven overeenkomstig de regels die vóór de datum van toepassing van deze verordening van toepassing waren, geldig en worden ze geacht een verklaring te vormen in de zin van deze verordening, voor een beperkte periode. Na het verstrijken van die periode moeten alle exploitanten die betrokken zijn bij commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen een verklaring indienen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

(9)

Om een vlotte overgang te garanderen en alle betrokken partijen voldoende tijd te geven om zich voor te bereiden op de toepassing van die nieuwe regeling, wordt deze verordening pas met ingang van een passende latere datum van toepassing.

(10)

Het Agentschap heeft ontwerpuitvoeringsvoorschriften opgesteld en deze als advies (3) bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder b), en artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   In deze verordening worden gedetailleerd voorschriften voor vluchtuitvoeringen met ballonnen vastgesteld, voor zover die luchtvaartuigen voldoen aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 216/2008.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op vluchtuitvoeringen met verankerde gasballonnen.

Artikel 2

Definities

Met het oog op de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „ballon”: een bemand luchtvaartuig dat lichter is dan lucht, niet door een motor wordt aangedreven en in de lucht blijft door middel van gas dat lichter is dan lucht of een brander waarmee de lucht wordt verhit, m.i.v. gasballonnen, heteluchtballonnen, gas-luchtballonnen en, motoraangedreven, luchtschepen met hete lucht;

2.   „gasballon”: een vrije ballon die opstijgt dankzij een gas dat lichter is dan lucht;

3.   „verankerde gasballon”: een ballon met een verankeringssysteem waarmee de ballon tijdens de vluchtuitvoering permanent aan een vast punt verankerd blijft;

4.   „vrije ballon”: een ballon die niet permanent verankerd is aan een vast punt tijdens de vluchtuitvoering;

5.   „heteluchtballon”: een vrije ballon die opstijgt dankzij verwarmde lucht;

6.   „gas-luchtballon”: een vrije ballon die opstijgt dankzij een combinatie van verwarmde lucht en een niet-ontvlambaar gas dat lichter is dan lucht;

7.   „hetelucht-luchtschip”: een motoraangedreven heteluchtballon, waarbij de motor geen stijgkracht creëert;

8.   „wedstrijdvlucht”: een vluchtuitvoering met een ballon met het oog op deelname aan vliegwedstrijden, met inbegrip van oefenvluchten voor een dergelijke vluchtuitvoering en vluchten naar en van vliegwedstrijden;

9.   „luchtvaartvertoning”: een vluchtuitvoering met een ballon met het oog op het geven van een demonstratie of het verschaffen van amusement tijdens een voor het publiek opengesteld, aangekondigd evenement, met inbegrip van oefenvluchten voor een dergelijke vluchtuitvoering en vluchten naar en van het aangekondigde evenement;

10.   „kennismakingsvlucht”: een rondvlucht van korte duur tegen een beloning of andere vergoeding, die wordt aangeboden door een overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1178/2011 erkende opleidingsorganisatie (4) of een organisatie die de luchtvaartsport of het vrijetijdsvliegen wil promoten, met het oog op het aantrekken van nieuwe stagiairs of leden;

11.   „hoofdvestiging”: het hoofdkantoor of de maatschappelijke zetel van de exploitant van de ballon, waar de belangrijkste financiële functies en de operationele controle over de in deze verordening bedoelde activiteiten worden verricht;

12.   „dryleaseovereenkomst”: een overeenkomst tussen ondernemingen krachtens welke de ballon wordt geëxploiteerd onder verantwoordelijkheid van de huurder.

Artikel 3

Vluchtuitvoeringen

1.   Exploitanten van ballonnen verrichten vluchtuitvoeringen met de ballon overeenkomstig de voorschriften van subdeel BAS van bijlage II.

De eerste alinea is echter niet van toepassing op ontwerp- of productieorganisaties die voldoen aan de artikelen 8 en 9 van Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie (5) en die, binnen hun bevoegheidsgebied, vluchtuitvoeringen met ballonnen verrichten met het oog op de introductie of wijziging van ballontypes.

2.   Bij wijze van uitzondering op artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 216/2008 is de in dat artikel vervatte certificeringsverplichting niet van toepassing op exploitanten die betrokken zijn bij commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen.

Die exploitanten mogen dergelijke vluchtuitvoeringen alleen verrichten nadat zij aan de bevoegde autoriteit hebben verklaard over de capaciteiten en middelen te beschikken om zich te kwijten van hun verantwoordelijkheden met betrekking tot vluchtuitvoeringen met de ballon. Ze leggen die verklaring af en verrichten vluchtuitvoeringen met de ballon overeenkomstig de voorschriften van subdeel ADD van bijlage II, naast de in subdeel BAS uiteengezetten voorschriften.

De tweede alinea is echter niet van toepassing op exploitanten die betrokken zijn bij de volgende vluchtuitvoeringen met ballonnen:

a)

vluchtuitvoeringen waarbij de kosten worden gedeeld door vier personen of minder, met inbegrip van de piloot, voor zover de directe kosten van de vlucht met de ballon en een proportioneel gedeelte van de jaarlijkse kosten voor de opslag, de verzekering en het onderhoud van de ballon door al die personen worden gedeeld;

b)

wedstrijdvluchten of luchtvaartvertoningen, voor zover de beloning of andere vergoeding voor dergelijke vluchten beperkt is tot de directe kosten van de vlucht met de ballon en een proportioneel gedeelte van de jaarlijkse kosten voor de opslag, de verzekering en het onderhoud van de ballon, en dat alle eventuele prijzen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde waarde niet overschrijden;

c)

kennismakingsvluchten met vier personen of minder, met inbegrip van de piloot, en parachuteringsvluchten, uitgevoerd door een overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1178/2011 goedgekeurde opleidingsorganisatie met hoofdvestiging in een lidstaat of door een organisatie die is opgericht voor het promoten van de vliegsport of luchtvaartsport of het vrijetijdsvliegen, voor zover de organisatie de vluchtuitvoeringen met de ballon verricht op basis van eigendom of een dryleaseovereenkomst, dat de vlucht geen winst oplevert die buiten de organisatie wordt uitgekeerd en dat dergelijke vluchten slechts een marginale activiteit vormen voor de organisatie;

d)

opleidingsvluchten, uitgevoerd door een overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1178/2011 goedgekeurde opleidingsorganisatie met hoofdvestiging in een lidstaat.

Artikel 4

Overgangsbepalingen

Certificaten, vergunningen en goedkeuringen die vóór 8 april 2019 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 of overeenkomstig de bepalingen van de nationale wetgeving die in overeenstemming zijn met artikel 10, leden 2, 3 en 5, onder b), van Verordening (EU) nr. 965/2012, door de lidstaten zijn afgegeven aan exploitanten van ballonnen, blijven geldig tot 8 oktober 2019.

Tot 8 oktober 2019 wordt elke verwijzing in deze verordening naar een verklaring begrepen als een verwijzing naar de certificaten, vergunningen of goedkeuringen die vóór 8 april 2019 door de lidstaten zijn afgegeven.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 8 april 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 maart 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).

(3)  Advies nr. 01/2016 van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart van 6 januari 2016 inzake een verordening van de Commissie inzake de herziening van de uitvoeringsvoorschriften voor ballonnen.

(4)  Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).


BIJLAGE I

DEFINITIES

[DEEL-DEF]

Met het oog op de toepassing van bijlage II wordt verstaan onder:

1.   „aanvaardbare wijzen van naleving (Acceptable Means of Compliance, AMC)”: door het Agentschap vastgestelde niet-bindende normen waarin is aangegeven met welke middelen Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan kunnen worden nageleefd;

2.   „alternatieve wijzen van naleving (Alternative Means of Compliance, AltMoC)”: wijzen van naleving die een alternatief voorstellen op een bestaande aanvaardbare wijze van naleving of die een nieuwe methode voorstellen om overeenstemming te bereiken met Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsvoorschriften daarvan waarvoor het Agentschap geen bijbehorende aanvaardbare wijzen van naleving heeft vastgesteld;

3.   „gezagvoerder”: de piloot aan wie het gezag over het luchtvaartuig is toegewezen en die verantwoordelijk is voor de veilige uitvoering van de vlucht;

4.   „bemanningslid”: een persoon die door een exploitant is aangesteld om taken aan boord van de ballon of, voor zover de taken rechtstreeks verband houden met de vluchtuitvoering met de ballon, op de grond uit te voeren;

5.   „cockpitbemanningslid”: een bemanningslid dat in het bezit is van een bewijs van bevoegdheid en belast is met taken die van essentieel belang zijn voor de vluchtuitvoering met een luchtvaartuig tijdens een vluchtdienstperiode;

6.   „psychoactieve stoffen”: alcohol, opioïden, cannabinoïden, sedativa en hypnotica, cocaïne, andere psychostimulantia, hallucinogene middelen en vluchtige oplosmiddelen, met uitzondering van koffie en tabak;

7.   „ongeval”: een voorval dat verband houdt met de vluchtuitvoering met een ballon, tussen het ogenblik waarop begonnen wordt met het opblazen van de ballon en het ogenblik waarop de ballon volledig is leeggelopen, en waarbij:

(a)

een persoon dodelijk of ernstig verwond raakt omdat hij zich in de ballon bevond of rechtstreeks in contact kwam met een onderdeel van de ballon, met inbegrip van onderdelen die van de ballon zijn losgekomen, maar met uitzondering van verwondingen die een natuurlijke oorzaak hebben of die zelf of door anderen zijn toegebracht;

(b)

de ballon schade of een structureel defect oploopt dat de sterkte van de structuur, de prestaties of de vliegkenmerken van de ballon negatief beïnvloedt en ingrijpende herstelwerkzaamheden of vervanging van het desbetreffende onderdeel vereist, of

