ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 5

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
10 januari 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2018/18 van de Commissie van 21 december 2017 tot vaststelling van een verbod op de visserij op noordelijke grenadier in de wateren van de Unie en internationale wateren van I, II en IV door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

1

 

*

Verordening (EU) 2018/19 van de Commissie van 21 december 2017 tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in de Groenlandse wateren van NAFO 1F en de Groenlandse wateren van XIV door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

4

 

*

Verordening (EU) 2018/20 van de Commissie van 21 december 2017 tot vaststelling van een verbod op de visserij op zandspiering en bijvangsten in de wateren van de Unie van IIa, IIIa en IV door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

7

 

*

Verordening (EU) 2018/21 van de Commissie van 21 december 2017 tot vaststelling van een verbod op de visserij op makreel in gebied VIIIc, IX en X; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

10

 

*

Verordening (EU) 2018/22 van de Commissie van 21 december 2017 tot vaststelling van een verbod op de visserij op haring in de wateren van de Unie en Noorse wateren van IV ten noorden van 53° 30′ NB door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

13

 

*

Verordening (EU) 2018/23 van de Commissie van 21 december 2017 tot vaststelling van een verbod op de visserij op haring in de gebieden VIaS, VIIb en VIIc door vaartuigen die de vlag van Ierland voeren

16

 

*

Verordening (EU) 2018/24 van de Commissie van 21 december 2017 tot vaststelling van een verbod op de visserij op schol in gebied VIIf en VIIg door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

19

 

*

Verordening (EU) 2018/25 van de Commissie van 21 december 2017 tot vaststelling van een verbod op de visserij op schol in gebied VIIh, VIIj en VIIk door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

22

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/26 van de Commissie van 9 januari 2018 tot goedkeuring van een wijziging in het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding (Montravel (BOB))

25

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/27 van de Commissie van 9 januari 2018 tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam Ribeiras do Morrazo (BGA)

26

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/28 van de Commissie van 9 januari 2018 tot herinstelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, afkomstig van City Cycle Industries

27

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn (EU) 2015/996 van de Commissie van 19 mei 2015 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingsmethoden voor lawaai overeenkomstig Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad ( PB L 168 van 1.7.2015 )

35

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt ( PB L 276 van 20.10.2010 )

62

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

10.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/1


VERORDENING (EU) 2018/18 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2017

tot vaststelling van een verbod op de visserij op noordelijke grenadier in de wateren van de Unie en internationale wateren van I, II en IV door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2016/2285 van de Raad (2) zijn quota voor 2017 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2017 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2017 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2016/2285 van de Raad van 12 december 2016 tot vaststelling, voor 2017 en 2018, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen en tot wijziging van Verordening (EU) 2016/72 (PB L 344 van 17.12.2016, blz. 32).


BIJLAGE

Nr.

47/TQ2285

Lidstaat

Frankrijk

Bestand

RHG/124-

Soort

Noordelijke grenadier (Macrourus berglax)

Gebied

Wateren van de Unie en internationale wateren van I, II en IV

Datum van sluiting

7.12.2017


10.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/4


VERORDENING (EU) 2018/19 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2017

tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in de Groenlandse wateren van NAFO 1F en de Groenlandse wateren van XIV door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/127 van de Raad (2) zijn quota voor 2017 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2017 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2017 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

51/TQ127

Lidstaat

Duitsland

Bestand

COD/N1GL14 en bijbehorende bijzondere voorwaarden voor COD/GRL1 en COD/GRL2

Soort

Kabeljauw (Gadus morhua)

Gebied

Groenlandse wateren van NAFO 1F en Groenlandse wateren van XIV

Datum van sluiting

9.12.2017


10.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/7


VERORDENING (EU) 2018/20 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2017

tot vaststelling van een verbod op de visserij op zandspiering en bijvangsten in de wateren van de Unie van IIa, IIIa en IV door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/127 van de Raad (2) zijn quota voor 2017 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2017 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2017 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

49/TQ127

Lidstaat

Duitsland

Bestand

SAN/2A3A4. en bijbehorende bijzondere voorwaarden voor OT1/*2A3A4, SAN/234_1R, SAN/234_2R, SAN/234_4, SAN/234_5R, SAN/234_6, SAN/234_7R, SAN/234_3R

Soort

Zandspiering en bijvangsten (Ammodytes spp.)

Gebied

Wateren van de Unie van IIa, IIIa en IV

Datum van sluiting

9.12.2017


10.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/10


VERORDENING (EU) 2018/21 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2017

tot vaststelling van een verbod op de visserij op makreel in gebied VIIIc, IX en X; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/127 van de Raad (2) zijn quota voor 2017 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2017 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2017 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

50/TQ127

Lidstaat

Duitsland

Bestand

MAC/8C3411 en bijbehorende bijzondere voorwaarde voor MAC/*08B.

Soort

Makreel (Scomber scombrus)

Gebied

VIIIc, IX en X; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1

Datum van sluiting

9.12.2017


10.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/13


VERORDENING (EU) 2018/22 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2017

tot vaststelling van een verbod op de visserij op haring in de wateren van de Unie en Noorse wateren van IV ten noorden van 53° 30′ NB door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/127 van de Raad (2) zijn quota voor 2017 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2017 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2017 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

48/TQ127

Lidstaat

Frankrijk

Bestand

HER/4AB. en bijbehorende bijzondere voorwaarde voor HER/*4AB-C

Soort

Haring (Clupea harengus)

Gebied

Wateren van de Unie en Noorse wateren van IV ten noorden van 53° 30′ NB

Datum van sluiting

7.12.2017


10.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/16


VERORDENING (EU) 2018/23 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2017

tot vaststelling van een verbod op de visserij op haring in de gebieden VIaS, VIIb en VIIc door vaartuigen die de vlag van Ierland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/127 van de Raad (2) zijn quota voor 2017 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2017 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2017 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

52/TQ127

Lidstaat

Ierland

Bestand

HER/6AS7BC

Soort

Haring (Clupea harengus)

Gebied

VIaS, VIIb en VIIc

Datum van sluiting

12.12.2017


10.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/19


VERORDENING (EU) 2018/24 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2017

tot vaststelling van een verbod op de visserij op schol in gebied VIIf en VIIg door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/127 van de Raad (2) zijn quota voor 2017 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2017 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2017 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

41/TQ127

Lidstaat

Frankrijk

Bestand

PLE/7FG.

Soort

Schol (Pleuronectes platessa)

Gebied

VIIf en VIIg

Datum van sluiting

6.11.2017


10.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/22


VERORDENING (EU) 2018/25 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2017

tot vaststelling van een verbod op de visserij op schol in gebied VIIh, VIIj en VIIk door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/127 van de Raad (2) zijn quota voor 2017 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2017 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2017 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

42/TQ127

Lidstaat

Frankrijk

Bestand

PLE/7HJK.

Soort

Schol (Pleuronectes platessa)

Gebied

VIIh, VIIj en VIIk

Datum van sluiting

6.11.2017


10.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/26 VAN DE COMMISSIE

van 9 januari 2018

tot goedkeuring van een wijziging in het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding („Montravel” (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft de door Frankrijk overeenkomstig artikel 105 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging in het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Montravel” onderzocht.

(2)

Overeenkomstig artikel 97, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de aanvraag tot goedkeuring van de wijziging in het productdossier bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(3)

Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(4)

De wijziging in het productdossier moet daarom worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam „Montravel” (BOB) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 januari 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB C 255 van 5.8.2017, blz. 10.


10.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/26


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/27 VAN DE COMMISSIE

van 9 januari 2018

tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam „Ribeiras do Morrazo” (BGA)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 97, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de aanvraag van Spanje tot registratie van de naam „Ribeiras do Morrazo” onderzocht en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2).

(2)

Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(3)

De naam „Ribeiras do Morrazo” moet overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden beschermd en moet worden ingeschreven in het in artikel 104 van die verordening bedoelde register.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De naam „Ribeiras do Morrazo” (BGA) wordt beschermd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 januari 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB C 255 van 5.8.2017, blz. 15.


10.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/28 VAN DE COMMISSIE

van 9 januari 2018

tot herinstelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, afkomstig van City Cycle Industries

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de basisverordening”), en met name artikel 13,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   GELDENDE MAATREGELEN EN ARRESTEN VAN HET GERECHT EN HET HOF

1.   Geldende maatregelen

(1)

In 2011 heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 een definitief antidumpingrecht ingesteld op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de oorspronkelijke maatregelen”) (2) naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

(2)

In 2013 heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 501/2013 (3) („de betwiste verordening”) de oorspronkelijke maatregelen uitgebreid naar rijwielen verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië („de antiontwijkingsmaatregelen” of „de uitgebreide maatregelen”), na een onderzoek naar ontwijking op grond van artikel 13 van de basisverordening.

2.   Arresten van het Gerecht van de Europese Unie en van het Hof van Justitie van de Europese Unie

(3)

Op 9 augustus 2013 heeft een Sri Lankaanse producent, City Cycle Industries („City Cycle”), bij het Gerecht van de Europese Unie („het Gerecht”) een beroep tot nietigverklaring van de betwiste verordening ingesteld, voor zover van toepassing op deze producent (4). In zijn arrest van 19 maart 2015 (5) heeft het Gerecht de betwiste verordening nietig verklaard voor zover van toepassing op City Cycle.

(4)

In juli 2015 hebben de Raad van de Europese Unie (6), de Europese Commissie (7) en Maxcom Ltd (8) (een rijwielfabrikant in de Unie) hogere voorziening ingesteld tegen het arrest van het Gerecht. In zijn arrest van 26 januari 2017 („het arrest”) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie („het Hof van Justitie”) de door de bedrijfstak van de Unie, de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie ingestelde hogere voorzieningen afgewezen.

(5)

Met name oordeelde het Hof van Justitie in punt 73 van zijn arrest dat overweging (78) van de betwiste verordening geen individuele analyse bevatte van ontwijkingspraktijken waarbij City Cycle betrokken zou zijn. Het Hof van Justitie verklaarde in de punten 75 en 76 eveneens dat de conclusie inzake het bestaan van overlading in Sri Lanka wettelijk gezien niet uitsluitend kon worden gebaseerd op de uitdrukkelijke dubbele vaststelling van de Raad, te weten enerzijds het bestaan van een verandering in de structuur van het handelsverkeer, en anderzijds het gebrek aan medewerking van een aantal producenten-exporteurs (9).

3.   Gevolgen van het arrest

(6)

Overeenkomstig artikel 266 VWEU moeten de instellingen van de Unie de nodige maatregelen nemen om het arrest van 26 januari 2017 uit te voeren.

(7)

Wanneer een procedure uit meerdere administratieve stappen bestaat, leidt de nietigverklaring van een van deze stappen niet tot de nietigverklaring van de gehele procedure (10). De antidumpingprocedure is een voorbeeld van een dergelijke meerstappenprocedure. Bijgevolg houdt de nietigverklaring van de betwiste verordening met betrekking tot één partij niet in dat de gehele procedure voorafgaand aan de vaststelling van die verordening nietig is. De instellingen van de EU hebben de mogelijkheid om alleen de aspecten van de betwiste verordening te corrigeren die tot de nietigverklaring ervan hebben geleid en de niet-betwiste delen waarop het arrest geen betrekking heeft, ongewijzigd te laten (11).

B.   PROCEDURE

1.   Procedure tot aan het arrest

(8)

De Commissie bevestigt de overwegingen (1) tot en met (23) van de betwiste verordening. Deze worden onaangetast gelaten door het arrest.

2.   Heropening

(9)

Naar aanleiding van het arrest heeft de Commissie op 11 april 2017 een bericht (12) bekendgemaakt tot gedeeltelijke heropening van het antiontwijkingsonderzoek betreffende de invoer van rijwielen verzonden uit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, dat tot de vaststelling van de betwiste verordening heeft geleid („het bericht van heropening”) en heeft zij dit onderzoek hervat op het punt waar de onregelmatigheid zich voordeed. De heropening was beperkt tot de uitvoering van het arrest met betrekking tot City Cycle.

(10)

De Commissie heeft City Cycle, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer, de bedrijfstak van de Unie en andere bekende belanghebbenden uit het oorspronkelijke onderzoek in kennis gesteld van de gedeeltelijke heropening van het onderzoek. De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(11)

Alle belanghebbenden die daarom verzochten, zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord door de diensten van de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. Er is niet om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures verzocht.

3.   Registratie van invoer

(12)

Nadat het arrest was gewezen, hebben de European Bicycle Manufacturers Association en Maxcom Ltd verzocht om registratie van de invoer van rijwielen, voor zover het City Cycle betreft, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening, zodat vervolgens maatregelen op deze invoer kunnen worden toegepast vanaf de datum van deze registratie.

(13)

Op 11 april 2017 heeft de Commissie de invoer van rijwielen die worden verzonden uit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, aan registratie onderworpen, voor zover die invoer betrekking heeft op de onderneming City Cycle Industries in Sri Lanka („registratieverordening”) (13).

4.   Onderzocht product

(14)

Het onderzochte product is hetzelfde als dat in de betwiste verordening, namelijk rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („China” of „de VRC”), die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes ex 8712 00 30 en ex 8712 00 70. De Commissie bevestigt de overwegingen (25) tot en met (27) van de betwiste verordening.

