ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 10

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
13 januari 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/53 van de Raad van 12 januari 2018 tot uitvoering van Verordening (EU) 2017/1509 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

1

 

*

Verordening (EU) 2018/54 van de Commissie van 4 december 2017 tot vaststelling van een verbod op de visserij op wijting in gebied VIII door vaartuigen die de vlag van België voeren

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/55 van de Commissie van 9 januari 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 wat betreft de toevoeging van de Republiek Singapore aan de lijst van derde landen waarvan de beveiligingsnormen als gelijkwaardig aan de gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart worden erkend ( 1 )

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/56 van de Commissie van 12 januari 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie

9

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2018/57 van het Politiek en Veiligheidscomité van 9 januari 2018 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali) (EUCAP Sahel Mali/1/2018)

14

 

*

Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2018/58 van de Raad van 12 januari 2018 tot uitvoering van Besluit (GBVB) 2016/849 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

15

 

*

Besluit (EU) 2018/59 van de Commissie van 11 januari 2018 tot wijziging van Beschikking 2009/300/EG wat betreft de inhoud en de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor televisietoestellen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 6)  ( 1 )

17

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/60 van de Commissie van 12 januari 2018 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Roemenië (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 219)  ( 1 )

20

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

13.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 10/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/53 VAN DE RAAD

van 12 januari 2018

tot uitvoering van Verordening (EU) 2017/1509 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad van 30 augustus 2017 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 329/2007 (1), en met name artikel 47, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 30 augustus 2017 Verordening (EU) 2017/1509 vastgesteld.

(2)

Op 28 december 2017 heeft het Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties („VN-Veiligheidsraad”), ingesteld krachtens Resolutie 1718 (2006) van de VN-Veiligheidsraad („VNVR”) vier vaartuigen aangewezen krachtens punt 6 van VNVR 2375 (2017).

(3)

Bijlage XIV bij Verordening (EU) 2017/1509 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XIV bij Verordening (EU) 2017/1509 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 januari 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

E. KRALEVA


(1)  PB L 224 van 31.8.2017, blz. 1.


BIJLAGE

De hieronder vermelde vaartuigen worden toegevoegd aan de lijst van vaartuigen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EU) 2017/1509:

„5.

Naam: BILLIONS NO. 18

Aanvullende informatie

IMO-nummer: 9191773

6.

Naam: UL JI BONG 6

Aanvullende informatie

IMO-nummer: 9114555

7.

Naam: RUNG RA 2

Aanvullende informatie

IMO-nummer: 9020534

8.

Naam: RYE SONG GANG 1

Aanvullende informatie

IMO-nummer: 7389704”.


13.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 10/3


VERORDENING (EU) 2018/54 VAN DE COMMISSIE

van 4 december 2017

tot vaststelling van een verbod op de visserij op wijting in gebied VIII door vaartuigen die de vlag van België voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/127 van de Raad (2) zijn quota voor 2017 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2017 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2017 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

28/TQ127

Lidstaat

België

Bestand

WHG/08.

Soort

Wijting (Merlangius merlangus)

Gebied

VIII

Datum van sluiting

10.10.2017


13.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 10/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/55 VAN DE COMMISSIE

van 9 januari 2018

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 wat betreft de toevoeging van de Republiek Singapore aan de lijst van derde landen waarvan de beveiligingsnormen als gelijkwaardig aan de gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart worden erkend

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie (2) bevat een lijst van derde landen waarvan de beveiligingsnormen als gelijkwaardig worden erkend aan de gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke daden die een gevaar vormen voor de veiligheid van de burgerluchtvaart.

(2)

De Commissie heeft vastgesteld dat ook de Republiek Singapore voldoet aan de criteria voor het erkennen van de gelijkwaardigheid van beveiligingsnormen van derde landen zoals bedoeld in deel E van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie (3).

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Er moet worden voorzien in een geschikte termijn alvorens deze verordening van toepassing wordt, aangezien wijzigingen van de vluchtuitvoeringen en/of infrastructuur op luchthavens noodzakelijk kunnen zijn.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 6 februari 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 januari 2018.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Violeta BULC

Lid van de Commissie


(1)  PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.

(2)  PB L 299 van 14.11.2015, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart (PB L 91 van 3.4.2009, blz. 7).