(c)

de ballon vermist is of volledig ontoegankelijk is;

8.   „incident”: een voorval, anders dan een ongeval, dat verband houdt met de vluchtuitvoering met een ballon en dat de veiligheid van de vluchtuitvoering beïnvloedt of kan beïnvloeden;

9.   „ernstig incident”: een voorval dat verband houdt met de vluchtuitvoering met een ballon, tussen het ogenblik waarop begonnen wordt met het opblazen van de ballon en het ogenblik waarop de ballon volledig is leeggelopen, en waarbij de kans op een ongeval groot was;

10.   „kritieke vluchtfasen”: opstijgen, eindnadering, afgebroken nadering, landen en alle andere vluchtfasen die door de gezagvoerder als kritiek voor de veilige vluchtuitvoering met de ballon worden bestempeld;

11.   „vlieghandboek van het luchtvaartuig (Aircraft Flight Manual, AFM)”: het document dat de toepasselijke en goedgekeurde vluchtuitvoeringsbeperkingen en informatie over de ballon bevat;

12.   „gevaarlijke goederen”: artikelen of stoffen die een gevaar kunnen inhouden voor de gezondheid, de veiligheid, eigendommen of het milieu en die voorkomen op de lijst van gevaarlijke goederen in de technische voorschriften of die als zodanig moeten worden ingedeeld overeenkomstig die voorschriften;

13.   „technische voorschriften”: de meest recente toepasselijke uitgave van de „Technical Instructions for the Safe Transport of Dangerous Goods by Air”, met inbegrip van het supplement en eventuele addenda, gepubliceerd door de ICAO in document 9284-AN/905;

14.   „vluchtuitvoeringslocatie”: een locatie die door de gezagvoerder of de exploitant is uitgekozen voor landen, opstijgen of activiteiten in verband met externe lading;

15.   „tanken”: het vullen van brandstofcilinders of brandstoftanks uit een externe bron, met uitzondering van het vervangen van brandstofcilinders;

16.   „nacht”: de periode tussen het einde van de burgerlijke avondschemering en het begin van de burgerlijke ochtendschemering. De burgerlijke schemering eindigt 's avonds wanneer het centrum van de zonneschijf zes graden onder de horizon staat en begint 's morgens wanneer het centrum van de zonneschijf zes graden onder de horizon staat;

17.   „gespecialiseerde vluchtuitvoering met een ballon”: een commerciële of niet-commerciële vluchtuitvoering met een ballon die niet als belangrijkste doel heeft passagiers te vervoeren voor sightseeing of vliegervaringen, maar voor parachutesprongen, zeilvliegdroppings, luchtvaartvertoningen, competitievluchten of soortgelijke gespecialiseerde activiteiten;

18.   „verkeerslading”: de totale massa van passagiers, bagage en draagbare gespecialiseerde apparatuur;

19.   „lege massa van de luchtballon”: de massa die wordt bepaald door weging van de luchtballon inclusief alle geïnstalleerde apparatuur vermeld in het vlieghandboek;

20.   „wetleaseovereenkomst”: een overeenkomst tussen exploitanten krachtens welke de ballon wordt geëxploiteerd onder verantwoordelijkheid van de verhuurder;

21.   „commerciële ballonvluchten met passagiers”: een vorm van commercieel luchtvervoer met een ballon waarbij passagiers tegen vergoeding of andere beloning worden meegenomen op sightseeing- of vliegervaringsvluchten;

22.   „commercieel luchtvervoer”: een vluchtuitvoering met een luchtvaartuig voor het vervoer van passagiers, vracht of post tegen vergoeding of andere beloning.


BIJLAGE II

VLUCHTUITVOERINGEN MET BALLONNEN

[DEEL-BOP]

SUBDEEL BAS

OPERATIONELE BASISVOORSCHRIFTEN

Afdeling 1

Algemene voorschriften

BOP.BAS.001   Toepassingsgebied

Overeenkomstig artikel 3 zijn in dit subdeel de voorschriften vastgesteld waaraan moet worden voldaan door alle exploitanten van ballonnen, met uitzondering van de ontwerp- of productieorganisaties als bedoeld in artikel 3, lid 1, tweede alinea.

BOP.BAS.005   Bevoegde autoriteit

De bevoegde autoriteit is de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft of, als de exploitant geen hoofdvestiging heeft, de plaats waar de exploitant is gevestigd of verblijft. Die autoriteit is onderworpen aan de voorschriften van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 965/2012, overeenkomstig artikel 1, lid 7, van die verordening.

BOP.BAS.010   Bewijzen van naleving

a)

Wanneer een exploitant daarom wordt verzocht door de bevoegde autoriteit die de blijvende naleving verifieert overeenkomstig punt ARO.GEN.300(a)(2) van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012, moet hij aantonen dat hij voldoet aan de essentiële voorschriften van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 en aan de voorschriften van de onderhavige verordening.

b)

Om dit aan te tonen, dient de exploitant dient een van de volgende middelen te gebruiken:

(1)

aanvaardbare wijzen van naleving (AMC);

(2)

alternatieve wijzen van naleving (AltMoC).

BOP.BAS.015   Kennismakingsvluchten

Kennismakingsvluchten:

a)

worden overdag uitgevoerd volgens zichtvliegvoorschriften (VFR), en

b)

staan onder veiligheidstoezicht door een persoon die is aangewezen door de organisatie die de kennismakingsvluchten uitvoert.

BOP.BAS.020   Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

De exploitant legt het volgende ten uitvoer:

a)

veiligheidsmaatregelen waarvoor de bevoegde autoriteit opdracht heeft gegeven overeenkomstig punt c) van ARO.GEN.135 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012, en

b)

luchtwaardigheidsrichtlijnen en andere verplichte informatie die door het Agentschap is uitgegeven overeenkomstig punt j) van artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008.

BOP.BAS.025   Aanwijzing als gezagvoerder

De exploitant wijst een gezagvoerder aan die gekwalificeerd is om als gezagvoerder op te treden overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.

BOP.BAS.030   Verantwoordelijkheden van de gezagvoerder

a)

De gezagvoerder:

(1)

is verantwoordelijk voor de veiligheid van de ballon en van alle personen of eigendommen die tijdens vluchtuitvoeringen in de ballon worden vervoerd;

(2)

is verantwoordelijk voor het beginnen, voortzetten of beëindigen van een vlucht omwille van de veiligheid;

(3)

zorgt ervoor dat alle toepasselijke vluchtuitvoeringsprocedures en controlelijsten worden gevolgd;

(4)

begint alleen met een vlucht als hij of zich ervan heeft vergewist dat alle vluchtuitvoeringsbeperkingen in acht zijn genomen:

(i)

de ballon is luchtwaardig;

(ii)

de ballon is correct geregistreerd;

(iii)

de voor de uitvoering van de vlucht vereiste instrumenten en apparatuur bevinden zich aan boord van de ballon en functioneren;

(iv)

de massa van de ballon is zodanig dat de vlucht kan worden uitgevoerd binnen de in het vlieghandboek beschreven beperkingen;

(v)

alle apparatuur en bagage zijn op passende wijze geladen en vastgezet, en

(vi)

de vluchtuitvoeringsbeperkingen van de ballon, zoals vermeld in het vlieghandboek, worden op geen enkel ogenblik tijdens de vlucht overschreden;

(5)

ziet erop toe dat de aan de vlucht voorafgaande inspectie heeft plaatsgevonden zoals vereist bij bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie (1);

(6)

is verantwoordelijk voor de aan de vlucht voorafgaande briefing aan de personen die helpen met het opblazen en laten leeglopen van het ballonomhulsel;

(7)

ziet erop toe dat personen die helpen bij het opblazen en laten leeglopen van de ballon passende beschermende kleding dragen;

(8)

vergewist zich ervan dat de relevante nooduitrusting gemakkelijk toegankelijk blijft, zodat ze direct inzetbaar is;

(9)

ziet erop toe dat niemand rookt aan boord of in de directe omgeving van de ballon;

(10)

staat niet toe dat in de ballon een persoon wordt vervoerd die zodanig onder invloed van psychoactieve stoffen verkeert dat de veiligheid van de ballon of de daarin vervoerde personen of eigendommen in gevaar kan komen;

(11)

bestuurt te allen tijde tijdens de vlucht de ballon, behalve wanneer een andere piloot het stuur overneemt;

(12)

neemt, in een noodsituatie waarbij onmiddellijk beslissen en handelen voorgeschreven is, onmiddellijk alle maatregelen die hij of zij onder die omstandigheden nodig acht. In dergelijke gevallen mag hij of zij afwijken van de regels, vluchtuitvoeringsprocedures en methoden, in de mate dat dit nodig is in het belang van de veiligheid;

(13)

vliegt niet verder dan de dichtstbijzijnde vluchtuitvoeringslocatie met gunstige weersomstandigheden als zijn of haar vermogen om zijn of haar taken uit te voeren aanzienlijk is afgenomen door oorzaken zoals vermoeidheid, ziekte of zuurstofgebrek, of een andere oorzaak;

(14)

registreert aan het einde van de vlucht of reeks vluchten de gebruiksgegevens en alle gekende of vermeende defecten aan de ballon in het logboek van de ballon;

(15)

stelt de veiligheidsonderzoeksinstantie van de lidstaat op wiens grondgebied het voorval plaatsvond en de hulpdiensten van die staat onverwijld met de snelste beschikbare middelen in kennis van alle ernstige incidenten of ongevallen waar de ballon bij betrokken was;