C.   BEOORDELING NA HET ARREST

1.   Inleidende opmerkingen

(15)

In de eerste plaats oordeelt het Hof van Justitie dat de betwiste verordening geen individuele analyse bevatte van ontwijkingspraktijken waarbij City Cycle betrokken zou zijn. De dubbele vaststelling die door de Raad uitdrukkelijk is gedaan, namelijk dat er sprake was van een verandering in de structuur van het handelsverkeer en dat enkele van de producenten-exporteurs niet hadden meegewerkt, werden door het Hof van Justitie niet voldoende grond voor de Raad geacht om te concluderen dat hetzij City Cycle betrokken was bij overlading, hetzij dat er sprake was van overlading op nationaal niveau in Sri Lanka.

(16)

In de tweede plaats wordt in de punten 29 en 31 van het arrest erkend dat uit de gegevens die City Cycle in de loop van het onderzoek had ingediend niet bleek dat deze onderneming wel degelijk een producent was, of dat haar assemblageactiviteiten geen ontwijkingspraktijk vormden volgens de criteria van artikel 13, lid 2, van de basisverordening. De overwegingen (124) tot en met (127) van de betwiste verordening worden daarom bevestigd.

(17)

In de derde plaats volgt uit het arrest, in samenhang met het arrest van het Gerecht, dat de Raad goede gronden had om City Cycle als een niet-medewerkende onderneming aan te merken en dat er sprake was van een zekere mate van niet-medewerking op nationaal niveau in Sri Lanka. De overwegingen (35) tot en met (42) van de betwiste verordening worden daarom bevestigd.

2.   Ondermijning van de corrigerende werking van het antidumpingrecht

(18)

De Commissie was in de overwegingen (93) tot en met (96) van de betwiste verordening tot de bevinding gekomen dat de corrigerende werking van het antidumpingrecht werd ondermijnd. Deze bevinding wordt bevestigd.

3.   Bewijs van dumping

(19)

De Commissie was in de overwegingen (97), (98) en (107) tot en met (110) de betwiste verordening tot de bevinding gekomen dat er sprake was van dumping. Deze bevinding wordt bevestigd.

4.   Bestaan van ontwijkingspraktijken

(20)

De betwiste verordening is nietig verklaard omdat de Raad in de betwiste verordening onvoldoende heeft aangetoond dat City Cycle betrokken is bij ontwijkingpraktijken. Er zij op gewezen dat het bestaan van ontwijkingspraktijken onder meer kan worden vastgesteld op basis van overlading of op basis van assemblageactiviteiten.

(21)

Uit het heropende onderzoek is gebleken dat er geen andere gegevens op bedrijfsniveau beschikbaar waren om de conclusie dat er sprake is van overlading te ondersteunen. Daarom kon geen nadere motivering ten aanzien van de overlading in het kader van overweging (78) van de betwiste verordening naar voren worden gebracht.

(22)

Uit de beschikbare gegevens blijkt echter dat er sprake was van ontwijkingspraktijken via assemblage. Het bewijsmateriaal was gebaseerd op de gegevens die tijdens het oorspronkelijke onderzoek door City Cycle zelf waren ingediend. De Raad had deze gegevens niet uitvoerig onderzocht, omdat hij van oordeel was dat dit niet nodig was om rechtens genoegzaam aan te tonen dat er sprake was van ontwijkingspraktijken. Nu het Hof de toepasselijke rechtsnorm heeft verduidelijkt, acht de Commissie het wenselijk al het in het dossier aanwezige bewijsmateriaal opnieuw te beoordelen in het licht van de toepasselijke rechtsnorm.

(23)

Tijdens het antiontwijkingsonderzoek heeft City Cycle zich gemeld en verzocht om vrijstelling van de mogelijke antiontwijkingsmaatregelen. Zoals vermeld in de overwegingen (37), (38) en (144) van de betwiste verordening, kon City Cycle niet aantonen dat het in aanmerking kwam voor een vrijstelling. De onderneming werkte onvoldoende mee en artikel 18, lid 1, van de basisverordening werd toegepast. Door het gebrek aan betrouwbare informatie over de waarde en de hoeveelheid van de onderdelen van oorsprong uit de VRC die door de onderneming zijn aangekocht, was het onmogelijk om met zekerheid vast te stellen dat City Cycle daadwerkelijk een producent was die niet bij ontwijkingspraktijken betrokken was of dat zijn assemblageactiviteiten niet een vorm van ontwijking waren. Zoals vermeld in de overwegingen (16) en (17), worden deze bevindingen niet aangetast door het arrest.

(24)

In elk geval blijkt echter uit de door de onderneming zelf verstrekte gegevens het volgende:

1.

de grondstoffen (rijwielonderdelen) uit de VRC maakten meer dan 60 % van de totale waarde van de delen van het geassembleerde product uit (60/40-test), en

2.

de waarde die tijdens de assemblage aan de ingevoerde delen werd toegevoegd, bedroeg minder dan 25 % van de fabricagekosten (25 %-toegevoegde-waardetest).

(25)

Volgens de criteria van artikel 13, lid 2, onder a) en b), van de basisverordening betekent dit dat dergelijke assemblageactiviteiten als ontwijkingspraktijken moeten worden aangemerkt, aangezien aan de andere criteria zoals beschreven in de overwegingen (18) en (19) wordt voldaan.

(26)

Bijgevolg moet het bestaan van ontwijkingspraktijken via assemblage op nationaal niveau in Sri Lanka worden vastgesteld op basis van het bovengenoemde bewijsmateriaal bij de onderneming dat op ontwijkingspraktijken wijst, en gezien het grote gebrek aan medewerking in Sri Lanka.

(27)

Daarom wordt vastgesteld dat er sprake is van assemblage in de zin van artikel 13, lid 2, van de basisverordening in Sri Lanka.

(28)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betwistte City Cycle de bevoegdheid van de Commissie om bevindingen over het bestaan van assemblage in de zin van artikel 13, lid 2, van de basisverordening vast te stellen. De onderneming betoogde dat de Commissie de bevindingen over de assemblage niet opnieuw kon beoordelen omdat deze niet waren betwist in de gerechtelijke procedure en dat de Commissie daarom moest afzien van maatregelen tegen City Cycle.

(29)

Dit argument moet worden afgewezen. In de eerste plaats blijkt uit de in de overwegingen (4) en (5) aangehaalde arresten van het Hof van Justitie dat de voorwaarden om antiontwijkingsmaatregelen in te stellen, betrekking hebben op het bestaan van ontwijkingspraktijken in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening, en niet op een specifiek deel van deze praktijken. In de tweede plaats geeft City Cycle een onjuiste uitlegging aan de verplichting die artikel 266 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie („VWEU”) in deze zaak aan de Commissie oplegt. Zoals blijkt uit overweging (6) van het bericht van heropening, gaat het om het ontbreken van een afdoende motivering in de betwiste verordening van het bestaan van ontwijkingspraktijken in Sri Lanka dat moet worden gecorrigeerd. De Commissie is daarom bevoegd om een nieuwe maatregel vast te stellen met een betere motivering waaruit blijkt dat City Cycle betrokken is bij ontwijkingspraktijken in Sri Lanka; dit is volledig in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie. In elk geval is de volledige betwiste verordening nietig verklaard. Daarom is geen van de overwegingen definitief geworden. De Commissie moet alle gegevens van het dossier opnieuw bekijken. Voor de aspecten ten aanzien waarvan zich in de procedure geen nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan, kan de Commissie volstaan met het bevestigen van de bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek. Wat het betwiste deel aangaat — in deze zaak betreft dit de ontwijkingspraktijken — moet er een nieuwe beoordeling plaatsvinden.

(30)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betwistte City Cycle ook de bevoegdheid van de Commissie om zich te baseren op de door City Cycle tijdens het onderzoek ingediende gegevens die tot de instelling van de in overweging (2) aangehaalde antiontwijkingsmaatregelen hebben geleid, en om tot een andere conclusie te komen.

(31)

Ook dit argument moet worden afgewezen. De Commissie is namelijk bevoegd om de reeds ingediende gegevens anders te beoordelen, mits deze nieuwe beoordeling strookt met artikel 13 van de basisverordening zoals dat door het Gerecht en het Hof van Justitie is uitgelegd, en mits City Cycle alle gelegenheid heeft gekregen om opmerkingen bij deze nieuwe beoordeling te plaatsen. Zoals in de volgende overwegingen wordt uiteengezet, heeft City Cycle volledig gebruik kunnen maken van het recht om opmerkingen bij de beoordeling van de Commissie te plaatsen. De opmerkingen van City Cycle hebben echter niets veranderd aan de bevinding van de Commissie dat deze onderneming betrokken is bij ontwijkingspraktijken.

(32)

Na de aanvullende mededeling bleef City Cycle het oneens met de werkwijze van de Commissie om de in het dossier aanwezige gegevens opnieuw te beoordelen. De onderneming betoogde dat de Commissie op grond van het arrest van het Hof alleen de bevindingen ten aanzien van overlading mocht corrigeren, en niet de bevindingen ten aanzien van assemblage.

(33)

Dit argument moet worden afgewezen. In de onderhavige verordening corrigeert de Commissie de bevindingen ten aanzien van ontwijkingspraktijken die, zoals wordt opgemerkt in overweging (20), onder meer kunnen worden vastgesteld op basis van overlading of op basis van assemblageactiviteiten. In de betwiste verordening heeft de Commissie niet beoordeeld of City Cycle betrokken was bij assemblage, aangezien zij concludeerde dat de onderneming betrokken was bij overlading. Na de verduidelijkingen door het Hof zoals uiteengezet in overweging (22), heeft de Commissie opnieuw beoordeeld of City Cycle betrokken was bij ontwijkingspraktijken. De conclusie van de Commissie luidde als volgt: in de eerste plaats waren er, zoals opgemerkt in overweging (21), geen andere beschikbare gegevens op bedrijfsniveau om de conclusie dat er sprake is van overlading te ondersteunen; in de tweede plaats werd overtuigend vastgesteld, zoals uiteengezet in de overwegingen (23) en (24), dat City Cycle betrokken was bij ontwijkingspraktijken via assemblage, op basis van een beoordeling van de gegevens die het bedrijf zelf tijdens het onderzoek had verschaft.

(34)

Na de mededeling van feiten en overwegingen maakte City Cycle nadere opmerkingen over de door de Commissie gebruikte berekeningsmethode bij de 60/40-test en de 25 %-toegevoegde-waardetest overeenkomstig artikel 13, lid 2, onder b), van de basisverordening. In de eerste plaats betoogde City Cycle dat de Commissie haar berekening op te weinig gegevens baseerde, namelijk slechts op die betreffende halffabricaten die waren aangekocht tijdens de verslagperiode van het antiontwijkingsonderzoek. In de tweede plaats betoogde de onderneming dat de Commissie bepaalde gegevens buiten beschouwing liet en daarom ten onrechte de gebruikte verdeelsleutel op basis van de verkoop afwees, die door City Cycle was voorgesteld. Tot slot bracht City Cycle naar voren dat bepaalde facturen die buiten de verslagperiode vallen en/of ingediende facturen zonder datum of in een onjuist formaat bij de berekeningen buiten beschouwing moesten worden gelaten. Deze argumenten zijn opnieuw aangevoerd na de aanvullende mededeling, zonder dat er bijkomende elementen dienaangaande zijn verschaft.

(35)

Wat de werkwijze betreft, moet worden opgemerkt dat de 60/40-test niet alleen was gebaseerd op de verschafte gegevens over halffabrikaten in tabel F.2 van de vrijstellingsaanvraag, maar ook op de gemelde fabricagekosten van de rijwielonderdelen waarvan werd beweerd dat ze door City Cycle waren vervaardigd. Voorts werd de 25 %-toegevoegde-waardetest verricht op basis van de kosten van de verwerking op basis van halffabrikaten; dit waren de assemblagekosten voor rijwielen in tabel F.4.2 van de vrijstellingsaanvraag. Bovendien maakte City Cycle in tabel F.4.2 geen uitsplitsing naar rijwielonderdelen afkomstig uit de VRC en rijwielonderdelen niet afkomstig uit de VRC zoals was gevraagd, en daarom heeft de Commissie deze gegevens aan tabel F.2 ontleend.

(36)

Wat de opmerking over het gebruik van een methode op basis van een verdeelsleutel betreft, wijst de Commissie erop dat de op deze methode gebaseerde gegevens niet overeenstemden met de gecontroleerde rekeningen. Tijdens het controlebezoek ter plaatste werd deze inconsistentie onder de aandacht van City Cycle gebracht. City Cycle gebruikte geen boekhoudsoftware, maar verrichtte de boekhouding op papier en in excel-worksheets. De onderneming had geen systeem om zicht te houden op de oorsprong van de geïmporteerde onderdelen, en er kon alleen worden nagegaan of specifieke onderdelen lokaal waren ingekocht of dat zij waren ingevoerd. Bovendien erkende de onderneming dat de oorsprong van de aangekochte onderdelen in haar boekhouding niet werd geregistreerd. Daarom gebruikte City Cycle een verdeelsleutel op basis van de verkoop van rijwielen om gegevens over de oorsprong te verschaffen zoals in de vrijstellingsaanvraag wordt gevraagd. De door City Cycle gebruikte verdeelsleutel was echter niet verenigbaar met de gecontroleerde rekeningen, en de onderneming heeft zelf toegegeven dat de in dit verband ingediende cijfers onjuist waren. Daarom worden de argumenten met betrekking tot het gebruik van de verdeelsleutel afgewezen, en daarmee ook de op basis van deze methode verschafte gegevens, aangezien de methode in strijd was met de gecontroleerde rekeningen, en heeft de Commissie in plaats daarvan de noodzakelijke gegevens uit andere tabellen van de vrijstellingsaanvraag gebruikt.

