ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 060I

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
2 maart 2018


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG ( 1 )

1

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

2.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

LI 60/1


VERORDENING (EU) 2018/302 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 28 februari 2018

inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de volledige ontplooiing van de interne markt als ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van onder meer goederen en diensten gewaarborgd wordt, te realiseren, volstaat het niet om tussen de lidstaten alleen de door de staten gestelde belemmeringen af te schaffen. Deze afschaffing kan worden ondermijnd door private partijen die obstakels opwerpen die onverenigbaar zijn met de vrijheden van de interne markt. Dit is het geval wanneer handelaren die in een lidstaat opereren, de toegang tot hun online-interfaces, zoals websites en apps, blokkeren of beperken voor klanten uit andere lidstaten die grensoverschrijdende transacties wensen te verrichten (een praktijk die bekendstaat als „geoblocking”). Voorts is daarvan sprake wanneer bepaalde handelaren voor deze klanten uit andere lidstaten verschillende algemene toegangsvoorwaarden hanteren voor de toegang tot hun goederen en diensten, zowel online als offline. Hoewel er in sommige gevallen een objectieve rechtvaardiging voor een dergelijk verschil in behandeling kan bestaan, zorgen in andere gevallen bepaalde praktijken van handelaren ervoor dat klanten die grensoverschrijdende transacties wensen te verrichten, geen of slechts een beperkte toegang tot goederen en diensten kunnen krijgen, of passen sommige handelaren in dit verband verschillende algemene toegangsvoorwaarden toe die niet objectief gerechtvaardigd zijn.

(2)

Er zijn verschillende redenen waarom bedrijven, en met name micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen („kmo's”), verschillende algemene toegangsvoorwaarden hanteren. In veel gevallen dragen de uiteenlopende rechtskaders, de rechtsonzekerheid, de daarmee samenhangende risico's wat betreft de toepasselijke regelgeving inzake consumentenbescherming, de regelgeving inzake milieu of etikettering, belasting- en fiscale kwesties, leveringskosten of taalvereisten bij aan terughoudendheid van handelaren om commerciële betrekkingen aan te gaan met klanten uit andere lidstaten. In andere gevallen delen bepaalde handelaren de interne markt kunstmatig langs binnengrenzen op in segmenten en belemmeren zij het vrije verkeer van goederen en diensten, waardoor zij de rechten van klanten inperken en hen verhinderen voordeel te halen uit een ruimere keuze en optimale voorwaarden. Dergelijke discriminerende praktijken vormen een belangrijke oorzaak voor het relatief geringe aantal grensoverschrijdende transacties binnen de Unie, ook in de sector van de elektronische handel, waardoor het volledige groeipotentieel van de interne markt niet kan worden gerealiseerd. Daarom strekt deze verordening ertoe te verduidelijken in welke gevallen er geen rechtvaardiging kan bestaan voor dit soort verschillen in behandeling, zodat aan alle deelnemers duidelijkheid en rechtszekerheid bij grensoverschrijdende transacties wordt geboden en ervoor wordt gezorgd dat de regels inzake non-discriminatie daadwerkelijk kunnen worden toegepast en gehandhaafd in de hele interne markt. Het uitbannen van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging kan de groei stimuleren en de keuzemogelijkheden van de consument in de hele interne markt vergroten.

(3)

Deze verordening heeft tot doel ongerechtvaardigde geoblocking aan te pakken door bepaalde belemmeringen voor de werking van de interne markt weg te nemen. Er moet echter rekening worden gehouden met het feit dat veel verschillen in de wetgeving van de lidstaten, zoals die welke tot uiteenlopende nationale normen leiden of tot een gebrek aan wederzijdse erkenning of aan harmonisering op het niveau van de Unie, nog aanzienlijke belemmeringen vormen voor grensoverschrijdende handel. Die belemmeringen blijven versnippering van de interne markt veroorzaken en brengen handelaren vaak ertoe zich te bedienen van geoblockingpraktijken. Daarom moeten het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die belemmeringen blijven aanpakken om de marktversnippering te verminderen en de interne markt te voltooien.

(4)

Overeenkomstig artikel 20 van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) zien de lidstaten erop toe dat in de Unie gevestigde dienstverrichters afnemers van diensten niet verschillend behandelen op grond van hun nationaliteit of verblijfplaats. Deze bepaling is echter niet volledig doeltreffend gebleken bij de bestrijding van discriminatie en heeft de rechtsonzekerheid in onvoldoende mate teruggedrongen. Deze verordening heeft tot doel artikel 20 van Richtlijn 2006/123/EG te verduidelijken door bepaalde situaties te definiëren waarin dat artikel geen rechtvaardiging kan vormen voor een verschillende behandeling op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging. Voor zover de bepalingen van deze verordening echter in strijd zijn met de bepalingen van Richtlijn 2006/123/EG, moeten de bepalingen van deze verordening prevaleren. Bovendien kunnen ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging ook ontstaan als gevolg van acties door in derde landen gevestigde handelaren die buiten het toepassingsgebied van die richtlijn vallen.

(5)

Met het oog op het waarborgen van de goede werking van de interne markt en de bevordering van de toegang tot en het vrije verkeer van goederen en diensten in de gehele Unie, zonder discriminatie op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging, zijn de in deze verordening vastgestelde gerichte maatregelen, die voorzien in een duidelijke, eenvormige en doeltreffende reeks regels over een beperkt aantal onderwerpen, derhalve vereist. Die maatregelen moeten tot doel hebben de klant meer keuzemogelijkheden en een betere toegang tot goederen en diensten te bieden, en tegelijk naar behoren rekening houden met de vrijheid van de handelaren om hun handelsbeleid in overeenstemming met het recht van de Unie en het nationale recht te organiseren.

(6)

Deze verordening beoogt discriminatie op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging van klanten, met inbegrip van ongerechtvaardigde geoblocking, te voorkomen in grensoverschrijdende transacties tussen een handelaar en een klant met betrekking tot de verkoop van goederen en de verlening van diensten in de Unie. Deze verordening beoogt zowel directe als indirecte discriminatie tegen te gaan. De verordening beoogt derhalve ook te gelden ten aanzien van ongerechtvaardigde verschillen in behandeling op grond van andere onderscheidende criteria die tot hetzelfde resultaat leiden als de toepassing van criteria die rechtstreeks zijn gebaseerd op de nationaliteit of de verblijfplaats — ongeacht of de betrokken klant zich blijvend of tijdelijk in een andere lidstaat ophoudt — dan wel de plaats van vestiging van de klant. Dergelijke andere criteria kunnen met name worden gehanteerd op basis van informatie over de fysieke locatie van klanten, zoals het IP-adres dat wordt gebruikt om toegang te krijgen tot een online-interface, het adres voor de levering van goederen, de gekozen taal of de lidstaat waar het betaalinstrument van de klant is uitgegeven.

(7)

Deze verordening mag niet van toepassing zijn op zuiver interne situaties in een lidstaat, namelijk wanneer alle relevante elementen van de transactie beperkt zijn tot één enkele lidstaat, in het bijzonder de nationaliteit, de verblijfplaats of de plaats van vestiging van de klant of van de handelaar, de plaats van uitvoering, de bij de transactie of het aanbod gebruikte betaalmiddelen, alsmede het gebruik van een online-interface.