(16)

dient onverwijld bij de bevoegde autoriteit een verslag in van een wederrechtelijke daad en informeert de lokale autoriteit die is aangewezen door de staat op wiens grondgebied de wederrechtelijke daad heeft plaatsgevonden, en

(17)

meldt onverwijld aan de passende eenheid voor luchtverkeersdiensten alle door hem vastgestelde gevaarlijke weers- of vliegomstandigheden die de veiligheid van andere luchtvaartuigen in gevaar kunnen brengen.

b)

In een van de volgende situaties vervult de gezagvoerder geen taken aan boord van een ballon:

(1)

als hij of zij om welke reden dan ook, zoals verwondingen, ziekte, medicatie, vermoeidheid of de effecten van een psychoactieve stof zijn of haar taken niet kan uitvoeren of zich om een andere reden niet geschikt voelt zijn of haar taken uit te voeren;

(2)

als niet voldaan is aan de toepasselijke medische eisen.

c)

Wanneer bemanningsleden betrokken zijn bij de vluchtuitvoering met een ballon, ziet de gezagvoerder erop toe dat:

(1)

tijdens kritieke fasen van de vlucht of telkens wanneer dit nodig is in het belang van de veiligheid, alle bemanningsleden zich op de hun toegewezen posten bevinden en geen andere activiteiten uitvoeren dan die welke noodzakelijk zijn voor de veilige vluchtuitvoering met de ballon;

(2)

de vlucht niet van start gaat wanneer een bemanningslid zijn of haar taken niet kan uitvoeren om welke reden dan ook, zoals verwondingen, ziekte, medicatie, vermoeidheid of de effecten van een psychoactieve stof, of zich om een andere reden niet geschikt voelt zijn of haar taken uit te voeren;

(3)

de vlucht niet wordt voortgezet voorbij de dichtstbijzijnde vluchtuitvoeringslocatie met gunstige weersomstandigheden wanneer het vermogen van een bemanningslid om zijn of haar taken uit te voeren aanzienlijk is afgenomen door ziekte, vermoeidheid, zuurstofgebrek of een andere oorzaak, en

(4)

alle bemanningsleden met elkaar kunnen communiceren in een gemeenschappelijke taal.

BOP.BAS.035   Bevoegdheid van de gezagvoerder

De gezagvoerder heeft de bevoegdheid om:

a)

alle opdrachten te geven en alle passende maatregelen te nemen voor het waarborgen van de veiligheid van de ballon en van alle personen of eigendommen die daarin worden vervoerd, en

b)

te weigeren personen te laten instappen of bagage te vervoeren indien zij de veiligheid van de ballon of de daarin vervoerde personen of eigendommen in gevaar kunnen brengen.

BOP.BAS.040   Verantwoordelijkheden van bemanningsleden

a)

Elk bemanningslid is verantwoordelijk voor de goede uitvoering van zijn of haar taken met betrekking tot de vluchtuitvoering met de ballon.

b)

Bemanningsleden voeren geen taken uit aan boord van een ballon wanneer zij, om welke reden dan ook, waaronder verwondingen, ziekte, medicatie, vermoeidheid of de effecten van een psychoactieve stof, niet in staat zijn dit te doen, of zich om een andere reden ongeschikt voelen.

c)

Bemanningsleden melden het volgende aan de gezagvoerder:

(1)

alle gebreken, fouten, storingen of defecten waarvan zij menen dat ze de luchtwaardigheid of veilige vluchtuitvoering met de ballon, inclusief de noodsystemen, nadelig zouden kunnen beïnvloeden;

(2)

alle incidenten.

d)

Elk bemanningslid dat taken verricht voor meerdere exploitanten:

(1)

houdt zijn of haar individuele register bij met betrekking tot vliegtijden en rustperioden, voor zover van toepassing, en

(2)

verstrekt iedere exploitant de gegevens die nodig zijn om activiteiten te plannen overeenkomstig de toepasselijke eisen inzake vlieg- en diensttijden en rustperioden.

BOP.BAS.045   Naleving van wetten, regels en procedures

a)

De gezagvoerder en alle andere bemanningsleden leven de wetten, regels en procedures na van de staten waarin vluchtuitvoeringen worden verricht.

b)

De gezagvoerder is vertrouwd met de wetten, regels en procedures die van belang zijn voor de uitvoering van zijn of haar taken in de overvlogen gebieden, de gebruikte vluchtuitvoeringslocaties en de daarmee samenhangende luchtvaartnavigatiefaciliteiten.

BOP.BAS.050   Documenten, handleidingen en informatie die moeten worden meegenomen aan boord

a)

Het origineel of een kopie van alle volgende documenten, handleidingen en informatie wordt meegenomen op elke vlucht:

(1)

de vluchtuitvoeringsbeperkingen, de procedures voor normale, abnormale en noodomstandigheden en andere relevante informatie die specifiek is voor de vluchtuitvoeringskenmerken van de ballon;

(2)

bijzonderheden van het vliegplan dat bij de luchtverkeersdiensten is ingediend, voor zover vereist overeenkomstig deel 4 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie (2);

(3)

actuele en geschikte luchtvaartkaarten voor het gebied van de geplande vlucht.

b)

Het origineel of een kopie van alle volgende documenten, handleidingen en informatie wordt meegenomen op elke vlucht of wordt bewaard in de volgauto:

(1)

het bewijs van inschrijving;

(2)

het luchtwaardigheidscertificaat, met inbegrip van de bijlagen;

(3)

het vlieghandboek of (een) gelijkwaardig(e) document(en);

(4)

de radiovergunning van het luchtvaartuig, als de ballon met radiocommunicatieapparatuur is uitgerust, overeenkomstig punt a) van BOP.BAS.355;

(5)

het certificaat (de certificaten) van de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering;

(6)

het ballonlogboek of (een) gelijkwaardig(e) document(en);

(7)

alle andere documentatie die betrekking heeft op de vlucht of vereist is door het land of de landen die bij de vlucht betrokken zijn.

c)

Indien de bevoegde autoriteit daarom vraagt, stelt de gezagvoerder of de exploitant de originele documenten binnen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde termijn, die niet minder dan 24 uur mag bedragen, ter beschikking van de bevoegde autoriteit.

BOP.BAS.055   Gevaarlijke goederen

a)

Het vervoer van gevaarlijke goederen aan boord van de ballon vindt plaats overeenkomstig de eisen van bijlage 18 bij het Verdrag van Chicago, zoals laatstelijk gewijzigd en aangevuld door de technische voorschriften.

b)

De gezagvoerder neemt alle redelijke maatregelen om te voorkomen dat onbedoeld gevaarlijke goederen aan boord van de ballon worden vervoerd.

c)

Voor zover het vervoer aan boord van redelijke hoeveelheden artikelen en stoffen die anders als gevaarlijke goederen zouden worden geclassificeerd en die gebruikt worden om de veiligheid van de vlucht te faciliteren, raadzaam is om te garanderen dat ze tijdig beschikbaar zijn voor operationele doeleinden, wordt dit vervoer toegestaan overeenkomstig punt 2.2.1, onder a), van deel 1 van de technische voorschriften, ongeacht of deze artikelen en stoffen al dan niet moeten worden vervoerd of bestemd zijn om te worden gebruikt in verband met een specifieke vlucht. De gezagvoerder ziet erop toe dat deze artikelen en stoffen zodanig worden verpakt en in de ballon worden geladen dat ze tijdens de vluchtuitvoering zo weinig mogelijk risico inhouden voor de bemanningsleden, passagiers en de ballon.

d)

De gezagvoerder of, als de gezagvoerder niet in staat is zijn taken uit te voeren, de exploitant meldt onverwijld alle ongevallen of incidenten met gevaarlijke goederen aan de instantie voor veiligheidsonderzoeken in de staat op wiens grondgebied het voorval plaatsvond, aan de noodhulpdiensten van die staat, aan alle andere autoriteiten die door die staat zijn aangewezen en aan de bevoegde autoriteit.

BOP.BAS.060   Lossen van gevaarlijke goederen

a)

De gezagvoerder mag geen gevaarlijke goederen lossen als hij of zij een ballonvlucht uitvoert boven dichtbevolkte steden, gemeenten of woongebieden of boven grote toeschouwersmenigten in de openlucht.

b)

Onverminderd het bepaalde onder a) mogen parachutisten de ballon verlaten voor een demonstratie parachutespringen boven dichtbevolkte gebieden of boven grote toeschouwersmenigten in de openlucht terwijl ze rookmachines dragen, mits deze machines voor dit doel zijn vervaardigd.

BOP.BAS.065   Ballonlogboek

Voor elke vlucht of reeks vluchten worden nadere gegevens over de ballon, de bemanning en elke reis geregistreerd in de vorm van een ballonlogboek of gelijkwaardig document.

Afdeling 2

Vluchtuitvoeringsprocedures

BOP.BAS.100   Gebruik van vluchtuitvoeringslocaties

De gezagvoerder mag alleen vluchtuitvoeringslocaties gebruiken die geschikt zijn voor het desbetreffende type ballon en de desbetreffende vluchtuitvoering.

BOP.BAS.105   Procedures ter beperking van geluidshinder

De gezagvoerder houdt rekening met vluchtuitvoeringsprocedures om het effect van het lawaai van verwarmingssystemen tot een minimum te beperken, maar ziet er tegelijk op toe dat veiligheid voorrang heeft op de beperking van geluidshinder.

BOP.BAS.110   Voorraad en planning van brandstof en ballast

De gezagvoerder begint een vlucht alleen als zich aan boord van de ballon voldoende reservebrandstof of ballast bevinden om een veilige landing te garanderen.

BOP.BAS.115   Passagiersbriefing

De gezagvoerder ziet erop toe dat de passagiers vóór en, voor zover passend, tijdens de vlucht een briefing krijgen over normale, abnormale en noodprocedures.