(37)

Wat tot slot de in overweging (34) genoemde facturen betreft, achtte de Commissie het verzoek redelijk en liet zij deze buiten beschouwing bij de berekening voor de 60/40-test en de 25 %-toegevoegde-waardetest. Dit bleek geen invloed te hebben op het resultaat: de grondstoffen (rijwielonderdelen) uit de VRC maakten nog steeds meer dan 60 % van de totale waarde van de delen van het geassembleerde product uit, terwijl de waarde die tijdens de assemblagewerkzaamheden aan de ingevoerde delen werd toegevoegd, nog steeds minder dan 25 % van de fabricagekosten bedroeg.

(38)

Na de aanvullende mededeling betoogde City Cycle dat de Commissie geen rekening hield met het feit dat City Cycle van oudsher een rijwielfabrikant op de binnenlandse markt van Sri Lanka is, en onder de controle van de douaneautoriteiten van Sri Lanka staat. Dit argument wordt afgewezen omdat het voor deze beoordeling niet relevant is, aangezien de analyse wordt verricht op grond van artikel 13 van de basisverordening.

(39)

Bijgevolg worden alle argumenten ten aanzien van de door de Commissie gebruikte methode bij de 60/40-test en de 25 %-toegevoegde-waardetest op grond van artikel 13, lid 2, onder b), van de betwiste verordening afgewezen.

5.   Verzoek om vrijstelling

(40)

Doordat de onderneming onvoldoende samenwerkte en niet op basis van de eigen gegevens kon aantonen dat zij de maatregelen niet ontweek, kon het verzoek om vrijstelling van City Cycle op basis van artikel 13, lid 4, van de betwiste verordening niet worden ingewilligd.

6.   Opmerkingen van de belanghebbenden

(41)

De Commissie heeft opmerkingen van City Cycle en van de bedrijfstak van de Unie ontvangen.

(42)

City Cycle voerde aan dat de Commissie haar bevindingen met betrekking tot de assemblage niet kon wijzigen, aangezien volgens de betwiste verordening het bestaan van assemblageactiviteiten in Sri Lanka niet was aangetoond, en aangezien dit punt in de gerechtelijke procedures niet werd betwist. Dit argument is na de mededeling van feiten en overwegingen opnieuw aangevoerd. Om de hierboven uiteengezette redenen moet dit argument worden afgewezen.

(43)

Opgemerkt wordt dat op basis van de eigen gegevens van de onderneming, die door de onderneming zelf zijn meegedeeld, en vooral gezien de tekortkomingen ervan, onmogelijk met zekerheid kon worden vastgesteld dat de onderneming City Cycle daadwerkelijk een producent is of dat haar assemblageactiviteiten geen ontwijkingspraktijk vormen. Daarom kon zij niet van de antiontwijkingsrechten worden vrijgesteld. Uit haar eigen gegevens bleek echter dat de grondstoffen (rijwielonderdelen) uit de VRC meer dan 60 % van de totale waarde van de delen van het geassembleerde product uitmaakten, terwijl de waarde die tijdens de assemblagewerkzaamheden aan de ingevoerde delen werd toegevoegd, minder dan 25 % van de fabricagekosten bedroeg. Gezien de hoge mate van niet-medewerking konden deze gegevens worden gebruikt om het bestaan van ontwijkingspraktijken in het land aan te tonen.

(44)

City Cycle voerde tevens aan dat de Commissie het onderzoek niet door middel van een bericht kon heropenen met als doel opnieuw een definitieve verordening vast te stellen of de betwiste verordening te wijzigen, aangezien artikel 13, lid 3, van de basisverordening bepaalt dat de Commissie alleen een onderzoek naar ontwijking kan openen door middel van een verordening. Voorts betoogde City Cycle dat het feit dat de Commissie van oordeel is dat niet de volledige procedure door de rechter is nietig verklaard, haar niet ontslaat van de verplichting om een formele verordening vast te stellen.

(45)

Dit argument is na de mededeling van feiten en overwegingen opnieuw aangevoerd. Met name beweerde City Cycle dat de heropening van het antiontwijkingsonderzoek door middel van een bericht haar rechten op een doeltreffende rechterlijke bescherming zou beperken. Dit argument wordt afgewezen omdat het bericht slechts een voorbereidende handeling is en City Cycle haar rechten op een doeltreffende rechterlijke bescherming tegen deze verordening kan uitoefenen.

(46)

Ook moet worden opgemerkt dat de Commissie geen nieuw onderzoek heeft geopend, maar enkel het onderzoek dat tot de vaststelling van antiontwijkingsmaatregelen leidde heeft heropend om de onregelmatigheden te corrigeren die het Hof van Justitie in zijn arrest ten aanzien van dat onderzoek heeft vastgesteld.

(47)

Voorts voerde City Cycle aan dat de registratie van de invoer van haar rijwielen is gebaseerd op een feitelijke onjuistheid en een gebrekkige motivering, aangezien de assemblagepraktijken van City Cycle niet werden bevestigd in de betwiste verordening. De onderneming betoogde dan ook dat de voorwaarden voor de vaststelling van de registratieverordening niet waren vervuld.

(48)

Zoals echter is uiteengezet in overweging (24), werd bij de heropening van het onderzoek bevestigd dat uit gegevens op ondernemingsniveau met betrekking tot het tijdvak van het onderzoek dat tot de uitbreiding van de maatregelen in 2013 leidde, reeds bleek dat er sprake was van ontwijkingspraktijken. Bovendien is in het licht van de specifieke aard van het antiontwijkingsinstrument, dat bedoeld is om de doeltreffendheid van het antidumpinginstrument te beschermen, de registratie van de invoer een standaardmiddel om deze doeltreffendheid te verbeteren. Daarom wordt het argument van City Cycle dat de voorwaarden voor de vaststelling van de registratieverordening niet zijn vervuld, afgewezen.

(49)

Bovendien heeft City Cycle de Commissie verzocht om intrekking van de antiontwijkingsrechten op ingevoerde rijwielen uit Sri Lanka, met inbegrip van die van City Cycle.

(50)

In dit verband moet worden opgemerkt dat City Cycle niet heeft vermeld op welke rechtsgrondslag de Commissie de antiontwijkingsmaatregelen op ingevoerde rijwielen uit Sri Lanka zou moeten intrekken. Zoals vermeld in de overwegingen (3) en (4), is de betwiste verordening bij het arrest niet volledig nietig verklaard, maar slechts wat City Cycle betreft. Derhalve wordt dit verzoek afgewezen.

(51)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betoogde City Cycle dat de heruitbreiding van de oorspronkelijke maatregelen naar City Cycle vanaf de datum van registratie ongerechtvaardigd was, en dat de Commissie geen rechten mag instellen die langer duren dan de termijn van de oorspronkelijke maatregelen, die vijf jaar na de goedkeuring van de betwiste verordening verstrijkt, namelijk op 28 mei 2018. Dit argument is na de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen opnieuw aangevoerd.

(52)

Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie heeft een verordening tot uitbreiding van een antidumpingrecht enkel tot doel de doeltreffendheid van dit recht te verzekeren en te voorkomen dat het wordt ontweken. Daarom is een maatregel tot uitbreiding van een definitief antidumpingrecht ondergeschikt aan de oorspronkelijke handeling tot instelling van dat recht, die de doeltreffende toepassing van de definitieve maatregelen beschermt.

(53)

De antidumpingmaatregelen zijn onder meer uitgebreid tot de door City Cycle verrichte uitvoer vanuit Sri Lanka naar de markt van de Unie, naar aanleiding van een antiontwijkingsonderzoek van de maatregelen die zijn ingesteld op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de VRC op grond van artikel 13 van de basisverordening, zoals werd opgemerkt in overweging (2) van deze verordening. Daarom blijven de bij de betwiste verordening ingestelde antiontwijkingsmaatregelen van kracht zolang de oorspronkelijke maatregelen ten aanzien van de invoer van rijwielen uit de VRC van kracht blijven. Derhalve wordt het argument dat de Commissie na 28 mei 2018 geen maatregelen mag instellen ten aanzien van de uitvoer door City Cycle vanuit Sri Lanka naar de Unie afgewezen, omdat het is gebaseerd op een onjuiste uitlegging van artikel 13 van de basisverordening.

(54)

Bovendien betoogde City Cycle na de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen dat de Commissie antiontwijkingsrechten niet onbeperkt kan verlengen zonder nieuw onderzoek van de ontwijkingspraktijken van de exporteur, terwijl de dumpingpraktijken van de Chinese exporteurs elke vijf jaar opnieuw worden beoordeeld.

(55)

Dit argument moet worden afgewezen omdat het is gebaseerd op een onjuiste uitlegging van de artikelen 11 en 13 van de basisverordening. De Commissie beoordeelt de geldende antidumpingmaatregelen opnieuw na een verzoek van de bedrijfstak van de Unie. Wanneer een dergelijk verzoek uitblijft, lopen de geldende antidumpingmaatregelen af bij het verstrijken van de termijn van vijf jaar. Zoals reeds uiteengezet in overweging (53), blijven de antiontwijkingsmaatregelen bovendien van kracht zolang de oorspronkelijke maatregelen van kracht zijn. Niettemin kunnen geldende antiontwijkingsmaatregelen ook opnieuw worden beoordeeld op verzoek van de ondernemingen waarop die antiontwijkingsmaatregelen van toepassing zijn.

D.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(56)

Alle partijen zijn op de hoogte gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was opnieuw een definitief antidumpingrecht in te stellen op rijwielen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, afkomstig van City Cycle. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

(57)

Met de schriftelijke opmerkingen is rekening gehouden.

E.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(58)

Op basis van het bovenstaande wordt het passend geacht de oorspronkelijke maatregelen opnieuw uit te breiden tot rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, verzonden vanuit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8712 00 30 en ex 8712 00 70 (Taric-codes 8712003010 en 8712007091), afkomstig van City Cycle Industries.

(59)

In het licht van de specifieke aard van het antiontwijkingsinstrument, dat is ontworpen om de doeltreffendheid van het antidumpinginstrument te beschermen, en gelet op het feit dat uit het onderzoek op basis van de door onderneming zelf verstrekte gegevens is gebleken dat er sprake is van ontwijkingspraktijken, acht de Commissie het passend om opnieuw maatregelen in te stellen vanaf de datum van registratie.

(60)

Deze verordening is in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het definitieve antidumpingrecht op rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, wordt uitgebreid tot rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, verzonden vanuit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8712 00 30 en ex 8712 00 70 (Taric-codes 8712003010 en 8712007091), afkomstig van City Cycle Industries (aanvullende Taric-code B131).

2.   Het bij lid 1 van dit artikel ingestelde recht wordt geïnd op ingevoerde producten verzonden vanuit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, die overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/678 worden geregistreerd.

Artikel 2

De douaneautoriteiten wordt opgedragen de bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/678 ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 januari 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 van de Raad van 3 oktober 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 261 van 6.10.2011, blz. 2).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 501/2013 van de Raad van 29 mei 2013 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 is ingesteld op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van rijwielen verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië (PB L 153 van 5.6.2013, blz. 1).

(4)  Zaak T-413/13, City Cycle Industries/Raad.

(5)  PB C 146 van 4.5.2015, blz. 38.

(6)  Zaak C-260/15 P, Raad/City Cycle Industries.

(7)  Zaak C-254/15 P, Commissie/City Cycle Industries.

(8)  Zaak C-248/15 P, Maxcom/City Cycle Industries.

(9)  In het op dezelfde dag gewezen arrest in de gevoegde zaken C-247/15 P, C-253/15 P en C-259/15 P heeft het Hof van Justitie het arrest van het Gerecht van 19 maart 2015 in zaak T-412/13, Chin Haur Indonesia PT/Raad van de Europese Unie, vernietigd en het door Chin Haur ingestelde beroep tot nietigverklaring van Verordening (EU) nr. 501/2013 verworpen. In die zaak verklaarde het Hof van Justitie in punt 98 van zijn arrest dat de Raad voldoende uitleg had verstrekt bij het bewijsmateriaal betreffende het bestaan van ontwijkingspraktijken in Indonesië.

(10)  Zaak T-2/95, Industrie des poudres sphériques (IPS)/Raad, Jurispr. 1998, blz. II-3939.

(11)  Zaak C-458/98 P, Industrie des poudres sphériques (IPS)/Raad, Jurispr. 2000, blz. I-8147.