(8)

Een aantal wettelijke en bestuursrechtelijke belemmeringen voor handelaren is in bepaalde dienstensectoren in de gehele Unie weggenomen als gevolg van de uitvoering van Richtlijn 2006/123/EG. Bijgevolg moet worden gezorgd voor coherentie tussen de materiële werkingssfeer van deze verordening en die van Richtlijn 2006/123/EG. Dienovereenkomstig moet deze verordening onder meer van toepassing zijn op niet-audiovisuele, langs elektronische weg verrichte diensten, waarvan het hoofdkenmerk het bieden van toegang tot en het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken of ander beschermd materiaal is, onder voorbehoud echter van de specifieke uitsluiting en de daaropvolgende evaluatie ervan waarin deze verordening voorziet. Audiovisuele diensten, met inbegrip van diensten die als hoofddoel het verstrekken van toegang tot uitzendingen van sportevenementen hebben en die worden verleend op basis van exclusieve territoriale licenties, zijn van het toepassingsgebied van deze verordening uitgesloten. De toegang tot financiële diensten voor consumenten, met inbegrip van betalingsdiensten, moet derhalve ook worden uitgesloten, niettegenstaande de bepalingen van deze verordening met betrekking tot non-discriminatie op het gebied van betalingen.

(9)

Discriminatie kan zich ook voordoen met betrekking tot diensten op het gebied van vervoer, met name met betrekking tot de verkoop van toegangsbewijzen voor het vervoer van passagiers. In dit verband bevatten Verordeningen (EG) nr. 1008/2008 (4), (EU) nr. 1177/2010 (5) en (EU) nr. 181/2011 (6) van het Europees Parlement en de Raad echter reeds ruime discriminatieverboden voor alle discriminerende praktijken die de onderhavige verordening beoogt te regelen. Voorts is het de bedoeling om Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad (7) in de nabije toekomst in die zin te wijzigen. Daarom, en om coherentie met het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/123/EG te waarborgen, moeten diensten op het gebied van vervoer buiten het toepassingsgebied van deze verordening blijven.

(10)

Wanneer een handelaar een pakket aanbiedt dat meerdere diensten combineert of een pakket van met diensten gecombineerde goederen, en een of meer van die diensten, indien die afzonderlijk zouden worden geleverd, onder het toepassingsgebied van deze verordening zouden vallen, terwijl dat voor een andere dienst of andere diensten niet het geval zou zijn, moet die handelaar ofwel voldoen aan de verbodsbepalingen van deze verordening met betrekking tot het hele pakket, ofwel ten minste op afzonderlijke basis diensten aanbieden die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, indien die diensten door dezelfde handelaar op afzonderlijke basis worden aangeboden aan klanten. Wanneer een handelaar een dienst of een goed levert op afzonderlijke basis buiten een pakket, moet het hem vrijstaan de voor die dienst of dat goed buiten een pakket toe te passen prijs te bepalen, mits hij geen verschillende prijzen hanteert om redenen die verband houden met nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging.

(11)

Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de regels op het gebied van belastingheffing, aangezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) een specifieke basis biedt voor actie op het niveau van de Unie ten aanzien van belastingaangelegenheden.

(12)

Ingevolge Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad (8) mag de keuze welk recht van toepassing is op overeenkomsten tussen een consument en een verkoper die zijn commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op dat land of op verscheidene landen, met inbegrip van dat land, er niet toe leiden dat de consument de bescherming verliest die hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken volgens het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft. Ingevolge Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad (9) kan een consument in aangelegenheden die verband houden met een overeenkomst tussen een consument en een persoon die zijn commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die lidstaat, of op meerdere staten met inbegrip van die lidstaat, een rechtsvordering instellen tegen de wederpartij bij de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waar hij woonplaats heeft, en kan een vordering tegen de consument slechts bij die gerechten worden ingesteld.

(13)

Deze verordening mag geen afbreuk doen aan het recht van de Unie inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, en met name de bepalingen betreffende het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst en betreffende de rechterlijke bevoegdheid zoals vastgesteld bij Verordeningen (EG) nr. 593/2008 en (EU) nr. 1215/2012. Met name mag het loutere feit dat een handelaar voldoet aan deze verordening, niet zodanig worden opgevat dat een handelaar zijn activiteiten op de lidstaat van de consument richt in de zin van artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 593/2008 en van artikel 17, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1215/2012. Derhalve kan het loutere feit dat de handelaar de toegang tot een online-interface voor consumenten uit een andere lidstaat niet blokkeert of beperkt, geen verschillende algemene toegangsvoorwaarden toepast in de in deze verordening bedoelde gevallen, of geen verschillende voorwaarden toepast voor betalingstransacties met aanvaarde betaalmiddelen, op zichzelf — voor de bepaling van het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid — niet zodanig worden opgevat dat de handelaar „zijn activiteiten op de lidstaat van de consument richt”. Evenmin mag een handelaar, wanneer hij de consument informatie en bijstand verstrekt na de sluiting van de overeenkomst die is voortgekomen uit de naleving van deze verordening, louter op die grond worden beschouwd als een handelaar die activiteiten richt op de lidstaat waarin de consument zijn gewone woon- of verblijfplaats heeft.

(14)

Met betrekking tot de betekenis en toepassing van het concept „langs elektronische weg verrichte diensten” zoals gedefinieerd in deze verordening, is het belangrijk om voor rechtszekerheid te zorgen en voor consistentie met het recht van de Unie inzake de belasting over de toegevoegde waarde („btw”), op grond waarvan de handelaar btw op vereenvoudigde wijze mag aangeven en afdragen via het mini-éénloketsysteem van de btw (MOSS) overeenkomstig de regels inzake bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die zijn vastgesteld bij Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (10) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (11). Vanwege de snelle technologische en commerciële ontwikkelingen moet het concept „langs elektronische weg verrichte diensten” technologisch neutraal worden gedefinieerd, door verwijzing naar de hoofdkenmerken van dergelijke diensten, op een wijze die strookt met de definitie in artikel 7, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011. Bijgevolg moet bij de interpretatie en toepassing van die definitie naar behoren rekening worden gehouden met de nadere specificaties die zijn opgenomen in bijlage II bij Richtlijn 2006/112/EG en artikel 7, leden 2 en 3 van en bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011, voor zover de in die bepalingen opgesomde diensten onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen.

(15)

De discriminerende praktijken die deze verordening beoogt aan te pakken, vinden gewoonlijk plaats door middel van algemene voorwaarden en andere informatie zoals vastgesteld en toegepast door of namens de betrokken handelaar, als voorwaarde voor het verkrijgen van toegang tot de betrokken goederen of diensten die ter beschikking worden gesteld van het grote publiek. Deze algemene toegangsvoorwaarden omvatten onder meer de prijzen, de betalingsvoorwaarden en de leveringsvoorwaarden. Zij kunnen ter beschikking worden gesteld van het grote publiek door of namens de handelaar via diverse kanalen, zoals gepubliceerde informatie in advertenties, op websites of in precontractuele of contractuele documenten. Zulke algemene toegangsvoorwaarden gelden wanneer geen sprake is van een andersluidende overeenkomst waarover afzonderlijk onderhandeld is en die rechtstreeks is gesloten tussen de handelaar en de klant. De voorwaarden waarover tussen de handelaar en de klanten individueel wordt onderhandeld, mogen voor de toepassing van deze verordening niet worden beschouwd als algemene toegangsvoorwaarden.