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In hoofdstuk 3 wordt aanhangsel 3-B vervangen door:

„AANHANGSEL 3-B

BEVEILIGING VAN LUCHTVAARTUIGEN

DERDE LANDEN EN ANDERE LANDEN EN TERRITORIA WAAROP, OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 355 VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE, TITEL VI VAN DEEL DRIE VAN DAT VERDRAG NIET VAN TOEPASSING IS EN WAARVAN DE BEVEILIGINGSNORMEN ALS GELIJKWAARDIG AAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE BASISNORMEN INZAKE BEVEILIGING VAN DE BURGERLUCHTVAART WORDEN ERKEND

Met betrekking tot de beveiliging van luchtvaartuigen wordt erkend dat de volgende derde landen en landen en territoria waarop, overeenkomstig artikel 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, titel VI van deel drie van dat Verdrag niet van toepassing is, beveiligingsnormen toepassen die gelijkwaardig zijn aan de gemeenschappelijke basisnormen inzake beveiliging van de burgerluchtvaart:

 

Canada

 

Faeröer, met betrekking tot de luchthaven van Vagar

 

Groenland, met betrekking tot de luchthaven van Kangerlussuaq

 

Guernsey

 

Eiland Man

 

Jersey

 

Montenegro

 

Republiek Singapore, met betrekking tot de luchthaven van Changi

 

Verenigde Staten van Amerika

De Commissie moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis stellen wanneer zij over informatie beschikt dat de door het derde land of ander land of territorium gehanteerde normen voor de beveiliging die een belangrijk effect hebben op het algehele niveau van de luchtvaartbeveiliging in de EU, niet langer gelijkwaardig zijn aan de gemeenschappelijke basisnormen van de Unie.

De Commissie moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis stellen wanneer zij over informatie beschikt inzake maatregelen, met inbegrip van compenserende maatregelen, waaruit blijkt dat de gelijkwaardigheid van de betrokken, door het derde land of ander land of territorium toegepaste beveiligingsnormen is hersteld.”.

2)

In hoofdstuk 4 wordt aanhangsel 4-B vervangen door:

„AANHANGSEL 4-B

PASSAGIERS EN HANDBAGAGE

DERDE LANDEN EN ANDERE LANDEN EN TERRITORIA WAAROP, OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 355 VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE, TITEL VI VAN DEEL DRIE VAN DAT VERDRAG NIET VAN TOEPASSING IS EN WAARVAN DE BEVEILIGINGSNORMEN ALS GELIJKWAARDIG AAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE BASISNORMEN INZAKE BEVEILIGING VAN DE BURGERLUCHTVAART WORDEN ERKEND

Met betrekking tot passagiers en handbagage wordt erkend dat de volgende derde landen en landen en territoria waarop, overeenkomstig artikel 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, titel VI van deel drie van dat Verdrag niet van toepassing is, beveiligingsnormen toepassen die gelijkwaardig zijn aan de gemeenschappelijke basisnormen inzake beveiliging van de burgerluchtvaart:

 

Canada

 

Faeröer, met betrekking tot de luchthaven van Vagar

 

Groenland, met betrekking tot de luchthaven van Kangerlussuaq

 

Guernsey

 

Eiland Man

 

Jersey

 

Montenegro

 

Republiek Singapore, met betrekking tot de luchthaven van Changi

 

Verenigde Staten van Amerika

De Commissie moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis stellen wanneer zij over informatie beschikt dat de door het derde land of ander land of territorium gehanteerde normen voor de beveiliging die een belangrijk effect hebben op het algehele niveau van de luchtvaartbeveiliging in de EU, niet langer gelijkwaardig zijn aan de gemeenschappelijke basisnormen van de Unie.

De Commissie moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis stellen wanneer zij over informatie beschikt inzake maatregelen, met inbegrip van compenserende maatregelen, waaruit blijkt dat de gelijkwaardigheid van de betrokken, door het derde land of ander land of territorium toegepaste beveiligingsnormen is hersteld.”.

3)

In hoofdstuk 5 wordt aanhangsel 5-A vervangen door:

„AANHANGSEL 5-A

RUIMBAGAGE

DERDE LANDEN EN ANDERE LANDEN EN TERRITORIA WAAROP, OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 355 VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE, TITEL VI VAN DEEL DRIE VAN DAT VERDRAG NIET VAN TOEPASSING IS EN WAARVAN DE BEVEILIGINGSNORMEN ALS GELIJKWAARDIG AAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE BASISNORMEN INZAKE BEVEILIGING VAN DE BURGERLUCHTVAART WORDEN ERKEND

Met betrekking tot ruimbagage wordt erkend dat de volgende derde landen en landen en territoria waarop, overeenkomstig artikel 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, titel VI van deel drie van dat Verdrag niet van toepassing is, beveiligingsnormen toepassen die gelijkwaardig zijn aan de gemeenschappelijke basisnormen inzake beveiliging van de burgerluchtvaart:

 

Canada

 

Faeröer, met betrekking tot de luchthaven van Vagar

 

Groenland, met betrekking tot de luchthaven van Kangerlussuaq

 

Guernsey

 

Eiland Man

 

Jersey

 

Montenegro

 

Republiek Singapore, met betrekking tot de luchthaven van Changi

 

Verenigde Staten van Amerika

De Commissie moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis stellen wanneer zij over informatie beschikt dat de door het derde land of ander land of territorium gehanteerde normen voor de beveiliging die een belangrijk effect hebben op het algehele niveau van de luchtvaartbeveiliging in de EU, niet langer gelijkwaardig zijn aan de gemeenschappelijke basisnormen van de Unie.