BOP.BAS.120   Vervoer van speciale categorieën passagiers

De gezagvoerder ziet erop toe dat personen die bijzondere omstandigheden, bijstand of apparaten nodig hebben wanneer zij meevliegen aan boord van een ballon, worden vervoerd onder omstandigheden waarin de veiligheid van de ballon en van alle daarin vervoerde personen en eigendommen is gegarandeerd.

BOP.BAS.125   Indienen van het vliegplan van de luchtverkeersdienst

a)

Als een vliegplan van de luchtverkeersdienst (ATS-vliegplan) niet wordt ingediend omdat het niet vereist is overeenkomstig punt b) van SERA.4001 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, dan dient de gezagvoerder passende informatie in zodat indien nodig waarschuwingsdiensten kunnen worden ingeschakeld.

b)

Bij een vluchtuitvoering vanop een vluchtuitvoeringslocatie waar het onmogelijk is een ATS-vliegplan in te dienen, ook al is dit vereist overeenkomstig punt b) van SERA.4001 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, dient de gezagvoerder het ATS-vliegplan in na het opstijgen.

BOP.BAS.130   Vluchtvoorbereiding

Alvorens een vlucht te beginnen, dient de gezagvoerder vertrouwd te zijn met alle beschikbare meteorologische informatie en luchtvaartinlichtingen die passend zijn voor de geplande vlucht, en die het volgende omvatten:

a)

een studie van de beschikbare actuele weersverslagen en -voorspellingen;

b)

de planning van een alternatieve actie in het geval de vlucht niet volgens planning kan worden uitgevoerd.

BOP.BAS.135   Roken aan boord

Aan boord van een ballon of in de directe omgeving van een ballon mag tijdens geen enkele vluchtfase worden gerookt.

BOP.BAS.140   Vervoer en gebruik van wapens

a)

De gezagvoerder ziet erop toe dat niemand een wapen aan boord van de ballon meeneemt of gebruikt.

b)

Bij wijze van uitzondering op punt a) mag de gezagvoerder toestaan dat wapens aan boord van de ballon worden meegenomen en gebruikt als dit vereist is om de veiligheid van de bemanningsleden of de passagiers te garanderen. In dat geval ziet de gezagvoerder erop toe dat deze wapens veilig worden opgeborgen als ze niet worden gebruikt.

BOP.BAS.145   Weersomstandigheden

De gezagvoerder begint of vervolgt een vlucht volgens zichtvliegregels (VFR) alleen als uit de recentste beschikbare meteorologische informatie blijkt dat de weersomstandigheden langs de route en op de geplande bestemming op het verwachte tijdstip van gebruik als volgt zullen zijn:

a)

gelijk aan of beter dan de toepasselijke VFR-vluchtuitvoeringsminima, en

b)

binnen de in het vlieghandboek vermelde meteorologische grenzen.

BOP.BAS.150   Omstandigheden bij opstijgen

Alvorens met het opstijgen te beginnen vergewist de gezagvoerder zich ervan dat de weersomstandigheden op de vluchtuitvoeringslocatie, volgens de meest recente beschikbare informatie, veilig opstijgen en vertrekken mogelijk maken.

BOP.BAS.155   Omstandigheden bij nadering en landing

Alvorens met de landingsnadering te beginnen vergewist de gezagvoerder zich ervan, behalve in noodsituaties, dat de omstandigheden op de geplande vluchtuitvoeringslocatie, volgens de meest recente beschikbare informatie, veilig naderen en landen mogelijk maken.

BOP.BAS.160   Gesimuleerde situaties tijdens de vlucht

a)

Wanneer de gezagvoerder passagiers vervoert, simuleert hij geen situaties waarin abnormale of noodprocedures moeten worden toegepast.

b)

Bij wijze van uitzondering op punt a) mag de gezagvoerder dergelijke situaties simuleren, tijdens andere dan commerciële vluchtuitvoeringen met de ballon, wanneer hij opleidingsvluchten uitvoert met leerling-piloten of met passagiers, voor zover de passagiers daar van tevoren van op de hoogte zijn gebracht en hebben ingestemd met de simulatie.

BOP.BAS.165   Brandstofbeheer tijdens de vlucht

De gezagvoerder verifieert regelmatig tijdens de vlucht of de hoeveelheid brandstof of ballast niet minder is dan de hoeveelheid brandstof of ballast die is vereist om de beoogde vlucht te voltooien plus de voor de landing geplande reserve.

BOP.BAS.170   Tanken met passagiers aan boord

a)

Ballonnen mogen niet worden bijgetankt met passagiers aan boord.

b)

Bij wijze van uitzondering op punt a) mag de motor van een hetelucht-luchtschip worden bijgetankt terwijl de gezagvoerder zich aan boord bevindt.

BOP.BAS.175   Gebruik van retentiesystemen

Wanneer een retentiesysteem vereist is overeenkomstig punt BOP.BAS.320, draagt de gezagvoerder het systeem ten minste tijdens de landing.

BOP.BAS.180   Gebruik van aanvullende zuurstof

De gezagvoerder ziet erop toe dat:

a)

alle bemanningsleden die worden ingezet voor taken die van essentieel belang zijn voor de veilige vluchtuitvoering met de ballon, permanent aanvullende zuurstof gebruiken als hij of zij vaststelt dat het zuurstofgebrek op de geplande vlieghoogte hun functioneren in gevaar kan brengen, en

b)

voor passagiers aanvullende zuurstof is beschikbaar als zij schadelijke effecten kunnen ondervinden van het gebrek aan zuurstof.

BOP.BAS.185   Vluchtuitvoeringsbeperkingen voor nachtvliegen

a)

Heteluchtballonnen:

(1)

mogen 's nachts niet landen, behalve in noodsituaties, en

(2)

mogen 's nachts opstijgen als er voldoende brandstof en ballast aan boord is voor een landing overdag.

b)

Gasballonnen en gas-luchtballonnen:

(1)

mogen 's nachts niet landen, behalve in noodsituaties of uit voorzorg, en

(2)

mogen 's nachts opstijgen als er voldoende brandstof en ballast aan boord is voor een landing overdag.

c)

Vluchtuitvoeringen met hetelucht-luchtschepen vinden plaats volgens hun goedgekeurde VFR-vluchtuitvoeringsbeperkingen en -inlichtingen voor nachtvliegen.

BOP.BAS.190   Gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met ballonnen — Risicobeoordeling en controlelijst

a)

Alvorens te beginnen met een gespecialiseerde vluchtuitvoering met een ballon, voert de gezagvoerder een risicobeoordeling uit, waarbij hij de complexiteit van de activiteit beoordeelt teneinde de gevaren en bijbehorende risico's van de voorgenomen vluchtuitvoering te bepalen en, indien nodig, risicobeperkende maatregelen te nemen.

b)

Gespecialiseerde vluchtuitvoeringen vinden plaats in overeenstemming met een controlelijst. De gezagvoerder stelt die controlelijst op en ziet erop toe dat ze passend is voor de gespecialiseerde vluchtuitvoering en de gebruikte ballon, dat ze gebaseerd is op de risicobeoordeling en dat ze rekening houdt met alle voorschriften van dit subdeel. De gezagvoerder en de andere bemanningsleden moeten op elke vlucht toegang hebben tot de controlelijst, voor zover dit relevant is voor de uitvoering van hun taken.

c)

De gezagvoerder herbekijkt en actualiseert de controlelijst regelmatig, voor zover dit nodig is om op passende wijze rekening te houden met de risicobeoordeling.

Afdeling 3

Prestaties en vluchtuitvoeringsbeperkingen

BOP.BAS.200   Vluchtuitvoeringsbeperkingen

De gezagvoerder ziet erop toe dat de ballon, tijdens elke fase van de vluchtuitvoering, geen enkele van de in het vlieghandboek of gelijkwaardig document(en) vastgestelde grenzen overschrijdt.

BOP.BAS.205   Weging

a)

De weging van de ballon wordt uitgevoerd door de fabrikant van de ballon, of overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014.

b)

De exploitant ziet erop toe dat de massa van de ballon vóór de eerste ingebruikname door een effectieve weging is bepaald. De gezamenlijke effecten van modificaties en reparaties op de massa dienen in rekening te worden gebracht en goed te worden gedocumenteerd. Deze informatie wordt ter beschikking van de gezagvoerder gesteld. Ballonnen moeten opnieuw worden gewogen indien de gevolgen van modificaties of reparaties voor de massa niet gekend zijn.

BOP.BAS.210   Prestaties — Algemeen

De gezagvoerder verricht alleen vluchtuitvoeringen met de ballon als de prestaties van de ballon volstaan om te voldoen aan de voorschriften van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 en alle andere beperkingen die van toepassing zijn op de vlucht, het luchtruim of de gebruikte vluchtuitvoeringslocaties, en ziet erop toe dat steeds de meest recente beschikbare uitgave van kaarten wordt gebruikt.