(16)

Consumenten en ondernemingen, met name micro-ondernemingen en kmo's, verkeren vaak in een vergelijkbare positie wanneer zij als eindgebruikers krachtens algemene toegangsvoorwaarden goederen of diensten kopen. Daarom moeten zowel consumenten als ondernemingen worden beschermd tegen discriminatie op grond van hun nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging wanneer zij optreden als klant in de zin van deze verordening. Deze bescherming mag zich echter niet uitstrekken tot klanten die een goed of een dienst kopen met het oog op latere wederverkoop, transformatie, verwerking, verhuur of onderaanneming, omdat dat gevolgen zou hebben voor op grote schaal gebruikte distributieregelingen tussen ondernemingen in een zakelijke context, waarover vaak op bilateraal niveau wordt onderhandeld en die rechtstreeks verband houden met de commerciële strategieën, zowel downstream als upstream. Voorbeelden van dergelijke regelingen zijn selectieve en exclusieve distributie, waarbij fabrikanten over het algemeen, met inachtneming van het mededingingsrecht, hun detailhandelaren kunnen selecteren. Deze verordening mag derhalve geen afbreuk doen aan niet-discriminerende praktijken van handelaren die transacties of repetitieve transacties beperken om te voorkomen dat ondernemingen hoeveelheden kopen die hun interne behoeften overstijgen, waarbij naar behoren rekening moet worden gehouden met de omvang van de ondernemingen, teneinde vast te stellen of de aankoop uitsluitend voor eindgebruik is bestemd.

(17)

Of de handelaar is gevestigd in een lidstaat of in een derde land verandert niets aan de gevolgen die discriminerende behandeling met betrekking tot transacties in verband met de verkoop van goederen of de verrichting van diensten in de Unie heeft voor klanten en de interne markt. Daarom, en om ervoor te zorgen dat concurrerende handelaren zijn onderworpen aan dezelfde vereisten op dit gebied, moet deze verordening gelden voor alle handelaren, met inbegrip van onlinemarktplaatsen, die in de Unie actief zijn.

(18)

Ter verbetering van het vermogen van klanten om toegang te krijgen tot informatie met betrekking tot de verkoop van goederen en de verrichting van diensten binnen de interne markt, en om de transparantie te vergroten, ook wat de prijzen betreft, mogen de handelaren de klanten niet via het gebruik van technologische maatregelen of anderszins de volledige en gelijke toegang tot online-interfaces, ook in de vorm van mobiele applicaties, ontzeggen op grond van hun nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging. Technologische maatregelen om dergelijke toegang te blokkeren, kunnen met name technologieën omvatten die gebruikt worden om de fysieke locatie van de klant vast te stellen, onder meer door die locatie te traceren via een IP-adres of door middel van coördinaten die zijn verkregen via een wereldwijd satellietnavigatiesysteem. Het verbod van discriminatie met betrekking tot de toegang tot online-interfaces mag echter niet worden opgevat als een verplichting voor de handelaar om transacties met klanten aan te gaan.

(19)

Om gelijke behandeling van klanten te waarborgen en discriminatie te vermijden, zoals vereist door deze verordening, mogen handelaren hun online-interface niet zodanig ontwerpen of mogen zij niet op zodanige wijze technologische middelen toepassen dat daardoor in de praktijk klanten uit andere lidstaten niet gemakkelijk hun bestellingen kunnen afronden.

(20)

Bepaalde handelaren gebruiken verschillende versies van hun online-interfaces, gericht op klanten uit verschillende lidstaten. Dat moet weliswaar mogelijk blijven, maar klanten van één versie van de online-interface naar een andere versie doorgeleiden, zonder hun uitdrukkelijke toestemming, moet worden verboden. Handelaren mogen niet verplicht worden de uitdrukkelijke toestemming van een klant te vragen telkens wanneer die klant dezelfde online-interface bezoekt. Zodra de klant zijn uitdrukkelijke toestemming heeft verleend, onder meer door een voorkeur ter zake van een persoonlijk account kenbaar te maken, moet die uitdrukkelijke toestemming geldig worden geacht voor alle latere bezoeken van die klant aan dezelfde online-interface. Het moet te allen tijde mogelijk zijn voor de klant om die toestemming in te trekken. Alle versies van de online-interface moeten te allen tijde voor de klant gemakkelijk toegankelijk blijven.

(21)

In bepaalde gevallen zou het blokkeren of beperken van de toegang tot een online-interface of het doorgeleiden, zonder uitdrukkelijke instemming van de klant, naar een alternatieve versie van een online-interface om redenen die verband houden met zijn nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging, nodig kunnen zijn met het oog op de naleving van een in het recht van de Unie of in de wetgeving van een lidstaat conform het recht van de Unie vastgelegd wettelijk vereiste waaraan de handelaar onderworpen is als gevolg van het feit dat hij in die lidstaat actief is. Dergelijke wetten kunnen de toegang van klanten tot bepaalde goederen of diensten beperken, bijvoorbeeld door een verbod op het weergeven van specifieke inhoud in bepaalde lidstaten. Handelaren mag niet worden verhinderd dergelijke verplichtingen na te leven en zij moeten dus de mogelijkheid hebben de toegang tot een online-interface voor bepaalde klanten of klanten in bepaalde gebieden te blokkeren of te beperken of deze klanten door te geleiden naar een online-interface, voor zover dat om die reden nodig is. Niets in deze verordening is bedoeld om de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid en het pluralisme van de media, met inbegrip van de persvrijheid, te beknotten, zoals deze met name krachtens artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het Handvest”) in de Unie en in de lidstaten zijn gewaarborgd.

(22)

In een aantal specifieke situaties kunnen verschillen in de behandeling van klanten via de toepassing van algemene toegangsvoorwaarden, met inbegrip van rechtstreekse weigeringen om goederen te verkopen of diensten te verlenen om redenen die verband houden met de nationaliteit, de verblijfplaats of de plaats van vestiging van de klanten, niet objectief worden gerechtvaardigd. In die situaties moet dergelijke discriminatie in alle gevallen worden verboden en moeten klanten derhalve, overeenkomstig de specifieke voorwaarden van deze verordening, het recht hebben om transacties aan te gaan onder dezelfde voorwaarden als een lokale klant, en volledige en gelijke toegang hebben tot welk van de verschillende aangeboden goederen of diensten dan ook, en dit ongeacht hun nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging. Handelaren moeten daarom waar nodig maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat dit discriminatieverbod wordt nageleefd, indien de betrokken klanten anders zouden worden uitgesloten van een dergelijke volledige en gelijke toegang.