De Commissie moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis stellen wanneer zij over informatie beschikt inzake maatregelen, met inbegrip van compenserende maatregelen, waaruit blijkt dat de gelijkwaardigheid van de betrokken, door het derde land of ander land of territorium toegepaste beveiligingsnormen is hersteld.”.


13.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 10/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/56 VAN DE COMMISSIE

van 12 januari 2018

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 9, lid 2, artikel 36, lid 6, artikel 53, lid 1, artikel 57, lid 2, en de artikelen 104 en 114,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie (2) kunnen de certificerende instanties gebruikmaken van een geïntegreerde bemonsteringsaanpak voor de gegevensgerichte toetsing van de uitgaven. Bij de toepassing van dit artikel gedurende de eerste twee jaar is gebleken dat moet worden verduidelijkt wat wordt bedoeld met een geïntegreerde bemonsteringsaanpak voor het bereiken van de verschillende auditdoelstellingen als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

(2)

In artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) is de grens voor elke uitgavendeclaratie van de betaalorganen met betalingsverzoeken met betrekking tot financieringsinstrumenten vastgesteld op maximaal 25 % van het totale bedrag aan programmabijdragen dat voor het financieringsinstrument is vastgelegd. In artikel 22, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 is bepaald dat het bedrag aan subsidiabele overheidsuitgaven waarvoor het betaalorgaan de overeenkomstige Elfpo-bijdrage in elk van de in lid 2 van dat artikel bedoelde kwartalen daadwerkelijk heeft betaald, in de driemaandelijkse uitgavendeclaratie moet worden gespecificeerd. De door het betaalorgaan in het kader van financieringsinstrumenten betaalde bedragen moeten bij de Commissie worden gedeclareerd met inachtneming van de 25 %-grens en op voorwaarde dat de desbetreffende uitvoeringsmijlpaal is bereikt. De eerste declaratie bij de Commissie binnen de 25 %-grens start met de ondertekening van de financieringsovereenkomst en de daaropvolgende betaling aan het financieringsinstrument. Overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 moeten de daaropvolgende tranches bij de Commissie worden gedeclareerd wanneer het overeenkomstige uitbetalingspercentage is bereikt. In het geval van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (hierna „Elfpo” genoemd) betekent dat dat het betaalorgaan slechts 25 % van de totale geplande bijdrage per kwartaal mag declareren. De bepalingen van artikel 22, leden 1 en 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 lijken bijgevolg niet geschikt voor de manier waarop de financieringsinstrumenten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1303/2013 door de lidstaten en de Commissie gezamenlijk moeten worden beheerd, en moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

De ervaring heeft geleerd dat ter beperking van de administratieve lasten waarmee de lidstaten te maken hebben bij terugvorderingen, een ondergrens moet worden vastgesteld voor de terugvordering van rente.

(4)

In artikel 30, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 is bepaald dat de voor de goedkeuring van de rekeningen gebruikte documenten en boekhoudinformatie aan de Commissie moeten worden toegezonden in zowel een papieren als een elektronische versie. Om de administratieve lasten voor de lidstaten en de Commissie te verminderen, de analyse van de documenten te stroomlijnen en het risico van inconsistenties in de gebruikte gegevens te beperken, moeten de lidstaten worden verplicht om uitsluitend elektronische documenten in te dienen, met gebruik van een elektronische handtekening. Die verplichting moet eveneens worden verwerkt in de tekst van de in bijlage I bij die uitvoeringsverordening opgenomen beheersverklaring. Om te voorkomen dat de verzending van de documenten vertraging oploopt door technische problemen bij de invoering van de elektronische handtekening, moet het in het eerste jaar van toepassing van de nieuwe vereiste mogelijk zijn om manueel ondertekende documenten in elektronische vorm in te dienen.

(5)

Overeenkomstig artikel 31, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 zijn de vorm en inhoud van de in artikel 30, lid 1, onder c), van die uitvoeringsverordening bedoelde boekhoudinformatie en de wijze waarop die informatie aan de Commissie moet worden toegezonden, bepaald bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1758 van de Commissie (4). De ervaring heeft geleerd dat de vorm en inhoud van de boekhoudinformatie elk jaar moeten worden gewijzigd, met alle administratieve lasten en risico's van vertragingen van dien. Met het oog op vereenvoudiging en een tijdige vaststelling van de technische specificaties in kwestie moet daarom worden toegestaan dat de modellen en de bijbehorende technische specificaties voor de boekhoudinformatie met ingang van begrotingsjaar 2019 vóór het begin van elk begrotingsjaar beschikbaar worden gesteld en worden bijgewerkt door de Commissie nadat het Comité voor de landbouwfondsen daarvan in kennis is gesteld. Ook moeten algemene vereisten voor deze technische specificaties worden vastgesteld.