Afdeling 4

Instrumenten en apparatuur

BOP.BAS.300   Instrumenten en apparatuur — Algemeen

a)

De uit hoofde van deze afdeling vereiste instrumenten en apparatuur worden goedgekeurd overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012, voor zover een van de volgende voorwaarden is vervuld:

(1)

ze worden gebruikt om te voldoen aan BOP.BAS.355 en BOP.BAS.360;

(2)

ze zijn permanent geïnstalleerd in de ballon.

b)

Bij wijze van uitzondering op punt a) is voor de volgende instrumenten of apparatuur, indien vereist uit hoofde van deze afdeling, geen goedkeuring nodig:

(1)

instrumenten of apparatuur die door de cockpitbemanning worden gebruikt om het vliegpad te bepalen;

(2)

onafhankelijk werkende draagbare lampen;

(3)

een nauwkeurig uurwerk;

(4)

verbandtrommels voor eerste hulp bij ongevallen;

(5)

overlevings- en noodsignaalapparatuur;

(6)

apparatuur voor de opslag en toediening van aanvullende zuurstof;

(7)

alternatieve ontstekingsbron;

(8)

blusdeken of brandvrij deken;

(9)

handbrandblusapparaat;

(10)

vallijn;

(11)

mes.

c)

Instrumenten en apparatuur die niet uit hoofde van deze afdeling worden vereist en alle andere uitrusting die niet uit hoofde van deze bijlage is vereist, maar die wel aan boord van een ballon wordt meegenomen tijdens een vlucht, moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

(1)

de informatie die door deze instrumenten of uitrusting wordt verstrekt, mag door de cockpitbemanning niet worden gebruikt om te voldoen aan de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 216/2008 uiteengezette essentiële eisen voor luchtwaardigheid;

(2)

de instrumenten en uitrusting mogen geen nadelige invloed hebben op de luchtwaardigheid van de ballon, ook niet bij defect of storing.

d)

De instrumenten en apparatuur moeten gemakkelijk en snel bedienbaar of bereikbaar zijn vanaf de post die is toegewezen aan het bemanningslid dat die instrumenten of uitrusting moet gebruiken.

e)

Alle vereiste nooduitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn voor direct gebruik.

BOP.BAS.305   Minimuminstrumenten en -apparatuur voor de vlucht

Een ballonvlucht mag niet van start gaan als een van de voor de voor de geplande ballonvlucht vereisten instrumenten of apparaten ontbreken, buiten werking zijn of niet over de vereiste functies beschikken.

BOP.BAS.310   Vluchtuitvoeringslichten

Ballonnen waarmee nachtvluchten worden uitgevoerd, worden uitgerust met elk van de volgende:

a)

een antibotsingslicht;

b)

een systeem dat zorgt voor voldoende verlichting van alle instrumenten en apparatuur die essentieel zijn voor veilige vluchtuitvoeringen met de ballon;

c)

een onafhankelijk werkende, draagbare lamp.

BOP.BAS.315   vlieg- en navigatie-instrumenten en -apparatuur

Ballonnen waarmee overdag vluchtuitvoeringen volgens vliegvoorschriften worden verricht, worden uitgerust met elk van de volgende:

a)

een middel om weer te geven in welke richting de ballon zweeft;

b)

een middel om de volgende parameters te meten en weer te geven:

(1)

de tijd in uren, minuten en seconden;

(2)

de verticale snelheid, voor zover vereist uit hoofde van het vlieghandboek, en

(3)

de drukhoogte, voor zover vereist uit hoofde van het vlieghandboek of de luchtruimvoorschriften, of wanneer de hoogte gekend moet zijn met het oog op het gebruik van zuurstof.

BOP.BAS.320   Retentiesystemen

Ballonnen worden uitgerust met een retentiesysteem voor de gezagvoerder wanneer de ballon is uitgerust met een van de volgende:

a)

een afzonderlijk compartiment voor de gezagvoerder;

b)

draaiklep(pen).

BOP.BAS.325   Aanvullende zuurstof

Ballonnen waarmee vluchten worden uitgevoerd op een hoogte die zuurstofvoorziening vereist overeenkomstig BOP.BAS.180, worden uitgerust met zuurstofapparatuur waarmee de vereiste zuurstofvoorraden kunnen worden opgeslagen en toegediend.

BOP.BAS.330   Verbandtrommels voor eerste hulp bij ongevallen

(a)

Ballonnen worden uitgerust met een verbandtrommel voor eerste hulp bij ongevallen.

(b)

De verbandtrommel moet:

(1)

gemakkelijk en snel bereikbaar zijn voor gebruik, en

(2)

na gebruik worden aangevuld.

BOP.BAS.335   Handbrandblussers

Met uitzondering van gasballonnen worden alle ballonnen uitgerust met ten minste één handbrandblusser.

BOP.BAS.340   Levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen — Vluchten boven water

De gezagvoerder van een ballon waarmee vluchten boven water worden uitgevoerd, schat vóór het begin van de vlucht in hoe groot de levensbedreigende risico's voor de personen in de ballon zouden zijn in geval van een noodlanding op het water. Op basis van die risico's bepaalt hij of zij of het noodzakelijk is levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen en mee te nemen.

BOP.BAS.345   Levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen — Moeilijkheden bij opsporing en redding

Ballonnen waarmee vluchten worden uitgevoerd boven gebieden waar opsporing en redding bijzonder moeilijk zouden zijn, worden uitgerust met levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen die passend zijn voor het gebied waarboven de vlucht plaatsvindt.

BOP.BAS.350   Overige apparatuur

(a)

Ballonnen worden uitgerust met beschermende handschoenen voor elk bemanningslid.

(b)

Gemengde ballonnen, heteluchtballonnen en hetelucht-luchtschepen worden uitgerust met elk van de volgende:

(1)

een alternatieve en onafhankelijke ontstekingsbron;

(2)

een middel om de brandstofvoorraad te meten en weer te geven;

(3)

een blusdeken of brandvrij deken;

(4)

een vallijn met een lengte van ten minste 25 m.

(c)

Gasballonnen worden uitgerust met elk van de volgende:

(1)

een mes;

(2)

een sleepkabel met een lengte van ten minste 20 m, gemaakt van natuurlijke vezels of elektrostatisch geleidend materiaal.

BOP.BAS.355   Radiocommunicatieapparatuur

a)

Ballonnen moeten zijn uitgerust met radiocommunicatieapparatuur om de communicatie mogelijk te maken die vereist is uit hoofde van aanhangsel 4 bij de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 en, als de vlucht in het luchtruim van een derde land plaatsvindt, uit hoofde van de wetgeving van dat derde land.

b)

De radiocommunicatieapparatuur dient communicatie op de noodfrequentie voor luchtvaartradioverkeer (121,5 MHz) mogelijk te maken.

BOP.BAS.360   Transponder

Ballonnen moeten zijn uitgerust met een transponder voor de secundaire surveillanceradar (SSR), die over alle mogelijkheden beschikt die vereist zijn uit hoofde van punt b) van SERA.6005 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 en, als de vlucht in het luchtruim van een derde land plaatsvindt, uit hoofde van de wetgeving van dat derde land.

SUBDEEL ADD

AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN VOOR COMMERCIËLE VLUCHTUITVOERINGEN

Afdeling 1

Algemene organisatievoorschriften

BOP.ADD.001   Toepassingsgebied

Overeenkomstig artikel 3 zijn in dit subdeel de voorschriften vastgesteld waaraan, naast de voorschriften van subdeel BAS, moet worden voldaan door elke exploitant van commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen, met uitzondering van de exploitanten die vermeld zijn in de laatste alinea van artikel 3, lid 2.

BOP.ADD.005   Verantwoordelijkheden van de exploitant

a)

De exploitant is verantwoordelijk voor de vluchtuitvoeringen met de ballon overeenkomstig de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008, de eisen van dit subdeel en zijn verklaring.

b)

Iedere vlucht wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van het vluchthandboek.

c)

De exploitant zorgt ervoor dat de uitrusting van de ballon en de kwalificaties van alle bemanningsleden voldoen aan de voorschriften voor het desbetreffende gebied en type vluchtuitvoering.

d)

De exploitant ziet erop toe dat alle bemanningsleden die worden ingezet voor of rechtstreeks betrokken zijn bij vluchtuitvoeringen aan elke van de onderstaande voorwaarden voldoen:

(1)

ze hebben een passende opleiding en passende instructies ontvangen;

(2)

ze zijn op de hoogte van de regels en procedures die relevant zijn voor hun taken;

(3)

ze hebben aangetoond te beschikken over de vaardigheden die nodig zijn voor hun taken;

(4)

ze zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheden en het verband tussen hun taken en de algehele vluchtuitvoering met de ballon.

e)

De exploitant stelt procedures en instructies op voor veilige vluchtuitvoeringen met elk type ballon; deze bevatten de taken en verantwoordelijkheden van de bemanningsleden voor alle types vluchtuitvoeringen. Deze procedures en instructies mogen van de bemanningsleden niet vereisen dat zij tijdens kritieke vluchtfasen andere werkzaamheden verrichten dan die welke noodzakelijk zijn voor de veilige vluchtuitvoering met de ballon.

f)

De exploitant zorgt ervoor dat de bemanningsleden en het personeel die betrokken zijn bij de vluchtuitvoering met de ballon onder toezicht staan van personen met passende ervaring en vaardigheden, teneinde te garanderen dat de in het vluchthandboek vastgesteld normen worden gehaald.

g)

De exploitant ziet erop toe dat alle bemanningsleden en personeelsleden die betrokken zijn bij de vluchtuitvoering met de ballon erop worden gewezen dat zij de voor de uitvoering van hun taken relevante wetten, regels en procedures moeten naleven van de staten waarin de vluchtuitvoering plaatsvindt.

h)

De exploitant specificeert vluchtplanningsprocedures voor een veilige vluchtuitvoering op basis van de prestaties van de ballon, overige vluchtuitvoeringsbeperkingen en relevante verwachte omstandigheden op de te volgen route en op de desbetreffende vluchtuitvoeringslocaties. Deze procedures worden in het vluchthandboek opgenomen.