(23)

De eerste situatie doet zich voor wanneer de handelaar goederen verkoopt en die goederen hetzij worden geleverd in een lidstaat waar de handelaar krachtens zijn algemene toegangsvoorwaarden levering aanbiedt, hetzij worden opgehaald op een door de handelaar en de klant overeengekomen plaats in een lidstaat waar de handelaar een dergelijke optie in die algemene toegangsvoorwaarden aanbiedt. In die situatie moet de klant de goederen kunnen kopen tegen precies dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en de voorwaarden voor de levering van de goederen, als vergelijkbare klanten die ingezetenen zijn van of gevestigd zijn in de lidstaat waar de goederen worden geleverd of opgehaald. Dat zou kunnen betekenen dat buitenlandse klanten de goederen in die lidstaat moeten ophalen of in een andere lidstaat waar de handelaar levert of zelf, met eigen middelen, de grensoverschrijdende levering van de goederen moeten regelen. In dit geval hoeft, overeenkomstig Richtlijn 2006/112/EG, geen registratie voor de btw in de lidstaat van de klant plaats te vinden.

(24)

De tweede situatie doet zich voor wanneer de handelaar langs elektronische weg diensten verricht. In dit geval is fysieke levering niet vereist, aangezien de diensten langs elektronische weg worden verricht. De handelaar kan btw aangeven en afdragen op een vereenvoudigde manier, in overeenstemming met de in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 vastgestelde regels die van toepassing zijn op het mini-éénloketsysteem van de btw. Tot langs elektronische weg verrichte diensten behoren bijvoorbeeld clouddiensten, gegevensopslagdiensten, webhosting en het opzetten van firewalls, het gebruik van zoekmachines en internetadresboeken.

(25)

Tot slot, wanneer de handelaar diensten verricht en die diensten door de klant worden afgenomen op een fysieke locatie, zoals de bedrijfsruimten van de handelaar of een andere specifieke locatie waar de handelaar de levering van zijn diensten aanbiedt op het grondgebied waar hij actief is, zou de toepassing van verschillende algemene toegangsvoorwaarden om redenen die verband houden met de nationaliteit, de verblijfsplaats of de plaats van vestiging van de klant, evenmin gerechtvaardigd zijn. Die situaties betreffen het verrichten van andere dan langs elektronische weg geleverde diensten, zoals hotelkamerverhuur, sportevenementen, autoverhuur en toegangstickets voor muziekfestivals of attractieparken. In die situaties hoeft de handelaar zich niet voor btw-doeleinden te registreren in een andere lidstaat en ook niet te zorgen voor de grensoverschrijdende levering van goederen.

(26)

In al die gevallen brengt de naleving van deze verordening voor de handelaar geen extra kosten in verband met rechterlijke bevoegdheid of verschillen in toepasselijk recht mee wanneer hij geen activiteiten uitoefent in de lidstaat van de consument of geen activiteiten richt op dat land, ingevolge de in de Verordeningen (EG) nr. 593/2008 en (EU) nr. 1215/2012 geformuleerde bepalingen inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst en inzake de rechterlijke bevoegdheid. Wanneer een handelaar daarentegen activiteiten in de lidstaat van de consument ontplooit of activiteiten op dat land richt, heeft hij de bedoeling tot uitdrukking gebracht om commerciële betrekkingen aan te knopen met consumenten uit die lidstaat en heeft hij dus rekening kunnen houden met dergelijke kosten.

(27)

Het krachtens deze verordening geldende verbod op discriminatie van klanten mag niet zodanig worden opgevat dat het handelaren wordt belet goederen of diensten aan te bieden in verschillende lidstaten of aan bepaalde groepen klanten door middel van gerichte aanbiedingen en onder uiteenlopende algemene toegangsvoorwaarden, onder meer door het opzetten van landspecifieke online-interfaces. In dergelijke situaties moeten de handelaren hun klanten echter steeds op niet-discriminerende wijze behandelen, ongeacht hun nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging, wanneer een klant deze aanbiedingen en algemene toegangsvoorwaarden wenst te genieten. Dat verbod mag niet zodanig worden opgevat dat er geen algemene toegangsvoorwaarden mogen worden opgelegd die om andere redenen verschillen, zoals het lidmaatschap van een bepaalde vereniging of aan de handelaar betaalde bijdragen, mits die redenen geen verband houden met nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging. Evenmin mag dat verbod zodanig worden opgevat dat het handelaren de vrijheid ontneemt om, op niet-discriminerende basis, verschillende voorwaarden, met inbegrip van verschillende prijzen, aan te bieden in verschillende verkooppunten, zoals winkels en websites, of specifieke aanbiedingen te doen die slechts voor een specifiek gebied binnen een lidstaat gelden.

(28)

Voorts mag dat verbod niet zodanig worden opgevat dat het van invloed is op de toepassing van een territoriale of andere beperking van de klantenservice of -bijstand na verkoop die de handelaar de klant aanbiedt. Deze verordening mag derhalve niet zodanig worden opgevat dat ze een verplichting oplegt om goederen over de grens in een andere lidstaat te leveren wanneer de handelaar zijn klanten de mogelijkheid van een dergelijke levering anders niet zou aanbieden. Evenmin mag deze verordening zodanig worden opgevat dat zij een aanvullende verplichting inhoudt om meer kosten van verzending, transport, montage en demontage te dragen dan die welke overeenkomstig het recht van de Unie en het nationale recht contractueel zijn overeengekomen. De toepassing van deze verordening mag geen afbreuk doen aan Richtlijnen 1999/44/EG (12) en 2011/83/EU (13) van het Europees Parlement en de Raad.

(29)

De loutere naleving van deze verordening mag voor een handelaar op zich geen verplichting meebrengen om te voldoen aan niet-contractuele nationale wettelijke vereisten van de lidstaat van de klant in verband met de betrokken goederen en diensten, zoals etiketterings- of sectorspecifieke vereisten, of om de klanten te informeren over die vereisten.

(30)

Handelaren die onder de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 1, van Richtlijn 2006/112/EG vallen, zijn niet verplicht btw te betalen in de lidstaat waar zij gevestigd zijn. Voor deze handelaren zou het verbod op de toepassing van verschillende algemene toegangsvoorwaarden om redenen die verband houden met de nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging van de klanten, wanneer zij langs elektronische weg diensten verrichten, een verplichting tot registratie impliceren om btw van andere lidstaten aan te rekenen en extra kosten mee kunnen brengen, wat een onevenredig zware last zou opleveren gezien de omvang en kenmerken van de betrokken handelaren. Daarom moeten die handelaren worden vrijgesteld van dit verbod zolang een dergelijke regeling van toepassing is.

(31)

In al deze gevallen kan het zijn dat handelaren in sommige gevallen geen goederen of diensten kunnen verkopen aan bepaalde klanten of aan klanten in bepaalde gebieden, om redenen die verband houden met de nationaliteit, de verblijfplaats of de plaats van vestiging van de klanten, als gevolg van een specifiek verbod of een verplichting die is neergelegd in het recht van de Unie of de wetgeving van de lidstaten in overeenstemming met het recht van de Unie. Op grond van wetgeving van de lidstaten in overeenstemming met het recht van de Unie kan van handelaren eveneens worden verlangd dat zij zich aan bepaalde regels over de prijsstelling van boeken houden. Handelaren mag niet worden belet om dergelijke wetgeving, voor zover nodig, na te leven.

