ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 295

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
14 november 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2017/2060 van de Raad van 6 november 2017 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie en haar lidstaten, van het derde aanvullende protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2017/2061 van de Raad van 13 november 2017 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme

3

 

*

Verordening (EU) 2017/2062 van de Raad van 13 november 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1509 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

4

 

*

Verordening (EU) 2017/2063 van de Raad van 13 november 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela

21

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2064 van de Raad van 13 november 2017 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1420

38

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2065 van de Commissie van 13 november 2017 tot bevestiging van de goedkeuringsvoorwaarden van de werkzame stof 8-hydroxyquinoline, zoals vermeld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408, wat betreft de opname van de werkzame stof 8-hydroxyquinoline in de lijst van stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen ( 1 )

40

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2066 van de Commissie van 13 november 2017 betreffende de goedkeuring van mosterdzaadpoeder als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

43

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2067 van de Commissie van 13 november 2017 tot niet-goedkeuring van paprika-extract (capsanthine, capsorubine E 160c) als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen ( 1 )

47

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2068 van de Commissie van 13 november 2017 tot niet-goedkeuring van kaliumsorbaat als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen ( 1 )

49

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2069 van de Commissie van 13 november 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperioden voor de werkzame stoffen flonicamid (IKI-220), metalaxyl, penoxsulam en proquinazid ( 1 )

51

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2017/2070 van de Raad van 6 november 2017 tot benoeming van een plaatsvervanger van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Republiek Finland

54

 

*

Besluit (GBVB) 2017/2071 van de Raad van 13 november 2017 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië

55

 

*

Besluit (GBVB) 2017/2072 van de Raad van 13 november 2017 inzake de actualisering en wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme, en tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/1426

57

 

*

Besluit (GBVB) 2017/2073 van de Raad van 13 november 2017 tot wijziging van Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme

59

 

*

Besluit (GBVB) 2017/2074 van de Raad van 13 november 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela

60

 

*

Gedelegeerd Besluit (EU) 2017/2075 van de Commissie van 4 september 2017 ter vervanging van bijlage VII bij Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van één Europese spoorwegruimte ( 1 )

69

 

*

Besluit (EU) 2017/2076 van de Commissie van 7 november 2017 tot wijziging van Beschikking 2009/607/EG betreffende de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor harde vloer- en wandbekledingen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 7247)  ( 1 )

74

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2077 van de Commissie van 10 november 2017 tot wijziging van Beschikking 2005/50/EG inzake de harmonisatie van de 24 GHz-radiospectrumband voor in de tijd beperkt gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 7374)  ( 1 )

75

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2078 van de Commissie van 10 november 2017 tot verlening van een vergunning voor een uitbreiding van het gebruik van β-glucanen uit gist als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 7391)

77

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2079 van de Commissie van 10 november 2017 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van taxifolinerijk extract als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 7418)

81

 

*

Besluit (EU) 2017/2080 van de Europese Centrale Bank van 22 september 2017 tot wijziging van Besluit ECB/2010/9 inzake de toegang tot en het gebruik van bepaalde Target2-gegevens (ECB/2017/29)

86

 

*

Besluit (EU) 2017/2081 van de Europese Centrale Bank van 10 oktober 2017 tot wijziging van Besluit ECB/2007/7 betreffende de voorwaarden van Target2-ECB (ECB/2017/30)

89

 

 

RICHTSNOEREN

 

*

Richtsnoer (EU) 2017/2082 van de Europese Centrale Bank van 22 september 2017 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2012/27 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (Target2) (ECB/2017/28)

97

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/1


BESLUIT (EU) 2017/2060 VAN DE RAAD

van 6 november 2017

betreffende de sluiting, namens de Europese Unie en haar lidstaten, van het derde aanvullende protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), i),

Gezien de Akte van toetreding van de Republiek Kroatië, en met name artikel 6, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring door het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de Akte van toetreding van de Republiek Kroatië, wordt de toetreding van Kroatië tot onder andere de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds (2) („de overeenkomst”), geregeld door middel van een protocol bij die overeenkomst („het protocol”). Op grond van de overeenkomst geldt voor dergelijke toetredingen een vereenvoudigde procedure, waarbij een protocol wordt gesloten door de Raad, handelend met eenparigheid van stemmen namens de lidstaten, en het betrokken derde land.

(2)

Op 14 september 2012 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te openen met de betrokken derde landen in verband met de toetreding van Kroatië tot de Unie. De onderhandelingen met Chili zijn met succes afgerond en het protocol is namens de Europese Unie en haar lidstaten op 29 juni 2017 in Brussel ondertekend.

(3)

Het protocol dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het derde aanvullende protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, wordt namens de Unie en haar lidstaten goedgekeurd (3).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie en haar lidstaten de in artikel 14, lid 1, van het protocol bedoelde kennisgeving.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 6 november 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TAMM


(1)  Goedkeuring van 14 september 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 352 van 30.12.2002, blz. 3.

(3)  Het protocol is gepubliceerd in PB L 196 van 27.7.2017, samen met het besluit inzake de ondertekening.


VERORDENINGEN

14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/3


VERORDENING (EU) 2017/2061 VAN DE RAAD

van 13 november 2017

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit (GBVB) 2017/2073 van de Raad van 13 november 2017 tot wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad (2) geeft uitvoering aan Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB (3).

(2)

Uit hoofde van Besluit (GBVB) 2017/2073 wordt één entiteit geschrapt van de in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 bedoelde lijst.

(3)

Regelgeving op het niveau van de Unie is noodzakelijk, met name om uniforme toepassing door marktdeelnemers in alle lidstaten te waarborgen.

(4)

Verordening (EG) nr. 2580/2001 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2580/2001 wordt lid 4 geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Zie bladzijde 59 van dit Publicatieblad.

(2)  Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70).

(3)  Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93).


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/4


VERORDENING (EU) 2017/2062 VAN DE RAAD

van 13 november 2017

tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1509 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad van 27 mei 2016 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Besluit 2013/183/GBVB (1),

Gezien het gezamenlijk voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad (2) wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen waarin is voorzien bij Besluit (GBVB) 2016/849.

(2)

Op 16 oktober 2017 heeft de Raad besloten het verbod op EU-investeringen in en/of met Noord-Korea uit te breiden tot alle sectoren, het maximumbedrag voor persoonlijke geldovermakingen naar Noord-Korea te verlagen van 15 000 EUR tot 5 000 EUR en een verbod in te stellen op de uitvoer van aardolie naar Noord-Korea.

(3)

Met Verordening (EU) 2017/1858 van de Raad (3) werd Verordening (EU) 2017/1509 gewijzigd om uitvoering te geven aan de maatregelen waarin is voorzien bij Besluit (GBVB) 2016/849.

(4)

De Raad heeft de Commissie ook verzocht de lijst van luxegoederen waarop een in- en uitvoerverbod van toepassing is, te herzien in overleg met de lidstaten.

(5)

Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag en met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten eenvormig worden toegepast, is regelgevende actie op Unieniveau noodzakelijk.

(6)

Verordening (EU) 2017/1509 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage VIII bij Verordening (EU) 2017/1509 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 141 van 28.5.2016, blz. 79.

(2)  Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad van 30 augustus 2017 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 329/2007 (PB L 224 van 31.8.2017, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2017/1858 van de Raad van 16 oktober 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1509 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea (PB L 265 I van 16.10.2017, blz. 1).


BIJLAGE

Bijlage VIII bij Verordening (EU) 2017/1509 wordt vervangen door:

BIJLAGE VIII

Lijst van de in artikel 10 bedoelde luxegoederen

TOELICHTING

De nomenclatuurcodes komen uit de Gecombineerde Nomenclatuur als gedefinieerd in artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief en als bepaald in bijlage I daarbij, zoals deze gelden op het ogenblik van publicatie van deze verordening en mutatis mutandis zoals deze worden gewijzigd door volgende wetgeving.

(1)   Paarden

 

0101 21 00

Fokdieren van zuiver ras

ex

0101 29 90

Andere

(2)   Kaviaar en kaviaarsurrogaten

 

1604 31 00

Kaviaar

 

1604 32 00

Kaviaarsurrogaten

(3)   Truffels en bereidingen daarvan

 

0709 59 50

Truffels

ex

0710 80 69

Andere

ex

0711 59 00

Andere

ex

0712 39 00

Andere

ex

2001 90 97

Andere

 

2003 90 10

Truffels

ex

2103 90 90

Andere

ex

2104 10 00

Preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon

ex

2104 20 00

Samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie

ex

2106 00 00

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen

(4)   Wijnen (inclusief mousserende wijnen), bieren, alcohol en sterke drank

 

2203 00 00

Bier van mout

 

2204 10 11

Champagne

 

2204 10 91

Asti spumante

 

2204 10 93

Andere

 

2204 10 94

Wijnen met beschermde geografische aanduiding (BGA)

 

2204 10 96

Andere cépagewijnen

 

2204 10 98

Andere

 

2204 21 00

In verpakkingen inhoudende niet meer dan 2 liter

 

2204 29 00

Andere

 

2205 00 00

Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen

 

2206 00 00

Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank, saké); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met niet-alcoholische dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen

 

2207 10 00

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol of meer

 

2208 00 00

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten

(5)   Sigaren en cigarillo's

 

2402 10 00

Sigaren en cigarillo's, tabak bevattend

 

2402 90 00

Andere

(6)   Parfums, reukwaters en cosmetica, waaronder schoonheids- en make-upproducten

 

3303

Parfums, reuk- en toiletwaters

 

3304 00 00

Schoonheidsmiddelen en producten voor de huidverzorging (andere dan geneesmiddelen), preparaten tegen zonnebrand en preparaten voor het verkrijgen van een bruine huidskleur daaronder begrepen; producten voor manicure of voor pedicure

 

3305 00 00

Haarverzorgingsmiddelen

 

3307 00 00

Scheermiddelen en middelen die voor of na het scheren worden gebruikt, deodorantia voor lichaamsverzorging, badpreparaten, ontharingsmiddelen en andere parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten, elders genoemd noch elders onder begrepen; preparaten voor het neutraliseren van geuren in vertrekken (deodorantia), ook indien niet geparfumeerd of met desinfecterende eigenschappen

 

6704 00 00

Pruiken, baarden, wenkbrauwen, wimpers, lokken en dergelijke artikelen van mensenhaar, van haar van dieren of van textielstoffen; artikelen van mensenhaar, elders genoemd noch elders onder begrepen

(7)   Lederwaren, zadelwerk, reisartikelen, handtassen en dergelijke artikelen met een waarde van meer dan 50 EUR per stuk

ex

4201 00 00

Zadel- en tuigmakerswerk voor dieren (strengen, leibanden, kniestukken, muilbanden, zadeldekken, zadeltassen, hondendekken en dergelijke artikelen daaronder begrepen), ongeacht de stof waarvan het vervaardigd is

ex

4202 00 00

Reiskoffers en valiezen, koffers voor toiletbenodigdheden, documentenkoffertjes, aktetassen, school- en boekentassen, etuis, foedralen en kokers voor kijkers, voor camera's, voor wapens, voor muziekinstrumenten of voor brillen, alsmede dergelijke bergingsmiddelen; reiszakken, isothermische zakken voor voedsel of voor dranken, toiletzakken, rugzakken, handtassen, boodschappentassen, portefeuilles, portemonnees, kaartentassen, sigarettenkokers, tabakszakken, gereedschapstassen en -zakken, tassen, etuis, foedralen en kokers voor sportartikelen, etuis, foedralen en kokers voor flacons, juwelendoosjes, poederdozen, etuis, foedralen en kokers voor messenmakerswerk, alsmede dergelijke bergingsmiddelen, van leder, van kunstleder, van kunststof in vellen, van textiel, van vulkanfiber of van karton, of geheel of voor het grootste deel bekleed met deze stoffen of met papier

ex

4205 00 90

Andere

ex

9605 00 00

Reisassortimenten voor de lichaamsverzorging van personen, voor het schoonmaken van schoeisel of van kleding en reisnaaigarnituren

(8)   Jassen met een waarde van meer dan 75 EUR per stuk, of kleding, kledingaccessoires en schoeisel (ongeacht het materiaal) met een waarde van meer dan 20 EUR per stuk

ex

4203 00 00

Kleding en kledingtoebehoren, van leder of van kunstleder

ex

4303 00 00

Kleding, kledingtoebehoren en andere artikelen, van bont

ex

6101 00 00

Overjassen, jekkers, capes, anoraks, blousons en dergelijke artikelen, van brei- of haakwerk, voor heren of voor jongens, andere dan de artikelen bedoeld bij post 6103

ex

6102 00 00

Mantels, capes, anoraks, blousons en dergelijke artikelen, van brei- of haakwerk, voor dames of voor meisjes, andere dan de artikelen bedoeld bij post 6104

ex

6103 00 00

Kostuums, ensembles, colbertjassen, blazers en dergelijke, lange en korte broeken (andere dan zwembroeken) en zogenaamde Amerikaanse overalls, van brei- of haakwerk, voor heren of voor jongens

ex

6104 00 00

Mantelpakken, broekpakken, ensembles, blazers en andere jasjes, japonnen, rokken, broekrokken, lange en korte broeken (andere dan zwembroeken) en zogenaamde Amerikaanse overalls, van brei- of haakwerk, voor dames of voor meisjes

ex

6105 00 00

Overhemden van brei- of haakwerk, voor heren of voor jongens

ex

6106 00 00

Blouses en hemdblouses, van brei- of haakwerk, voor dames of voor meisjes

ex

6107 00 00

Slips, onderbroeken, nachthemden, pyjama's, badjassen, kamerjassen en dergelijke artikelen, van brei- of haakwerk, voor heren of voor jongens

ex

6108 00 00

Onderjurken, onderrokken, slips, nachthemden, pyjama's, negligés, badjassen, kamerjassen en dergelijke artikelen, van brei- of haakwerk, voor dames of voor meisjes

ex

6109 00 00

T-shirts, borstrokken en onderhemden, van brei- of haakwerk

ex

6110 00 00

Truien, jumpers, pullovers, slip-overs, vesten en dergelijke artikelen, van brei- of haakwerk

ex

6111 00 00

Kleding en kledingtoebehoren, voor baby's, van brei- of haakwerk

ex

6112 11 00

Van katoen

ex

6112 12 00

Van synthetische vezels

ex

6112 19 00

Van andere textielstoffen

 

6112 20 00

Skipakken

 

6112 31 00

Van synthetische vezels

 

6112 39 00

Van andere textielstoffen

 