(6)

Krachtens artikel 34, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 moet de Commissie, indien zij van mening is dat uitgaven niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, haar bevindingen meedelen aan de betrokken lidstaat en in deze mededeling ook vermelden wanneer een bilaterale vergadering zal worden gehouden gedurende de periode van vier maanden na afloop van de voor de lidstaat vastgestelde antwoordtermijn. Tijdens deze periode zijn een aantal administratieve stappen nodig, zoals de vertaling van het antwoord van de lidstaat, de analyse door de Commissie van de elementen die de lidstaat heeft aangedragen, de opstelling van de uitnodiging voor de bilaterale vergadering in de nationale taal van de lidstaat en de voorbereiding van de vergadering zelf. In de voorbije twee jaar is de termijn van vier maanden in de meeste gevallen ontoereikend gebleken voor een effectieve vergadering. Voor een betere voorbereiding van een bilaterale vergadering moet de termijn waarbinnen deze moet worden gehouden, worden verlengd tot vijf maanden. Om lopende onderzoeken niet te doorkruisen, zal een dergelijke verlenging enkel van gelden voor onderzoeken waarvoor de mededeling op grond van artikel 34, lid 2, nog niet is verzonden op het moment van inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

(7)

Krachtens artikel 34, lid 3, derde alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 moet de Commissie haar conclusies uiterlijk zes maanden na toezending van de notulen van de bilaterale vergadering formeel aan de lidstaat meedelen. Die termijn is bepaald ten opzichte van de toezending van de notulen van de bilaterale vergadering, ervan uitgaande dat een bilaterale vergadering heeft plaatsgevonden. In die uitvoeringsverordening is niet uitdrukkelijk voorzien in een termijn voor de mededeling van de conclusies ingeval een lidstaat een bilaterale vergadering niet noodzakelijk acht. Die bepaling moet bijgevolg op dit punt worden verduidelijkt en voorzien in een beginpunt voor de termijn van zes maanden voor de gevallen waarin geen bilaterale vergadering vereist was.

(8)

In artikel 34, lid 9, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 is bepaald dat de in de leden 3, 4 en 5 van dat artikel bedoelde termijn in naar behoren gemotiveerde gevallen kan worden verlengd. In artikel 34, lid 2, van die uitvoeringsverordening is voorzien in een termijn waarbinnen de bilaterale vergadering moet worden gehouden, en in gevallen waarin dat gerechtvaardigd is, kan het nodig zijn om die termijn te verlengen. Artikel 34, lid 9, van die uitvoeringsverordening moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Op grond van artikel 111, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de lidstaten informatie bekendmaken over de begunstigden van het Europees Landbouwgarantiefonds (hierna „ELGF” genoemd) en van het Elfpo, met inbegrip van, onder meer, het bedrag van de betaling die in het betrokken begrotingsjaar is ontvangen voor elke uit deze fondsen gefinancierde maatregel en de aard en de beschrijving van elke maatregel. In artikel 57 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 is nader omschreven welke informatie met betrekking tot die maatregelen moet worden bekendgemaakt, en wordt verwezen naar bijlage XIII bij die uitvoeringsverordening, waarin een lijst met de betrokken maatregelen is opgenomen.

(10)

Bijlage XIII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 moet worden gewijzigd omdat ook de uitzonderingsmaatregelen die noodzakelijk zijn om iets aan de marktsituatie te doen op basis van artikel 220, lid 1, en artikel 221, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5), moeten worden opgenomen in de in die bijlage vermelde lijst van maatregelen. Deze uitzonderingsmaatregelen worden beschouwd als maatregelen ter ondersteuning van landbouwmarkten overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013. Bijlage XIII, punt 10, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 moet derhalve worden gewijzigd. Voorts is de in punt 3 van die bijlage bedoelde steun in de sector zijderupsen niet langer van toepassing aangezien artikel 111 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (6) met ingang van 1 januari 2014 is ingetrokken bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 en alle gerelateerde financiële vastleggingen en betalingen aan begunstigden inmiddels zijn afgewikkeld. De verwijzing naar de steun in de sector zijderupsen moet derhalve uit die lijst worden geschrapt.

(11)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de landbouwfondsen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 7, lid 3, wordt de vierde zin vervangen door:

„Bij de gegevensgerichte toetsing, met inbegrip van de bemonsteringsmethoden, kunnen de certificerende instanties gebruikmaken van een toetsing met een tweeledig doel om de verschillende auditdoelstellingen te bereiken.”.

2)

Aan artikel 22, lid 2, wordt de volgende derde alinea toegevoegd:

„Wat de overeenkomstig artikel 38, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 opgezette financieringsinstrumenten betreft, worden de uitgaven met betrekking tot de in de eerste alinea genoemde referentieperioden gedeclareerd zodra is voldaan aan de in artikel 41, lid 1, van die verordening vastgelegde voorwaarden voor elke volgende aanvraag voor tussentijdse betaling.”.