(12)  Bericht betreffende het arrest van het Gerecht van 19 maart 2015 in zaak T-413/13, City Cycle Industries/Raad van de Europese Unie en het arrest van het Hof van Justitie van 26 januari 2017 in de zaken C-248/15 P, C-254/15 P en C-260/15 P in verband met Uitvoeringsverordening (EU) nr. 501/2013 van de Raad tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 is ingesteld op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van rijwielen verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië (2017/C 113/05) (PB C 113 van 11.4.2017, blz. 4).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/678 van de Commissie van 10 april 2017 tot onderwerping van de invoer van rijwielen verzonden uit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, aan registratie, voor zover die invoer betrekking heeft op de onderneming City Cycle Industries in Sri Lanka, (PB L 98 van 11.4.2017, blz. 7).


Rectificaties

10.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/35


Rectificatie van Richtlijn (EU) 2015/996 van de Commissie van 19 mei 2015 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingsmethoden voor lawaai overeenkomstig Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 168 van 1 juli 2015 )

Bladzijde 4, bijlage, punt 2.1.1, eerste alinea, eerste zin:

in plaats van:

„8 kHz”,

lezen:

„8 kHz octaafbanden”.

Bladzijde 4, bijlage, punt 2.1.1, tabel „Geluidsparameters”, tweede rij, tweede kolom:

in plaats van:

bronbeelden”,

lezen:

spiegelbronnen”.

Bladzijde 4, bijlage, punt 2.1.1, tabel „Geluidsparameters”, derde rij, tweede kolom:

in plaats van:

„(bewegende of constante)”,

lezen:

„(bewegende of stilstaande)”.

Bladzijde 4, bijlage, punt 2.1.1, tabel „Geluidsparameters”, vierde rij, tweede kolom:

in plaats van:

„Gericht”,

lezen:

„Richtingsafhankelijk”.

Bladzijde 4, bijlage, punt 2.1.1, tabel „Geluidsparameters”, vijfde rij, tweede kolom:

in plaats van:

„lijnbron”,

lezen:

„bronlijn”.

Bladzijde 7, bijlage, punt 2.2.1, alinea onder „Aantal en plaats van equivalente geluidsbronnen”, tweede zin:

in plaats van:

„De eerste weerkaatsing op het wegdek wordt impliciet behandeld.”,

lezen:

„De eerste reflectie op het wegdek wordt impliciet behandeld.”.

Bladzijde 7, bijlage, punt 2.2.1, alinea onder „Figuur [2.2.a]” (viermaal):

in plaats van:

„lijnbron”

lezen:

„bronlijn”.

Bladzijde 7, bijlage, punt 2.2.1, alinea onder „Algemene overwegingen” (tweemaal):

in plaats van:

„weerkaatsing”,

lezen:

„reflectie”.

Bladzijde 7, bijlage, punt 2.2.1, eerste alinea onder „Verkeersstroom”, eerste zin:

in plaats van:

„De geluidsemissie van een verkeersstroom wordt door een lijnbron weergegeven, gekenmerkt door haar gerichte geluidsvermogen per meter per frequentie.”,

lezen:

„De geluidsemissie van een verkeersstroom wordt weergegeven door een bronlijn die wordt gekenmerkt door haar richtingsafhankelijke geluidsvermogen per meter per frequentie.”.

Bladzijde 8, bijlage, punt 2.2.1, tweede alinea onder „Verkeersstroom” (tweemaal):

in plaats van:

„gerichte geluidsvermogen”,

lezen:

„richtingsafhankelijke geluidsvermogen”.

Bladzijde 8, bijlage, punt 2.2.1, tweede alinea onder „Verkeersstroom”:

in plaats van:

„lijnbron”,

lezen:

„bronlijn”.

Bladzijde 8, bijlage, punt 2.2.1, tweede alinea onder „Verkeersstroom”, laatste zin:

in plaats van:

„Deze geluidsvermogensniveaus worden berekend voor elke octaafband i van 125 Hz tot 4 kHz.”,

lezen:

„Deze geluidsvermogensniveaus worden berekend voor elke octaafband i van 63 Hz tot 8 kHz.”.

Bladzijde 8, bijlage, punt 2.2.1, derde alinea onder „Verkeersstroom”, eerste zin:

in plaats van:

„lijnbron”,

lezen:

„bronlijn”.

Bladzijde 8, bijlage, punt 2.2.1, derde alinea onder „Individueel voertuig”:

in plaats van:

„lijnbronnen”,

lezen:

„bronlijnen”.

Bladzijde 9, bijlage, punt 2.2.3, vijfde alinea onder „Algemene vergelijking”:

in plaats van:

„stoplichten”,

lezen:

„verkeerslichten”.

Bladzijde 11, bijlage, punt 2.2.5, eerste alinea onder „Effect van de versnelling en vertraging van voertuigen”:

in plaats van:

„stoplichten”,

lezen:

„verkeerslichten”.

Bladzijde 11, bijlage, punt 2.2.5, tweede alinea onder „Effect van de versnelling en vertraging van voertuigen” (tweemaal):

in plaats van:

„lijnbron”,

lezen:

„bronlijn”.

Bladzijde 13, bijlage, punt 2.3.1, derde alinea onder „Definitie van voertuig en trein”, derde zin:

in plaats van:

„Deze descriptoren stemmen overeen met de eigenschappen van het voertuig die invloed hebben op het akoestische gerichte geluidsvermogen per meter lengte van de equivalente gemodelleerde lijnbron.”,

lezen:

„Deze descriptoren stemmen overeen met de eigenschappen van het voertuig die invloed hebben op het akoestische richtingsafhankelijke geluidsvermogen per meter lengte van de equivalente gemodelleerde bronlijn.”.

Bladzijde 14, bijlage, punt 2.3.1, titel „Classificatie van sporen en draagstructuur”:

in plaats van:

„Classificatie van sporen en draagstructuur”,

lezen:

„Classificatie van sporen en bovenbouw”.

Bladzijde 14, bijlage, punt 2.3.1, alinea onder „Classificatie van sporen en draagstructuur”, derde en vierde zin:

in plaats van:

„In het algemeen zijn de meest relevante elementen die de emissie van het spoorweglawaai beïnvloeden: ruwheid van de railkop, stijfheid van de onderlegplaatjes, spoorbed, spoorstaaflassen en kromtestraal van het spoor. Als alternatief kunnen de algemene eigenschappen van het spoor worden gedefinieerd en in dit geval zijn de ruwheid van de railkop en de mate van spoorverval volgens ISO 3095 de meest essentiële akoestische parameters, plus de kromtestraal van het spoor.”,

lezen:

„In het algemeen zijn de meest relevante elementen die de emissie van het spoorweglawaai beïnvloeden: ruwheid van de railkop, stijfheid van de onderlegplaatjes, spoorbed, voegen en boogstraal. Als alternatief kunnen de algemene eigenschappen van het spoor worden gedefinieerd en in dit geval zijn de ruwheid van de railkop en de mate van afstandsdemping volgens ISO 3095 de meest essentiële akoestische parameters, plus de boogstraal.”.

Op bladzijde 14, bijlage, punt 2.3.1, komt tabel [2.3.b] als volgt te luiden:

Cijfer

1

2

3

4

5

6

Descriptor

Spoorbed

Ruwheid van de railkop

Type onderlegplaat

Aanvullende maatregelen

Voegen

Boogstraal

Verklaring van de descriptor

Type spoorbed

Indicator voor ruwheid

Geeft een indicatie van de „akoestische” stijfheid weer

Een letter die de akoestische inrichting beschrijft

Aanwezigheid van voegen en onderlinge afstand

Geef de boogstraal aan in m

Toegestane codes

B

Ballast

E

Goed onderhouden en zeer glad

S

Zacht

(150-250 MN/m)

N

Geen

N

Geen

N

Recht spoor

S

Betonplatenspoor

M

Normaal onderhouden

M

Gemiddeld

(250 tot 800 MN/m)

D

Raildemper

S

Enkele voeg of wissel

L

Laag

(1 000 -500 m)

L

Brug volgestort met ballast

N

Niet goed onderhouden

H

Stijf

(800-1 000 MN/m)

B

Minischerm

D

Twee voegen of wissels per 100 m

M

Gemiddeld

(Minder dan 500 m en meer dan 300 m)

N

Brug zonder ballast

B

Niet onderhouden en slechte conditie

 

A

Absorberende plaat op betonplatenspoor

M

Meer dan twee voegen of wissels per 100 m

H

Hoog

(Minder dan 300 m)

T

Ingegoten spoor

 

 

E

Ingegoten spoorstaaf

 

 

O

Overige

 

 

O

Overige”

 

 

Bladzijde 15, bijlage, punt 2.3.1, eerste alinea onder „Aantal en plaats van de equivalente geluidsbronnen”, eerste zin:

in plaats van:

„geluidslijnbronnen”,

lezen:

„geluidsbronlijnen”.

Bladzijde 15, bijlage, punt 2.3.1, tweede alinea onder „Aantal en plaats van de equivalente geluidsbronnen”, tweede zin:

in plaats van:

„1) rolgeluid (waaronder niet alleen trillingen van rails en spoorbedding en wielen, maar ook, waar aanwezig, geluid van de bovenbouw van de vrachtvoertuigen), 2) tractiegeluid, 3) aerodynamisch geluid, 4) contactgeluid (van overgangen, wissels en knooppunten), 5) booggeluid en 6) geluid door extra effecten zoals bruggen en viaducten.”,

lezen:

„1) rolgeluid (waaronder niet alleen trillingen van rails en spoorbedding en wielen, maar ook, waar aanwezig, geluid van de wagenbovenbouw van de vrachtvoertuigen), 2) tractiegeluid, 3) aerodynamisch geluid, 4) stootgeluid (van overgangen, wissels en knooppunten), 5) booggeluid en 6) geluid door overige bronnen zoals bruggen en viaducten.”.

Bladzijde 15, bijlage, punt 2.3.1, tweede alinea onder „Aantal en plaats van de equivalente geluidsbronnen”, punt 1:

in plaats van:

„1.

De ruwheid van wielen en railkoppen, door middel van drie transmissiepaden naar de afstralende oppervlakken (spoorstaven, wielen en bovenbouw), vormt het rolgeluid. Dit wordt toegewezen aan h = 0,5 m (afstralende oppervlakken A) om de bijdrage van het spoor weer te geven, waaronder de invloed van het oppervlak van de spoorstaven, vooral betongeborgde rails (in overeenstemming met het voortplantende deel), om de bijdrage van de wielen weer te geven, en om de bijdrage van de bovenbouw van het voertuig aan het geluid weer te geven (in goederentreinen).”,

lezen:

„1.

De wiel- en railkopruwheid genereren langs drie transmissiepaden naar de afstralende oppervlakken (spoorstaven, wielen en bovenbouw) het rolgeluid. Dit wordt toegewezen aan h = 0,5 m (afstralende oppervlakken A) om de bijdrage van het spoor weer te geven, waaronder de invloed van het oppervlak van de spoorstaven, vooral betonplatenspoor (in overeenstemming met het voortplantende deel), om de bijdrage van de wielen weer te geven, en om de bijdrage van de wagenbovenbouw van het voertuig aan het geluid weer te geven (in goederentreinen).”.

Bladzijde 15, bijlage, punt 2.3.1, tweede alinea onder „Aantal en plaats van de equivalente geluidsbronnen”, punt 3:

in plaats van:

„geluidwering”,

lezen:

„3„geluidsschermen”.

Bladzijde 16, bijlage, punt 2.3.1, tweede alinea onder „Aantal en plaats van de equivalente geluidsbronnen”, punt 4:

in plaats van:

„Contactgeluid”,

lezen:

„Stootgeluid”.

Bladzijde 16, bijlage, punt 2.3.2, eerste alinea onder „Verkeerstroom”, eerste zin:

in plaats van:

„lijnbronnen”,

lezen:

„bronlijnen”.

Bladzijde 16, bijlage, punt 2.3.2, eerste, tweede en derde alinea onder „Verkeerstroom”:

in plaats van:

„gerichte geluidsvermogen”,

lezen:

„richtingsafhankelijke geluidsvermogen”.

Bladzijde 16, bijlage, punt 2.3.2, tweede alinea onder „Verkeerstroom”, laatste streepje:

in plaats van:

„extra effecten bronnen”,

lezen:

„overige bronnen”.

Bladzijde 17, bijlage, punt 2.3.2, derde alinea onder „Verkeerstroom”, bij „p”:

in plaats van:

p

=

de index voor de fysieke brontypen: 1 (voor rol- en contactgeluid), 2 (booggeluid), 3 (tractiegeluid), 4 (aerodynamisch geluid), 5 (extra effecten)”,

lezen:

p

=

de index voor de fysieke brontypen: 1 (voor rol- en stootgeluid), 2 (booggeluid), 3 (tractiegeluid), 4 (aerodynamisch geluid), 5 (overige bronnen)”.

Bladzijde 17, bijlage, punt 2.3.2, derde alinea onder „Verkeerstroom”, bij „LW′,eq,line,x”:

in plaats van:

LW′,eq,line,x

=

x-de gericht geluidsvermogen per meter voor een lijnbron van één combinatie van t, s, c, p op elk j-de baanvak”,

lezen:

LW′,eq,line,x

=

x-de richtingsafhankelijke geluidsvermogen per meter voor een bronlijn van één combinatie van t, s, c, p op elk j-de baanvak”.