6112 41 00

Van synthetische vezels

 

6112 49 00

Van andere textielstoffen

ex

6113 00 10

Vervaardigd van brei- of haakwerk bedoeld bij post 5906

ex

6113 00 90

Andere

ex

6114 00 00

Andere kleding van brei- of haakwerk

ex

6115 00 00

Kousenbroeken, kousen, kniekousen, sokken en dergelijke artikelen, die met degressieve compressie (bijvoorbeeld aderspatkousen) daaronder begrepen, van brei- of haakwerk

ex

6116 00 00

Handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, van brei- of haakwerk

ex

6117 00 00

Ander geconfectioneerd kledingtoebehoren van brei- of haakwerk; delen van kleding of van kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk

ex

6201 00 00

Overjassen, jekkers, capes, anoraks, blousons en dergelijke artikelen, voor heren of voor jongens, andere dan de artikelen bedoeld bij post 6203

ex

6202 00 00

Mantels, capes, anoraks, blousons en dergelijke artikelen, voor dames of voor meisjes, andere dan de artikelen bedoeld bij post 6204

ex

6203 00 00

Kostuums, ensembles, colbertjassen, blazers en dergelijke, lange en korte broeken (andere dan zwembroeken) en zogenaamde Amerikaanse overalls, voor heren of voor jongens

ex

6204 00 00

Mantelpakken, broekpakken, ensembles, blazers en andere jasjes, japonnen, rokken, broekrokken, lange en korte broeken (andere dan zwembroeken) en zogenaamde Amerikaanse overalls, voor dames of voor meisjes

ex

6205 00 00

Overhemden voor heren of voor jongens

ex

6206 00 00

Blouses en hemdblouses, voor dames of voor meisjes

ex

6207 00 00

Onderhemden, slips, onderbroeken, nachthemden, pyjama's, badjassen, kamerjassen en dergelijke artikelen, voor heren of voor jongens

ex

6208 00 00

Onderhemden, onderjurken, onderrokken, slips, nachthemden, pyjama's, negligés, badjassen, kamerjassen en dergelijke artikelen, voor dames of voor meisjes

ex

6209 00 00

Kleding en kledingtoebehoren, voor baby's

ex

6210 10 00

Van producten bedoeld bij post 5602 of 5603

ex

6210 20 00

Andere kleding, van de soort bedoeld bij de onderverdelingen 6201 11 tot en met 6201 19

ex

6210 30 00

Andere kleding, van de soort bedoeld bij de onderverdelingen 6202 11 tot en met 6202 19

ex

6210 40 00

Andere kleding, voor heren of voor jongens

ex

6210 50 00

Andere kleding, voor dames of voor meisjes

 

6211 11 00

Voor heren of voor jongens

 

6211 12 00

Voor dames of voor meisjes

 

6211 20 00

Skipakken

ex

6211 32 00

Van katoen

ex

6211 33 00

Van synthetische of kunstmatige vezels

ex

6211 39 00

Van andere textielstoffen

ex

6211 42 00

Van katoen

ex

6211 43 00

Van synthetische of kunstmatige vezels

ex

6211 49 00

Van andere textielstoffen

ex

6212 00 00

Bustehouders, gaines (step-ins), korsetten, bretels, jarretelles, kousenbanden en dergelijke artikelen, alsmede delen daarvan, ook indien van brei- of haakwerk

ex

6213 00 00

Zakdoeken

ex

6214 00 00

Sjaals, sjerpen, hoofddoeken en halsdoeken, mantilles, sluiers, voiles en dergelijke artikelen

ex

6215 00 00

Dassen, strikjes en sjaaldassen

ex

6216 00 00

Handschoenen (met of zonder vingers) en wanten

ex

6217 00 00

Ander geconfectioneerd kledingtoebehoren; delen (andere dan die bedoeld bij post 6212 ) van kleding of van kledingtoebehoren

ex

6401 00 00

Waterdicht schoeisel met buitenzool en bovendeel van rubber of van kunststof, waarvan het bovendeel niet door stikken of klinken of door middel van nagels, schroeven, pluggen of dergelijke is samengevoegd, noch op dergelijke wijze aan de buitenzool is bevestigd

ex

6402 20 00

Schoeisel waarvan het bovendeel uit riempjes bestaat die met pluggen aan de zool zijn bevestigd

ex

6402 91 00

De enkel bedekkend

ex

6402 99 00

Andere

ex

6403 19 00

Andere

ex

6403 20 00

Schoeisel met buitenzool van leder en met bovendeel dat bestaat uit lederen riemen over de wreef en om de grote teen

ex

6403 40 00

Ander schoeisel met beschermende metalen neus

ex

6403 51 00

De enkel bedekkend

ex

6403 59 00

Andere

ex

6403 91 00

De enkel bedekkend

ex

6403 99 00

Andere

ex

6404 19 10

Pantoffels en ander huisschoeisel

ex

6404 20 00

Schoeisel met buitenzool van leder of van kunstleder

ex

6405 00 00

Ander schoeisel

ex

6504 00 00

Hoeden en andere hoofddeksels, gevlochten uit één stuk of vervaardigd door het aaneenzetten van stroken, ongeacht de stof waarvan die stroken zijn vervaardigd, ook indien gegarneerd

ex

6505 00 10

Van haarvilt of van wolvilt en bont, gemaakt van de hoedvormen, kappen of plateaus van post 6501 00 00

ex

6505 00 30

Petten, kepies en dergelijke hoofddeksels, voorzien van een klep

ex

6505 00 90

Andere

ex

6506 99 00

Van andere stoffen

ex

6601 91 00

Met telescopische stok of naald

ex

6601 99 00

Andere

ex

6602 00 00

Wandelstokken, zitstokken, zwepen, rijzwepen en dergelijke artikelen

ex

9619 00 81

Luiers en inlegluiers

(9)   Tapijten, vloerkleden en wandkleden, al dan niet handgeknoopt

 

5701 00 00

Tapijten, geknoopt of met opgerolde polen, ook indien geconfectioneerd

 

5702 10 00

“Kelim”, “Sumak”, “Karamanie” en dergelijke handgeweven tapijten

 

5702 20 00

Tapijten van kokosvezel

 

5702 31 80

Andere

 

5702 32 00

Van synthetische of kunstmatige textielstoffen

 

5702 39 00

Van andere textielstoffen

 

5702 41 90

Andere

 

5702 42 00

Van synthetische of kunstmatige textielstoffen

 

5702 50 00

Andere, zonder pool, niet geconfectioneerd

 

5702 91 00

Van wol of van fijn haar

 

5702 92 00

Van synthetische of kunstmatige textielstoffen

 

5702 99 00

Van andere textielstoffen

 

5703 00 00

Tapijten, getuft, ook indien geconfectioneerd

 

5704 00 00

Tapijten van vilt, niet getuft of gevlokt, ook indien geconfectioneerd

 

5705 00 00

Andere tapijten, ook indien geconfectioneerd

 

5805 00 00

Tapisserieën, met de hand geweven (zoals gobelins, Vlaamse tapisserieën, aubussons, beauvais en dergelijke) of met de naald vervaardigd (bijvoorbeeld halve kruissteek, kruissteek), ook indien geconfectioneerd

(10)   Parels, edel- en halfedelstenen, artikelen van parels, juwelen, goud- en zilverwerk

 

7101 00 00

Echte of gekweekte parels, ook indien bewerkt of in stellen, doch niet aaneengeregen, gezet noch gevat; echte of gekweekte parels, tijdelijk aaneengeregen met het oog op het vervoer

 

7102 00 00

Diamant, ook indien bewerkt, doch niet gevat noch gezet

 

7103 00 00

Natuurlijke edelstenen (halfedelstenen daaronder begrepen), andere dan diamant, ook indien bewerkt of in stellen, doch niet aaneengeregen, gevat noch gezet; natuurlijke edelstenen (halfedelstenen daaronder begrepen), andere dan diamant, niet in stellen, tijdelijk aaneengeregen met het oog op het vervoer

 

7104 20 00

Andere, onbewerkt of enkel gezaagd of ruw bewerkt

 

7104 90 00

Andere

 

7105 00 00

Poeder en stof, van natuurlijke of van synthetische edelstenen of halfedelstenen

 

7106 00 00

Zilver (verguld zilver en geplatineerd zilver daaronder begrepen), onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm

 

7107 00 00

Onedele metalen geplateerd met zilver, onbewerkt of halfbewerkt

 

7108 00 00

Goud (geplatineerd goud daaronder begrepen), onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm

 

7109 00 00

Onedele metalen en zilver, geplateerd met goud, onbewerkt of halfbewerkt

 

7110 11 00

Onbewerkt of in poedervorm

 

7110 19 00

Andere

 

7110 21 00

Onbewerkt of in poedervorm

 

7110 29 00

Andere

 

7110 31 00

Onbewerkt of in poedervorm

 

7110 39 00

Andere

 

7110 41 00

Onbewerkt of in poedervorm

 

7110 49 00

Andere

 

7111 00 00

Onedele metalen, zilver en goud, geplateerd met platina, onbewerkt of halfbewerkt

 

7113 00 00

Bijouterieën en juwelen, alsmede delen daarvan, van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen

 

7114 00 00

Edelsmidswerk en delen daarvan, van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen

 

7115 00 00

Andere werken van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen

 

7116 00 00

Werken van echte of gekweekte parels, van natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen

(11)   Niet in omloop zijnde munten en bankbiljetten

ex

4907 00 30

Bankbiljetten

 

7118 10 00

Munten, geen wettig betaalmiddel, andere dan gouden munten

ex

7118 90 00

Andere

(12)   Bestek van edelmetaal of van metaal geplateerd met edelmetaal

 

7114 00 00

Edelsmidswerk en delen daarvan, van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen

 

7115 00 00

Andere werken van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen

ex

8214 00 00

Ander messenmakerswerk (bijvoorbeeld tondeuses, hakmessen en dergelijke slagers- en keukenmessen, briefopeners); gereedschap (nagelvijltjes daaronder begrepen) voor manicure of voor pedicure, ook indien in stellen

ex

8215 00 00

Lepels, vorken, pollepels, schuimspanen, taartscheppen, vismessen en botermesjes, suikertangen en dergelijke artikelen

ex

9307 00 00

Sabels, degens, bajonetten, lansen en andere blanke wapens, alsmede delen daarvan en scheden daarvoor

(13)   Servies van porselein, steen of aardewerk of fijne keramiek

 

6911 00 00

Vaatwerk, andere huishoudelijke artikelen en toiletartikelen, van porselein

 

6912 00 23

Van gres

 

6912 00 25

Van faience of van fijn aardewerk

 

6912 00 83

Van gres

 

6912 00 85

Van faience of van fijn aardewerk

 

6914 10 00

Van porselein

 

6914 90 00

Andere

(14)   Producten van loodkristal

ex

7009 91 00

Niet omlijst

ex

7009 92 00

Omlijst

ex

7010 00 00

Flessen, flacons, bokalen, potten, buisjes, ampullen en andere bergingsmiddelen, van glas, voor vervoer of voor verpakking; weckglazen; stoppen, deksels en andere sluitingen, van glas

 

7013 22 00

Van kristal

 

7013 33 00

Van kristal

 

7013 41 00

Van kristal

 

7013 91 00

Van kristal

ex

7018 10 00

Glazen kralen, onechte parels, onechte edelstenen en dergelijk klein glaswerk

ex

7018 90 00

Andere

ex

7020 00 80

Andere

ex

9405 10 50

Van glas

ex

9405 20 50

Van glas

ex

9405 50 00

Niet-elektrische verlichtingstoestellen

ex

9405 91 00

Van glas

(15)   Elektronische apparatuur voor huishoudelijk gebruik met een waarde van meer dan 50 EUR per stuk

ex

8414 51

Tafel-, vloer-, wand-, raam-, plafond- en dakventilatoren, met ingebouwde elektromotor met een vermogen van niet meer dan 125 W

ex

8414 59 00

Andere

ex

8414 60 00

Afzuigkappen waarvan de langste horizontale zijde een lengte heeft van niet meer dan 120 cm

ex

8415 10 00

Van de soort die aan muren of vensters wordt bevestigd en die uit één enkele eenheid bestaat of van het type “split-systeem” (systemen met afzonderlijke elementen)

ex

8418 10 00

Koelkast-vrieskastcombinaties, voorzien van afzonderlijke buitendeuren

ex

8418 21 00

Met compressiekoeling

ex

8418 29 00

Andere

ex

8418 30 00

Vrieskisten met een capaciteit van niet meer dan 800 l

ex

8418 40 00

Vrieskasten met een capaciteit van niet meer dan 900 l

ex

8419 81 00

Voor het bereiden van warme dranken of voor het koken, bakken of opwarmen van spijzen

ex

8422 11 00

Voor huishoudelijk gebruik

ex

8423 10 00

Personenweegtoestellen, babyweegtoestellen daaronder begrepen; huishoudweegschalen

ex

8443 12 00

Machines en toestellen voor de offsetdruk voor kantoorgebruik, gevoed met vellen waarvan in ongevouwen staat de lengte van één zijde niet meer dan 22 cm en de lengte van de andere zijde niet meer dan 36 cm bedraagt

ex

8443 31 00

Machines die twee of meer van de volgende functies uitvoeren: afdrukken, kopiëren en telekopiëren, geschikt om te worden aangesloten op een automatische gegevensverwerkende machine of op een netwerk

ex

8443 32 00

Andere, geschikt om te worden aangesloten op een automatische gegevensverwerkende machine of op een netwerk

ex

8443 39 00

Andere

ex

8450 11 00

Volautomatische machines

ex

8450 12 00

Andere machines, met ingebouwde centrifuge

ex

8450 19 00

Andere

ex

8451 21 00

Met een capaciteit van niet meer dan 10 kg droog wasgoed

ex

8452 10 00

Naaimachines voor huishoudelijk gebruik

ex

8470 10 00

Elektronische rekenmachines die zonder externe elektrische energiebron kunnen functioneren en machines in zakformaat voor het opslaan, het reproduceren en het tonen van gegevens, met rekenfuncties

ex

8470 21 00

Schrijvende

ex

8470 29 00

Andere

ex

8470 30 00

Andere rekenmachines

ex

8471 00 00

Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor; magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen

ex

8472 90 40

Tekstverwerkende machines

ex

8472 90 90

Andere

ex

8479 60 00

Toestellen voor het verfrissen van lucht door middel van verdamping

ex

8508 11 00

Met een vermogen van niet meer dan 1 500  W en met een stofreservoir met een inhoud van niet meer dan 20 l

ex

8508 19 00

Andere

ex

8508 60 00

Andere stofzuigers

ex

8509 80 00

Andere artikelen

ex

8516 31 00

Haardroogtoestellen

ex

8516 50 00

Microgolfovens

ex

8516 60 10

Fornuizen

ex

8516 71 00

Koffie- en theezetapparaten

ex

8516 72 00

Broodroosters

ex

8516 79 00

Andere

ex

8517 11 00

Lijntelefoontoestellen met draagbare draadloze hoorn

ex

8517 12 00

Telefoontoestellen voor cellulaire netwerken of voor andere draadloze netwerken

ex

8517 18 00

Andere

ex

8517 61 00

Basisstations

ex

8517 62 00

Toestellen voor het ontvangen, omzetten en zenden of regenereren van spraak, van beelden of van andere gegevens, schakelapparaten en toestellen voor het routen daaronder begrepen

ex

8517 69 00

Andere

ex

8526 91 00

Toestellen voor radionavigatie

ex

8529 10 31

Voor ontvangst via satelliet

ex

8529 10 39

Andere

ex

8529 10 65

Kamerantennes voor radio- en televisietoestellen, inbouwantennes daaronder begrepen

ex

8529 10 69

Andere

ex

8531 10 00

Alarmtoestellen tegen diefstal, brandalarmtoestellen en dergelijke toestellen

ex

8543 70 10

Elektrische toestellen met vertaal- of woordenboekfuncties

ex

8543 70 30

Antenneversterkers

ex

8543 70 50

Zonnebanken, zonnehemels en dergelijke bruiningsapparatuur

ex

8543 70 90

Andere

 