BOP.ADD.010   Kennisgeving van alternatieve wijzen van naleving

Als de exploitant zijn verklaring indient overeenkomstig BOP.ADD.100, moet hij de bevoegde autoriteit in kennis stellen van de lijst van alternatieve wijzen van naleving (AltMoC) als hij voornemens is AltMoC te gebruiken om de naleving aan te tonen, voor zover die vereist is overeenkomstig BOP.BAS.010. Die lijst moet verwijzingen bevatten naar de aanvaardbare wijzen van naleving (AMC) die zij vervangen, in het geval bijbehorende AMC's zijn vastgesteld door het Agentschap.

BOP.ADD.015   Toegang

a)

Om te kunnen nagaan of de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 en de voorschriften van de onderhavige verordening worden nageleefd, verleent de exploitant te allen tijde aan alle door de bevoegde autoriteit gemachtigde personen toegang tot alle faciliteiten, ballonnen, documenten, archieven, gegevens, procedures of al het overige materiaal dat relevant is voor de onder deze verordening vallende activiteit van de exploitant, ongeacht of de activiteit is uitbesteed of niet.

b)

Toegang tot de ballon omvat, in het geval van commerciële passagiersvluchten met ballonnen, de mogelijkheid om in de ballon te stappen en er te blijven tijdens nachtvluchten, tenzij dit de vlucht in gevaar zou brengen.

BOP.ADD.020   Bevindingen

Na ontvangst van de kennisgeving van bevindingen die door de bevoegde autoriteiten zijn gedaan overeenkomstig ARO.GEN.350, ARO.GEN.355 en ARO.GEN.360 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012, doet de exploitant al het volgende:

a)

de onderliggende oorzaak van de niet-naleving identificeren;

b)

een corrigerend actieplan opstellen;

c)

de tenuitvoerlegging van het corrigerend actieplan binnen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde termijn aantonen aan die autoriteit, overeenkomstig ARO.GEN.350 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012.

BOP.ADD.025   Melding van voorvallen

a)

Als onderdeel van zijn managementsysteem past de exploitant een regeling voor de melding van voorvallen toe, welke voorziet in verplichte en vrijwillige rapportering overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3).

b)

Onverminderd punt a) meldt de exploitant alle storingen, technische defecten, overschrijdingen van technische beperkingen of voorvallen die erop wijzen dat de overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 opgestelde informatie onnauwkeurig, onvolledig of dubbelzinnig is en alle andere voorvallen die een incident zijn, maar geen ongeval of ernstig incident, aan de bevoegde autoriteit en de organisatie die verantwoordelijk is voor het ontwerp van de ballon.

c)

De exploitant neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gezagvoerder, alle andere bemanningsleden en alle personeel artikel 9 van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) naleven met betrekking tot alle ernstige incidenten of ongevallen die verband houden met vluchtuitvoeringen met een ballon.

BOP.ADD.030   Managementsysteem

a)

De exploitant zorgt voor de opstelling, toepassing en actualisering van een managementsysteem dat elk van de volgende omvat:

(1)

duidelijk gedefinieerde verantwoordelijkheden en verantwoordingsplicht doorheen de volledige organisatie van de exploitant, waaronder een rechtstreekse verantwoordingsplicht van de verantwoordelijke manager met betrekking tot de veiligheid;

(2)

een beschrijving van de algemene filosofieën en beginselen van de exploitant met betrekking tot veiligheid, ook „het veiligheidsbeleid” genoemd;

(3)

de vaststelling van risico's voor de luchtvaartveiligheid die de activiteiten van de exploitant met zich meebrengen, de beoordeling ervan en het beheer van bijbehorende risico's, onder meer door risicobeperkende maatregelen te nemen, voor zover nodig, en de effectiviteit van die maatregelen te controleren;

(4)

de instandhouding van het opleidings- en bekwaamheidsniveau van het personeel met het oog op de uitvoering van hun taken;

(5)

documentatie van alle essentiële processen van het managementsysteem, waaronder een proces om het personeel bewust te maken van hun verantwoordelijkheden en de procedure voor de wijziging van die documentatie;

(6)

een functie waarmee toezicht wordt gehouden op de naleving van de voorschriften van deze bijlage door de exploitant. Het toezicht op de naleving dient een systeem voor terugkoppeling van bevindingen naar de verantwoordelijke manager te omvatten, teneinde te garanderen dat corrigerende acties, voor zover nodig, effectief ten uitvoer worden gelegd;

(7)

het proces dat nodig is om de naleving van de voorschriften van de artikelen 4, 5, 6 en 13 van Verordening (EU) nr. 376/2014 te garanderen.

b)

Het managementsysteem moet overeenstemmen met de omvang van de exploitant en de aard en complexiteit van zijn activiteiten, waarbij rekening wordt gehouden met de gevaren en bijbehorende risico's van deze activiteiten.

BOP.ADD.035   Uitbestede activiteiten

Als de exploitant een deel van de onder het toepassingsgebied van deze verordening vallende activiteiten uitbesteedt, draagt hij de verantwoordelijkheid te garanderen dat de organisatie waaraan de taken worden uitbesteed de activiteiten uitvoert overeenkomstig de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 en de voorschriften van de onderhavige verordening. De exploitant ziet er ook op toe dat de bevoegde autoriteit toegang krijgt tot de organisatie waaraan de taken worden uitbesteed, zodat kan worden vastgesteld of deze organisatie de toepasselijke eisen naleeft.

BOP.ADD.040   Personeelsvoorschriften

a)

De exploitant stelt een verantwoordelijke manager aan die de bevoegdheid heeft ervoor te zorgen dat alle activiteiten die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, kunnen worden gefinancierd en uitgevoerd overeenkomstig de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 en de voorschriften van de onderhavige verordening. Deze manager is verantwoordelijk voor het vaststellen en onderhouden van een effectief managementsysteem.

b)

De exploitant moet:

(1)

de verantwoordelijkheden van zijn personeel vaststellen voor alle taken en activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

(2)

over voldoende gekwalificeerd personeel beschikken om die taken en activiteiten uit te voeren, en

(3)

passende gegevens bijhouden met betrekking tot de ervaring, kwalificaties en opleiding van zijn personeel.

c)

De exploitant benoemt één of meer personen die verantwoordelijk zijn voor het management van en het toezicht op de volgende gebieden:

(1)

vluchtuitvoeringen;

(2)

activiteiten op de grond;

(3)

permanente luchtwaardigheid, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1321/2014.

BOP.ADD.045   Voorschriften voor faciliteiten

De exploitant dient te beschikken over faciliteiten die volstaan voor de uitvoering en het management van alle taken en activiteiten die nodig zijn om de in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgestelde essentiële eisen en de voorschriften van deze verordening na te leven.

Afdeling 2

Verklaring, luchtwaardigheid en wet- en dry-lease

BOP.ADD.100   Verklaring

a)

In de in de tweede alinea van artikel 3, lid 2, bedoelde verklaring bevestigt de exploitant dat hij alle in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgestelde essentiële eisen en de voorschriften van deze verordening naleeft en zal blijven naleven.

b)

De exploitant neemt al de volgende informatie op in de verklaring:

(1)

de naam van de exploitant;

(2)

de plaats van de hoofdvestiging van de exploitant;

(3)

de naam en contactgegevens van de verantwoordelijke manager van de exploitant;

(4)

de begindatum van de commerciële vluchtuitvoering en, voor zover relevant, datum waarop de wijziging van een bestaande commerciële vluchtuitvoering in werking treedt;

(5)

voor alle ballonnen die voor commerciële vluchtuitvoeringen worden gebruikt: het type ballon, de registratie, de belangrijkste basis, het type vluchtuitvoering en de organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid.

c)

Voor zover van toepassing hecht de exploitant de lijst van alternatieve wijzen van naleving (AltMoC), overeenkomstig BOP.ADD.010, als bijlage aan de verklaring.

d)

De exploitant gebruikt het als aanhangsel bij deze bijlage gevoegde formulier om de verklaring op te stellen.

BOP.ADD.105   Wijzigingen van de verklaring en stopzetting van commerciële vluchtuitvoeringen

a)

De exploitant stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van alle wijzigingen van omstandigheden die gevolgen hebben voor zijn naleving van de in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgestelde essentiële eisen en de voorschriften van deze verordening, zoals vermeld in de verklaring aan de bevoegde autoriteit, en van alle wijzigingen met betrekking tot de in BOP.ADD.100, onder b), bedoelde informatie en de in BOP.ADD.100, onder c), bedoelde lijst van AltMoC, zoals opgenomen in de verklaring of als bijlage bij de verklaring gevoegd.

b)

De exploitant stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis wanneer hij geen commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen meer verricht.

BOP.ADD.110   Luchtwaardigheidsvoorschriften

Ballonnen hebben een bewijs van luchtwaardigheid dat is afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 of vormen, in het geval van ballonnen die in een derde land zijn geregistreerd, het voorwerp van een wetlease- of dryleaseovereenkomst overeenkomstig BOP.ADD.115.

BOP.ADD.115   Wetlease en drylease van een ballon die in een derde land is geregistreerd

a)

De exploitant stelt de bevoegde autoriteit in kennis van alle wetlease- of dryleaseovereenkomsten met betrekking tot een ballon die in een derde land is geregistreerd.

b)

Als een wetleaseovereenkomst is afgesloten voor een in een derde land geregistreerde ballon, ziet de exploitant erop toe dat het veiligheidsniveau dat voortvloeit uit de toepassing van de veiligheidsnormen met betrekking tot permanente luchtwaardigheid en vluchtuitvoering die van toepassing zijn op de exploitant uit een derde land, minstens gelijkwaardig is aan het veiligheidsniveau dat voortvloeit uit de toepassing van de voorschriften van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 en van de onderhavige verordening.

c)

Als een in een derde land geregistreerde ballon het voorwerp vormt van een dryleaseovereenkomst, ziet de exploitant erop toe dat de in bijlagen I en IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 uiteengezette essentiële eisen met betrekking tot permanente luchtwaardigheid en de voorschriften van deze verordening worden nageleefd.