Bladzijde 17, bijlage, punt 2.3.2, vierde alinea onder „Verkeerstroom”:

in plaats van:

„gericht geluidsvermogen”,

lezen:

„richtingsafhankelijk geluidsvermogen”.

Bladzijde 17, bijlage, punt 2.3.2, vierde alinea onder „Verkeerstroom”, derde streepje:

in plaats van:

„—

LW,0,dir het gerichte-geluidsvermogensniveau is van het specifieke geluid (rollen, contact, booggeluid, remmen, tractie, aerodynamisch, andere effecten) van een enkel voertuig in de richtingen ψ, φ gedefinieerd met betrekking tot de bewegingsrichting van het voertuig (zie figuur [2.3.b]).”,

lezen:

„—

LW,0,dir het niveau van het richtingsafhankelijke geluidsvermogen is van het specifieke geluid (rol-, stoot-, boog-, rem-, tractie-, aerodynamisch geluid en geluid van andere bronnen) van een enkel voertuig in de richtingen ψ, φ gedefinieerd met betrekking tot de bewegingsrichting van het voertuig (zie figuur [2.3.b]).”.

Bladzijde 17, bijlage, punt 2.3.2, vijfde alinea onder „Verkeerstroom”:

in plaats van:

„gerichte geluidsvermogen”,

lezen:

„richtingsafhankelijke geluidsvermogen”.

Bladzijde 17, bijlage, punt 2.3.2, zesde alinea onder „Verkeerstroom”:

in plaats van:

„gericht geluidsvermogen”,

lezen:

„richtingsafhankelijk geluidsvermogen”.

Bladzijde 18, bijlage, punt 2.3.2, eerste zin onder figuur [2.3.b]:

in plaats van:

„gericht geluidsvermogen”,

lezen:

„richtingsafhankelijk geluidsvermogen”.

Bladzijde 18, bijlage, punt 2.3.2, eerste alinea onder „Rolgeluid”, eerste zin:

in plaats van:

„bovenbouw”,

lezen:

„wagenbovenbouw”.

Bladzijde 19, bijlage, punt 2.3.2, tweede alinea onder „Definitie”, eerste zin:

in plaats van:

„Het ruwheidsniveau Lr wordt gewoonlijk verkregen als een spectrum van golflengte λ en wordt geconverteerd naar een frequentiespectrum f = v/λ, waarbij f de centrale frequentie van een bepaalde 1/3-octaafband in Hz, λ de golflengte in m, en v de treinsnelheid in km/h is.”,

lezen:

„Het ruwheidsniveau Lr wordt gewoonlijk verkregen als een spectrum van golflengte λ en wordt geconverteerd naar een frequentiespectrum f = v/λ, waarbij f de middenfrequentie van een bepaalde 1/3-octaafband in Hz, λ de golflengte in m, en v de treinsnelheid in m/s is.”.

Bladzijde 19, bijlage, punt 2.3.2, vijfde alinea onder „Definitie”:

in plaats van:

A3(λ)”

lezen:

A3 (λ)”.

Bladzijde 19, bijlage, punt 2.3.2, onder „Overdrachtsfunctie van voertuig, spoor en bovenbouw”, titel, eerste en tweede alinea:

in plaats van:

„bovenbouw”,

lezen:

„wagenbovenbouw”.

Bladzijde 20, bijlage, punt 2.3.2, vierde alinea onder „Overdrachtsfunctie van voertuig, spoor en bovenbouw”:

in plaats van:

„bovenbouw”,

lezen:

„wagenbovenbouw”.

Bladzijde 20, bijlage, punt 2.3.2, figuur [2.3.c], tweemaal:

in plaats van:

„betongeborgde rails”,

lezen:

„betonplatenspoor”.

Bladzijde 20, bijlage, punt 2.3.2, figuur [2.3.c], tweemaal:

in plaats van:

„bovenbouwemissie”,

lezen:

„wagenbovenbouwemissie”.

Bladzijde 20, bijlage, punt 2.3.2, alinea onder figuur [2.3.c], eerste zin:

in plaats van:

„contactgeluid”,

lezen:

„stootgeluid”.

Bladzijde 20, bijlage, punt 2.3.2, titel „Contactgeluid (overgangen, wissels en knooppunten)”:

in plaats van:

„Contactgeluid”,

lezen:

„Stootgeluid”.

Bladzijde 20, bijlage, punt 2.3.2, eerste alinea onder „Contactgeluid (overgangen, wissels en knooppunten)”:

in plaats van:

„Contactgeluid kan worden veroorzaakt door overgangen, wissels en spoorstaaflassen en specifieke punten. Het kan variëren in grootte en kan rolgeluid overheersen. Contactgeluid wordt voor sporen met uitzetvoegen in aanmerking genomen. Voor contactgeluid door wissels, overgangen en spoorstaaflassen in baanvakken op een snelheid van minder dan 50 km/h (30 km/h voor trams en lichte metro) wordt modellering vermeden, omdat de minimumsnelheid van 50 km/h (30 km/h voor trams en lichte metro) wordt gebruikt om meer effecten op te nemen in overeenstemming met de beschrijving van het hoofdstuk over rolgeluid. Daarnaast wordt modellering van contactgeluid ook onder rijconditie c = 2 (stationair draaien) vermeden.”,

lezen:

„Stootgeluid kan worden veroorzaakt door overgangen, wissels en voegen of puntstukken. Het kan variëren in grootte en kan rolgeluid overheersen. Stootgeluid wordt voor sporen met uitzetvoegen in aanmerking genomen. Voor stootgeluid door wissels, overgangen en voegen in baanvakken op een snelheid van minder dan 50 km/h (30 km/h voor trams en lichte metro) wordt modellering vermeden, omdat de minimumsnelheid van 50 km/h (30 km/h voor trams en lichte metro) wordt gebruikt om meer effecten op te nemen in overeenstemming met de beschrijving van het hoofdstuk over rolgeluid. Daarnaast wordt modellering van stootgeluid ook onder rijconditie c = 2 (stationair draaien) vermeden.”.

Bladzijde 20, bijlage, punt 2.3.2, tweede alinea onder „Contactgeluid (overgangen, wissels en knooppunten)”, eerste zin:

in plaats van:

„Contactgeluid”,

lezen:

„Stootgeluid”.

Bladzijde 21, bijlage, punt 2.3.2, derde alinea onder „Contactgeluid (overgangen, wissels en knooppunten)”, laatste zin:

in plaats van:

„waarbij f de centrale frequentie van de 1/3-octaafband in Hz en v de s-de voertuigsnelheid van het t-de voertuigtype in km/h is.”,

lezen:

„waarbij f de middenfrequentie van de 1/3-octaafband in Hz en v de s-de voertuigsnelheid van het t-de voertuigtype in m/s is.”.

Bladzijde 21, bijlage, punt 2.3.2, vierde alinea onder „Contactgeluid (overgangen, wissels en knooppunten)”:

in plaats van:

„Contactgeluid hangt af van het aantal en de hardheid van de contacten per lengte-eenheid of lasdichtheid,”,

lezen:

„Stootgeluid hangt af van het aantal en de hardheid van de contacten per lengte-eenheid of voegdichtheid,”.

Bladzijde 21, bijlage, punt 2.3.2, vijfde alinea onder „Contactgeluid (overgangen, wissels en knooppunten)”:

in plaats van:

„Het standaardniveau van contactruwheid wordt voor een lasdichtheid nl  = 0,01 m– 1 gegeven, ofwel één spoorstaaflas per elke 100 m spoor. Situaties met verschillende aantallen lassen worden benaderd door de dichtheid van het aantal lassen nl aan te passen. Opgemerkt wordt dat bij de modellering van de spoorligging en segmentatie, de dichtheid van het aantal spoorstaaflassen in aanmerking wordt genomen, d.w.z. het kan nodig zijn om een afzonderlijk bronsegment voor een stuk spoor met meer lassen te gebruiken. De LW,0 van de bijdragen van het spoor, wiel/draaistel en de bovenbouw wordt door middel van de LR,IMPACT,i voor +/– 50 m vóór en na de spoorstaaflas verhoogd. In het geval van een reeks spoorstaaflassen wordt de verhoging uitgebreid naar tussen – 50 m vóór de eerste las en + 50 m na de laatste las.”,

lezen:

„Het standaardniveau van contactruwheid wordt voor een voegdichtheid nl  = 0,01 m– 1 gegeven, ofwel één voeg per elke 100 m spoor. Situaties met verschillende aantallen voegen worden benaderd door de dichtheid van het aantal voegen nl aan te passen. Opgemerkt wordt dat bij de modellering van de spoorligging en segmentatie, de dichtheid van het aantal voegen in aanmerking wordt genomen, d.w.z. het kan nodig zijn om een afzonderlijk bronsegment voor een stuk spoor met meer voegen te gebruiken. De LW,0 van de bijdragen van het spoor, wiel/draaistel en de wagenbovenbouw wordt door middel van de LR,IMPACT,i voor +/– 50 m vóór en na de voeg verhoogd. In het geval van een reeks voegen wordt de verhoging uitgebreid naar tussen – 50 m vóór de eerste voeg en + 50 m na de laatste voeg.”.

Bladzijde 23, bijlage, punt 2.3.2, eerste alinea onder „Richteffect van de bron”:

in plaats van:

„contactgeluid (spoorstaaflassen enz.)”,

lezen:

„stootgeluid (voegen enz.)”.

Bladzijde 23, bijlage, punt 2.3.2, tweede alinea onder „Richteffect van de bron”:

in plaats van:

„centrale frequentie”,

lezen:

„middenfrequentie”.

Bladzijde 23, bijlage, punt 2.3.2, vierde alinea onder „Richteffect van de bron”:

in plaats van:

„Richteffect ΔLdir,ver,i wordt niet in aanmerking genomen voor bron B (h = 2) voor andere effecten”,

lezen:

„Richteffect ΔLdir,ver,i wordt niet in aanmerking genomen bij bron B (h = 2) voor de overige geluidbronnen”.

Bladzijde 23, bijlage, punt 2.3.3, titel „Correctie voor structurele afstraling (bruggen en viaducten)”:

in plaats van

„Correctie voor structurele afstraling (bruggen en viaducten)”,

lezen:

„Correctie voor geluid van kunstwerken (bruggen en viaducten)”.

Bladzijde 23, bijlage, punt 2.4.1, eerste alinea onder „Classificatie van brontypen (punt, lijn, diffuus)”, vierde zin:

in plaats van:

„lijnbronnen”,

lezen:

„bronlijnen”.

Bladzijde 24, bijlage, punt 2.4.1, tweede alinea onder „Aantal en plaats van equivalente geluidsbronnen”, derde streepje:

in plaats van:

„—

voor bronnen waar de grootste hoogteafmetingen meer dan 2 m of vlakbij de grond zijn, moet bijzondere aandacht aan de hoogte van de bron worden besteed. Verdubbeling van het aantal bronnen, door ze alleen in de z-component te herverdelen, mag niet tot aanzienlijk betere resultaten voor deze bron leiden;”,

lezen:

„—

voor bronnen waarvan de grootste hoogteafmetingen meer dan 2 m bedragen of die vlakbij de grond zijn, moet bijzondere aandacht aan de hoogte van de bron worden besteed. Verdubbeling van het aantal bronnen, door ze alleen in de z-component te herverdelen, leidt niet noodzakelijkerwijs tot aanzienlijk betere resultaten voor deze bron;”.

Bladzijde 24, bijlage, punt 2.4.1, tweede alinea onder „Aantal en plaats van equivalente geluidsbronnen”, vierde streepje:

in plaats van:

„—

in het geval van alle bronnen mag verdubbeling van het aantal bronnen over het brongebied (in alle afmetingen) niet tot aanzienlijk betere resultaten leiden.”,

lezen:

„—

voor elke bron geldt dat een verdubbeling van het aantal bronnen over het brongebied (in alle dimensies) niet noodzakelijkerwijs tot aanzienlijk betere resultaten leidt.”.

Bladzijde 24, bijlage, punt 2.4.1., tweede alinea onder „Algemeen”:

in plaats van:

„lijnbron”,

lezen:

„bronlijn”.

Bladzijde 24, bijlage, punt 2.4.1., tweede alinea onder „Algemeen”, tweede streepje:

in plaats van:

„lijnbronnen”,

lezen:

„bronlijnen”.

Bladzijde 24, bijlage, punt 2.4.1., tweede alinea onder „Algemeen”, derde streepje:

in plaats van:

„—

lijnbronnen die transportbanden, pijpleidingen enz., weergeven, geluidsvermogen per meter lengte LW′ en richteffect als een functie van de twee orthogonale coördinaten op de as van de lijnbron,”,

lezen:

„—

bronlijnen die transportbanden, pijpleidingen enz., weergeven, geluidsvermogen per meter lengte LW′ en richteffect als een functie van de twee orthogonale coördinaten op de as van de bronlijn”.

Bladzijde 25, bijlage, punt 2.4.1, tweede alinea onder „Algemeen”, vierde streepje:

in plaats van:

„—

lijnbronnen die rijdende voertuigen weergeven, elk gekoppeld aan geluidsvermogen LW en richteffect als een functie van de twee orthogonale coördinaten op de as van de lijnbron en geluidsvermogen per meter LW′ afgeleid aan de hand van de snelheid en het aantal voertuigen die overdag, 's avonds en 's nachts op deze lijn rijden.”,

lezen:

„—

bronlijnen die rijdende voertuigen weergeven, elk gekoppeld aan geluidsvermogen LW en richteffect als een functie van de twee orthogonale coördinaten op de as van de bronlijn en geluidsvermogen per meter LW′ afgeleid aan de hand van de snelheid en het aantal voertuigen die overdag, 's avonds en 's nachts op die lijn rijden.”.