9504 50 00

Consoles en machines voor videospellen, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 9504 30

 

9504 90 80

Andere

(16)   Elektrische/elektronische of optische apparaten voor opname en reproductie van geluid en beeld met een waarde van meer dan 50 EUR per stuk

ex

8519 00 00

Toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid

ex

8521 00 00

Video-opname- en videoweergaveapparaten, ook indien met ingebouwde videotuner

ex

8525 80 30

Digitale fototoestellen

ex

8525 80 91

Enkel voorzien van een opnamemogelijkheid van het door de televisiecamera geregistreerde beeld en geluid

ex

8525 80 99

Andere

ex

8527 00 00

Ontvangtoestellen voor radio-omroep, ook indien in dezelfde kast gecombineerd met een toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid of met een uurwerk

ex

8528 71 00

Niet ontworpen om een beeldscherm of een videoscherm te bevatten

ex

8528 72 00

Andere, voor kleurenweergave

ex

9006 00 00

Fototoestellen; flitstoestellen en flitslampen en -buizen, voor de fotografie, andere dan gasontladingslampen en -buizen bedoeld bij post 8539

ex

9007 00 00

Filmcamera's en filmprojectietoestellen, ook indien met ingebouwde geluidsopname- en -weergavetoestellen

(17)   Voertuigen voor het vervoer van personen over land, lucht of water met een waarde van meer dan 10 000 EUR per stuk, kabelbanen, stoelliften, skisleepliften, trekmechanismen voor kabelsporen, motoren, met een waarde van meer dan 1 000 EUR per stuk, alsook accessoires en onderdelen daarvoor

ex

4011 10 00

Van de soort gebruikt voor personenauto's (van het type stationwagen of break en racewagens daaronder begrepen)

ex

4011 20 00

Van de soort gebruikt voor autobussen of voor vrachtwagens

ex

4011 30 00

Van de soort gebruikt voor luchtvaartuigen

ex

4011 40 00

Van de soort gebruikt voor motorrijwielen

ex

4011 90 00

Andere

ex

7009 10 00

Achteruitkijkspiegels voor voertuigen

ex

8407 00 00

Zuigermotoren met vonkontsteking, wankelmotoren daaronder begrepen

ex

8408 00 00

Zuigermotoren met zelfontsteking (diesel- en semi-dieselmotoren)

ex

8409 00 00

Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor motoren bedoeld bij post 8407 of 8408

ex

8411 00 00

Turbinestraalmotoren, schroefturbines en andere gasturbines

 

8428 60 00

Kabelbanen, stoelliften, skisleepliften, trekmechanismen voor kabelsporen

ex

8431 39 00

Onderdelen en accessoires voor kabelbanen, stoelliften, skisleepliften, trekmechanismen voor kabelsporen

ex

8483 00 00

Drijfwerkassen (nokkenassen en krukassen daaronder begrepen) en krukken; kussenblokken en lagerschalen; getande overbrengingen en wrijvingswielen; kogellager- en rollagerassen; tandwielkasten en andere overbrengingsmechanismen voor het opvoeren, vertragen of anderszins aanpassen van de snelheid (koppelomvormers daaronder begrepen); vliegwielen en riemschijven (takelblokken daaronder begrepen); koppelingen en koppelingsorganen (beweeglijke koppelingen zoals cardankoppelingen daaronder begrepen)

ex

8511 00 00

Elektrische ontstekings- en starttoestellen voor vonkontstekings- en zelfontstekingsmotoren (bijvoorbeeld magneto's, dynamo-magneto's, ontstekingsspoelen, ontstekings- en gloeibougies, startmotoren); generatoren (bijvoorbeeld dynamo's, alternatoren) en automatische schakelaars, die bij deze motoren worden gebruikt

ex

8512 20 00

Andere toestellen voor verlichting of voor het geven van zichtbare signalen

ex

8512 30 10

Alarmtoestellen tegen diefstal van de soort gebruikt voor motorvoertuigen

ex

8512 30 90

Andere

ex

8512 40 00

Ruitenwissers en toestellen om ijsafzetting op of om het beslaan van ruiten tegen te gaan

ex

8544 30 00

Bougiekabelsets en andere kabelbundels (kabelbomen) van de soort gebruikt in vervoermiddelen

ex

8603 00 00

Motorwagens voor spoor- en tramwegen en railauto's, andere dan die bedoeld bij post 8604

ex

8605 00 00

Personenrijtuigen, bagagewagens, postwagens en andere speciale wagens, zonder eigen beweegkracht, voor spoor- en tramwegen (andere dan die bedoeld bij post 8604 )

ex

8607 00 00

Delen van rollend spoor- en tramwegmaterieel

ex

8702 00 00

Automobielen voor het vervoer van tien of meer personen, de bestuurder daaronder begrepen

ex

8703 00 00

Automobielen en andere motorvoertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer (andere dan die bedoeld bij post 8702 ), motorvoertuigen van het type station-wagen of break en racewagens, sneeuwscooters daaronder begrepen

ex

8706 00 00

Chassis met motor, voor motorvoertuigen bedoeld bij de posten 8701 tot en met 8705

ex

8707 00 00

Carrosserieën voor motorvoertuigen bedoeld bij de posten 8701 tot en met 8705 , cabines daaronder begrepen

ex

8708 00 00

Delen en toebehoren van motorvoertuigen bedoeld bij de posten 8701 tot en met 8705

ex

8711 00 00

Motorrijwielen en rijwielen met hulpmotor, ook indien met zijspan; zijspanwagens

ex

8712 00 00

Rijwielen (bakfietsen daaronder begrepen), zonder motor

ex

8714 00 00

Delen en toebehoren van de voertuigen bedoeld bij de posten 8711 tot en met 8713

ex

8716 10 00

Aanhangers en opleggers van het caravantype, die als woonruimte worden gebruikt of om te kamperen

ex

8716 40 00

Andere aanhangwagens en opleggers

ex

8716 90 00

Delen

ex

8801 00 00

Luchtballons en luchtschepen; zweefvliegtuigen, zeilvliegers en andere luchtvaartuigen, zonder voortbewegingsmechanisme

ex

8802 11 00

Met een leeggewicht van niet meer dan 2 000  kg

ex

8802 12 00

Met een leeggewicht van meer dan 2 000  kg

 

8802 20 00

Vliegtuigen en andere luchtvaartuigen, met een leeggewicht van niet meer dan 2 000  kg

ex

8802 30 00

Vliegtuigen en andere luchtvaartuigen, met een leeggewicht van meer dan 2 000 doch niet meer dan 15 000  kg

ex

8802 40 00

Vliegtuigen en andere luchtvaartuigen, met een leeggewicht van meer dan 15 000  kg

ex

8803 10 00

Propellers en rotors, alsmede delen daarvan

ex

8803 20 00

Landingsgestellen en delen daarvan

ex

8803 30 00

Andere delen van vliegtuigen (met uitzondering van zweefvliegtuigen) of van hefschroefvliegtuigen

ex

8803 90 10

Van kabelvliegers

ex

8803 90 90

Andere

ex

8805 10 00

Lanceertoestellen voor luchtvaartuigen en delen daarvan; deklandingstoestellen en dergelijke, alsmede delen daarvan

ex

8901 10 00

Passagiersschepen, rondvaartboten en dergelijke schepen hoofdzakelijk bestemd voor het vervoer van personen; veerboten van alle soorten

ex

8901 90 00

Andere schepen voor het vervoer van goederen en andere schepen die zowel bestemd zijn voor het vervoer van personen als van goederen

ex

8903 00 00

Jachten en andere plezier- of sportvaartuigen; roeiboten en kano's

(18)   Klokken en -uurwerken en onderdelen

 

9101 00 00

Polshorloges, zakhorloges en dergelijke horloges (stophorloges daaronder begrepen), met kast van edel metaal of van metaal geplateerd met edel metaal

 

9102 00 00

Polshorloges, zakhorloges en dergelijke horloges (stophorloges daaronder begrepen), andere dan die bedoeld bij post 9101

 

9103 00 00

Wekkers en klokjes, met horloge-uurwerk, andere dan die bedoeld bij post 9104

 

9104 00 00

Klokjes voor instrumentenborden en dergelijke klokjes, voor automobielen, voor luchtvaartuigen, voor vaartuigen of voor andere vervoermiddelen

 

9105 00 00

Wekkers, pendules, klokken en dergelijke artikelen met ander uurwerk dan horloge-uurwerk

 

9108 00 00

Horloge-uurwerken, compleet en gemonteerd

 

9109 00 00

Uurwerken, compleet en gemonteerd, andere dan horloge-uurwerken

 

9110 00 00

Complete uurwerken, niet gemonteerd of gedeeltelijk gemonteerd (stellen onderdelen); niet-complete uurwerken, gemonteerd; onvolledige, onafgewerkte uurwerken (“ébauches”)

 

9111 00 00

Kasten voor horloges, alsmede delen daarvan

 

9112 00 00

Kasten voor klokken, voor pendules enz., alsmede delen daarvan

 

9113 00 00

Horlogebanden en delen daarvan

 

9114 00 00

Andere delen voor de uurwerkmakerij

(19)   Muziekinstrumenten

 

9201 00 00

Piano's, ook indien mechanisch; klavecimbels en andere snaarinstrumenten met klavier

 

9202 00 00

Andere snaarinstrumenten (bijvoorbeeld gitaren, violen, harpen)

 

9205 00 00

Muziekinstrumenten waarbij de klanken worden voortgebracht door luchtstromen (bijvoorbeeld orgels met pijpen en klavier, accordeons, klarinetten, trompetten, doedelzakken), andere dan orchestrions en straatorgels

 

9206 00 00

Slaginstrumenten (bijvoorbeeld trommels, Turkse trommen, xylofonen, cimbalen, castagnetten, maracas)

 

9207 00 00

Muziekinstrumenten waarvan het geluid elektrisch wordt voortgebracht of elektrisch moet worden versterkt (bijvoorbeeld orgels, gitaren, accordeons)

(20)   Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten

 

9700

Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten

(21)   Artikelen en uitrusting voor sporten, met inbegrip van skiën, golfen, duiken en watersporten

ex

4015 19 00

Andere

ex

4015 90 00

Andere

ex

6210 40 00

Andere kleding, voor heren of voor jongens

ex

6210 50 00

Andere kleding, voor dames of voor meisjes

 

6211 11 00

Voor heren of voor jongens

 

6211 12 00

Voor dames of voor meisjes

 

6211 20 00

Skipakken

ex

6216 00 00

Handschoenen (met of zonder vingers) en wanten

 

6402 12 00

Skischoenen en zogenoemde snowboardschoenen

ex

6402 19 00

Andere

 

6403 12 00

Skischoenen en zogenoemde snowboardschoenen

 

6403 19 00

Andere

 

6404 11 00

Sportschoeisel; tennisschoenen, basketbalschoenen, gymnastiekschoenen, trainingsschoenen en dergelijk schoeisel

 

6404 19 90

Andere

ex

9004 90 00

Andere

ex

9020 00 00

Andere ademhalingstoestellen en gasmaskers, andere dan beschermingsmaskers zonder mechanische delen of vervangbare filters

 

9506 11 00

Ski's

 

9506 12 00

Skibindingen

 

9506 19 00

Andere

 

9506 21 00

Zeilplanken

 

9506 29 00

Andere

 

9506 31 00

Complete golfstokken

 

9506 32 00

Golfballen

 

9506 39 00

Andere

 

9506 40 00

Artikelen en materieel voor tafeltennis

 

9506 51 00

Tennisrackets, ook indien niet bespannen

 

9506 59 00

Andere

 

9506 61 00

Tennisballen

 

9506 69 10

Ballen voor cricket en polo

 

9506 69 90

Andere

 

9506 70

IJsschaatsen en rolschaatsen, schoeisel waaraan dergelijke schaatsen zijn bevestigd daaronder begrepen

 

9506 91

Artikelen en materieel voor lichaamsoefening, voor gymnastiek of voor atletiek

 

9506 99 10

Artikelen voor cricket en polo, andere dan ballen

 

9506 99 90

Andere

 

9507 00 00

Hengelstokken, vishaken en andere hengelbenodigdheden; schepnetjes voor alle doeleinden; lokvogels (andere dan die bedoeld bij post 9208 of 9705 ) en dergelijke jachtbenodigdheden

(22)   Artikelen en uitrusting voor biljart, automatische bowling, casinospelen en spelen die met munten of bankbiljetten in werking worden gesteld

 

9504 20 00

Biljarten van alle soorten, alsmede toebehoren daarvoor

 

9504 30 00

Andere spellen, werkende op munten, bankbiljetten, bankkaarten, penningen of door middel van een andere wijze van betaling, andere dan automatische bowlinginstallaties

 

9504 40 00

Speelkaarten

 

9504 50 00

Consoles en machines voor videospellen, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 9504 30

 

9504 90 80

Andere


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/21


VERORDENING (EU) 2017/2063 VAN DE RAAD

van 13 november 2017

betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit (GBVB) 2017/2074 van de Raad van 13 november 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela (1),

Gezien het gezamenlijk voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het licht van de voortdurende verslechtering van de toestand inzake democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten in Venezuela heeft de Unie bij herhaling uiting gegeven aan haar bezorgdheid en alle politieke actoren en instellingen in Venezuela opgeroepen om constructief samen te werken voor een oplossing van de crisis in het land, de volledige eerbiediging van de rechtsstaat en de mensenrechten, de democratische instellingen en de scheiding der machten.