(32)

Overeenkomstig het recht van de Unie zijn handelaren in beginsel vrij om te beslissen welke betaalmiddelen zij willen aanvaarden. Overeenkomstig Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad (14) en Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad (15) zijn handelaren die een op kaarten gebaseerd betaalinstrument van een specifiek merk en een specifieke categorie aanvaarden, niet verplicht kaarten van dezelfde categorie maar van andere merken van op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten, of andere categorieën kaarten van hetzelfde merk, te aanvaarden. Handelaren die een debetkaart van een bepaald merk aanvaarden, zijn derhalve niet verplicht kredietkaarten van dat merk te aanvaarden, of wanneer zij consumentenkredietkaarten van een bepaald merk aanvaarden, ook commerciële kredietkaarten van hetzelfde merk te aanvaarden. Een handelaar die gebruikmaakt van betalingsinitiatiediensten gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2015/2366, is evenmin verplicht de betaling te aanvaarden indien hij daarvoor een nieuwe of gewijzigde overeenkomst met een aanbieder van betalingsinitiatiediensten moet sluiten. Zodra deze keuze is gemaakt, mogen handelaren klanten binnen de Unie echter niet discrimineren door bepaalde transacties te weigeren of door bepaalde verschillende betalingsvoorwaarden voor de betrokken transacties toe te passen, om redenen die verband houden met de nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging van de klant. In die specifieke context moet een dergelijke ongerechtvaardigde ongelijke behandeling om redenen die verband houden met de plaats van de betaalrekening, de plaats van vestiging van de betalingsdienstaanbieder of de plaats van afgifte van het betaalinstrument in de Unie, eveneens uitdrukkelijk worden verboden. Voorts moet eraan worden herinnerd dat Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad (16) reeds alle begunstigden, waaronder handelaren, verbiedt te eisen dat bankrekeningen zich in een bepaalde lidstaat bevinden als voorwaarde om een betaling in euro te aanvaarden. De handelaar moet de vrijheid behouden een niet-discriminerende vergoeding te vragen voor het gebruik van een betaalinstrument, overeenkomstig het recht van de Unie. Dit recht is bovendien onderworpen aan de beperkingen die de lidstaten krachtens artikel 62, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/2366 hebben ingevoerd.

(33)

Bij Richtlijn (EU) 2015/2366 zijn strenge veiligheidseisen ingevoerd voor het initiëren en het verwerken van elektronische betalingen. Die eisen verminderen het gevaar van fraude voor alle nieuwe en meer traditionele betaalmiddelen, en vooral voor onlinebetalingen. Betalingsdienstaanbieders zijn verplicht een zogenaamde sterke cliëntauthenticatie toe te passen, d.w.z. een authenticatieproces dat de identiteit van de gebruiker van een betalingsdienst of van de betalingstransactie valideert. Voor verrichtingen op afstand, zoals onlinebetalingen, gaan de beveiligingseisen nog verder en is een dynamische link naar het bedrag van de transactie en de rekening van de begunstigde nodig teneinde de gebruiker verder te beschermen door de risico's in het geval van fouten of frauduleuze aanvallen te beperken. Als gevolg van die vereisten is het risico van betalingsfraude bij nationale en grensoverschrijdende aankopen aanzienlijk afgenomen. In situaties waarin de handelaar niet over andere middelen beschikt om het risico dat klanten in gebreke blijven te beperken, met name wanneer het moeilijk is de kredietwaardigheid van de klant te beoordelen, moet het de handelaar evenwel zijn toegestaan de levering van de goederen of de verlening van de dienst op te schorten totdat hij een bevestiging heeft ontvangen dat de betalingstransactie correct is ingeleid. In geval van automatische afschrijving moet het de handelaar zijn toegestaan een vooruitbetaling via overmaking te verlangen voordat de goederen worden verzonden of de dienst wordt geleverd. Een verschil in behandeling is evenwel slechts mogelijk om objectieve en gerechtvaardigde redenen.

(34)

Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de mededingingsregels, met name de artikelen 101 en 102 VWEU. Deze verordening, en met name de bepalingen ervan inzake toegang tot goederen of diensten, mag in het bijzonder niet gelden voor overeenkomsten tot beperking van de actieve verkoop in de zin van Verordening (EU) nr. 330/2010 van de Commissie (17). Overeenkomsten waarbij handelaren worden verplicht om zich te onthouden van passieve verkoop ten aanzien van bepaalde klanten of van groepen klanten in bepaalde gebieden, worden over het algemeen geacht de mededinging te beperken en kunnen in principe niet worden vrijgesteld van het verbod van artikel 101, lid 1, VWEU. Wanneer echter wel een dergelijke vrijstelling geldt of wanneer contractuele beperkingen niet onder artikel 101 VWEU vallen, bestaat het risico dat hiervan gebruik wordt gemaakt om de bepalingen van deze verordening te omzeilen. De betrokken bepalingen van dergelijke overeenkomsten moeten dus van rechtswege nietig zijn wanneer zij handelaren ertoe verplichten om in strijd met de verbodsbepalingen van deze verordening te handelen wat toegang tot online-interfaces, toegang tot goederen of diensten, en betalingen betreft. In die contractuele bepalingen zijn bijvoorbeeld beperkingen vastgelegd volgens welke een handelaar op spontane verzoeken van afzonderlijke klanten met het oog op de verkoop van goederen, zonder levering, buiten het contractueel aan de handelaar toegewezen grondgebied niet mag ingaan om redenen die verband houden met de nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging van de klanten.

(35)

De lidstaten dienen een of meer instanties aan te wijzen die verantwoordelijk dienen te zijn voor het nemen van doeltreffende maatregelen om de naleving van deze verordening te waarborgen. Deze instanties, die ook rechterlijke of administratieve instanties kunnen zijn, moeten over de nodige bevoegdheden beschikken om de handelaar te gelasten aan deze verordening te voldoen. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat er doeltreffende, evenredige en afschrikkende maatregelen kunnen worden genomen tegen handelaren in geval van overtreding van deze verordening.

(36)

De consument moet bijstand kunnen krijgen van bevoegde autoriteiten ter vergemakkelijking van de beslechting van geschillen met handelaren die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening, onder meer, in voorkomend geval, van de instanties die op grond van Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad (18) zijn opgericht.

(37)

Deze verordening moet regelmatig worden geëvalueerd met het oog op het voorstellen van wijzigingen, indien nodig. Bij die evaluaties moet rekening worden gehouden met de algehele impact van de verordening op de interne markt en de grensoverschrijdende elektronische handel. De eerste evaluatie moet in het bijzonder gericht zijn op de beoordeling van de mogelijke uitbreiding van het verbod op verschillende algemene toegangsvoorwaarden, met betrekking tot diensten die langs elektronische weg worden verricht, met inbegrip van diensten waarvan het belangrijkste kenmerk het bieden van toegang tot en het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken of ander beschermd materiaal is, mits de handelaar over de nodige rechten voor de betrokken gebieden beschikt. Ook moet in de evaluatie beoordeeld worden of het toepassingsgebied van deze verordening moet worden uitgebreid tot diensten die buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/123/EG vallen, waarbij naar behoren rekening moet worden gehouden met de bijzonderheden van elk van die diensten.