3)

Aan artikel 27, lid 1, wordt de volgende zin toegevoegd:

„De lidstaten kunnen besluiten de rente niet terug te vorderen wanneer het bedrag van de rente niet hoger is dan 5 EUR.”.

4)

In artikel 30 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   De in lid 1 bedoelde documenten en boekhoudinformatie worden aan de Commissie toegezonden uiterlijk op 15 februari van het jaar na het begrotingsjaar waarop zij betrekking hebben. De in lid 1, onder a), b) en d), bedoelde documenten worden langs elektronische weg toegezonden in de vorm en onder de voorwaarden zoals door de Commissie vastgesteld overeenkomstig artikel 24.

Deze documenten dragen een verplichte elektronische handtekening in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (*1). Voor de documenten die betrekking hebben op begrotingsjaar 2017, kan de Commissie in elektronische vorm ingediende manueel ondertekende documenten aanvaarden.

(*1)  Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).”."

5)

In artikel 31 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De Commissie stelt de lidstaten via informatiesystemen modellen ter beschikking met de vorm en de inhoud van de boekhoudinformatie als bedoeld in artikel 30, lid 1, onder c).

De modellen en de bijbehorende technische specificaties voor de boekhoudinformatie worden door de Commissie vóór het begin van elk begrotingsjaar beschikbaar gesteld en bijgewerkt nadat het Comité voor de landbouwfondsen daarvan in kennis is gesteld.

De technische specificaties omvatten:

a)

de jaarlijkse gegevensvereisten voor de afzonderlijke boekhoudinformatie (X-tabel);

b)

de specificaties voor het doorsturen van de computerbestanden betreffende de ELGF- en de Elfpo-uitgaven;

c)

de beschrijvingen van de gegevensvelden (vademecum);

d)

de structuur van de Elfpo-begrotingscodes.”.

6)

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

„Indien de Commissie als gevolg van een onderzoek van mening is dat uitgaven niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, deelt zij haar bevindingen aan de betrokken lidstaat mee en geeft zij daarbij aan welke correctiemaatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat die voorschriften in de toekomst worden nageleefd, en welk voorlopig niveau van financiële correctie zij in die fase van de procedure als conform haar bevindingen beschouwt. In deze mededeling wordt ook vermeld wanneer een bilaterale vergadering zal worden gehouden gedurende de periode van vijf maanden na afloop van de voor de lidstaat vastgestelde antwoordtermijn. In de mededeling wordt naar dit artikel verwezen.”;

b)

aan lid 3 wordt de volgende vierde alinea toegevoegd:

„Indien een lidstaat de Commissie ervan in kennis stelt dat een bilaterale vergadering niet noodzakelijk is, vangt de termijn van zes maanden aan op de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Commissie.”;

c)

lid 9 wordt vervangen door:

„9.   In naar behoren gemotiveerde gevallen, die aan de betrokken lidstaat moeten worden gemeld, kan de Commissie de in de leden 2 tot en met 5 bedoelde termijnen verlengen.”.

7)

Bijlage I wordt vervangen door de bijlage bij de onderhavige verordening.

8)

Bijlage XIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 3 wordt geschrapt;

b)

punt 10 wordt vervangen door:

„10.

De maatregelen die krachtens artikel 219, lid 1, artikel 220, lid 1 en artikel 221, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 zijn genomen als maatregelen ter ondersteuning van landbouwmarkten overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 januari 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 59).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1758 van de Commissie van 27 september 2017 tot vaststelling van vorm en inhoud van de boekhoudinformatie die, met het oog op de goedkeuring van de rekeningen van het ELGF en het Elfpo, voor monitoringdoeleinden en voor de opstelling van prognoses aan de Commissie moet worden verstrekt (PB L 250 van 28.9.2017, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

(6)  Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).


BIJLAGE

BIJLAGE I

BEHEERSVERKLARING

(Artikel 3)

Ik, …, directeur van het betaalorgaan …, leg hierbij de rekeningen over die voor dit betaalorgaan zijn opgesteld over het begrotingsjaar van 16.10.xx tot en met 15.10.xx + 1.

Op basis van mijn eigen inschatting en van de tot mijn beschikking staande informatie, die onder meer de resultaten van de werkzaamheden van de interneauditdienst omvat, verklaar ik dat:

de overgelegde en in elektronisch formaat ingediende rekeningen naar mijn beste weten een waarheidsgetrouw, volledig en nauwkeurig beeld geven van de uitgaven en ontvangsten in het bovengenoemde begrotingsjaar. Met name zijn alle vorderingen, voorschotten, zekerheden en voorraden waarvan ik kennis heb, in de rekeningen geboekt en zijn alle voor het ELGF en het Elfpo geïnde ontvangsten naar behoren aan het desbetreffende fonds gecrediteerd;

het door mij opgezette systeem een redelijke zekerheid biedt dat de onderliggende transacties wettig en regelmatig zijn en dat de subsidiabiliteit van de aanvragen en, in het geval van plattelandsontwikkeling, de procedure voor de toekenning van steun worden beheerd, gecontroleerd en gedocumenteerd overeenkomstig de Unievoorschriften.