(2)

Op 13 november 2017 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan Besluit (GBVB) 2017/2074, waarin onder meer wordt voorzien in een verbod op de uitvoer van wapens en uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, in een verbod op de uitvoer van bewakingsapparatuur, en in de bevriezing van tegoeden en economische middelen van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen of misbruik van de mensenrechten of de onderdrukking van maatschappelijke organisaties en de democratische oppositie en van personen, entiteiten en lichamen waarvan de acties, beleidsmaatregelen of activiteiten de democratie of de rechtsstaat in Venezuela anderszins bedreigen, alsook personen, entiteiten en lichamen die met hen zijn geassocieerd.

(3)

Bepaalde maatregelen waarin Besluit (GBVB) 2017/2074 voorziet, vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag en voor de tenuitvoerlegging ervan is derhalve regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk, in het bijzonder om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform door de marktdeelnemers worden toegepast.

(4)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, in het bijzonder de rechten op een doeltreffende voorziening in rechte, op een eerlijk proces en op de bescherming van persoonsgegevens. Deze verordening dient te worden toegepast overeenkomstig die rechten.

(5)

Om te zorgen voor samenhang met het wijzigings- en herzieningsproces van de bijlage I en II bij Besluit (GBVB) 2017/2074, moet de bevoegdheid om de lijsten in de bijlage IV en V bij deze verordening te wijzigen door de Raad worden uitgeoefend..

(6)

Met het oog op de tenuitvoerlegging van deze verordening en op een zo groot mogelijke rechtszekerheid binnen de Unie dienen de namen en andere relevante gegevens over de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen overeenkomstig deze verordening dienen te worden bevroren, openbaar te worden gemaakt. De verwerking van de persoonsgegevens dient te gebeuren overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (2) en Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3).

(7)

De lidstaten en de Commissie dienen elkaar in kennis te stellen van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen, alsmede van andere relevante informatie waarover zij in verband met deze verordening beschikken.

(8)

De lidstaten dienen de sancties vast te stellen die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening. De sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.

(9)

Om de doeltreffendheid van de in deze verordening vastgestelde maatregelen te garanderen, dient deze verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

a)   „vordering”: een vóór, op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingediende vordering, ook wanneer deze de vorm van een rechtsvordering heeft, die voortvloeit uit of verband houdt met de uitvoering van een contract of transactie, en met name:

i)

een vordering tot nakoming van een verplichting die voortvloeit uit of verband houdt met een contract of transactie;

ii)

een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm;

iii)

een vordering tot schadeloosstelling in verband met een contract of een transactie;

iv)

een tegenvordering;

v)

een vordering, ook via een exequatur, waarmee wordt beoogd erkenning of uitvoering van een rechterlijke of arbitrale uitspraak of van een gelijkwaardige beslissing te verkrijgen, ongeacht de plaats van uitspraak;

b)   „contract of transactie”: een verrichting, ongeacht haar vorm en het recht dat erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet dezelfde partijen omvat; in dit verband worden onder „contract” tevens begrepen obligaties, garanties of contragaranties, en met name financiële garanties of contragaranties en kredieten, ook indien deze uit juridisch oogpunt op zichzelf staan, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortkomende of daarmee verband houdende bepalingen;

c)   „bevoegde autoriteiten”: de op de websites van bijlage III vermelde bevoegde autoriteiten;

d)   „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

e)   „bevriezing van economische middelen”: voorkomen dat economische middelen worden gebruikt om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren;

f)   „bevriezing van tegoeden”: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren of gebruiken van, toegang verschaffen tot of omgaan met tegoeden met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken of bestemming of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

g)   „tegoeden”: financiële activa en voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

i)

contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

ii)

deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

iii)

in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

iv)

rente, dividenden of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

v)

krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

vi)

kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven; alsmede

vii)

bewijsstukken van belangen in fondsen of financiële middelen;

h)   „technische bijstand”: elke technische steun in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, assemblage, beproeving, onderhoud of enige andere technische dienst; technische bijstand kan de vorm aannemen van bijvoorbeeld instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden of adviesdiensten, met inbegrip van mondelinge vormen van bijstand;

i)   „tussenhandeldiensten”:

i)

het onderhandelen over of regelen van transacties met het oog op de aankoop, verkoop of levering van goederen en technologieën of financiële en technische diensten van een derde land aan een ander derde land, of

ii)

de verkoop of aankoop van goederen en technologieën of financiële en technische diensten die zich bevinden in een derde land, voor hun overbrenging naar een ander derde land;

j)   „grondgebied van de Unie”: het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.

Artikel 2

1.   Er geldt een verbod op:

a)

het direct of indirect verlenen van technische bijstand, tussenhandeldiensten en andere diensten in verband met de in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de EU vermelde goederen en technologieën en in verband met de verstrekking, de fabricage, het onderhoud en het gebruik van in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de EU vermelde goederen en technologieën, aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in Venezuela;

b)

het direct of indirect verstrekken van financiering of financiële steun in verband met de in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de EU vermelde goederen en technologieën, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekering, alsmede verzekering en herverzekering, voor de verkoop, de levering, de overdracht of de uitvoer van dergelijke goederen, of het verlenen van daarmee verband houdende technische bijstand, tussenhandeldiensten en andere diensten, direct of indirect aan personen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in Venezuela.

2.   De verbodsbepaling van lid 1 geldt niet voor de uitvoering van overeenkomsten die vóór 13 november 2017 zijn gesloten of van aanvullende overeenkomsten die nodig zijn voor de uitvoering van dergelijke overeenkomsten, op voorwaarde dat zij voldoen aan Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (4), met name aan de criteria in artikel 2 daarvan en dat de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die de overeenkomst willen uitvoeren de overeenkomst hebben aangemeld bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij zijn gevestigd binnen 5 werkdagen na de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 3

Er geldt een verbod op:

a)

de directe of indirecte verkoop, levering, overdracht aan of uitvoer naar natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in of voor gebruik in Venezuela van de in bijlage I vermelde uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, ongeacht of die uitrusting van oorsprong is uit de Unie;

b)

het direct of indirect verlenen aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in of voor gebruik in Venezuela van technische bijstand, tussenhandeldiensten en andere diensten die verband houden met de onder a) bedoelde uitrusting;

c)

het direct of indirect verstrekken aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in of voor gebruik in Venezuela van financiering of financiële bijstand, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekering, alsmede verzekering en herverzekering, die verband houdt met de onder a) bedoelde uitrusting.

Artikel 4

1.   In afwijking van de artikelen 2 en 3 kunnen de in bijlage III vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten op door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor:

a)

het verstrekken van financiering, financiële bijstand en technische bijstand in verband met:

i)

niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma's voor institutionele opbouw van de Verenigde Naties (VN) en de Unie of haar lidstaten of van regionale en subregionale organisaties;

ii)

materieel bedoeld voor crisisbeheersingsoperaties van de VN en de Unie of van regionale en subregionale organisaties;

b)

de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt en daaraan gerelateerde financiering en financiële en technische bijstand, die uitsluitend bedoeld is voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma's voor institutionele opbouw van de VN of de Unie, of voor crisisbeheersings-operaties van de VN en de Unie of van regionale en subregionale organisaties;

c)

de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van uitrusting en materieel voor gebruik bij mijnopruimingsoperaties en daaraan gerelateerde financiering en financiële en technische bijstand.

2.   De in lid 1 bedoelde toestemmingen worden uitsluitend verleend voorafgaandelijk aan de activiteit waarvoor zij worden gevraagd.

Artikel 5

De artikelen 2 en 3 zijn niet van toepassing op beschermende kleding, waaronder scherfwerende vesten en militaire helmen, die door VN-personeel, personeel van de Unie of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, en medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor hun eigen bescherming tijdelijk naar Venezuela wordt uitgevoerd.

Artikel 6

1.   Het is verboden de in bijlage II vermelde apparatuur, technologie of software, al dan niet van oorsprong uit de Unie, direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen aan of uit te voeren naar personen, entiteiten of lichamen in Venezuela of voor gebruik in Venezuela, tenzij de op de websites in bijlage III vermelde bevoegde autoriteit van de relevante lidstaat daartoe vooraf toestemming heeft verleend.

2.   De op de websites in bijlage III vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten verlenen geen toestemming als bedoeld in lid 1, indien zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat de bedoelde apparatuur, technologie of software door de regering van Venezuela, door overheidsorganen, -bedrijven of -agentschappen, of door personen of entiteiten die namens deze of op hun aanwijzing handelen, zou worden gebruikt voor binnenlandse repressie.

3.   Bijlage II omvat apparatuur, technologie of software die voornamelijk bestemd is voor gebruik in toezicht op of interceptie van internetcommunicatie of telefoongesprekken.

4.   De betrokken lidstaat zal de andere lidstaten en de Commissie op de hoogte brengen van elke op grond van dit artikel verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van de toestemming.

Artikel 7

1.   Tenzij de op de websites in bijlage III vermelde bevoegde autoriteit van de relevante lidstaat daartoe voorafgaandelijk toestemming heeft verleend overeenkomstig artikel 6, lid 2, geldt een verbod op:

a)

het direct of indirect verlenen van technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met de in bijlage II vermelde apparatuur, technologie en software, of in verband met het installeren, leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van de in bijlage II vermelde apparatuur en technologie, of in verband met het leveren, installeren, in werking stellen of actualiseren van in bijlage II vermelde software aan personen, entiteiten of lichamen in Venezuela of voor gebruik in Venezuela;

b)

het direct of indirect verstrekken van financiering of financiële bijstand in verband met de in bijlage II vermelde uitrusting, technologie en software aan personen, entiteiten of lichamen in Venezuela of bestemd voor gebruik in Venezuela;

c)

het verlenen van diensten van enige aard voor toezicht of interceptie van telecommunicatie of internet aan, of direct of indirect ten behoeve van de regering van Venezuela, overheidsorganen, -bedrijven en -agentschappen of personen of entiteiten die namens deze of op hun aanwijzing handelen.

2.   Voor de toepassing van lid 1, onder c), worden onder „diensten voor toezicht of interceptie van telecommunicatie of internet” diensten verstaan die, in het bijzonder met gebruikmaking van apparatuur, technologie of software vermeld in bijlage II, toegang verschaffen tot en voorzien in de verstrekking van de inkomende en uitgaande telecommunicatie en de oproepgegevens van een persoon met als doel deze te extraheren, te decoderen, te registreren, te verwerken, te analyseren of op te slaan of andere daarmee samenhangende handelingen te verrichten.

Artikel 8

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam die in de bijlagen IV en V is vermeld, worden bevroren.

2.   Aan of ten behoeve van een in de bijlagen IV en V vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking gesteld.

3.   Bijlage IV omvat:

a)

natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen of misbruik van de mensenrechten of de onderdrukking van maatschappelijke organisaties en de democratische oppositie in Venezuela;

b)

natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de acties, beleidsmaatregelen of activiteiten de democratie of de rechtsstaat in Venezuela anderszins bedreigen.

4.   Bijlage V bevat natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die geassocieerd zijn met de in lid 3 bedoelde personen en entiteiten.

5.   In de bijlagen IV en V worden de redenen vermeld waarom personen, entiteiten en lichamen op de lijst zijn geplaatst.

6.   De bijlagen IV en V bevatten tevens, wanneer beschikbaar, informatie die nodig is om de betrokken natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten en lichamen te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres (indien bekend) en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten en lichamen kan die informatie bestaan uit namen, plaats en datum van inschrijving en/of registratie, het inschrijvings- en/of registratienummer en de plaats van vestiging.

Artikel 9

1.   In afwijking van artikel 8 kunnen de op de websites van bijlage III vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, mits zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in bijlage IV of V vermelde natuurlijke personen en rechtspersonen, en de gezinsleden die van deze natuurlijke personen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria of de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de relevante bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken vóór zij de toestemming verleent, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming dient te worden verleend, of

e)

gestort worden op of betaald worden van een rekening van een diplomatieke of consulaire missie of een internationale organisatie die bescherming geniet op grond van het internationaal recht, voor zover die betalingen bestemd zijn voor de officiële doelen van de diplomatieke of consulaire missie of de internationale organisatie.

2.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming.

Artikel 10

1.   In afwijking van artikel 8 kunnen de op de websites van bijlage III vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten het vrijgeven van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen toestaan indien aan volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een arbitragebesluit dat is vastgesteld vóór de datum waarop de in artikel 8 bedoelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of het in artikel 8 bedoelde lichaam werd opgenomen in bijlage IV of V, of van een rechterlijk of administratief besluit dat in de Unie is uitgesproken, of van een rechterlijk besluit dat in de betrokken lidstaat uitvoerbaar is, en dat van voor, op of na die datum dateert;

b)

de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend benut om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijke beslissing zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, binnen de grenzen gesteld door de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende de rechten van titularissen van dergelijke vorderingen;

c)

de beslissing komt niet ten goede aan een in bijlage IV of V vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam; alsmede

d)

de erkenning van de beslissing is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

2.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming.

Artikel 11

1.   In afwijking van artikel 8 en mits een betaling verschuldigd is door in bijlage IV of V vermelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen op grond van een contract of overeenkomst, gesloten door of op grond van een een verplichting ontstaan voor de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen vóór de datum waarop de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in bijlage IV of V werden opgenomen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat:

a)

de tegoeden of economische middelen worden gebruikt voor een betaling door een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam van bijlage IV of V;

b)

de betaling niet in strijd is met artikel 8, lid 2.

2.   De betrokken lidstaat zal de andere lidstaten en de Commissie op de hoogte brengen van elke op grond van lid 1 verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van de toestemming.

3.   Artikel 8, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen die tegoeden ontvangen die door derden naar de rekening van een in de lijst opgenomen natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam zijn overgemaakt, op voorwaarde dat de bijgeboekte bedragen eveneens bevroren worden. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de relevante bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.