(38)

Teneinde de doeltreffende handhaving van de in deze verordening vastgestelde voorschriften te vereenvoudigen, moeten de mechanismen voor grensoverschrijdende samenwerking tussen bevoegde instanties van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (19) ook voor die voorschriften kunnen worden toegepast. Aangezien Verordening (EG) nr. 2006/2004 echter alleen geldt voor wetgeving ter bescherming van consumentenbelangen, mogen die mechanismen slechts worden toegepast wanneer de klant een consument is. Verordening (EG) nr. 2006/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Daar Verordening (EG) nr. 2006/2004 met ingang van 17 januari 2020 wordt ingetrokken door Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad (20) moet laatstgenoemde verordening eveneens worden gewijzigd opdat de bescherming van consumentenbelangen gehandhaafd blijft.

(39)

Opdat verbodsacties ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten met betrekking tot handelingen die overeenkomstig Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (21) in strijd zijn met deze verordening, kunnen worden ingesteld, moet die richtlijn ook worden gewijzigd. Meer bepaald moet in bijlage I daarbij een verwijzing naar deze verordening worden opgenomen. Consumenten moeten ook worden aangemoedigd om gebruik te maken van de bij Verordening (EU) nr. 524/2013 vastgestelde mechanismen voor de buitengerechtelijke beslechting van geschillen over contractuele verplichtingen die voortvloeien uit onlineverkoop- of dienstenovereenkomsten.

(40)

Handelaren, overheden en andere belanghebbenden moeten voldoende tijd krijgen om zich aan te passen aan en te zorgen voor de naleving van de bepalingen van deze verordening.

(41)

Ter verwezenlijking van de doelstelling van een effectieve aanpak van directe en indirecte discriminatie op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging van klanten, is het aangewezen om een verordening vast te stellen die rechtstreeks van toepassing is in alle lidstaten. Dit is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de non-discriminatiebepalingen in de hele Unie uniform worden toegepast en dat zij tegelijk in werking treden. Alleen een verordening garandeert de mate van duidelijkheid, uniformiteit en rechtszekerheid die nodig is om klanten in staat te stellen ten volle voordeel te halen uit deze regels.

(42)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het voorkomen van directe en indirecte discriminatie op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging van klanten, met inbegrip van ongerechtvaardigde geoblocking, bij transacties met handelaren binnen de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, gezien de grensoverschrijdende aard van het probleem en het gebrek aan duidelijkheid van de bestaande regelgeving, maar vanwege de omvang en mogelijke ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer op de interne markt beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(43)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de in het Handvest erkende beginselen in acht. Met name wordt met deze verordening gestreefd naar volledige eerbiediging van de artikelen 11, 16, 17 en 38 daarvan,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

1.   Deze verordening heeft tot doel bij te dragen aan de goede werking van de interne markt door het voorkomen van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie die, direct of indirect, op de nationaliteit, de verblijfplaats of de plaats van vestiging van klanten is gebaseerd, onder meer door het nader verduidelijken van bepaalde situaties waarin een verschillende behandeling niet uit hoofde van artikel 20, lid 2, van Richtlijn 2006/123/EG kan worden gerechtvaardigd.

2.   Deze verordening geldt niet voor zuiver interne situaties waarin alle relevante elementen van de transactie binnen één lidstaat blijven.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op de activiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2006/123/EG.

4.   Deze verordening laat de regels die van toepassing zijn op het gebied van de belastingen, onverlet.

5.   Deze verordening laat de regels die van toepassing zijn op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten, met name de in Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (22) vastgestelde regels, onverlet.

6.   Deze verordening laat het recht van de Unie inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken onverlet. De naleving van deze verordening wordt niet zodanig uitgelegd dat een handelaar activiteiten richt op de lidstaat waar de consument zijn gewone verblijfplaats of woonplaats heeft in de zin van artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 593/2008 en van artikel 17, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1215/2012. Met name wordt een handelaar die, overeenkomstig de artikelen 3, 4, en 5 van de onderhavige verordening, de toegang voor consumenten tot een online-interface niet blokkeert of beperkt, consumenten niet op grond van hun nationaliteit of verblijfplaats naar een versie van een online-interface doorgeleidt die verschilt van de online-interface waartoe deze consumenten eerst toegang probeerden te krijgen, geen verschillende algemene toegangsvoorwaarden toepast bij de verkoop van goederen of het verrichten van diensten in situaties als omschreven in deze verordening, of op niet-discriminerende basis betaalinstrumenten aanvaardt die in een andere lidstaat zijn uitgegeven, niet louter op die gronden beschouwd als een handelaar die activiteiten richt op de lidstaat waarin de consument zijn gewone woon- of verblijfplaats heeft. Evenmin wordt een handelaar, wanneer hij de consument informatie en bijstand verstrekt na de sluiting van een overeenkomst die is voortgekomen uit de naleving van deze verordening, louter op die grond beschouwd als een handelaar die activiteiten richt op de lidstaat waarin de consument zijn gewone woon- of verblijfplaats heeft.

7.   Artikel 20, lid 2, van Richtlijn 2006/123/EG is van toepassing voor zover deze verordening geen specifiekere bepalingen vaststelt.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1.   „langs elektronische weg verrichte diensten”: diensten die via het internet of een elektronisch netwerk worden verleend, wegens hun aard grotendeels geautomatiseerd zijn en slechts in geringe mate menselijk ingrijpen vergen, en zonder informatietechnologie niet kunnen worden verricht;

2.   „afwikkelingsvergoeding”: afwikkelingsvergoeding in de zin van artikel 2, punt 10, van Verordening (EU) 2015/751;

3.   „op kaarten gebaseerd betaalinstrument”: op kaarten gebaseerd betaalinstrument in de zin van artikel 2, punt 20, van Verordening (EU) 2015/751;

4.   „betaalmerk”: betaalmerk in de zin van artikel 2, punt 30, van Verordening (EU) 2015/751;

5.   „betalingstransactie”: betalingstransactie in de zin van artikel 4, punt 5, van Richtlijn (EU) 2015/2366;

6.   „betalingsdienst”: betalingsdienst in de zin van artikel 4, punt 3, van Richtlijn (EU) 2015/2366;

7.   „betalingsdienstaanbieder”: betalingsdienstaanbieder in de zin van artikel 4, punt 11, van Richtlijn (EU) 2015/2366;

8.   „betaalrekening”: betaalrekening in de zin van artikel 4, punt 12, van Richtlijn (EU) 2015/2366;

9.   „betaalinstrument”: betaalinstrument in de zin van artikel 4, punt 14, van Richtlijn (EU) 2015/2366;

10.   „automatische afschrijving”: automatische afschrijving in de zin van artikel 4, punt 23, van Richtlijn (EU) 2015/2366;

11.   „overmaking”: overmaking in de zin van artikel 4, punt 24, van Richtlijn (EU) 2015/2366;

12.   „consument”: een natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn/haar bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen;

13.   „klant”: een consument die onderdaan is van of zijn verblijfplaats heeft in een lidstaat, of een onderneming die haar plaats van vestiging heeft in een lidstaat, en binnen de Unie een dienst afneemt of een goed koopt of probeert dat te doen, uitsluitend voor eindgebruik;