Bladzijde 25, bijlage, punt 2.4.1, eerste alinea onder „Richteffect van de bron”, tweede zin:

in plaats van:

„weerkaatsing”,

lezen:

„reflectie”.

Bladzijde 26, bijlage, punt 2.4.1, tweede alinea onder „Richteffect van de bron”, eerste zin:

in plaats van:

„gerichte geluidsvermogen”,

lezen:

„richtingsafhankelijke geluidsvermogen”.

Bladzijde 26, bijlage, punt 2.5.1, eerste alinea, tweede zin:

in plaats van:

„het equivalente niveau van de continue geluidsdruk”,

lezen:

„het equivalente constante geluidsniveau”.

Bladzijde 26, bijlage, punt 2.5.1, eerste alinea, tweede zin, tweede streepje:

in plaats van:

„(nul verticale gradiënt van effectieve geluidssnelheid)”,

lezen:

„(geen verticale gradiënt van effectieve geluidssnelheid)”.

Bladzijde 26, bijlage, punt 2.5.1, tweede alinea, eerste zin:

in plaats van:

„De in dit document beschreven berekeningsmethode is van toepassing op industriële en landvervoerinfrastructuren.”,

lezen:

„De in dit document beschreven berekeningsmethode is van toepassing voor weg-, spoor- en industriebronnen.”.

Bladzijde 26, bijlage, punt 2.5.1, zesde alinea, tweede zin:

in plaats van:

„centrale frequenties”,

lezen:

„middenfrequenties”.

Bladzijde 27, bijlage, punt 2.5.3, alinea onder „Segmentatie van de bron”, eerste zin:

in plaats van:

„lijnbronnen”,

lezen:

„bronlijnen”.

Bladzijde 27, bijlage, punt 2.5.3, alinea onder „Voortplantingspaden”, derde zin:

in plaats van:

„weerkaatsingen”,

lezen:

„reflecties”.

Bladzijde 28, bijlage, punt 2.5.3, alinea boven „Berekening van het gemiddelde grondvlak”:

in plaats van:

„De equivalente hoogte van een punt wordt negatief, d.w.z. als het punt zich onder het gemiddelde grondvlak bevindt, wordt een hoogte van nul aangehouden en is het equivalente punt identiek aan zijn eventuele afbeelding.”,

lezen:

„Als de equivalente hoogte van een punt negatief wordt, d.w.z. als het punt zich onder het gemiddelde grondvlak bevindt, wordt een hoogte van nul aangehouden en dan is het equivalente punt identiek aan zijn eventuele spiegelpunt.”.

Bladzijde 28, bijlage, punt 2.5.3, eerste alinea onder „Berekening van het gemiddelde grondvlak”:

in plaats van:

„spoordijken”,

lezen:

„spoortaluds”.

Bladzijde 28, bijlage, punt 2.5.3, titel „Weerkaatsing door gevels en andere verticale obstakels”:

in plaats van:

„Weerkaatsing”,

lezen:

„Reflectie””.

Bladzijde 28, bijlage, punt 2.5.3, alinea onder „Weerkaatsing door gevels en andere verticale obstakels”:

in plaats van:

„De bijdragen van weerkaatsing worden in aanmerking genomen door de invoering van beeldbronnen, zoals nader beschreven.”,

lezen:

„Bijdragen van reflectie worden in aanmerking genomen door de invoering van spiegelbronnen, zoals hieronder beschreven.”.

Bladzijde 29, bijlage, punt 2.5.5, eerste alinea:

in plaats van:

„Voor een puntbron S van gericht geluidsvermogen Lw,0,dir en voor een specifieke frequentieband wordt het equivalente niveau van de continue geluidsdruk op het waarneempunt R in de gegeven atmosferische omstandigheden volgens de onderstaande vergelijkingen verkregen.”,

lezen:

„Voor een puntbron S van richtingsafhankelijk geluidsvermogen Lw,0,dir en voor een specifieke frequentieband wordt het equivalente constante geluidsniveau op het waarneempunt R in de gegeven atmosferische omstandigheden volgens de onderstaande vergelijkingen verkregen.”.

Bladzijde 29, bijlage, punt 2.5.5, titel „Geluidsniveau in gunstige omstandigheden (LF) voor een pad (S,R)”:

in plaats van:

„(LF)”,

lezen:

„(LF)”.

Bladzijde 29, bijlage, punt 2.5.5, eerste alinea onder „Geluidsniveau in gunstige omstandigheden (LF) voor een pad (S,R)”:

in plaats van:

„geometrische afwijking”,

lezen:

„geometrische divergentie”.

Bladzijde 30, bijlage, punt 2.5.5, tweede alinea onder „Geluidsniveau in homogene omstandigheden (LH) voor een pad (S,R)”:

in plaats van:

„geometrische afwijking”,

lezen:

„geometrische divergentie”.

Bladzijde 30, bijlage, punt 2.5.5, eerste alinea onder „Statische benadering in stedelijk gebieden voor een pad (S,R)”, tweede zin:

in plaats van:

„weerkaatsingen”,

lezen:

„reflecties”.

Bladzijde 31, bijlage, punt 2.5.5, tweede alinea onder „Langdurig geluidsniveau op punt R voor alle paden”:

in plaats van:

„Het in aanmerking nemen van weerkaatsing door middel van beeldbronnen wordt nader beschreven. De relatieve frequentie van gunstige omstandigheden in het geval van een pad dat op een verticale belemmering wordt weerkaatst, is identiek is aan het optreden van het rechtstreekse pad.”,

lezen:

„Het in aanmerking nemen van reflectie door middel van spiegelbronnen wordt hieronder beschreven. De procentuele frequentie van gunstige omstandigheden bij reflectie van een pad op een verticaal obstakel wordt geacht identiek te zijn aan de frequentie van dat rechtstreekse pad.”.

Bladzijde 31, bijlage, punt 2.5.5, derde alinea onder „Langdurig geluidsniveau op punt R voor alle paden”:

in plaats van:

„beeldbron”,

lezen:

„spiegelbron”.

Bladzijde 31, bijlage, punt 2.5.6, eerste alinea onder „Geometrische divergentie”:

in plaats van:

„waarbij d de rechtstreekse 3D schuine afstand tussen de bron en het waarneempunt is.”,

lezen:

„waarbij d de rechtstreekse schuine afstand in 3D is tussen de bron en het waarneempunt.”.

Bladzijde 31, bijlage, punt 2.5.6, eerste alinea onder „Atmosferische absorptie”:

in plaats van:

αatm de coëfficiënt van atmosferische demping in dB/km op de nominale centrale frequentie voor elke frequentieband is, in overeenstemming met ISO 9613-1.”,

lezen:

αatm de coëfficiënt van atmosferische demping in dB/km op de nominale middenfrequentie voor elke frequentieband is, in overeenstemming met ISO 9613-1.”.

Bladzijde 31, bijlage, punt 2.5.6, tweede alinea onder „Atmosferische absorptie”, tweede zin:

in plaats van:

„Zij worden met de nauwkeurige centrale frequenties van de frequentieband berekend.”,

lezen:

„Zij worden met de nauwkeurige middenfrequenties van de frequentieband berekend.”.

Bladzijde 33, bijlage, punt 2.5.6, derde alinea onder „Akoestische karakterisering van grond”:

in plaats van:

G′path =

Formula

if dp ≤ 30(zs + zr )

(2.5.14)”,

Gpath

anders

lezen:

G′path =

Formula

als dp ≤ 30(zs + zr )

(2.5.14)”.

Gpath

anders

Bladzijde 33, bijlage, punt 2.5.6, derde alinea onder „Akoestische karakterisering van grond”:

in plaats van:

„betongeborgde rails”,

lezen:

„betonplatenspoor”.

Bladzijde 33, bijlage, punt 2.5.6, vierde alinea onder „Akoestische karakterisering van grond”:

in plaats van:

„G kan aan de stromingsweerstand worden verbonden.”,

lezen:

G kan in verbinding worden gebracht met de stromingsweerstand.”.

Bladzijde 34, bijlage, punt 2.5.6, eerste alinea onder „Berekeningen in homogene omstandigheden”:

in plaats van:

„nominale centrale frequentie”,

lezen:

„nominale middenfrequentie”.

Bladzijde 34, bijlage, punt 2.5.6, laatste alinea onder „Berekeningen in homogene omstandigheden”:

in plaats van:

„De term – 3(1 –Formula) houdt rekening met het feit dat wanneer de bron en het waarneempunt ver van elkaar liggen, de kant van de eerste weerkaatsingsbron zich niet langer op het platform maar op natuurlijke grond bevindt.”,

lezen:

„De term – 3(1 –Formula) houdt rekening met het feit dat wanneer de bron en het waarneempunt ver van elkaar liggen, het eerste reflectievlak zich niet langer op het platform maar op natuurlijke grond bevindt.”.

Bladzijde 35, bijlage, punt 2.5.6, eerste alinea onder „Berekening in gunstige omstandigheden”, onder b):

in plaats van:

Image

(2.5.20)”,

lezen:

Image

(2.5.20)”.

Bladzijde 36, bijlage, punt 2.5.6, tweede alinea onder „Diffractie”, eerste zin:

in plaats van:

„centrale frequentie”,

lezen:

„middenfrequentie”.

Bladzijde 36, bijlage, punt 2.5.6, tweede alinea onder „Algemene beginselen”, vijfde streepje:

in plaats van:

„beeldbron”,

lezen:

„spiegelbron”.

Bladzijde 36, bijlage, punt 2.5.6, tweede alinea onder „Algemene beginselen”, zesde streepje:

in plaats van:

„beeldontvanger”,

lezen:

„spiegelontvanger”.

Bladzijde 37, bijlage, punt 2.5.6, tweede alinea onder „Algemene beginselen”, punt S′ onder „waarbij”:

in plaats van:

„beeldbron”,

lezen:

„spiegelbron”.

Bladzijde 37, bijlage, punt 2.5.6, tweede alinea onder „Algemene beginselen”, punt R′ onder „waarbij”:

in plaats van:

„beeldontvanger”,

lezen:

„spiegelontvanger”.

Bladzijde 37, bijlage, punt 2.5.6, eerste alinea onder „Zuivere diffractie”, punt λ onder „waarbij”:

in plaats van:

„nominale centrale frequentie”,

lezen:

„nominale middenfrequentie”.

Bladzijde 38, bijlage, punt 2.5.6, alinea onder „Berekening van het padverschil”, derde zin:

in plaats van:

„lijnbronnen”,

lezen:

„bronlijnen”.

Bladzijde 39, bijlage, punt 2.5.6, eerste alinea onder „Gunstige omstandigheden”:

in plaats van:

„SO, OR, en SR”,

lezen:

Image,ImageenImage”.

Bladzijde 40, bijlage, punt 2.5.6, eerste alinea onder „Berekening van de term Δground(S,O),” vijfde streepje:

in plaats van:

„beeldbron”,

lezen:

„spiegelbron”.

Bladzijde 41, bijlage, punt 2.5.6, tweede alinea onder „Berekening van de term Δground(O,R),” derde streepje:

in plaats van:

„beeldontvanger”,

lezen:

„spiegelontvanger”.

Bladzijde 41, bijlage, punt 2.5.6, titel „Weerkaatsingen op verticale obstakels”:

in plaats van:

„Weerkaatsingen op verticale obstakels”,

lezen:

„Reflecties op verticale obstakels”.

Bladzijde 41, bijlage, punt 2.5.6, eerste alinea onder „Demping door absorptie”:

in plaats van:

„De weerkaatsingen op verticale obstakels worden door middel van beeldbronnen behandeld. Weerkaatsingen op gevels van gebouwen en geluidweringen worden dus op deze wijze behandeld.”,

lezen:

„De reflecties op verticale obstakels worden door middel van spiegelbronnen behandeld. Reflecties op gevels van gebouwen en geluidsschermen worden dus op deze wijze behandeld.”.

Bladzijde 41, bijlage, punt 2.5.6, derde alinea onder „Demping door absorptie”:

in plaats van:

„weerkaatsingen”,

lezen:

„reflecties”.

Bladzijde 41, bijlage, punt 2.5.6, vierde alinea onder „Demping door absorptie”:

in plaats van:

„weerkaatsing”,

lezen:

„reflectie”.

Bladzijde 41, bijlage, punt 2.5.6, vijfde alinea (NB:) onder „Demping door absorptie”:

in plaats van:

„weerkaatsingen”,

lezen:

„reflecties”.

Bladzijde 41, bijlage, punt 2.5.6, zesde alinea onder „Demping door absorptie”:

in plaats van:

„beeldbron S′”,

lezen:

„spiegelbron S′:”.

Bladzijde 42, bijlage, punt 2.5.6, zevende alinea onder „Demping door absorptie”:

in plaats van:

„beeldbron”,

lezen:

„spiegelbron”.