De in de rekeningen opgenomen uitgaven zijn gebruikt voor het beoogde doel, als omschreven in Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Voorts bevestig ik dat de in artikel 58 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde doeltreffende en evenredige fraudebestrijdingsmaatregelen zijn ingevoerd waarbij rekening is gehouden met de vastgestelde risico's.

Ten aanzien van deze zekerheid gelden evenwel de volgende punten van voorbehoud:

Tot slot bevestig ik dat mij geen niet-meegedeelde zaken bekend zijn die de financiële belangen van de Unie zouden kunnen schaden.

Handtekening


BESLUITEN

13.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 10/14


BESLUIT (GBVB) 2018/57 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 9 januari 2018

tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali) (EUCAP Sahel Mali/1/2018)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit 2014/219/GBVB van de Raad van 15 april 2014 betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali) (1), en met name artikel 7, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Besluit 2014/219/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag gemachtigd de passende besluiten te nemen met het oog op de uitoefening van de politieke controle en de strategische leiding van de missie EUCAP Sahel Mali, met inbegrip van het besluit een hoofd van de missie te benoemen.

(2)

Op 18 september 2017 heeft het PVC Besluit EUCAP Sahel Mali/1/2017 (2) vastgesteld, waarbij de heer Philippe RIO werd benoemd tot hoofd van de missie EUCAP Sahel Mali voor de periode van 1 oktober 2017 tot en met 14 januari 2018.

(3)

Op 13 december 2017 heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid voorgesteld het mandaat van de heer Philippe RIO als hoofd van de missie EUCAP Sahel Mali te verlengen van 15 januari 2018 tot en met 14 januari 2019,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van de heer Philippe RIO als hoofd van de missie EUCAP Sahel Mali wordt verlengd tot en met 14 januari 2019.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 9 januari 2018.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  PB L 113 van 16.4.2014, blz. 21.

(2)  Besluit (GBVB) 2017/1780 van het Politiek en Veiligheidscomité van 18 september 2017 betreffende de benoeming van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali) (EUCAP Sahel Mali/1/2017) (PB L 253 van 30.9.2017, blz. 37).


13.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 10/15


UITVOERINGSBESLUIT (GBVB) 2018/58 VAN DE RAAD

van 12 januari 2018

tot uitvoering van Besluit (GBVB) 2016/849 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad van 27 mei 2016 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Besluit 2013/183/GBVB (1), en met name artikel 33, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 27 mei 2016 Besluit (GBVB) 2016/849 vastgesteld.

(2)

Op 28 december 2017 heeft het Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties („VN-Veiligheidsraad”), ingesteld krachtens Resolutie 1718 (2006) van de VN-Veiligheidsraad („VNVR”) vier vaartuigen aangewezen krachtens punt 6 van VNVR 2375 (2017).

(3)

Bijlage IV bij Besluit (GBVB) 2016/849 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV bij Besluit (GBVB) 2016/849 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 12 januari 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

E. KRALEVA


(1)  PB L 141 van 28.5.2016, blz. 79.


BIJLAGE

De hieronder vermelde vaartuigen worden toegevoegd aan de lijst van vaartuigen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen die zijn opgenomen in bijlage IV bij Besluit (GBVB) 2016/849:

„5.

Naam: BILLIONS NO. 18

Aanvullende informatie

IMO-nummer: 9191773.

6.

Naam: UL JI BONG 6

Aanvullende informatie

IMO-nummer: 9114555.

7.

Naam: RUNG RA 2

Aanvullende informatie

IMO-nummer: 9020534.

8.

Naam: RYE SONG GANG 1

Aanvullende informatie

IMO-nummer: 7389704”.


13.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 10/17


BESLUIT (EU) 2018/59 VAN DE COMMISSIE

van 11 januari 2018

tot wijziging van Beschikking 2009/300/EG wat betreft de inhoud en de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor televisietoestellen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 6)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, leden 2 en 3,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2009/300/EG van de Commissie (2) zijn specifieke milieucriteria en eisen inzake beoordeling en toezicht voor de productgroep „televisietoestellen” vastgesteld.

(2)

De huidige milieucriteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, die zijn vastgesteld bij Beschikking 2009/300/EG, zijn geldig tot en met 31 december 2017.