Afdeling 3

Handboeken en bewaarde gegevens

BOP.ADD.200   Vluchthandboek

a)

De exploitant stelt een vluchthandboek op.

b)

De inhoud van het vluchthandboek vormt een weergave van de in deze bijlage uiteengezette voorschriften en mag niet in strijd zijn met de informatie in de verklaring van de exploitant.

c)

Het vluchthandboek kan uit afzonderlijke delen bestaan.

d)

Alle personeelsleden van de exploitant moeten gemakkelijk toegang hebben tot de delen van het vluchthandboek die relevant zijn voor hun taken.

e)

Het vluchthandboek moet up-to-date worden gehouden. Alle personeelsleden van de exploitant moeten worden gewezen op wijzigingen van het vluchthandboek die relevant zijn voor hun taken.

f)

De exploitant zorgt ervoor dat alle informatie die als basis voor de inhoud van het vluchthandboek is gebruikt en alle wijzigingen daarvan correct worden weergegeven in het vluchthandboek.

g)

De exploitant zorgt ervoor dat alle personeelsleden de taal begrijpen waarin de delen van het vluchthandboek die relevant zijn voor hun taken, zijn geschreven. De inhoud van het vluchthandboek wordt gepresenteerd in een vorm die zonder problemen kan worden gebruikt.

BOP.ADD.205   Bewaren van gegevens

a)

De exploitant stelt een systeem voor het bewaren van gegevens op, dat passende archivering en betrouwbare opspoorbaarheid van zijn activiteiten mogelijk maakt.

b)

Het formaat van de bewaarde gegevens wordt beschreven in de procedures of handboeken van de exploitant.

Afdeling 4

Cockpitbemanning

BOP.ADD.300   Samenstelling van de cockpitbemanning

a)

De samenstelling van de cockpitbemanning beantwoordt minstens aan de voorschriften van het vluchthandboek of de vluchtuitvoeringsbeperkingen van de ballon.

b)

Indien het type vluchtuitvoering dit vereist, worden extra bemanningsleden aan de cockpitbemanning toegevoegd. Het aantal cockpitbemanningsleden mag niet lager zijn dan het in het vluchthandboek voorgeschreven aantal.

c)

Alle cockpitbemanningsleden beschikken over een bewijs van bevoegdheid en bevoegdverklaringen die zijn afgegeven of aanvaard in overeenstemming met bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie en die passend zijn voor de hun toegewezen taken.

d)

Cockpitbemanningsleden mogen tijdens de vlucht bij de uitvoering van hun taken als bestuurder worden afgelost door een ander voldoende gekwalificeerd cockpitbemanningslid.

e)

Als de exploitant een beroep doet op de diensten van cockpitbemanningsleden die op freelance- of parttimebasis werken, gaat hij na of elk van de volgende voorschriften is nageleefd:

(1)

de voorschriften van dit subdeel;

(2)

bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011, met inbegrip van de voorschriften inzake recente ervaring;

(3)

de vlieg- en diensttijdbeperkingen en rustverplichtingen overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat waar de hoofdvestiging van de exploitant gelegen is, rekening houdende met alle diensten die door het cockpitbemanningslid aan andere exploitanten worden verleend.

BOP.ADD.305   Aanwijzing als gezagvoerder

a)

De exploitant wijst één piloot onder zijn cockpitbemanningsleden aan als gezagvoerder.

b)

De exploitant wijst een cockpitbemanningslid alleen aan als gezagvoerder als deze persoon:

(1)

gekwalificeerd is om als gezagvoerder op te treden overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011;

(2)

beschikt over het minimale ervaringsniveau zoals gespecificeerd in het vluchthandboek, en

(3)

over passende kennis beschikt van het gebied waarin wordt gevlogen.

BOP.ADD.310   Opleiding en controle

Alle uit hoofde van BOP.ADD.315 vereiste opleiding en controle van cockpitbemanningsleden gebeurt:

a)

overeenkomstig de opleidingsprogramma's en syllabi die door de exploitant zijn vastgesteld in het vluchthandboek;

b)

door passend gekwalificeerde personen en, wat vliegopleiding en -controles betreft, door personen die gekwalificeerd zijn overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.

BOP.ADD.315   Periodieke opleiding en controle

a)

Elke cockpitbemanningslid voltooit om de twee jaar een periodieke opleiding in de lucht en op de grond die relevant is voor de klasse van ballonnen waarmee hij of zij vluchten uitvoert, met inbegrip van opleiding betreffende de locatie en het gebruik van de nood- en veiligheidsuitrusting aan boord.

b)

Elk cockpitbemanningslid dient vaardigheidscontroles van de exploitant te ondergaan om aan te tonen dat hij of zij over de vaardigheden voor het uitvoeren van normale, abnormale en noodprocedures beschikt. Deze controles hebben betrekking op de relevante aspecten die verband houden met de gespecialiseerde taken die in het vluchthandboek worden beschreven. Bij het uitvoeren van deze controles wordt rekening gehouden met bemanningsleden die nachtvluchten volgens VFR uitvoeren.

c)

De vaardigheidscontroles van de exploitant zijn geldig voor 24 kalendermaanden, beginnende vanaf het einde van de maand waarin de controle werd uitgevoerd of, in het geval de controle in de laatste drie maanden van de geldigheidsduur van de vorige controle wordt uitgevoerd, vanaf de laatste dag van de geldigheidsperiode van die vorige controle.

Afdeling 5

Algemene vluchtuitvoeringsvoorschriften

BOP.ADD.400   Verantwoordelijkheden van de gezagvoerder

De gezagvoerder dient te voldoen aan elk van de volgende:

a)

de relevante voorschriften van de in BOP.ADD.025 bedoelde regeling voor de melding van voorvallen;

b)

alle vlucht- en diensttijdbeperkingen en rustverplichtingen die van toepassing zijn op zijn of haar activiteiten overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat waar de hoofdvestiging van de exploitant is gelegen.

BOP.ADD.405   Bevoegdheid van de gezagvoerder

Onverminderd BOP.BAS.035 neemt de exploitant alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat alle in de ballon vervoerde personen gehoor geven aan alle rechtmatige bevelen die door de gezagvoerder worden gegeven met het oog op de waarborging van de veiligheid van de ballon, van alle daarin vervoerde personen of eigendommen of van personen of eigendommen op de grond.

BOP.ADD.410   Extra ballonbemanningslid

Als een ballon meer dan 19 passagiers vervoert, bevindt zich, naast de uit hoofde van punten a) en b) van BOP.ADD.300 vereiste bemanningsleden, minstens één extra bemanningslid aan boord van de ballon om de passagiers bij te staan in noodgevallen. Dat extra bemanningslid moet voldoende ervaren en opgeleid zijn.

BOP.ADD.415   Geschiktheid voor diepzeeduiken en bloeddonaties

Bemanningsleden mogen geen taken aan boord van de ballon verrichten als hun geschiktheid verminderd is ten gevolge van diepzeeduiken of bloeddonaties.

BOP.ADD.420   Gemeenschappelijke taal

De exploitant ziet erop toe dat alle bemanningsleden met elkaar kunnen communiceren in een gemeenschappelijke taal.

BOP.ADD.425   Psychoactieve stoffen

De exploitant neemt alle redelijke maatregelen om te garanderen dat iemand die onder invloed is van psychoactieve stoffen geen toegang krijgt tot de ballon of zich niet in de ballon kan bevinden als de aanwezigheid van deze persoon waarschijnlijk de veiligheid van de ballon of van de daarin vervoerde personen of eigendommen of van personen of eigendommen op de grond in gevaar zal brengen.

BOP.ADD.430   Het veroorzaken van gevaar

De exploitant neemt alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat niemand bewust roekeloos of nalatig handelt of nalaat te handelen, met een van de volgende gevolgen:

a)

de ballon of personen in de ballon of op de grond worden in gevaar gebracht;

b)

de ballon brengt personen of eigendommen in gevaar of kan ze in gevaar brengen.

BOP.ADD.435   Mee te nemen documenten, handleidingen en informatie

a)

Op elke vlucht wordt het origineel of een kopie van al de volgende documenten, handleidingen en informatie meegenomen:

(1)

de verklaring van de exploitant;

(2)

informatie over opsporings- en reddingsdiensten in het gebied van de geplande vlucht;

(3)

het vliegplan.

b)

Het origineel van alle volgende documenten, handleidingen en informatie wordt op een veilige plaats opgeborgen tijdens de vlucht, niet aan boord van de ballon:

(1)

de onder a) bedoelde documenten, handleidingen en informatie, als kopieën daarvan tijdens de vlucht worden meegenomen aan boord van de ballon;

(2)

de delen van het vluchthandboek of de standaardprocedures voor vluchtuitvoering die relevant zijn voor de taken van de bemanningsleden, welke voor hen eenvoudig toegankelijk moeten zijn;

(3)

de passagierslijsten, wanneer passagiers worden vervoerd;

(4)

de in punt c) van BOP.ADD.600 bedoelde massadocumentatie.

c)

Indien de bevoegde autoriteit daarom vraagt, stelt de gezagvoerder of de exploitant de originele documenten, handleidingen en informatie binnen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde termijn, die niet minder dan 24 uur mag bedragen, ter beschikking van die autoriteit.

BOP.ADD.440   Gevaarlijke goederen

De exploitant moet:

a)

procedures opstellen om te garanderen dat alle redelijke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat gevaarlijke goederen onbedoeld worden vervoerd aan boord van de ballon, en

b)

de nodige informatie verstrekken aan de bemanningsleden, zodat zij op passende wijze hun taken kunnen uitvoeren met betrekking tot gevaarlijke goederen die aan boord van de ballon worden vervoerd of bestemd zijn om aan boord van de ballon te worden vervoerd.