4.   Mits deze rente, andere inkomsten en betalingen overeenkomstig artikel 8 worden bevroren, is artikel 8, lid 2, niet van toepassing op het overmaken op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen;

b)

betalingen op grond van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in artikel 8 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen zijn opgenomen in bijlage IV of V, of

c)

betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van rechterlijke, administratieve of arbitragebesluiten die in een lidstaat zijn uitgesproken of in de betrokken lidstaat uitvoerbaar zijn.

Artikel 12

1.   Onverminderd de geldende voorschriften inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim zijn natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen verplicht:

a)

alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals informatie in verband met rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 8 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, en deze informatie, direct of via de lidstaat, aan de Commissie te doen toekomen; alsmede

b)

samen te werken met de bevoegde autoriteit bij de verificatie van de informatie als bedoeld onder a).

2.   Alle rechtstreeks door de Commissie ontvangen aanvullende informatie wordt ter beschikking gesteld van de lidstaten.

3.   Overeenkomstig dit artikel verstrekte en ontvangen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie is verstrekt of ontvangen.

Artikel 13

1.   De bevriezing van tegoeden en economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming is met deze verordening, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die die maatregel uitvoeren, of van directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.

2.   Acties van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen geven geen aanleiding tot aansprakelijkheid van deze natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, indien zij niet wisten en niet redelijkerwijs konden vermoeden dat hun acties een inbreuk zouden vormen op de maatregelen in deze verordening.

Artikel 14

Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of gevolg hebben dat de in deze verordening vastgelegde maatregelen worden omzeild.

Artikel 15

1.   Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van onderhavige verordening zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, zoals een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

a)

de in de bijlagen IV en V opgenomen natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

b)

een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam, handelend voor rekening of ten behoeve van een van de onder a) bedoelde personen, entiteiten of lichamen.

2.   In de procedure waartoe een vordering aanleiding geeft, wordt het bewijs dat de vordering niet op grond van lid 1 hoort te worden afgewezen, door de eisende natuurlijke persoon, rechtspersoon, de eisende entiteit of het eisende lichaam geleverd.

3.   Dit artikel geldt onverminderd het recht van de in lid 1 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen op toetsing door de rechter van de rechtmatigheid van de niet-nakoming van contractuele verplichtingen in overeenstemming met onderhavige verordening.

Artikel 16

1.   De Commissie en de lidstaten stellen elkaar in kennis van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen, en verstrekken elkaar alle relevante informatie waarover zij beschikken in verband met deze verordening, in het bijzonder informatie met betrekking tot:

a)

de bevroren tegoeden uit hoofde van artikel 8 en de vergunningen die krachtens de artikelen 9 tot en met 11 zijn verleend;

b)

inbreuken, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechtbanken.

2.   De lidstaten stellen elkaar en de Commissie onverwijld in kennis van alle andere relevante informatie waarover zij beschikken, en die van invloed kan zijn op de doeltreffende tenuitvoerlegging van deze verordening.

Artikel 17

1.   Wanneer de Raad besluit een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam te onderwerpen aan de in artikel 8 bedoelde maatregelen, wijzigt hij bijlage IV of V dienovereenkomstig.

2.   De Raad stelt de in lid 1 bedoelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam in kennis van zijn besluit, met inbegrip van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij door een kennisgeving te publiceren, zodat de betrokkene daarover opmerkingen kan indienen.

3.   Indien er opmerkingen worden ingediend of belangrijk nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, heroverweegt de Raad zijn besluit en brengt hij de persoon, entiteit of het lichaam daarvan op de hoogte.

4.   De lijst in de bijlagen IV en V wordt met regelmatige tussenpozen en ten minste om de twaalf maanden opnieuw bezien.

5.   De Commissie wordt gemachtigd om bijlage III te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

Artikel 18

1.   De lidstaten stellen de voorschriften vast betreffende de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat zij ten uitvoer worden gelegd. De vastgestelde sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.

2.   De lidstaten stellen de Commissie onverwijld na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis van de in lid 1 bedoelde regels, en stellen haar in kennis van alle latere wijzigingen.

Artikel 19

1.   De lidstaten wijzen de in deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten aan en identificeren deze op de in bijlage III vermelde websites. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke wijziging van het adres van de in bijlage III vermelde websites.

2.   De lidstaten delen de Commissie na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld mede wie hun bevoegde autoriteiten zijn en hoe contact met hen kan worden opgenomen, en delen haar alle latere wijzigingen mede.

3.   Waar deze verordening een meldingsplicht vaststelt, of een verplichting de Commissie te informeren of op een andere wijze met haar te communiceren, wordt daartoe gebruik gemaakt van het adres en de andere contactgegevens die zijn vermeld in bijlage III.

Artikel 20

Deze verordening is van toepassing:

a)

op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim;

b)

aan boord van vlieg- of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;

c)

op alle zich binnen of buiten het grondgebied van de Unie bevindende natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

d)

op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen, binnen of buiten het grondgebied van de Unie;

e)

op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Zie bladzijde 60 van dit Publicatieblad.

(2)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(3)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(4)  Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99).


BIJLAGE I

Lijst van uitrusting die voor binnenlandse repressie kan worden gebruikt, bedoeld in artikel 3

1.

De volgende vuurwapens, munitie en toebehoren:

1.1.

Vuurwapens die niet vallen onder ML 1 of ML 2 van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen

1.2.

Munitie speciaal ontworpen voor de vuurwapens die zijn vermeld in punt 1.1, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen;

1.3.

Vuurwapenvizieren die niet vallen onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen.

2.

Bommen en granaten die niet vallen onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen

3.

De volgende voertuigen:

3.1.

voertuigen uitgerust met een waterkanon, die speciaal zijn ontworpen of aangepast voor oproerbeheersing;

3.2.

voertuigen die speciaal zijn ontworpen of aangepast om door middel van stroomstoten indringers af te weren;

3.3.

voertuigen die speciaal zijn ontworpen of aangepast om barricades te verwijderen, met inbegrip van constructiematerieel met bescherming tegen kogels;

3.4.

voertuigen die speciaal zijn ontworpen voor vervoer of overbrenging van gevangenen en/of gedetineerden;

3.5.

voertuigen die speciaal zijn ontworpen om mobiele barrières op te werpen;

3.6.

Voor de in de punten 3.1 tot en met 3.5 vermelde voertuigen bestemde onderdelen, speciaal ontworpen voor oproerbeheersing.

Opmerking 1:

Dit punt is niet van toepassing op voertuigen die speciaal zijn ontworpen voor brandbestrijding.

Opmerking 2:

Voor de toepassing van punt 3.5 omvat de term „voertuigen” ook opleggers en aanhangwagens.

4.

De volgende explosieven en aanverwante stoffen:

4.1.

Uitrusting en toestellen die speciaal ontworpen zijn voor het al dan niet elektrisch inleiden van explosies, met inbegrip van ontstekingstoestellen, detonatoren, ontstekers, boosters en slagkoord, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen; met uitzondering van: met uitzondering van: apparatuur en toestellen die speciaal ontworpen zijn voor een specifiek commercieel gebruik, zijnde het door detonatie in werking stellen of doen functioneren van andere apparatuur of toestellen die niet het veroorzaken van explosies tot functie hebben (bijvoorbeeld toestellen voor het opblazen van airbags, piekstroombegrenzers of toestellen voor het in werking stellen van sprinklerinstallaties);

4.2.

Ladingen voor directionele explosies die niet onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen vallen;

4.3.

De volgende andere explosieven die niet onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen vallen, en aanverwante stoffen:

a)

amatol;

b)

nitrocellulose (met een stikstofgehalte van meer dan 12,5 %);

c)

nitroglycol;

d)

penta-erythritoltetranitraat (PETN);

e)

picrylchloride;

f)

2,4,6-trinitrotolueen (TNT).

5.

De volgende beschermende apparatuur die niet valt onder ML 13 van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen:

5.1.

lichaamspantsering met bescherming tegen kogels en/of messteken;

5.2.

Kogel- en/of fragmentatiebestendige helmen, helmen voor oproerbeheersing, schilden voor oproerbeheersing en kogelbestendige schilden.

Opmerking:

Hieronder valt niet:

uitrusting speciaal ontworpen voor sportactiviteiten,

uitrusting speciaal ontworpen voor de veiligheid op het werk.

6.

Simulatieapparatuur die niet onder ML 14 van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen valt, voor opleiding in het gebruik van vuurwapens en speciaal daarvoor ontworpen software.

7.

Nachtzicht- en thermische beeldvormingsapparatuur en beeldversterkerbuizen die niet onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen vallen.

8.

Scheermesprikkeldraad.

9.

Militaire messen, gevechtsmessen en bajonetten met een bladlengte van meer dan 10 cm.

10.

Productieapparatuur die speciaal is ontworpen voor de in deze lijst vermelde goederen.

11.

Specifieke technologie voor de ontwikkeling, de vervaardiging of het gebruik van de in deze lijst vermelde goederen.


BIJLAGE II

Apparatuur, technologie en software als bedoeld in de artikelen 6 en 7

Algemeen

Niettegenstaande de inhoud van deze bijlage is zij niet van toepassing op:

a)

apparatuur, technologie of software die is vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad (1) of in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, of

b)

software die is ontworpen voor installatie door de gebruiker zonder wezenlijke ondersteuning van de leverancier en die algemeen voor het publiek verkrijgbaar is doordat zij via de detailhandel zonder beperkingen uit voorraad wordt verkocht via

i)

winkelverkoop,

ii)

postorderverkoop,

iii)

elektronische transacties, of

iv)

telefonische verkoop, of

c)

software die tot het publieke domein behoort.

De categorieen A, B, C, D en E verwijzen naar de categorieen in Verordening (EG) nr. 428/2009.

De apparatuur, technologie en software als bedoeld in de artikelen 6 en 7 bestaat uit:

A.

Lijst van apparatuur

Systemen voor deep packet inspection

Systemen voor interceptie op netwerken, waaronder systemen voor interceptiebeheer (IMS) en systemen voor informatie over bewaring van gegevens

Monitoringsystemen voor radiofrequenties

Stoorsystemen voor netwerken en satellietverbindingen

Systemen voor infectie op afstand

Spraakherkennings en -verwerkingssystemen

Systemen voor interceptie en monitoring van IMSI (2), MSISDN (3), IMEI (4), TMSI (5)

Systemen voor tactische interceptie en monitoring van SMS (6)/GSM (7)/GPS (8)/GPRS (9)/UMTS (10)/CDMA (11)/PSTN (12)

Systemen voor interceptie van informatie en monitoring van DHCP (13)/SMTP (14), GTP (15)

Systemen voor patroonherkenning en -profilering

Op afstand werkende forensische systemen

Systemen voor semantische verwerking

Systemen voor het breken van de codes van WEP- en WPA-verbindingen

Interceptiesystemen voor merkgebonden en standaard VoIP-protocollen

B.

Niet gebruikt

C.

Niet gebruikt

D.

„Software” voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van de onder A bedoelde apparatuur.

E.

„Technologie” voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van de onder A bedoelde apparatuur.

Apparatuur, technologie of software die binnen deze categorieën valt, wordt uitsluitend door deze bijlage bestreken voor zover zij past binnen de algemene beschrijving „systemen voor interceptie en monitoring van internet-, telefoon- en satellietcommunicatie”.

In deze bijlage wordt onder monitoring verstaan het vastleggen, extraheren, decoderen, opslaan, verwerken, analyseren en archiveren van de inhoud van gesprekken en van netwerkdata.


(1)  Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1).

(2)  „IMSI”: International Mobile Subscriber Identity. Dit is een unieke identificatiecode voor elk mobiel telefoontoestel, die op de SIM-kaart staat en aan de hand waarvan deze SIM via GSM en UMTS-netwerken kan worden opgespoord.

(3)  „MSISDN”: Mobile Subscriber Integrated Services Digital Network Number. Dit is het unieke nummer dat aan elk abonnement op een GSM- of UMTS-netwerk wordt toegekend. Eenvoudig gesteld is het het telefoonnummer van de SIM-kaart in een mobiele telefoon en daarom wordt hierdoor de mobiele abonnee net zo goed geïdentificeerd als door het IMSI-nummer, zulks echter in verband met het doorzenden van gesprekken.

(4)  „IMEI”: International Mobile Equipment Identity. Het is een, gewoonlijk uniek, nummer voor het identificeren van mobiele telefoons van de types GSM, WCDMA en IDEN, alsook van sommige satelliettelefoons. Meestal is het afgedrukt in het batterijvak van de telefoon. Onderschepping (aftappen) kan gericht plaatsvinden via het IMEI-, IMSI- of MSISDN-nummer.

(5)  „TMSI”: Temporary Mobile Subscriber Identity. Dit nummer is het meest gebruikelijk voor de communicatie tussen de telefoon en het netwerk.

(6)  „SMS”: Short Message System.

(7)  „GSM”: Global System for Mobile Communications.

(8)  „GPS”: Global Positioning System.

(9)  „GPRS”: General Package Radio Service.

(10)  „UMTS”: Universal Mobile Telecommunication System.

(11)  „CDMA”: Code Division Multiple Access.

(12)  „PSTN”: Public Switch Telephone Networks.

(13)  „DHCP”: Dynamic Host Configuration Protocol.

(14)  „SMTP”: Simple Mail Transfer Protocol.

(15)  „GTP”: GPRS Tunneling Protocol.