(3)

Het eerste criterium dat bij Beschikking 2009/300/EG is vastgesteld, betreft energiebesparing en is gebaseerd op de bestaande eisen inzake de energie-etikettering en het ecologisch ontwerp van televisietoestellen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie (3). Bijgevolg wordt de EU-milieukeur momenteel alleen toegekend aan televisietoestellen die overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2010 van de Commissie (4) (de „energie-etiketteringsregeling”) geëtiketteerd zijn met energieklasse B. Energieklasse B is echter niet de meest efficiënte klasse die momenteel in de Unie in de handel verkrijgbaar is. Daarom moet het eerste criterium in Beschikking 2009/300/EG worden aangepast, zodat de EU-milieukeur aan energiezuinige producten wordt toegekend.

(4)

Er is een voorstel gedaan om de bestaande eisen inzake de energie-etikettering en het ecologisch ontwerp van televisietoestellen uiterlijk in 2019 door een nieuwe reeks eisen te vervangen (5), maar dat voorstel is nog niet aangenomen. Zolang dat voorstel niet is aangenomen, moet het „energiebesparingscriterium” in Beschikking 2009/300/EG worden gewijzigd, zodat het ook geldt voor de hogere energieklassen in de huidige versie van de energie-etiketteringsregeling.

(5)

Een beoordeling heeft bevestigd dat de voorgestelde wijziging van het „energiebesparingscriterium”, alsook alle andere bestaande milieucriteria voor televisietoestellen en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht die bij Beschikking 2009/300/EG zijn vastgesteld, inderdaad relevant en doeltreffend zijn. Overwogen wordt de milieukeurcriteria te herzien zodra de voorgestelde nieuwe eisen inzake de energie-etikettering en het ecologisch ontwerp van televisietoestellen zijn vastgesteld.

(6)

Om de in de overwegingen 4 en 5 aangegeven redenen, en om na vaststelling van de voorgestelde nieuwe eisen inzake de energie-etikettering en het ecologisch ontwerp voldoende tijd te hebben om de huidige milieucriteria te herzien, moet de geldigheidsduur van de bestaande criteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, zoals gewijzigd bij dit besluit, verlengd worden tot en met 31 december 2019.

(7)

Besluit 2009/300/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

Er moet worden voorzien in een overgangsperiode voor aanvragen en licenties die onder de in Beschikking 2009/300/EG vastgestelde criteria vallen, zodat de aanvragers en licentiehouders voldoende tijd hebben om zich aan de wijzigingen van het „energiebesparingscriterium” aan te passen.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 3 van Beschikking 2009/300/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „televisietoestellen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, zijn geldig tot en met 31 december 2019.”.

Artikel 2

De bijlage bij Beschikking 2009/300/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

1.   Vóór de datum van vaststelling van dit besluit ingediende aanvragen van de EU-milieukeur voor producten die binnen de productgroep „televisietoestellen” vallen, worden beoordeeld volgens de eisen in de versie van Beschikking 2009/300/EG die van kracht is op de dag onmiddellijk voorafgaand aan de datum van vaststelling van dit besluit („de oude versie van Beschikking 2009/300/EG”).

2.   Binnen één maand na de datum van vaststelling van dit besluit ingediende aanvragen van de EU-milieukeur voor producten die binnen de productgroep „televisietoestellen” vallen, kunnen worden gebaseerd op hetzij de criteria in de oude versie van Beschikking 2009/300/EG, hetzij de criteria in de versie van de beschikking zoals gewijzigd bij dit besluit.

3.   EU-milieukeurlicenties die zijn toegekend op basis van de criteria in de oude versie van Beschikking 2009/300/EG, mogen worden gebruikt gedurende een periode van zes maanden vanaf de datum van vaststelling van dit besluit.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 11 januari 2018.

Voor de Commissie

Karmelu VELLA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.

(2)  Beschikking 2009/300/EG van de Commissie van 12 maart 2009 tot vaststelling van de herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor televisietoestellen (PB L 82 van 28.3.2009, blz. 3).

(3)  Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor televisies (PB L 191 van 23.7.2009, blz. 42).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2010 van de Commissie van 28 september 2010 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van televisies (PB L 314 van 30.11.2010, blz. 64).

(5)  COM(2016) 773 final. http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1490877945963&uri=CELEX:52016DC0773


BIJLAGE

In de bijlage bij Beschikking 2009/300/EG wordt criterium 1 (Energiebesparing) als volgt gewijzigd:

1)

Onder b) (Maximaal energieverbruik) wordt „≤ 200 W” vervangen door „≤ 100 W”.

2)

Onder c) (Energie-efficiëntie) worden alle vier alinea's vervangen door:

„Televisietoestellen moeten voldoen aan de specificaties van de energie-efficiëntie-index in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2010 van de Commissie (*1) voor de als volgt gespecificeerde energie-efficiëntieklasse of een betere energie-efficiëntieklasse:

i)

energie-efficiëntieklasse A voor toestellen met een zichtbare beeldschermdiagonaal ≤ 90 cm (of 35,4 inch);

ii)

energie-efficiëntieklasse A+ (A voor UHD) voor toestellen met een zichtbare beeldschermdiagonaal > 90 cm (of 35,4 inch) en < 120 cm (of 47,2 inch);

iii)

energie-efficiëntieklasse A++ (A+ voor UHD) voor toestellen met een zichtbare beeldschermdiagonaal ≥ 120 cm (of 47,2 inch).