14.   „algemene toegangsvoorwaarden”: alle voorwaarden en andere informatie, met inbegrip van nettoverkoopprijzen, die de toegang van klanten tot door een handelaar te koop aangeboden goederen of diensten regelen, die door of namens de handelaar worden vastgesteld, toegepast en ter beschikking gesteld van het grote publiek, en die gelden bij ontstentenis van een individueel gesloten overeenkomst tussen de handelaar en de klant;

15.   „goederen”: alle roerende lichamelijke zaken, behalve zaken die executoriaal of anderszins gerechtelijk worden verkocht;

16.   „online-interface”: software, met inbegrip van een website of een deel daarvan en toepassingen, met inbegrip van mobiele applicaties, die wordt beheerd door of namens een handelaar en die dient om klanten toegang te geven tot zijn goederen of diensten met het oog op het aangaan van transacties met betrekking tot die goederen of diensten;

17.   „dienst”: elke economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, zoals bedoeld in artikel 57 VWEU;

18.   „handelaar”: iedere natuurlijke persoon of iedere privaatrechtelijke dan wel publiekrechtelijke rechtspersoon die, ook via een andere persoon die in zijn naam of voor zijn rekening optreedt, handelt in de uitoefening van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit.

Artikel 3

Toegang tot online-interfaces

1.   Een handelaar mag de toegang van klanten tot zijn online-interface niet door middel van technologische maatregelen of op enige andere wijze blokkeren of beperken om met de nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging van de klant verband houdende redenen.

2.   Een handelaar mag een klant niet, om redenen die verband houden met diens nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging, doorgeleiden naar een versie van zijn online-interface die verschilt van de online-interface waartoe de klant eerst toegang probeerde te krijgen, vanwege de opmaak, het taalgebruik of andere kenmerken die deze specifiek maken voor klanten met een bepaalde nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging, tenzij de klant zijn uitdrukkelijke toestemming voor een dergelijke doorgeleiding heeft gegeven.

In het geval van doorgeleiding met de uitdrukkelijke toestemming van de klant, blijft de versie van de online-interface van de handelaar waartoe de klant eerst toegang probeerde te krijgen, gemakkelijk toegankelijk voor die klant.

3.   De verbodsbepalingen van de leden 1 en 2 zijn niet van toepassing wanneer de blokkering of beperking van toegang of de doorgeleiding noodzakelijk is om te voldoen aan een wettelijke verplichting die is vastgelegd in het recht van de Unie of de wetgeving van een lidstaat in overeenstemming met het recht van de Unie, waaronder de activiteiten van de handelaar vallen.

In dergelijke gevallen legt de handelaar aan de klant duidelijk en precies uit waarom de blokkering of beperking van toegang dan wel de doorgeleiding noodzakelijk is om dat recht of die wetgeving na te leven. Die uitleg moet worden verstrekt in de taal van de online-interface waartoe de klant eerst toegang probeerde te krijgen.

Artikel 4

Toegang tot goederen en diensten

1.   Een handelaar past geen verschillende algemene toegangsvoorwaarden tot zijn goederen of diensten toe om redenen die verband houden met de nationaliteit, de verblijfplaats of de plaats van vestiging van de klant, in situaties waarin de klant beoogt:

a)

goederen te kopen van een handelaar en die goederen hetzij worden geleverd op een plaats in een lidstaat die door de handelaar in de algemene toegangsvoorwaarden als plaats van levering wordt aangeboden, hetzij worden opgehaald op een door de handelaar en de klant overeengekomen plaats in een lidstaat waar de handelaar die optie in de algemene toegangsvoorwaarden aanbiedt;

b)

langs elektronische weg verrichte diensten af te nemen van een handelaar, met uitzondering van de diensten waarvan het hoofdkenmerk is het bieden van toegang tot en het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken of ander beschermd materiaal, met inbegrip van het verkopen van auteursrechtelijk beschermde werken of beschermd materiaal in een niet-tastbare vorm;

c)

andere dan langs elektronische weg verrichte diensten af te nemen van een handelaar op een fysieke locatie op het grondgebied van een lidstaat waar de handelaar actief is.

2.   De verbodsbepaling van lid 1 belet handelaren niet algemene toegangsvoorwaarden aan te bieden, met inbegrip van nettoverkoopprijzen, die verschillen tussen lidstaten of binnen een lidstaat en die op niet-discriminerende basis worden aangeboden aan klanten in een bepaald gebied of aan een bepaalde groep van klanten.

3.   De loutere naleving van de verbodsbepaling van lid 1 betekent op zich niet dat een handelaar verplicht is om te voldoen aan niet-contractuele nationale wettelijke vereisten van de lidstaat van de klant in verband met de betrokken goederen en diensten of om de klanten te informeren over deze vereisten.

4.   Het in lid 1, onder b), vastgestelde verbod is niet van toepassing op handelaren die zijn vrijgesteld van btw op grond van de bepalingen van titel XII, hoofdstuk 1, van Richtlijn 2006/112/EG.

5.   De verbodsbepaling van lid 1 is niet van toepassing voor zover in het recht van de Unie of in de wetgeving van de lidstaten in overeenstemming met het recht van de Unie een specifieke bepaling is vastgesteld die belet dat de handelaar de goederen verkoopt of de diensten verleent aan bepaalde klanten of aan klanten in bepaalde gebieden.

Met betrekking tot de verkoop van boeken vormt het in lid 1 vastgestelde verbod geen beletsel voor handelaren om verschillende prijzen toe te passen voor klanten in bepaalde gebieden, voor zover zij daartoe verplicht zijn uit hoofde van de wetgeving van de lidstaten in overeenstemming met het recht van de Unie.

Artikel 5

Non-discriminatie in verband met betaling

1.   Binnen het scala aan door hem aanvaarde betaalmiddelen past een handelaar voor een betalingstransactie geen verschillende voorwaarden toe om redenen die verband houden met de nationaliteit, de verblijfplaats of de plaats van vestiging van de klant, de plaats van de betaalrekening, de plaats van vestiging van de betalingsdienstaanbieder of de plaats van afgifte van het betaalinstrument binnen de Unie, wanneer:

a)

de betalingstransactie plaatsvindt door middel van een elektronische transactie door overmaking, automatische afschrijving of een op kaarten gebaseerd betaalinstrument binnen hetzelfde betaalmerk en dezelfde categorie;

b)

is voldaan aan de authenticatievoorschriften op grond van Richtlijn (EU) 2015/2366, en

c)

de betalingstransacties in een valuta luiden die de handelaar aanvaardt.

2.   Indien zulks om objectieve redenen gerechtvaardigd is, belet het in lid 1 vastgestelde verbod de handelaar niet om de levering van de goederen of de verrichting van de dienst op te schorten totdat hij een bevestiging heeft ontvangen dat de betalingstransactie correct is ingeleid.