BIJLAGE III

Websites voor informatie over de bevoegde autoriteiten en adres voor kennisgevingen aan de Commissie

BELGIË

https://diplomatie.belgium.be/nl/Beleid/beleidsthemas/vrede_en_veiligheid/sancties

https://diplomatie.belgium.be/fr/politique/themes_politiques/paix_et_securite/sanctions

https://diplomatie.belgium.be/en/policy/policy_areas/peace_and_security/sanctions

BULGARIJE

http://www.mfa.bg/en/pages/135/index.html

TSJECHIË

www.financnianalytickyurad.cz/mezinarodni-sankce.html

DENEMARKEN

http://um.dk/da/Udenrigspolitik/folkeretten/sanktioner/

DUITSLAND

http://www.bmwi.de/DE/Themen/Aussenwirtschaft/aussenwirtschaftsrecht,did=404888.html

ESTLAND

http://www.vm.ee/est/kat_622/

IERLAND

http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id=28519

GRIEKENLAND

http://www.mfa.gr/en/foreign-policy/global-issues/international-sanctions.html

SPANJE

http://www.exteriores.gob.es/Portal/en/PoliticaExteriorCooperacion/GlobalizacionOportunidadesRiesgos/Paginas/SancionesInternacionales.aspx

FRANKRIJK

http://www.diplomatie.gouv.fr/fr/autorites-sanctions/

KROATIË

http://www.mvep.hr/sankcije

ITALIË

http://www.esteri.it/MAE/IT/Politica_Europea/Deroghe.htm

CΥΡRUS

http://www.mfa.gov.cy/sanctions

LETLAND

http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539

LITOUWEN

http://www.urm.lt/sanctions

LUXEMBURG

http://www.mae.lu/sanctions

HONGARIJE

http://www.kormany.hu/download/9/2a/f0000/EU%20szankci%C3%B3s%20t%C3%A1j%C3%A9koztat%C3%B3_20170214_final.pdf

MALTA

https://www.gov.mt/en/Government/Government%20of%20Malta/Ministries%20and%20Entities/Officially%20Appointed%20Bodies/Pages/Boards/Sanctions-Monitoring-Board-.aspx

NEDERLAND

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-sancties

OOSTENRIJK

http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id=12750&LNG=en&version=

POLEN

http://www.msz.gov.pl

PORTUGAL

http://www.portugal.gov.pt/pt/ministerios/mne/quero-saber-mais/sobre-o-ministerio/medidas-restritivas/medidas-restritivas.aspx

ROEMENIË

http://www.mae.ro/node/1548

SLOVENIË

http://www.mzz.gov.si/si/omejevalni_ukrepi

SLOWAKIJE

https://www.mzv.sk/europske_zalezitosti/europske_politiky-sankcie_eu

FINLAND

http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet

ZWEDEN

http://www.ud.se/sanktioner

VERENIGD KONINKRIJK

https://www.gov.uk/sanctions-embargoes-and-restrictions

Adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie:

Europese Commissie

Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid (FPI)

EEAS 07/99

1049 Brussel, België

E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu.


BIJLAGE IV

Lijst van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen als bedoeld in artikel 8, lid 3


BIJLAGE V

Lijst van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen als bedoeld in artikel 8, lid 4


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/38


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2064 VAN DE RAAD

van 13 november 2017

tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1420

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (1), en met name artikel 2, lid 3,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 4 augustus 2017 Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1420 (2) tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 vastgesteld, waarbij een geactualiseerde lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Verordening (EG) nr. 2580/2001 van toepassing is („de lijst”), wordt vastgesteld.

(2)

De Raad heeft besloten dat er niet langer redenen zijn om een entiteit te handhaven op de lijst.

(3)

De lijst moet derhalve dienovereenkomstig worden geactualiseerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 bedoelde lijst wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1420 van de Raad van 4 augustus 2017 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/150 (PB L 204 van 5.8.2017, blz. 3).


BIJLAGE

De volgende entiteit wordt geschrapt van de lijst bedoeld in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001:

II.   GROEPEN EN ENTITEITEN

„18.

„Fuerzas armadas revolucionarias de Colombia” — „FARC” („Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia”).”.


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/40


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2065 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2017

tot bevestiging van de goedkeuringsvoorwaarden van de werkzame stof 8-hydroxyquinoline, zoals vermeld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408, wat betreft de opname van de werkzame stof 8-hydroxyquinoline in de lijst van stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, onder c), artikel 78, lid 2, en artikel 80, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 993/2011 van de Commissie (2) is de werkzame stof 8-hydroxyquinoline goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 en de stof is opgenomen in deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (3). Overeenkomstig deel B, rij 18, van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 mag enkel toelating worden verleend voor gebruik als fungicide en bactericide in broeikassen.

(2)

Op 31 januari 2014 heeft Probelte S.A.U, op verzoek waarvan 8-hydroxyquinoline was goedgekeurd, overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een aanvraag ingediend voor een wijziging van de goedkeuringsvoorwaarden van de werkzame stof 8-hydroxyquinoline teneinde de beperking tot toepassingen in broeikassen op te heffen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die 8-hydroxyquinoline bevatten op akkers toe te laten. Het dossier met informatie over de aangevraagde uitbreiding van het gebruik was ingediend bij Spanje, dat bij Verordening (EG) nr. 1490/2002 van de Commissie (4) als lidstaat-rapporteur was aangewezen.

(3)

Spanje heeft de door de aanvrager ingediende informatie onderzocht en een addendum bij het ontwerpbeoordelingsverslag opgesteld. Op 25 maart 2015 heeft het land dat addendum bij de Commissie ingediend, met een kopie aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).

(4)

De EFSA heeft het addendum aan de aanvrager en de andere lidstaten verstuurd en ter beschikking gesteld van het publiek, en gaf gedurende een periode van zestig dagen gelegenheid voor het indienen van schriftelijke opmerkingen.

(5)

Rekening houdend met het addendum bij het ontwerpbeoordelingsverslag heeft de EFSA op 29 april 2016 haar conclusie over 8-hydroxyquinoline vastgesteld (5) wat het onbeperkte buitengebruik ervan betreft.

(6)

Tegelijkertijd heeft Spanje overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (6) bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) een voorstel tot geharmoniseerde indeling en etikettering van 8-hydroxyquinoline ingediend. Het Comité risicobeoordeling van ECHA heeft over dat voorstel een advies uitgebracht (7) waarin het concludeert dat die werkzame stof als voor de voortplanting giftige stof van categorie 1B moet worden ingedeeld.

(7)

De EFSA gaf in haar conclusie aan dat er toxische effecten op endocriene organen waren vastgesteld. Daarom moet 8-hydroxyquinoline ook als een stof met hormoonontregelende eigenschappen worden beschouwd. De EFSA heeft haar conclusie aan de aanvrager, de lidstaten en de Commissie meegedeeld en toegankelijk gemaakt voor het publiek.

(8)

Rekening houdend met het addendum bij het ontwerpbeoordelingsverslag door de lidstaat-rapporteur, het advies van het Comité risicobeoordeling van ECHA en de conclusie van de EFSA, heeft de Commissie op 6 oktober 2017 bij het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders een addendum bij het evaluatieverslag en een ontwerpverordening ingediend.

(9)

De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen in te dienen op het addendum bij het evaluatieverslag over 8-hydroxyquinoline. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht. Ondanks de argumenten van de aanvrager blijven de in de overwegingen 6 en 7 vermelde problemen echter bestaan.

(10)

Bijgevolg is niet aangetoond dat gewasbeschermingsmiddelen die 8-hydroxyquinoline bevatten naar verwachting in het algemeen aan de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 vastgestelde eisen zullen voldoen, tenzij de beperkingen die momenteel op die werkzame stof van toepassing zijn, van kracht blijven.

(11)

De evaluatie van het verzoek van de aanvrager om de goedkeuringsvoorwaarden te wijzigen, kan niet als een herziening van de goedkeuring van 8-hydroxyquinoline worden beschouwd. De goedkeuringsvoorwaarden van de werkzame stof 8-hydroxyquinoline, zoals vermeld in rij 18 van deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, moeten bijgevolg onveranderd blijven en bevestigd worden.

(12)

Overeenkomstig artikel 80, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voorziet Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 van de Commissie (8) in de lijst van de in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (9) opgenomen of krachtens de overgangsbepalingen in artikel 80, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 uit hoofde van die verordening goedgekeurde stoffen, die voldoen aan de criteria van bijlage II, punt 4, bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 („de lijst van stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen”). Aangezien 8-hydroxyquinoline, dat is goedgekeurd overeenkomstig artikel 80, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, ook voldoet aan de criteria van bijlage II, punt 4, zesde en zevende streepje, bij Verordening (EG) nr. 1107/2009, is het passend die werkzame stof in die lijst op te nemen. Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

De lidstaten moeten een redelijke termijn krijgen om zich aan de bepalingen van deze verordening aan te passen, aangezien sommige aanvragen voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen die 8-hydroxyquinoline bevatten mogelijk bijna voltooid zijn zonder dat de vergelijkende evaluatie binnen de in artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 vastgestelde termijn kan worden uitgevoerd. De verplichting om een vergelijkende evaluatie uit te voeren voor gewasbeschermingsmiddelen die een werkzame stof bevatten die in aanmerking komt om te worden vervangen, is vastgesteld in artikel 50, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bevestiging van de goedkeuringsvoorwaarden

De goedkeuringsvoorwaarden van de werkzame stof 8-hydroxyquinoline, zoals vermeld in rij 18 van deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie, worden bevestigd.

Artikel 2

Wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408

De benaming „8-hydroxyquinoline” wordt ingevoegd tussen de vermelding „1-methylcyclopropeen” en de vermelding „aclonifen”.

Artikel 3

Uitgestelde toepassing van artikel 2

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408, zoals gewijzigd bij artikel 2, geldt, voor de toepassing van artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, enkel voor aanvragen voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen die 8-hydroxyquinoline bevatten die na 4 april 2018 zijn ingediend.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 993/2011 van de Commissie van 6 oktober 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof 8-hydroxyquinoline overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (PB L 263 van 7.10.2011, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1490/2002 van de Commissie van 14 augustus 2002 houdende bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 451/2000 (PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23).

(5)  Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance 8-hydroxyquinoline. EFSA Journal 2016;14(6):4493. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm

(6)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(7)  Opinion proposing harmonised classification and labelling at EU level of Quinolin-8-ol; 8-hydroxyquinoline. ECHA 2015. Online beschikbaar op: www.echa.europa.eu

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 van de Commissie van 11 maart 2015 inzake uitvoering van artikel 80, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot vaststelling van een lijst van stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen (PB L 67 van 12.3.2015, blz. 18).

(9)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/43


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2066 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2017

betreffende de goedkeuring van mosterdzaadpoeder als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 5, in samenhang met artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft de Commissie op 6 juni 2016 een aanvraag van het Institut Technique de l'Agriculture Biologique (ITAB) (Frankrijk) ontvangen voor de goedkeuring van mosterdzaadpoeder als basisstof. De aanvraag ging vergezeld van de in artikel 23, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voorgeschreven informatie.

(2)

De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) om wetenschappelijke bijstand verzocht. Op 20 januari 2017 heeft de EFSA een technisch verslag over mosterdzaadpoeder bij de Commissie ingediend (2). De Commissie heeft op 20 juli 2017 het ontwerpevaluatieverslag (3) en een ontwerp van deze verordening aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders voorgelegd en daarna voor definitieve versies gezorgd voor de bijeenkomst van dit comité op 6 oktober 2017.

(3)

Uit de door de aanvrager verstrekte documentatie blijkt dat mosterdzaadpoeder voldoet aan de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4) gedefinieerde criteria van een voedingsmiddel. Bovendien wordt de stof niet voornamelijk gebruikt om gewassen te beschermen, maar is zij daarvoor toch nuttig in een product dat bestaat uit de stof en water. Bijgevolg moet de stof als basisstof worden beschouwd.

(4)

Uit onderzoek is gebleken dat mag worden verwacht dat mosterdzaadpoeder in het algemeen zal voldoen aan de voorschriften van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009, met name voor de toepassingen die zijn onderzocht en in het evaluatieverslag van de Commissie zijn opgenomen. Daarom moet mosterdzaadpoeder als basisstof worden goedgekeurd.

(5)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, in samenhang met artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1107/2009, en in het licht van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen vast te stellen.

(6)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (5) dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van een basisstof

De stof mosterdzaadpoeder wordt als basisstof goedgekeurd overeenkomstig bijlage I.

Artikel 2

Wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  EFSA, 2017. Technical report on the outcome of the consultation with Member States and EFSA on the basic substance application for mustard seeds powder from Sinapis alba (Brassica alba), Brassica juncea and Brassica nigra for use in plant protection as fungicide. EFSA supporting publication 2017:EN-1169. 35 pp. doi:10.2903/sp.efsa.2017.

(3)  http://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/public/?event=activesubstance.selection&language=NL

(4)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Specifieke bepalingen

Mosterdzaadpoeder

Niet van toepassing

Levensmiddelenkwaliteit

4 december 2017

Mosterdzaadpoeder mag worden gebruikt overeenkomstig de specifieke voorwaarden in de conclusies van het evaluatieverslag over mosterdzaadpoeder (SANTE/11309/2017), en met name de aanhangsels I en II.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit, de specificatie en de wijze van gebruik van de basisstof.


BIJLAGE II

Aan deel C van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Specifieke bepalingen

„18

Mosterdzaadpoeder

Niet van toepassing

Levensmiddelenkwaliteit

4 december 2017

Mosterdzaadpoeder mag worden gebruikt overeenkomstig de specifieke voorwaarden in de conclusies van het evaluatieverslag over mosterdzaadpoeder (SANTE/11309/2017), en met name de aanhangsels I en II.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit, de specificatie en de wijze van gebruik van de basisstof.


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/47


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2067 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2017

tot niet-goedkeuring van paprika-extract (capsanthine, capsorubine E 160c) als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 5, in samenhang met artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 19 juni 2015 heeft de Commissie van de Groupe Peyraud Nature een aanvraag overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 ontvangen betreffende de goedkeuring van de specerij Capsicum spp. als basisstof. De aanvraag ging vergezeld van de in artikel 23, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voorgeschreven informatie.

(2)

De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) gevraagd wetenschappelijke bijstand te verlenen. Op 10 oktober 2016 heeft de EFSA een technisch verslag over de betrokken stof bij de Commissie ingediend (2). De Commissie heeft het evaluatieverslag (3) en het ontwerp van deze verordening betreffende de niet-goedkeuring van paprika-extract (capsanthine, capsorubine E 160c) op 24 januari 2017 bij het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders ingediend en een definitieve versie hiervan opgesteld voor de vergadering van dat comité van 6 oktober 2017.

(3)

Tijdens de door de EFSA georganiseerde raadpleging heeft de aanvrager ermee ingestemd de naam van de basisstof te veranderen in paprika-extract (capsanthine, capsorubine E 160c).

(4)

Uit de door de aanvrager verstrekte documentatie blijkt dat paprika-extract (capsanthine, capsorubine E 160c) voldoet aan de criteria van een voedingsmiddel zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4) en dat de stof niet voornamelijk voor gewasbeschermingsdoeleinden wordt gebruikt.

(5)

In het technisch verslag van de EFSA is melding gemaakt van specifieke bezorgdheid over de blootstelling aan het bestanddeel capsaïcine en de niet-beschikbaarheid van schattingen van de blootstelling voor paprika-extract (capsanthine, capsorubine E 160c), die specifiek verband houdt met het gebruik van pesticiden, en daarom kon de beoordeling van het risico voor de exploitanten, werknemers, omstanders en niet-doelorganismen niet worden voltooid.

(6)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over het ontwerpevaluatieverslag in te dienen. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.