In dit punt wordt met „UHD” Ultra High Definition bedoeld, met twee genormaliseerde (*2) resoluties van 3 840 × 2 160 pixels (UHD-4K) of 7 680 × 4 320 pixels (UHD-8K).

(*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2010 van de Commissie van 28 september 2010 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van televisies (PB L 314 van 30.11.2010, blz. 64)."

(*2)  Aanbeveling BT.2020 van de Internationale Telecommunicatie-unie (ITU-R).”."

3)

Het onderdeel na de aanhef „Beoordeling en controle (punten a) tot en met c))” wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

„De aanvrager dient voor de betrokken televisietoestelmodellen een rapport in van de test die overeenkomstig norm EN 50564 is uitgevoerd om aan de eisen van punt a) te voldoen en van de tests die volgens de in de punten 1 en 2 van bijlage VII bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2010 bedoelde meetprocedures en -methoden zijn uitgevoerd om aan eisen van de punten b) en c) te voldoen. In het rapport worden ook de energie-efficiëntieklasse en de zichtbare beeldschermdiagonaal vermeld.”;

b)

de derde alinea wordt geschrapt.



13.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 10/20


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/60 VAN DE COMMISSIE

van 12 januari 2018

tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Roemenië

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 219)

(Slechts de tekst in de Roemeense taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 3,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Afrikaanse varkenspest is een virale infectieziekte bij als huisdier gehouden varkens en bij wilde varkens en kan ernstige gevolgen hebben voor de rentabiliteit van de varkenshouderij waardoor de handel in de Unie en de uitvoer naar derde landen worden verstoord.

(2)

Bij een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bestaat het risico dat de ziekteverwekker naar andere varkenshouderijen en naar wilde varkens wordt verspreid. Dan kan de ziekte zich van de ene lidstaat naar de andere en naar derde landen verspreiden door de handel in levende varkens of producten daarvan.

(3)

Bij Richtlijn 2002/60/EG van de Raad (3) zijn in de Unie toe te passen minimummaatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest vastgesteld. Artikel 9 van Richtlijn 2002/60/EG voorziet in de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden bij uitbraken van die ziekte, waar de in de artikelen 10 en 11 van die richtlijn vastgestelde maatregelen moeten worden toegepast.

(4)

Roemenië heeft de Commissie in kennis gesteld van de actuele situatie op het gebied van Afrikaanse varkenspest op zijn grondgebied en heeft overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2002/60/EG beschermings- en toezichtsgebieden ingesteld waar de in de artikelen 10 en 11 van die richtlijn bedoelde maatregelen worden toegepast.

(5)

Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moeten de als beschermings- en toezichtsgebieden voor Afrikaanse varkenspest in Roemenië ingestelde gebieden in samenwerking met die lidstaat op het niveau van de Unie worden omschreven.

(6)

Dienovereenkomstig moeten, in afwachting van de volgende vergadering van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, de gebieden die in Roemenië als beschermings- en toezichtsgebieden zijn aangewezen, in de bijlage bij dit besluit worden opgenomen en moet de duur van die regionalisatie worden vastgesteld.

(7)

Dit besluit moet opnieuw worden bekeken tijdens de volgende vergadering van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Roemenië ziet erop toe dat de overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2002/60/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden ten minste de gebieden omvatten die in de bijlage bij dit besluit als beschermings- en toezichtsgebieden zijn opgenomen.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing tot en met 31 maart 2018.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Roemenië.

Gedaan te Brussel, 12 januari 2018.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27).


BIJLAGE

Roemenië

Gebieden als bedoeld in artikel 1

Datum einde geldigheid

Beschermingsgebied

Micula locality, Micula commune

Micula Noua locality, Micula commune

31 maart 2018

Toezichtsgebied

Cidreag locality, Halmeu commune

Porumbesti locality, Halmeu commune

Halmeu locality

Dorobolt locality, Halmeu commune

Mesteacan locality, Halmeu commune

Turulung locality, Turulung commune

Draguseni locality, Turulung commune

Agris locality, Agris commune

Ciuperceni locality, Agris commune

Dumbrava locality, Livada commune

Vanatoresti locality, Odoreu commune

Botiz locality, Odoreu commune

Lazuri locality, Lazuri commune

Noroieni locality, Lazuri commune

Peles locality, Lazuri commune

Pelisor locality, Lazuri commune

Nisipeni locality, Lazuri commune

Bercu locality, Lazuri commune

Bercu Nou locality, Micula commune

31 maart 2018