Bladzijde 42, bijlage, punt 2.5.6, titel van figuur 2.5.g:

in plaats van:

Spiegelende weerkaatsing op een obstakel behandeld volgens de beeldbronmethode (S: bron, S′: beeldbron, R: waarneempunt)”,

lezen:

Spiegelende reflectie op een obstakel behandeld volgens de spiegelbronmethode (S: bron, S′: spiegelbron, R: waarneempunt)”.

Bladzijde 42, bijlage, punt 2.5.6, eerste alinea onder „Demping door retro-diffractie”:

in plaats van:

„geluidswering”,

lezen:

„muur”.

Bladzijde 42, bijlage, punt 2.5.6, tweede alinea onder „Demping door retro-diffractie”:

in plaats van:

„In het geval van mogelijk meerdere weerkaatsingen tussen twee verticale wanden wordt ten minste de eerste weerkaatsing in aanmerking genomen.”,

lezen:

„In het geval van mogelijk meerdere reflecties tussen twee verticale wanden wordt ten minste de eerste reflectie in aanmerking genomen.”.

Bladzijde 42, bijlage, punt 2.5.6, derde alinea onder „Demping door retro-diffractie”:

in plaats van:

„In het geval van een geul (zie bijvoorbeeld figuur 2.5.h) wordt de demping door retro-diffractie toegepast op elke weerkaatsing op de steunmuren.”,

lezen:

„In het geval van een open tunnelbak (zie bijvoorbeeld figuur 2.5.h) wordt de demping door retro-diffractie toegepast op elke reflectie op de steunmuren.”.

Bladzijde 42, bijlage, punt 2.5.6, titel van figuur 2.5.h:

in plaats van:

„geul”,

lezen:

„open tunnelbak”.

Bladzijde 42, bijlage, punt 2.5.6, vierde alinea onder „Demping door retro-diffractie”:

in plaats van:

„In deze afbeelding bereikt de geluidsstraal het waarneempunt „door achtereenvolgens door de steunmuren van de geul heen te gaan”, die derhalve met openingen kunnen worden vergeleken.”,

lezen:

„In deze afbeelding bereikt de geluidsstraal het waarneempunt „door achtereenvolgens doorheen de steunmuren van de open tunnelbak te gaan”, die derhalve met openingen kunnen worden vergeleken.”.

Bladzijde 43, bijlage, punt 2.5.6, vijfde alinea onder „Demping door retro-diffractie”, laatste zin:

in plaats van:

„De berekening is identiek aan die van de demping door een geluidswering in het lichte gebied.”,

lezen:

„De berekening is identiek aan die van de demping door een geluidsscherm in het vrije gebied.”.

Bladzijde 43, bijlage, punt 2.5.6, titel van figuur 2.5.i:

in plaats van:

„Het padverschil voor de tweede weerkaatsing”,

lezen:

„Het padverschil voor de tweede reflectie”.

Bladzijde 43, bijlage, punt 2.5.6, derde alinea onder figuur 2.5.i:

in plaats van:

„Deze demping wordt op de rechtstreekse straal toegepast telkens wanneer die dwars door (op) een muur of gebouw „heen gaat” (weerkaatst). Het vermogensniveau van de beeldbron S′ wordt dus:”,

lezen:

„Deze demping wordt toegepast op de rechtstreekse straal telkens wanneer die „doorheen” een muur of gebouw „gaat” (reflecteert). Het vermogensniveau van de spiegelbron S′ wordt dus:”.

Bladzijde 43, bijlage, punt 2.5.6, vierde alinea onder figuur 2.5.i, eerste zin:

in plaats van:

„In complexe voortplantingsconfiguraties kunnen diffracties tussen weerkaatsingen of tussen het waarneempunt en de weerkaatsingen bestaan.”,

lezen:

„In complexe voortplantingsconfiguraties kunnen diffracties tussen reflecties of tussen het waarneempunt en de reflecties bestaan.”.

Bladzijde 43, bijlage, punt 2.5.6, eerste alinea onder figuur 2.5.j:

in plaats van:

„In het geval van meerdere weerkaatsingen worden de weerkaatsingen door elke individuele weerkaatsing toegevoegd.”,

lezen:

„In het geval van meerdere reflecties worden de reflecties door elke individuele reflectie toegevoegd.”.

Bladzijde 89, bijlage, punt 2.7.26, eerste alinea onder figuur 2.7.s, punt 4, formule:

in plaats van:

„If

ΔL ≤ ΔLR

calculate the new value

by linear interpolation from the adjacent ones.

ΔL > ΔLR

completely anew from the basic input data.”,

lezen:

„Als

ΔL ≤ ΔLR

bereken de nieuwe waarde

door lineare interpolatie van de aangrenzende waarden.

ΔL > ΔLR

helemaal overnieuw aan de hand van de basisgegevens.”.

Bladzijde 118, bijlage, aanhangsel D, tabel D-1, titelrij, eerste en derde kolom:

in plaats van:

„centrale frequentie”,

lezen:

„middenfrequentie”.

Bladzijde 118, bijlage, aanhangsel D, tweede alinea onder tabel D-1, derde streepje:

in plaats van:

„centrale frequenties”,

lezen:

„middenfrequenties”.

Bladzijde 124, bijlage, aanhangsel F, titel van tabel F-1:

in plaats van:

„voortstuwingslawaai”,

lezen:

„aandrijfgeluid”.

Bladzijde 127, bijlage, aanhangsel F, tabel F-4, eerste kolom, vierde rij (inclusief titelrij):

in plaats van:

„Fijn geveegd beton”,

lezen:

„Fijngebezemd beton”.

Bladzijde 127, bijlage, aanhangsel F, tabel F-4, eerste kolom, vijfde rij (inclusief titelrij):

in plaats van:

„Bewerkt oppervlak”,

lezen:

„Oppervlakbewerking”.

Bladzijde 127, bijlage, aanhangsel F, tabel F-4, eerste kolom, zesde rij (inclusief titelrij):

in plaats van:

„Harde elementen in visgraat”,

lezen:

„Elementenverharding in keperverband”.

Bladzijde 128, bijlage, aanhangsel F, tabel F-4, eerste kolom, tweede rij (inclusief titelrij):

in plaats van:

„Harde elementen, niet in visgraat”,

lezen:

„Elementenverharding niet in keperverband”.

Bladzijde 128, bijlage, aanhangsel F, tabel F-4, eerste kolom, derde rij (inclusief titelrij):

in plaats van:

„Stille harde elementen”,

lezen:

„Stille elementenverharding”.

Bladzijde 128, bijlage, aanhangsel F, tabel F-4, eerste kolom, vierde rij (inclusief titelrij):

in plaats van:

„Dunne laag A”,

lezen:

„Dunne deklaag A”.

Bladzijde 128, bijlage, aanhangsel F, tabel F-4, eerste kolom, vijfde rij (inclusief titelrij):

in plaats van:

„Dunne laag B”,

lezen:

„Dunne deklaag B”.

Op bladzijde 129, bijlage, komt aanhangsel G als volgt te luiden:

Aanhangsel G

Gegevensbank voor spoorwegbronnen

Dit aanhangsel bevat de gegevens voor de meeste bestaande bronnen van spoorweglawaai die moeten worden gebruikt voor het berekenen van het spoorweglawaai volgens de methode van 2.3 Spoorweglawaai.

Tabel G-1

Coëfficiënten Lr,TR,i en Lr,VEH,i voor de ruwheid van sporen en wielen

Lr,VEH,i

Golflengte

Type rem

c

k

n

Gietijzeren remblokken

Composiet remblokken

Schijfrem

1 000 mm

2,2

– 4,0

– 5,9

800 mm

2,2

– 4,0

– 5,9

630 mm

2,2

– 4,0

– 5,9

500 mm

2,2

– 4,0

– 5,9

400 mm

2,2

– 4,0

– 5,9

315 mm

2,2

– 4,0

– 5,9

250 mm

2,2

– 4,0

2,3

200 mm

2,2

– 4,0

2,8

160 mm

2,4

– 4,0

2,6

120 mm

0,6

– 4,0

1,2

100 mm

2,6

– 4,0

2,1

80 mm

5,8

– 4,3

0,9

63 mm

8,8

– 4,6

– 0,3

50 mm

11,1

– 4,9

– 1,6

40 mm

11,0

– 5,2

– 2,9

31,5 mm

9,8

– 6,3

– 4,9

25 mm

7,5

– 6,8

– 7,0

20 mm

5,1

– 7,2

– 8,6

16 mm

3,0

– 7,3

– 9,3

12 mm

1,3

– 7,3

– 9,5

10 mm

0,2

– 7,1

– 10,1

8 mm

– 0,7

– 6,9

– 10,3

6,3 mm

– 1,2

– 6,7

– 10,3

5 mm

– 1,0

– 6,0

– 10,8

4 mm

0,3

– 3,7

– 10,9

3,2 mm

0,2

– 2,4

– 9,5

2,5 mm

1,3

– 2,6

– 9,5

2 mm

3,1

– 2,5

– 9,5

1,6 mm

3,1

– 2,5

– 9,5

1,2 mm

3,1

– 2,5

– 9,5

1 mm

3,1

– 2,5

– 9,5

0,8 mm

3,1

– 2,5

– 9,5


Lr,TR,i

Golflengte

Railruwheid

E

M

EN ISO 3095:2013

(Goed onderhouden en zeer glad)

Gemiddeld netwerk

(Normaal onderhouden en glad)

1 000 mm

17,1

11,0

800 mm

17,1

11,0

630 mm

17,1

11,0

500 mm

17,1

11,0

400 mm

17,1

11,0

315 mm

15,0

10,0

250 mm

13,0

9,0

200 mm

11,0

8,0

160 mm

9,0

7,0

120 mm

7,0

6,0

100 mm

4,9

5,0

80 mm

2,9

4,0

63 mm

0,9

3,0

50 mm

– 1,1

2,0

40 mm

– 3,2

1,0

31,5 mm

– 5,0

0,0

25 mm

– 5,6

– 1,0

20 mm

– 6,2

– 2,0

16 mm

– 6,8

– 3,0

12 mm

– 7,4

– 4,0

10 mm

– 8,0

– 5,0

8 mm

– 8,6

– 6,0

6,3 mm

– 9,2

– 7,0

5 mm

– 9,8

– 8,0

4 mm

– 10,4

– 9,0

3,2 mm

– 11,0

– 10,0

2,5 mm

– 11,6

– 11,0

2 mm

– 12,2

– 12,0

1,6 mm

– 12,8

– 13,0

1,2 mm

– 13,4

– 14,0

1 mm

– 14,0

– 15,0

0,8 mm

– 14,0

– 15,0

Tabel G-2

Coëfficiënten A3,i voor het contactfilter

A3,i

Golflengte

Aslast 50 kN — wieldiameter 360 mm

Aslast 50 kN — wieldiameter 680 mm

Aslast 25 kN — wieldiameter 920 mm

Aslast 50 kN — wieldiameter 920 mm

Aslast 100 kN — wieldiameter 920 mm

1 000 mm

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

800 mm

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

630 mm

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

500 mm

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

400 mm

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

315 mm

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

250 mm

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

200 mm

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

160 mm

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

120 mm

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

100 mm

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

80 mm

0,0

0,0

0,0

– 0,2

– 0,2

63 mm

0,0

– 0,2

– 0,2

– 0,5

– 0,6

50 mm

– 0,2

– 0,4

– 0,5

– 0,9

– 1,3

40 mm

– 0,5

– 0,7

– 0,9

– 1,6

– 2,2

31,5 mm

– 1,2

– 1,5

– 1,6

– 2,5

– 3,7

25 mm

– 2,0

– 2,8

– 2,5

– 3,8

– 5,8

20 mm

– 3,0

– 4,5

– 3,8

– 5,8

– 9,0

16 mm

– 4,3

– 7,0

– 5,8

– 8,5

– 11,5

12 mm

– 6,0

– 10,3

– 8,5

– 11,4

– 12,5

10 mm

– 8,4

– 12,0

– 12,0

– 12,0

– 12,0

8 mm

– 12,0

– 12,5

– 12,6

– 13,5

– 14,0

6,3 mm

– 11,5

– 13,5

– 13,5

– 14,5

– 15,0

5 mm

– 12,5

– 16,0

– 14,5

– 16,0

– 17,0

4 mm

– 13,9

– 16,0

– 16,0

– 16,5

– 18,4

3,2 mm

– 14,7

– 16,5

– 16,5

– 17,7

– 19,5

2,5 mm

– 15,6

– 17,0

– 17,7

– 18,6

– 20,5

2 mm

– 16,6

– 18,0

– 18,6

– 19,6

– 21,5

1,6 mm

– 17,6

– 19,0

– 19,6

– 20,6

– 22,4

1,2 mm

– 18,6

– 20,2

– 20,6

– 21,6

– 23,5

1 mm

– 19,6

– 21,2

– 21,6

– 22,6

– 24,5

0,8 mm

– 20,6

– 22,2

– 22,6

– 23,6

– 25,4

Tabel G-3

Coëfficiënten LH,TR,i LH,VEH,i en LH,VEH,SUP,i voor de overdrachtsfuncties

(Waarden worden uitgedrukt in geluidsvermogensniveau per as)