(7)

De door de aanvrager aangevoerde argumenten hebben de bezorgdheid over de stof echter niet kunnen wegnemen.

(8)

Zoals vastgesteld in het evaluatieverslag van de Commissie, is bijgevolg niet gebleken dat aan de voorschriften van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Het is dan ook passend paprika-extract (capsanthine, capsorubine E 160c) niet goed te keuren als basisstof.

(9)

Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor de goedkeuring van paprika-extract (capsanthine, capsorubine E 160c) als basisstof in te dienen overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, onverlet.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De stof paprika-extract (capsanthine, capsorubine E 160c) wordt niet goedgekeurd als basisstof.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Technical report on the outcome of the consultation with Member States and EFSA on the basic substance application for paprika extract, capsanthin, capsorubin E 160 c (admissibility accepted when named Capsicum spp. spice) for use in plant protection as repellent various invertebrates, mammals and birds. EFSA supporting publication 2016:EN-1096. 54 blz.

(3)  http://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/public/?event=activesubstance.selection&language=NL

(4)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/49


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2068 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2017

tot niet-goedkeuring van kaliumsorbaat als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 5, in samenhang met artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 9 oktober 2015 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een aanvraag voor de goedkeuring van kaliumsorbaat als basisstof ontvangen van Decco Iberica Post Cosecha S.A.U. Op 14 juli 2016 heeft de Commissie een bijgewerkte aanvraag ontvangen. De aanvraag ging vergezeld van de in artikel 23, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voorgeschreven informatie.

(2)

De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) gevraagd wetenschappelijke bijstand te verlenen. Op 12 mei 2017 heeft de EFSA een technisch verslag over kaliumsorbaat bij de Commissie ingediend (2). De Commissie heeft het evaluatieverslag (3) en het ontwerp van deze verordening betreffende de niet-goedkeuring van kaliumsorbaat op 20 juli 2017 bij het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders ingediend en een definitieve versie daarvan opgesteld voor de vergadering van dat comité van 6 oktober 2017.

(3)

Uit de door de aanvrager verstrekte documentatie blijkt dat de stof kaliumsorbaat voldoet aan de criteria van een voedingsmiddel zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(4)

In het technisch verslag van de EFSA is echter melding gemaakt van specifieke bezorgdheid over de blootstelling aan kaliumsorbaat, met name via residuen bij gebruik als pesticide. De EFSA heeft geconcludeerd dat de informatie over residuen zeer beperkt was en dat zij als gevolg daarvan geen betrouwbare beoordeling van de risico's voor de consument kon uitvoeren. Een overschrijding van de tijdelijke aanvaardbare dagelijkse inname van kaliumsorbaat als gevolg van extra blootstelling van consumenten aan residuen van als pesticide gebruikt kaliumsorbaat kan niet worden uitgesloten.

(5)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over het technisch verslag van de EFSA en over het ontwerpevaluatieverslag in te dienen. De aanvrager heeft geen opmerkingen ingediend.

(6)

Zoals vastgesteld in het evaluatieverslag van de Commissie, is bijgevolg niet gebleken dat aan de voorschriften van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Het is dan ook passend kaliumsorbaat niet goed te keuren als basisstof.

(7)

Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor de goedkeuring van kaliumsorbaat als basisstof in te dienen overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, onverlet.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De stof kaliumsorbaat wordt niet goedgekeurd als basisstof.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid), 2017. Technical report on the outcome of the consultation with Member States and EFSA on the basic substance application for potassium sorbate for use in plant protection as fungicide on citrus, stone and pome fruits. EFSA supporting publication 2017:EN-1232. 53 blz. doi:10.2903/sp.efsa.2017.EN-1232.

(3)  http://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/public/?event=activesubstance.selection&language=EN

(4)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/51


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2069 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2017

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperioden voor de werkzame stoffen flonicamid (IKI-220), metalaxyl, penoxsulam en proquinazid

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 17, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (2) zijn de werkzame stoffen opgenomen die geacht worden te zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(2)

Er zijn aanvragen voor de verlenging van de goedkeuring van de in deze verordening opgenomen werkzame stoffen ingediend overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (3). De goedkeuring van die stoffen kan echter om redenen buiten de wil van de aanvrager vervallen, voordat over de verlenging van de goedkeuring een beslissing is genomen. Daarom moet de goedkeuringsperiode worden verlengd overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(3)

Gezien de tijd en de middelen die nodig zijn om de beoordeling te voltooien van de aanvragen voor de verlenging van de goedkeuringen van het grote aantal werkzame stoffen waarvan de goedkeuringen tussen 2019 en 2021 verstrijken, is bij Uitvoeringsbesluit C(2016)6104 van de Commissie (4) een werkprogramma overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 vastgesteld waarin soortgelijke werkzame stoffen zijn gegroepeerd en prioriteiten zijn gesteld op basis van veiligheidsrisico's voor de gezondheid van mens en dier of het milieu.

(4)

Aangezien de in deze verordening opgenomen werkzame stoffen niet vallen onder de categorieën waaraan in Uitvoeringsbesluit C(2016)6104 prioriteit wordt gegeven, moet de goedkeuringsperiode met twee of drie jaar worden verlengd, rekening houdend met de huidige vervaldatum, het feit dat volgens artikel 6, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 het aanvullende dossier uiterlijk dertig maanden vóór het verstrijken van de goedkeuring moet worden ingediend, de noodzaak om de verantwoordelijkheden en werkzaamheden evenwichtig over de als rapporteur en corapporteur optredende lidstaten te verdelen en de voor de beoordeling en besluitvorming noodzakelijke beschikbare middelen. De goedkeuringsperiode voor de werkzame stof proquinazid moet daarom met twee jaar worden verlengd en de goedkeuringsperioden voor de werkzame stoffen flonicamid (IKI-220), metalaxyl en penoxsulam met drie jaar.

(5)

Gezien het doel van artikel 17, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal de Commissie — wanneer uiterlijk dertig maanden vóór de in de bijlage bij deze verordening vastgestelde vervaldatum geen aanvullend dossier overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 is ingediend — de vervaldatum vaststellen op dezelfde datum als vóór deze verordening of op de vroegste datum daarna.

(6)

Gezien het doel van artikel 17, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal de Commissie — wanneer zij bij verordening bepaalt dat de goedkeuring van een in de bijlage bij deze verordening genoemde werkzame stof niet wordt verlengd omdat niet aan de criteria voor goedkeuring is voldaan — de vervaldatum vaststellen op dezelfde datum als vóór deze verordening of, indien dat later is, op de datum van inwerkingtreding van deverordening waarbij wordt bepaald dat de goedkeuring van de werkzame stof niet wordt verlengd. Wanneer de Commissie bij verordening bepaalt dat de goedkeuring van een in de bijlage bij deze verordening genoemde werkzame stof wordt verlengd, zal zij, wanneer dit aangewezen is, trachten de vroegst mogelijke toepassingsdatum vast te stellen.

(7)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 252 van 19.9.2012, blz. 26).

(4)  Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 28 september 2016 tot vaststelling van een werkprogramma voor de beoordeling van aanvragen voor de verlenging van goedkeuringen van werkzame stoffen die verstrijken in 2019, 2020 en 2021, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB C 357 van 29.9.2016, blz. 9).


BIJLAGE

Deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In rij 301 (penoxsulam) wordt in de zesde kolom (geldigheidsduur) de datum vervangen door „31 juli 2023”.

2)

In rij 302 (proquinazid) wordt in de zesde kolom (geldigheidsduur) de datum vervangen door „31 juli 2022”.

3)

In rij 304 (metalaxyl) wordt in de zesde kolom (geldigheidsduur) de datum vervangen door „30 juni 2023”.

4)

In rij 305 (flonicamid (IKI-220)) wordt in de zesde kolom (geldigheidsduur) de datum vervangen door „31 augustus 2023”.


BESLUITEN

14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/54


BESLUIT (EU) 2017/2070 VAN DE RAAD

van 6 november 2017

tot benoeming van een plaatsvervanger van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Republiek Finland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Finse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld.

(2)

In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van de heer Wille VALVE,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio's wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot plaatsvervanger benoemd:

de heer Tony WIKSTRÖM, Ledamot i Ålands lagting.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 6 november 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TAMM


(1)  Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).

(2)  Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).

(3)  Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/55


BESLUIT (GBVB) 2017/2071 VAN DE RAAD

van 13 november 2017

tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 33 en artikel 31, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 8 juli 2014 Besluit 2014/438/GBVB (1) vastgesteld, waarbij de heer Herbert SALBER werd benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië.

(2)

De Raad heeft op 17 februari 2017 Besluit (GBVB) 2017/299 (2) vastgesteld, waarbij het mandaat van de SVEU voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië werd verlengd tot en met 30 juni 2018.

(3)

Na de benoeming van de heer Herbert SALBER tot een andere functie moet de heer Toivo KLAAR met ingang van 13 november 2017 worden benoemd tot SVEU voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië.

(4)

De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag, kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het mandaat van de heer Herbert SALBER als speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie („SVEU”) voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië wordt beëindigd per 15 augustus 2017.

2.   De heer Toivo KLAAR wordt benoemd tot SVEU voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië, voor de periode van 13 november 2017 tot en met 30 juni 2018. Hij oefent zijn mandaat uit overeenkomstig Besluit (GBVB) 2017/299.

3.   De Raad kan, op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité en op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, besluiten dat het mandaat van de SVEU eerder wordt beëindigd.

Artikel 2

Uitgaven in verband met de administratieve continuïteit tussen de mandaten van de SVEU's gedurende de periode van 15 augustus 2017 tot en met 12 november 2017 worden gedekt door het financieel referentiebedrag dat is vastgelegd in artikel 5, lid 1, van Besluit (GBVB) 2017/299.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 1, lid 1, en artikel 2 zijn van toepassing met ingang van 15 augustus 2017.

Gedaan te Brussel, 13 november 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Besluit 2014/438/GBVB van de Raad van 8 juli 2014 houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië (PB L 200 van 9.7.2014, blz. 11).

(2)  Besluit (GBVB) 2017/299 van de Raad van 17 februari 2017 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië (PB L 43 van 21.2.2017, blz. 214).


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/57


BESLUIT (GBVB) 2017/2072 VAN DE RAAD

van 13 november 2017

inzake de actualisering en wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme, en tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/1426

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 27 december 2001 Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

De Raad heeft op 4 augustus 2017 Besluit (GBVB) 2017/1426 (2) inzake de actualisering van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB („de lijst”) vastgesteld.

(3)

De Raad heeft besloten dat er niet langer redenen zijn om een entiteit te handhaven op de lijst.

(4)

De lijst moet derhalve dienovereenkomstig worden geactualiseerd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Besluit (GBVB) 2017/1426 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 13 november 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93).

(2)  Besluit (GBVB) 2017/1426 van 4 augustus 2017 inzake de actualisering van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2017/154 (PB L 204 van 5.8.2017, blz. 95).


BIJLAGE

De volgende entiteit wordt geschrapt van de lijst in de bijlage bij Besluit (GBVB) 2017/1426:

II.   GROEPEN EN ENTITEITEN

„18.

„Fuerzas armadas revolucionarias de Colombia” — „FARC” („Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia”).”.


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/59


BESLUIT (GBVB) 2017/2073 VAN DE RAAD

van 13 november 2017

tot wijziging van Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 27 december 2001 Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

De Raad heeft besloten dat er niet langer redenen zijn om een entiteit te handhaven op de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB. De beperkende maatregelen ten aanzien van die entiteit werden bij Besluit (GBVB) 2016/1711 van de Raad (2) geschorst.

(3)

Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 5 van Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB wordt het tweede lid geschrapt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 13 november 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93).

(2)  Besluit (GBVB) 2016/1711 van de Raad van 27 september 2016 tot wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (PB L 259I van 27.9.2016, blz. 3).


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/60


BESLUIT (GBVB) 2017/2074 VAN DE RAAD

van 13 november 2017

betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie blijft zich grote zorgen maken over de aanhoudende verslechtering van de toestand van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten in Venezuela.

(2)

De Raad heeft op 15 mei 2017 conclusies aangenomen waarin hij alle Venezolaanse politieke actoren en instellingen ertoe oproept op constructieve wijze te werken aan een oplossing voor de crisis in het land, met volledige eerbiediging van de rechtsstaat en de mensenrechten, de democratische instellingen en de scheiding der machten. Hij verklaart tevens dat de vrijlating van opgesloten politieke tegenstanders en de eerbiediging van de grondwettelijke rechten essentiële stappen zijn om vertrouwen op te bouwen en het land te helpen de politieke stabiliteit te herstellen.

(3)

De Unie heeft herhaaldelijk haar volledige steun uitgesproken voor de inspanningen in Venezuela ter vergemakkelijking van een snelle, constructieve en doeltreffende dialoog tussen de regering en de parlementaire meerderheid, teneinde voorwaarden te scheppen voor vreedzame oplossingen voor de gecompliceerde uitdagingen waar het land voor staat.

(4)

De Unie is een groot voorstander van het faciliteren van externe samenwerking om in de meest dringende behoeften van de bevolking te voorzien en is vastbesloten Venezuela te helpen bij het vinden van vreedzame en democratische oplossingen, onder meer door steun voor de daarop gerichte regionale en internationale inspanningen.

(5)

De Unie heeft op 26 juli 2017 haar bezorgdheid geuit over de talloze meldingen over mensenrechtenschendingen en buitensporig geweld, en de Venezolaanse autoriteiten ertoe opgeroepen de grondwet van Venezuela ( „de grondwet”) en de rechtsstaat te eerbiedigen en erop toe te zien dat de grondrechten en fundamentele vrijheden, waaronder het recht van vreedzame betoging, worden gewaarborgd.

(6)

De Unie heeft op 2 augustus 2017 verklaard het besluit van de Venezolaanse autoriteiten om door te gaan met de verkiezing van een grondwetgevende vergadering diep te betreuren, aangezien het besluit de crisis in Venezuela blijvend heeft verscherpt en andere legitieme grondwettelijke instellingen, zoals de nationale vergadering, dreigt te ondermijnen. De Unie heeft enerzijds een dringend beroep gedaan op alle partijen om af te zien van geweld en op de autoriteiten om alle mensenrechten ten volle te doen eerbiedigen, en verklaard bereid te zijn bijstand te verlenen op alle terreinen die de dagelijkse omstandigheden van de Venezolaanse bevolking zouden kunnen verlichten, maar heeft anderzijds ook aangegeven haar respons geleidelijk te kunnen opvoeren als blijkt dat de democratische beginselen verder worden ondermijnd en de grondwet niet wordt nageleefd.