Afdeling 6

Vluchtuitvoeringsprocedures

BOP.ADD.500   Brandstof- of ballastberekeningen

De exploitant ziet erop toe dat de berekeningen met betrekking tot reservebrandstof of ballast worden gedocumenteerd in een vliegplan.

BOP.ADD.505   Vervoer van speciale categorieën passagiers

De exploitant stelt procedures op voor het vervoer van personen die bijzondere omstandigheden, bijstand of apparaten nodig hebben wanneer zij meevliegen aan boord van een ballon, onder omstandigheden waarin de veiligheid van de ballon en van alle daarin vervoerde personen en eigendommen is gegarandeerd.

BOP.ADD.510   Commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met ballonnen — Standaardvluchtuitvoeringsprocedures

Onverminderd BOP.BAS.190:

a)

Alvorens te beginnen met een commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoering met een ballon, voert de gezagvoerder een risicobeoordeling uit, waarbij hij de complexiteit van de geplande vluchtuitvoering beoordeelt om de gevaren en bijbehorende risico's van de vluchtuitvoering te bepalen en, indien nodig, risicobeperkende maatregelen te nemen.

b)

Aan de hand van de risicoanalyse stelt de exploitant, alvorens te beginnen met de commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoering met de ballon, standaardvluchtuitvoeringsprocedures op die passend zijn voor de geplande vluchtuitvoering en de gebruikte ballon. Deze standaardvluchtuitvoeringsprocedures maken deel uit van de het vluchthandboek of worden vastgesteld in een afzonderlijk document. De gezagvoerder herbekijkt en actualiseert regelmatig de standaardvluchtuitvoeringsprocedures, voor zover dit nodig is om op passende wijze rekening te houden met de risicobeoordeling.

c)

De exploitant ziet erop toe dat de commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met de ballon worden uitgevoerd overeenkomstig de standaardprocedures voor vluchtuitvoering.

Afdeling 7

Prestaties en vluchtuitvoeringsbeperkingen

BOP.ADD.600   Systeem voor het bepalen van de massa

a)

De exploitant stelt een systeem op waarin gespecificeerd is hoe al de volgende punten nauwkeurig worden bepaald voor elke vlucht, zodat de gezagvoerder kan controleren of de beperkingen van het vluchthandboek zijn nageleefd:

(1)

de lege massa van de ballon;

(2)

de massa van de verkeerslading;

(3)

de massa van de brandstof- of ballastlading;

(4)

de startmassa;

(5)

de lading van de ballon onder toezicht van de gezagvoerder of bevoegd personeel;

(6)

de opstelling en indiening van alle documentatie.

b)

De gezagvoerder dient de massabepaling op basis van elektronische berekeningen te kunnen herhalen.

c)

De massadocumentatie, waarin de onder a) vermelde punten zijn gespecificeerd, wordt voorafgaand aan iedere vlucht opgesteld en in een vliegplan gedocumenteerd.


(1)  Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).

(4)  Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en tot intrekking van richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).


Aanhangsel

Image Tekst van het beeld Image Tekst van het beeld

14.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 71/36


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/396 VAN DE COMMISSIE

van 13 maart 2018

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder e),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is een goederennomenclatuur vastgesteld (hierna „gecombineerde nomenclatuur” of „GN” genoemd), die in bijlage I bij die verordening is opgenomen.

(2)

In aanvullende aantekening 10 op hoofdstuk 22 van het tweede deel van de GN is bepaald dat voor de toepassing van de onderverdelingen 2206 00 31 en 2206 00 39 gegiste dranken, andere dan die aangeboden in flessen gesloten door middel van een champignonvormige stop, terwijl de afsluiting daarvan door draden, banden of anderszins is geborgd, met een overdruk van 1,5 bar of meer bij 20 °C, als „mousserend” worden aangemerkt.

(3)

In aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 22 van het tweede deel van de GN is bepaald dat voor de toepassing van onderverdeling 2204 10 als „mousserende wijn” wordt aangemerkt, wijn bewaard in gesloten verpakkingen, die bij een temperatuur van 20 °C een overdruk van 3 bar of meer vertoont.

(4)

In Richtlijn 92/83/EEG van de Raad (2) is bepaald dat „andere mousserende gegiste dranken”, die niet alleen onder de posten 2204 en 2205 vallen, maar ook worden ingedeeld onder GN-code 2206 00 91, zoals deze op het moment van vaststelling van de richtlijn van toepassing is (momenteel GN-codes 2206 00 31 en 2206 00 39), een overdruk van 3 bar of meer hebben.

(5)

Het kan niet wetenschappelijk of anderszins worden gerechtvaardigd dat er verschillende drempelwaarden met betrekking tot de overdruk voor mousserende gegiste dranken worden gehanteerd, ongeacht de indeling onder GN-codes 2204, 2205 of 2206.

(6)

Omwille van de rechtszekerheid moet in aanvullende aantekening 10 op hoofdstuk 22 van het tweede deel van de GN de bestaande drempelwaarde „van 1,5 bar of meer” worden vervangen door „van 3 bar of meer”.

(7)

Om in de gehele Unie consistentie en een uniforme interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur met betrekking tot de definitie van „mousserende dranken” te garanderen, moet aanvullende aantekening 10 op hoofdstuk 22 van het tweede deel van de GN worden gewijzigd.

(8)

Verordening (EEG) nr. 2658/87 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Het Comité douanewetboek heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In hoofdstuk 22 van het tweede deel van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, wordt aanvullende aantekening 10 vervangen door:

„—

gegiste dranken, anders aangeboden, met een overdruk van 3 bar of meer bij 20 °C.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 maart 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 21).


BESLUITEN

14.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 71/38


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/397 VAN DE RAAD

van 8 maart 2018

betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van voertuigregistratiegegevens in Portugal

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (1), en met name artikel 33,

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Besluit 2008/615/JBZ mag de in dat besluit voorziene verstrekking van persoonsgegevens pas plaatsvinden wanneer de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming van hoofdstuk 6 van dat besluit zijn verwerkt in het nationale recht van het grondgebied van de bij de verstrekking betrokken lidstaten.

(2)

In artikel 20 van Besluit 2008/616/JBZ van de Raad (3) is bepaald dat het voldoen aan de in overweging 1 bedoelde voorwaarde met betrekking tot de geautomatiseerde uitwisseling van gegevens overeenkomstig hoofdstuk 2 van Besluit 2008/615/JBZ dient te worden gecontroleerd op basis van een evaluatieverslag dat is gebaseerd op een vragenlijst, een evaluatiebezoek en een proefrun.

(3)

Overeenkomstig hoofdstuk 4, punt 1.1, van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ stelt de betrokken Raadsgroep een vragenlijst op voor elke vorm van geautomatiseerde uitwisseling van gegevens, en beantwoordt een lidstaat de desbetreffende vragenlijst zodra hij van oordeel is dat hij aan de voorwaarden voor het uitwisselen van gegevens in een bepaalde gegevenscategorie voldoet.

(4)

Portugal heeft de vragenlijst over gegevensbescherming en de vragenlijst over de uitwisseling van voertuigregistratiegegevens ingevuld.

(5)

Portugal heeft met Nederland een succesvolle proefrun uitgevoerd.

(6)

In Portugal heeft een evaluatiebezoek plaatsgevonden en het Nederlandse, Spaanse en Slowaakse evaluatieteam heeft daarover een verslag opgesteld, dat aan de betrokken werkgroep van de Raad is toegezonden.

(7)

Er is een algemeen evaluatieverslag aan de Raad voorgelegd, waarin de resultaten van de vragenlijst, het evaluatiebezoek en de proefrun betreffende de uitwisseling van voertuigregistratiegegevens zijn samengevat.

(8)

Op 12 oktober 2017 is de Raad, na akte te hebben genomen van de instemming van alle door Besluit 2008/615/JBZ gebonden lidstaten, tot de conclusie gekomen dat Portugal de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming van hoofdstuk 6 van Besluit 2008/615/JBZ volledig heeft uitgevoerd.

(9)

Portugal moet derhalve, met het oog op de geautomatiseerde bevraging van voertuigregistratiegegevens, overeenkomstig artikel 12 van Besluit 2008/615/JBZ gerechtigd zijn persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

(10)

Artikel 33 van Besluit 2008/615/JBZ geeft de Raad evenwel uitvoeringsbevoegdheden voor het vaststellen van maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van dat besluit, met name wat betreft het ontvangen en verstrekken van persoonsgegevens uit hoofde van dat besluit.

(11)

Nu er is voldaan aan de voorwaarden en de procedure voor het doen aanvangen van de uitoefening van deze uitvoeringsbevoegdheden moet er een uitvoeringsbesluit betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van voertuigregistratiegegevens in Portugal worden vastgesteld dat deze lidstaat in staat moet stellen overeenkomstig artikel 12 van Besluit 2008/615/JBZ persoonsgegevens te ontvangen en verstrekken.

(12)

Besluit 2008/615/JBZ is bindend voor Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk dat derhalve deelneemt aan de vaststelling en toepassing van dit besluit ter uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Met het oog op de geautomatiseerde bevraging van voertuigregistratiegegevens is Portugal gerechtigd, overeenkomstig artikel 12 van Besluit 2008/615/JBZ, met ingang van 15 maart 2018. persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Dit besluit is van toepassing overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 8 maart 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

V. RADEV


(1)  PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1.

(2)  Advies van 7 februari 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12).