3.   Het in lid 1 vastgestelde verbod belet de handelaar niet om een vergoeding te vragen voor het gebruik van een op kaarten gebaseerd betaalinstrument waarvan de afwikkelingsvergoedingen niet onder hoofdstuk II van Verordening (EU) 2015/751 vallen, en voor betalingsdiensten waarop Verordening (EU) nr. 260/2012 niet van toepassing is, tenzij het verbod of de beperking van het recht om vergoeding te vragen voor het gebruik van betaalinstrumenten overeenkomstig artikel 62, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/2366, is ingevoerd in de wetgeving van de lidstaat waaraan de activiteit van de handelaar is onderworpen. Die vergoedingen mogen niet hoger zijn dan de directe kosten die de handelaar zelf voor het gebruik van het betaalinstrument draagt.

Artikel 6

Overeenkomsten inzake passieve verkoop

1.   Onverminderd Verordening (EU) nr. 330/2010 en artikel 101 VWEU heeft deze verordening geen gevolgen voor overeenkomsten tot beperking van de actieve verkoop in de zin van Verordening (EU) nr. 330/2010, noch voor overeenkomsten tot beperking van de passieve verkoop in de zin van Verordening (EU) nr. 330/2010 die betrekking hebben op transacties die buiten het toepassingsgebied van de verbodsbepalingen van de artikelen 3, 4 en 5 van deze verordening vallen.

2.   Bepalingen in overeenkomsten die aan handelaren verplichtingen opleggen om bij passieve verkoop in de zin van Verordening (EU) nr. 330/2010 in strijd met de verbodsbepalingen van de artikelen 3, 4 en 5 van deze verordening te handelen, zijn van rechtswege nietig.

Artikel 7

Handhaving

1.   Elke lidstaat wijst een of meer instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de adequate en doeltreffende handhaving van deze verordening.

2.   De lidstaten stellen de regels vast waarin de maatregelen zijn neergelegd die van toepassing zijn bij overtreding van deze verordening, en zorgen ervoor dat deze worden toegepast. De vastgestelde maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

3.   De in lid 2 bedoelde maatregelen worden meegedeeld aan de Commissie en worden bekendgemaakt op de website van de Commissie.

Artikel 8

Bijstand aan consumenten

Elke lidstaat wijst een of meer instanties aan die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van praktische bijstand aan consumenten in geval van een geschil tussen een consument en een handelaar dat voortvloeit uit de toepassing van deze verordening.

Artikel 9

Herzieningsclausule

1.   Uiterlijk op 23 maart 2020 en vervolgens om de vijf jaar brengt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de evaluatie van deze verordening. Daarbij dient de Commissie rekening te houden met de algehele impact van de verordening op de interne markt en de grensoverschrijdende elektronische handel, waaronder met name de eventuele extra administratieve en financiële lasten voor handelaren als gevolg van het bestaan van verschillende regelgevingskaders op het gebied van het consumentenovereenkomstenrecht. Dat verslag gaat, indien nodig, vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening in het licht van de juridische, technische en economische ontwikkelingen.

2.   De eerste van de in lid 1 bedoelde evaluaties wordt in het bijzonder verricht met het oog op de beoordeling van het toepassingsgebied van deze verordening en van de reikwijdte van de verbodsbepaling van artikel 4, lid 1, onder b), alsook van de vraag of deze verordening ook van toepassing moet zijn op diensten die langs elektronische weg worden verricht, waarvan het belangrijkste kenmerk het bieden van toegang tot en het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken of ander beschermd materiaal is, met inbegrip van de verkoop van auteursrechtelijk beschermde werken of beschermd materiaal in een niet-tastbare vorm, mits de handelaar over de nodige rechten voor de betrokken gebieden beschikt.

Artikel 10

Wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG

1.   In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2006/2004 wordt het volgende punt toegevoegd:

„22.

Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG (PB L 60I van 2.3.2018, blz. 1), alleen wanneer de klant een consument is als gedefinieerd in artikel 2, punt 12, van die Verordening.”.

2.   In de bijlage bij Verordening (EU) 2017/2394 wordt het volgende punt toegevoegd:

„27.

Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG (PB L 60I van 2.3.2018, blz. 1), alleen wanneer de klant een consument is als gedefinieerd in artikel 2, punt 12, van die Verordening.”.

3.   In bijlage I bij Richtlijn 2009/22/EG wordt het volgende punt toegevoegd:

„16.

Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG (PB L 60I 2.3.2018, blz. 1).”.

Artikel 11

Slotbepalingen

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 3 december 2018.

2.   Artikel 6 is evenwel met ingang van 2 maart 2018 van toepassing op bepalingen van vóór 23 maart 2020 gesloten overeenkomsten die in overeenstemming zijn met artikel 101 VWEU en met gelijkwaardige regels van nationaal mededingingsrecht.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2018.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

L. PAVLOVA

Voor de Raad

De voorzitter

A. TAJANI


(1)  PB C 34 van 2.2.2017, blz. 93.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 6 februari 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 februari 2018.

(3)  Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).

(4)  Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3).

(5)  Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14).

(8)  Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6).

(9)  Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).

(10)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

(11)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1).

(12)  Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12).

(13)  Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).

(14)  Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 1).

(15)  Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).

(16)  Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 22).

(17)  Verordening (EU) nr. 330/2010 van de Commissie van 20 april 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (PB L 102 van 23.4.2010, blz. 1).

(18)  Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (verordening ODR consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 1).

(19)  Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming) (PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1).

(20)  Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 1).

(21)  Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (PB L 110 van 1.5.2009, blz. 30).

(22)  Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10).


Verklaring van de Commissie

De Commissie neemt kennis van de tekst van artikel 9 zoals overeengekomen door het Europees Parlement en de Raad.

Onverminderd haar initiatiefrecht op grond van het Verdrag wenst de Commissie in dit verband te bevestigen dat zij, overeenkomstig artikel 9, in haar eerste evaluatie van deze verordening, die uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening moet plaatsvinden, grondig zal beoordelen hoe de verordening is uitgevoerd en heeft bijgedragen tot de goede werking van de interne markt. Daarbij zal zij rekening houden met de steeds hogere verwachtingen van de consument, met name van degenen die geen toegang hebben tot auteursrechtelijk beschermde diensten.

Als onderdeel van de evaluatie zal zij ook een grondige analyse verrichten van de haalbaarheid en de mogelijke kosten en baten die voortvloeien uit wijzigingen in het toepassingsgebied van de verordening, in het bijzonder met betrekking tot de mogelijke schrapping van de uitsluiting van diensten die langs elektronische weg worden verricht, waarvan het belangrijkste kenmerk het bieden van toegang tot of het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken of ander beschermd materiaal is als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), indien de handelaar over de nodige rechten voor de betrokken gebieden beschikt, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met het vermoedelijke effect van een uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening voor consumenten en ondernemingen en voor de betrokken sectoren in de hele Europese Unie. De Commissie zal tevens zorgvuldig nagaan of ook in andere sectoren, inclusief sectoren die niet vallen onder Richtlijn 2006/123/EG en eveneens uitgesloten zijn van het toepassingsgebied van de verordening als bedoeld in artikel 1, lid 3, zoals diensten op het gebied van vervoer en audiovisuele diensten, de resterende ongerechtvaardigde beperkingen op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging moeten worden opgeheven.

Indien de Commissie bij de evaluatie tot de conclusie komt dat het toepassingsgebied van de verordening moet worden gewijzigd, zal zij een wetgevingsvoorstel in die zin indienen.