LH,TR,i

Frequentie

Spoorrailbasis/Type onderlegplaat

B/S

B/M

B/H

B/S

B/M

B/H

B/H

Monoblok-dwars-ligger op zachte onder-legplaat

Monoblok-dwarsligger op middelstijve onderlegplaat

Monoblok-dwarsligger op harde onderlegplaat

Monoblok-dwarsligger op zachte onderlegplaat

Bi-blok-dwarsligger op middelstijve onderlegplaat

Bi-blok-dwarsligger op harde onderlegplaat

Houten dwarsliggers

50 Hz

53,3

50,9

50,1

50,9

50,0

49,8

44,0

63 Hz

59,3

57,8

57,2

56,6

56,1

55,9

51,0

80 Hz

67,2

66,5

66,3

64,3

64,1

64,0

59,9

100 Hz

75,9

76,8

77,2

72,3

72,5

72,5

70,8

125 Hz

79,2

80,9

81,6

75,4

75,8

75,9

75,1

160 Hz

81,8

83,3

84,0

78,5

79,1

79,4

76,9

200 Hz

84,2

85,8

86,5

81,8

83,6

84,4

77,2

250 Hz

88,6

90,0

90,7

86,6

88,7

89,7

80,9

316 Hz

91,0

91,6

92,1

89,1

89,6

90,2

85,3

400 Hz

94,5

93,9

94,3

91,9

89,7

90,2

92,5

500 Hz

97,0

95,6

95,8

94,5

90,6

90,8

97,0

630 Hz

99,2

97,4

97,0

97,5

93,8

93,1

98,7

800 Hz

104,0

101,7

100,3

104,0

100,6

97,9

102,8

1 000 Hz

107,1

104,4

102,5

107,9

104,7

101,1

105,4

1 250 Hz

108,3

106,0

104,2

108,9

106,3

103,4

106,5

1 600 Hz

108,5

106,8

105,4

108,8

107,1

105,4

106,4

2 000 Hz

109,7

108,3

107,1

109,8

108,8

107,7

107,5

2 500 Hz

110,0

108,9

107,9

110,2

109,3

108,5

108,1

3 160 Hz

110,0

109,1

108,2

110,1

109,4

108,7

108,4

4 000 Hz

110,0

109,4

108,7

110,1

109,7

109,1

108,7

5 000 Hz

110,3

109,9

109,4

110,3

110,0

109,6

109,1

6 350 Hz

110,0

109,9

109,7

109,9

109,8

109,6

109,1

8 000 Hz

110,1

110,3

110,4

110,0

110,0

109,9

109,5

10 000 Hz

110,6

111,0

111,4

110,4

110,5

110,6

110,2


LH,VEH,i

Frequentie

Wiel met een diameter van 920 mm, geen maatregelen

Wiel met een diameter van 840 mm, geen maatregelen

Wiel met een diameter van 680 mm, geen maatregelen

Wiel met een diameter van 1 200  mm, geen maatregelen

50 Hz

75,4

75,4

75,4

75,4

63 Hz

77,3

77,3

77,3

77,3

80 Hz

81,1

81,1

81,1

81,1

100 Hz

84,1

84,1

84,1

84,1

125 Hz

83,3

82,8

82,8

82,8

160 Hz

84,3

83,3

83,3

83,3

200 Hz

86,0

84,1

83,9

84,5

250 Hz

90,1

86,9

86,3

90,4

316 Hz

89,8

87,9

88,0

90,4

400 Hz

89,0

89,9

92,2

89,9

500 Hz

88,8

90,9

93,9

90,1

630 Hz

90,4

91,5

92,5

91,3

800 Hz

92,4

91,5

90,9

91,5

1 000 Hz

94,9

93,0

90,4

93,6

1 250 Hz

100,4

98,7

93,2

100,5

1 600 Hz

104,6

101,6

93,5

104,6

2 000 Hz

109,6

107,6

99,6

115,6

2 500 Hz

114,9

111,9

104,9

115,9

3 160 Hz

115,0

114,5

108,0

116,0

4 000 Hz

115,0

114,5

111,0

116,0

5 000 Hz

115,5

115,0

111,5

116,5

6 350 Hz

115,6

115,1

111,6

116,6

8 000 Hz

116,0

115,5

112,0

117,0

10 000 Hz

116,7

116,2

112,7

117,7


LH,VEH,SUP,i

Frequentie

Voertuigtype

a

EU norm

50 Hz

0,0

63 Hz

0,0

80 Hz

0,0

100 Hz

0,0

125 Hz

0,0

160 Hz

0,0

200 Hz

0,0

250 Hz

0,0

316 Hz

0,0

400 Hz

0,0

500 Hz

0,0

630 Hz

0,0

800 Hz

0,0

1 000 Hz

0,0

1 250 Hz

0,0

1 600 Hz

0,0

2 000 Hz

0,0

2 500 Hz

0,0

3 160 Hz

0,0

4 000 Hz

0,0

5 000 Hz

0,0

6 350 Hz

0,0

8 000 Hz

0,0

10 000 Hz

0,0

Tabel G-4

Coëfficiënten LR,IMPACT,i voor stootgeluid

LR,IMPACT,i

Golflengte

Enkele wissel/voeg/kruising/100 m

1 000 mm

22,4

800 mm

22,4

630 mm

22,4

500 mm

23,8

400 mm

24,7

315 mm

24,7

250 mm

23,4

200 mm

21,7

160 mm

20,2

120 mm

20,4

100 mm

20,8

80 mm

20,9

63 mm

19,8

50 mm

18

40 mm

16

31,5 mm

13

25 mm

10

20 mm

6

16 mm

1

12 mm

– 4

10 mm

– 11

8 mm

– 16,5

6,3 mm

– 18,5

5 mm

– 21

4 mm

– 22,5

3,2 mm

– 24,7

2,5 mm

– 26,6

2 mm

– 28,6

1,6 mm

– 30,6

1,2 mm

– 32,6

1 mm

– 34

0,8 mm

– 34


Tabel G-5

Coëfficiënten LR,IMPACT,i voor tractiegeluid

(Waarden worden uitgedrukt in geluidsvermogensniveau per voertuig)

LW,0,idling

Frequentie

Voertuigtype

d

d

d

e

e

Diesel-locomotief (c. 800 kW)

Diesel-locomotief (c. 2 200 kW)

Dieseltreinstel

Elektrische locomotief

Elektrisch treinstel

 

bron A

bron B

bron A

bron B

bron A

bron B

bron A

bron B

bron A

bron B

50 Hz

98,9

103,2

99,4

103,7

82,6

86,9

87,9

92,2

80,5

84,8

63 Hz

94,8

100,0

107,3

112,5

82,5

87,7

90,8

96,0

81,4

86,6

80 Hz

92,6

95,5

103,1

106,0

89,3

92,2

91,6

94,5

80,5

83,4

100 Hz

94,6

94,0

102,1

101,5

90,3

89,7

94,6

94,0

82,2

81,6

125 Hz

92,8

93,3

99,3

99,8

93,5

94,0

94,8

95,3

80,0

80,5

160 Hz

92,8

93,6

99,3

100,1

99,5

100,3

96,8

97,6

79,7

80,5

200 Hz

93,0

92,9

99,5

99,4

98,7

98,6

104,0

103,9

79,6

79,5

250 Hz

94,8

92,7

101,3

99,2

95,5

93,4

100,8

98,7

96,4

94,3

316 Hz

94,6

92,4

101,1

98,9

90,3

88,1

99,6

97,4

80,5

78,3

400 Hz

95,7

92,8

102,2

99,3

91,4

88,5

101,7

98,8

81,3

78,4

500 Hz

95,6

92,8

102,1

99,3

91,3

88,5

98,6

95,8

97,2

94,4

630 Hz

98,6

96,8

101,1

99,3

90,3

88,5

95,6

93,8

79,5

77,7

800 Hz

95,2

92,7

101,7

99,2

90,9

88,4

95,2

92,7

79,8

77,3

1 000 Hz

95,1

93,0

101,6

99,5

91,8

89,7

96,1

94,0

86,7

84,6

1 250 Hz

95,1

92,9

99,3

97,1

92,8

90,6

92,1

89,9

81,7

79,5

1 600 Hz

94,1

93,1

96,0

95,0

92,8

91,8

89,1

88,1

82,7

81,7

2 000 Hz

94,1

93,2

93,7

92,8

90,8

89,9

87,1

86,2

80,7

79,8

2 500 Hz

99,4

98,3

101,9

100,8

88,1

87,0

85,4

84,3

78,0

76,9

3 160 Hz

92,5

91,5

89,5

88,5

85,2

84,2

83,5

82,5

75,1

74,1

4 000 Hz

89,5

88,7

87,1

86,3

83,2

82,4

81,5

80,7

72,1

71,3

5 000 Hz

87,0

86,0

90,5

89,5

81,7

80,7

80,0

79,0

69,6

68,6

6 350 Hz

84,1

83,4

31,4

30,7

78,8

78,1

78,1

77,4

66,7

66,0

8 000 Hz

81,5

80,9

81,2

80,6

76,2

75,6

76,5

75,9

64,1

63,5

10 000  Hz

79,2

78,7

79,6

79,1

73,9

73,4

75,2

74,7

61,8

61,3


Tabel G-6

Coëfficiënten LW,0,1 , LW,0,2 , α1 , α2 voor aerodynamisch geluid

Waarden worden uitgedrukt in geluidsvermogensniveau per voertuig (voor een voertuiglengte van 20 m)

 

Aerodynamisch geluid bij 300 km/h

α1

α2

50

50

Frequentie

LW,0,1

LW,0,2

50 Hz

112,6

36,7

63 Hz

113,2

38,5

80 Hz

115,7

39,0

100 Hz

117,4

37,5

125 Hz

115,3

36,8

160 Hz

115,0

37,1

200 Hz

114,9

36,4

250 Hz

116,4

36,2

316 Hz

115,9

35,9

400 Hz

116,3

36,3

500 Hz

116,2

36,3

630 Hz

115,2

36,3

800 Hz

115,8

36,2

1 000 Hz

115,7

36,5

1 250 Hz

115,7

36,4

1 600 Hz

114,7

105,2

2 000 Hz

114,7

110,3

2 500 Hz

115,0

110,4

3 160 Hz

114,5

105,6

4 000 Hz

113,1

37,2

5 000 Hz

112,1

37,5

6 350 Hz

110,6

37,9

8 000 Hz

109,6

38,4

10 000 Hz

108,8

39,2


Tabel G-7

Coëfficiënten Cbridge voor structurele afstraling

Cbridge

Spoorrailbasis

N

L

Voornamelijk betonnen of gemetselde bruggen met alle railsoorten

Voornamelijk stalen bruggen met ballastspoor

1

4

Bladzijde 140, bijlage, aanhangsel H, tweede alinea onder „Coëfficiënten LW, LW′ en ΔLW,dir,xyz (x, y, z) voor het geluidsvermogen”:

in plaats van:

„lijnbronnen”,

lezen:

„bronlijnen”.

Bladzijde 140, bijlage, aanhangsel H, tabel H-1, tweede kolom, derde rij:

in plaats van:

„lijnbron”,

lezen:

„bronlijn”.


10.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/62


Rectificatie van Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt

( Publicatieblad van de Europese Unie L 276 van 20 oktober 2010 )

Bladzijde 63, bijlage III, tabel 6.4., eerste rij:

in plaats van:

Tabel 6.4

Bavianen  (*1)

 

Minimale omvang leefruimte (m2)

Minimaal volume leefruimte (cm3)

Minimaal volume per dier (cm3)

Minimale hoogte leefruimte (m)

Datum bedoeld in artikel 32, lid 2

Dieren van minder dan 4 jaar oud (*2)

4,0

7,2

3,0

1,8

1 januari 2017

Dieren vanaf de leeftijd van 4 jaar (*2)

7,0

12,6

6,0

1,8

Dieren gehouden voor het fokken (*3)

 

 

12,0

2,0

lezen:

Tabel 6.4

Bavianen  (*4)

 

Minimale omvang leefruimte (m2)

Minimaal volume leefruimte (m3)

Minimaal volume per dier (m3)

Minimale hoogte leefruimte (m)

Datum bedoeld in artikel 32, lid 2

Dieren van minder dan 4 jaar oud (*5)

4,0

7,2

3,0

1,8

1 januari 2017

Dieren vanaf de leeftijd van 4 jaar (*5)

7,0

12,6

6,0

1,8

Dieren gehouden voor het fokken (*6)

 

 

12,0

2,0


(*1)  De dieren mogen slechts in uitzonderlijke omstandigheden afzonderlijk worden gehouden.

(*2)  Een leefruimte met de minimumafmetingen mag ten hoogste twee dieren bevatten.

(*3)  In fokkolonies is geen extra volume/leefruimte nodig voor jonge dieren tot de leeftijd van twee jaar die bij hun moeder zijn gehuisvest.”,

(*4)  De dieren mogen slechts in uitzonderlijke omstandigheden afzonderlijk worden gehouden.

(*5)  Een leefruimte met de minimumafmetingen mag ten hoogste twee dieren bevatten.

(*6)  In fokkolonies is geen extra volume/leefruimte nodig voor jonge dieren tot de leeftijd van twee jaar die bij hun moeder zijn gehuisvest.”.