(7)

In dit verband en in overeenstemming met de op 2 augustus 2017 door de Unie afgelegde verklaring, dienen gerichte beperkende maatregelen te worden opgelegd tegen bepaalde natuurlijke personen en rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen of misbruik van de mensenrechten of de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, en personen, entiteiten en lichamen waarvan de acties, de beleidsmaatregelen of de activiteiten de democratie of de rechtsstaat in Venezuela ondermijnen, alsmede daarmee verbonden personen, entiteiten en lichamen.

(8)

Gezien het risico op verder geweld, buitensporig gebruik van dwang en schendingen of misbruik van de mensenrechten, is het daarenboven aangewezen dat beperkende maatregelen worden opgelegd in de vorm van een wapenembargo, alsmede specifieke maatregelen tot het opleggen van beperkingen inzake uitrusting die kan dienen voor binnenlandse repressie en betreffende het voorkomen van misbruik van communicatieapparatuur.

(9)

De beperkende maatregelen moeten geleidelijk, doelgericht, flexibel en omkeerbaar zijn, zonder dat de rest van de bevolking erdoor wordt getroffen, en moeten erop gericht zijn een geloofwaardig en zinvol proces te bevorderen dat kan leiden tot een vreedzame oplossing door onderhandelingen.

(10)

Om uitvoering te geven aan bepaalde maatregelen, is een bijkomend optreden van de Unie vereist,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

UITVOERBEPERKINGEN

Artikel 1

1.   De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapens en alle soorten aanverwant materieel, waaronder wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor, aan Venezuela door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten — ongeacht of de goederen daar oorspronkelijk vandaan komen — of met gebruik van onder hun vlag varende schepen of tot hun nationale luchtvaartmaatschappij behorende vliegtuigen, is verboden.

2.   Er geldt een verbod op:

a)

het direct of indirect verlenen van technische bijstand, tussenhandeldiensten en andere diensten in verband met militaire activiteiten en het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van alle soorten wapens en aanverwant materieel, met inbegrip van wapens en munitie, militaire voertuigen en uitrusting, paramilitaire uitrusting en reserveonderdelen daarvoor, aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Venezuela, of voor gebruik in Venezuela;

b)

het verstrekken van financiering of financiële steun die verband houdt met militaire activiteiten, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekering, alsmede verzekeringen en herverzekeringen, voor de verkoop, de levering, de overdracht of de uitvoer van wapens en aanverwant materieel of het verlenen van daarmee verband houdende technische bijstand, tussenhandeldiensten en andere diensten, direct of indirect aan personen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in Venezuela.

Artikel 2

De verbodsbepaling van lid 1 geldt niet voor overeenkomsten die vóór 13 november 2017 zijn gesloten of aanvullende overeenkomsten die nodig zijn voor de uitvoering van dergelijke overeenkomsten, op voorwaarde dat zij voldoen aan Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (1), met name aan de criteria in artikel 2 daarvan, en dat de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die de overeenkomst willen uitvoeren de overeenkomst hebben aangemeld bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij zijn gevestigd binnen 5 werkdagen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 3

1.   De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, aan Venezuela door onderdanen van lidstaten of vanuit het grondgebied van lidstaten of met gebruikmaking van onder hun vlag varende schepen of hun luchtvaartuigen, is verboden, ongeacht of de goederen oorspronkelijk van het grondgebied van de lidstaten afkomstig zijn.

2.   Er geldt een verbod op:

a)

het, direct of indirect, verlenen van technische bijstand, tussenhandeldiensten en andere diensten, in verband met uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt en met de verstrekking, de fabricage, het onderhoud en het gebruik van dergelijke uitrusting, aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Venezuela, of voor gebruik in Venezuela;

b)

het, direct of indirect, verlenen van financiering of financiële bijstand in verband met uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekeringen, alsook verzekering en herverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van dergelijke uitrusting of voor het verlenen van daaraan gerelateerde technische bijstand, tussenhandeldiensten en andere diensten aan personen, entiteiten of lichamen in Venezuela, of voor gebruik in Venezuela.

3.   De Unie neemt de nodige maatregelen om te bepalen welke voorwerpen onder dit artikel moeten vallen.

Artikel 4

1.   De artikelen 1 en 3 zijn niet van toepassing op:

a)

de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma's voor institutionele opbouw van de Verenigde Naties (VN) en de Unie en haar lidstaten of van regionale en subregionale organisaties, of van materieel dat is bedoeld voor crisisbeheersingsoperaties van de VN en de Unie of van regionale en subregionale organisaties;

b)

de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van mijnopruimingsuitrusting en materieel voor gebruik bij mijnopruimingsoperaties;

c)

het onderhoud van niet-dodelijke uitrusting die kan worden gebruikt door de marine en kustwacht van Venezuela en die uitsluitend bestemd is voor grensbescherming, regionale stabiliteit en het onderscheppen van drugs;

d)

het verstrekken van financiering en financiële bijstand in verband met de onder a), b) en c) bedoelde uitrusting of materieel;

e)

het verlenen van technische bijstand in verband met de onder a), b) en c) bedoelde uitrusting of materieel;

mits deze uitvoer van tevoren door de relevante bevoegde autoriteit is goedgekeurd.

2.   De artikelen 1 en 3 zijn niet van toepassing op beschermende kleding, met inbegrip van scherfwerende vesten en militaire helmen, die door personeel van de VN, personeel van de Unie of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, en medewerkers van humanitaire en ontwikkelingsorganisaties en daarmee verbonden personeel, louter voor persoonlijk gebruik tijdelijk naar Venezuela worden uitgevoerd.

Artikel 5

1.   De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van apparatuur, technologie of software voornamelijk bestemd voor gebruik bij toezicht of interceptie, door of namens het Venezolaanse regime, op het internet en op telefonische communicatie via mobiele of vaste netwerken in Venezuela, met inbegrip van het verstrekken van diensten, van welke aard ook, voor toezicht of interceptie van telecommunicatie of internet, alsmede het verlenen van financiële en technische bijstand door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten bij het installeren, bedienen of actualiseren van dergelijke apparatuur, technologie of software, zijn verboden.

2.   In afwijking op lid 1 mogen de lidstaten toestemming verlenen tot de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van de in lid 1 bedoelde apparatuur, technologie of software, met inbegrip van het verstrekken van diensten, van welke aard ook, voor toezicht of interceptie van telecommunicatie of internet, alsmede het verlenen van daaraan gerelateerde financiële en technische bijstand, indien zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat de apparatuur, technologie of software door de regering van Venezuela, door overheidsorganen, -bedrijven of -agentschappen, of door personen of entiteiten die namens deze of op hun aanwijzing handelen, niet zou worden gebruikt voor interne repressie.

De betrokken lidstaat zal de andere lidstaten en de Commissie op de hoogte brengen van elke op grond van dit lid verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van de toestemming.

3.   De Unie neemt de nodige maatregelen om te bepalen welke voorwerpen onder dit artikel vallen.

HOOFDSTUK II

TOEGANGSBEPERKINGEN

Artikel 6

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van:

a)

natuurlijke personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen of misbruik van de mensenrechten of de repressie van maatschappelijke organisaties en de democratische oppositie in Venezuela, of

b)

natuurlijke personen wier acties, beleidsmaatregelen of activiteiten de democratie of de rechtsstaat in Venezuela anderszins ondermijnen,

als genoemd in bijlage I.

2.   Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn de binnenkomst op hun grondgebied van hun eigen onderdanen te weigeren.

3.   Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:

a)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

b)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door of plaatsvindt onder auspiciën van de VN;

c)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent, of

d)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 tussen de Heilige Stoel (Staat Vaticaanstad) en Italië.

4.   Lid 3 wordt geacht ook van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

5.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd in elk van de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een vrijstelling verleent.

6.   De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden die deze reizen rechtvaardigen, of wanneer de reis plaatsvindt om intergouvernementele vergaderingen bij te wonen en vergaderingen geïnitieerd door de Unie of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerende voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, wanneer daar een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat, in Venezuela rechtstreeks worden bevorderd.

7.   Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn verleend, tenzij een of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling schriftelijk bezwaar maken. Indien een of meer leden van de Raad bezwaar maken, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.

8.   Indien een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 en 7 machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de in bijlage I vermelde personen, geldt deze machtiging alleen voor het doel waarvoor zij is verleend en alleen voor de daarbij betrokken personen.

HOOFDSTUK III

BEVRIEZING VAN TEGOEDEN EN ECONOMISCHE MIDDELEN

Artikel 7

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van:

a)

natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen of misbruik van de mensenrechten of de onderdrukking van maatschappelijke organisaties en de democratische oppositie in Venezuela;

b)

natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen waarvan de acties, beleidsmaatregelen of activiteiten de democratie of de rechtsstaat in Venezuela anderszins ondermijnen,

als vermeld in bijlage I, worden bevroren.

2.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die banden hebben met de in lid 1 bedoelde personen, entiteiten of lichamen, als vermeld in bijlage II, worden bevroren.

3.   Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de op de lijst in bijlage I of II geplaatste natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

4.   De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan, onder voorwaarden die zij passend acht, het vrijgeven van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of het ter beschikking stellen van bepaalde tegoeden of economische middelen toestaan, nadat zij heeft vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in bijlage I of II genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en de leden van het gezin van die natuurlijke personen die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen en medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het routinematig houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de relevante bevoegde autoriteit, ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie in kennis heeft gesteld van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven, of

e)

gestort zullen worden op of betaald zullen worden van een rekening van een diplomatieke of consulaire missie of een internationale organisatie die immuniteit geniet op grond van het internationaal recht, voor zover die betalingen bestemd zijn voor de officiële doelen van de diplomatieke of consulaire missie of de internationale organisatie.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

5.   In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een scheidsrechterlijke beslissing die is gegeven vóór de datum waarop de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam bedoeld in lid 1 of lid 2 op de lijst in bijlage I of II is geplaatst, dan wel van een vóór of na die datum in de Unie gegeven rechterlijke of administratieve beslissing of in de betrokken lidstaat uitvoerbare rechterlijke beslissing;

b)

de tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan de vorderingen die bij de beslissing zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften betreffende de rechten van de houders van die vorderingen;

c)

de beslissing komt niet ten goede aan een op de lijst in bijlage I of II geplaatste natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam, en

d)

de erkenning van de beslissing is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

6.   De leden 1 en 2 beletten niet dat een op de lijst in bijlage I of II geplaatste natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam, betalingen doet die verschuldigd zijn uit hoofde van een contract of overeenkomst gesloten door, of op grond van een een verplichting ontstaan voor, een in bijlage I of II vermelde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam vóór de datum waarop de betrokken natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam daarin werd opgenomen, mits de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betaling lid 3 niet schendt.

7.   Lid 3 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen;

b)

betalingen die verschuldigd zijn overeenkomstig contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in de leden 1, 2 en 3 vervatte maatregelen op deze rekeningen van toepassing werden, of

c)

betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van een gerechtelijke, administratieve of scheidsrechterlijke beslissing die in de Unie is gegeven of in de betrokken lidstaat uitvoerbaar is,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onderworpen blijven aan de in lid 1 of lid 2 vervatte maatregelen.

HOOFDSTUK IV

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

1.   De Raad stelt met eenparigheid van stemmen op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de in de bijlagen I en II opgenomen lijsten en eventuele wijzigingen daaraan vast.

2.   De Raad stelt de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam in kennis van het in lid 1 bedoelde besluit, met inbegrip van de redenen voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat die persoon, entiteit of dat lichaam daarover opmerkingen kan indienen.

3.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad het in lid 1 bedoelde besluit en brengt hij de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of het lichaam daarvan op de hoogte.

Artikel 9

1.   In de bijlagen I en II worden de redenen vermeld voor opneming in de lijst van de in artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, respectievelijk artikel 7, lid 2, bedoelde natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen.

2.   De bijlagen I en II bevatten ook de informatie, indien beschikbaar, die nodig is voor het identificeren van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit: namen, inclusief aliassen; geboortedatum en -plaats; nationaliteit; paspoort- en identiteitskaartnummers; geslacht; adres, indien bekend, en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen, kan dergelijke informatie bestaan uit namen, plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en plaats van vestiging.

Artikel 10

Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of gevolg hebben dat de in dit besluit vastgelegde maatregelen worden omzeild.

Artikel 11

Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van dit besluit zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, zoals een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

a)

de in bijlage I of II opgenomen natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

b)

een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam, handelend voor rekening of ten behoeve van een van de onder a) bedoelde personen, entiteiten of lichamen.

Artikel 12

Teneinde de in dit besluit opgenomen maatregelen zo veel mogelijk effect te doen sorteren, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit besluit genoemde te treffen.

Artikel 13

Dit besluit is van toepassing tot en met 14 november 2018.

Dit besluit wordt voortdurend geëvalueerd. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd, indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.

Artikel 14

Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 13 november 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99).


BIJLAGE I

Lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen als bedoeld in artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1


BIJLAGE II

Lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen als bedoeld in artikel 7, lid 2


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/69


GEDELEGEERD BESLUIT (EU) 2017/2075 VAN DE COMMISSIE

van 4 september 2017

ter vervanging van bijlage VII bij Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van één Europese spoorwegruimte

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (1), met name artikel 43, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedures voor capaciteitstoewijzing moeten transparant worden gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met de doeltreffendheid van het toewijzingsproces en de operationele belangen van alle partijen die bij het gebruik en het onderhoud van spoorweginfrastructuur betrokken zijn.

(2)

Aanvragers van infrastructuurcapaciteit moeten een verzoek kunnen indienen voor de opname van capaciteit in de jaarlijkse dienstregeling in de periode nadat de termijn voor aanvragen voor de ontwerpdienstregeling is verlopen en vóór de wijziging van de dienstregeling.

(3)

Zodra de treinpaden zijn toegewezen, behoort het tot de contractuele rechten van de aanvrager om een verzoek tot herschikking door de infrastructuurbeheerder te verwerpen of goed te keuren.

(4)

Tijdelijke capaciteitsbeperkingen zijn nodig om de infrastructuur en de uitrusting in goede staat te houden en de infrastructuur te kunnen ontwikkelen volgens de behoeften van de markt.

(5)

Aanvragers moeten tijdig van die capaciteitsbeperkingen op de hoogte worden gebracht zodat zij hun activiteiten en vervoersbehoeften kunnen aanpassen aan de beperkte infrastructuurcapaciteit. Als gegevens over de op handen zijnde capaciteitsbeperkingen al worden gepubliceerd bij het begin van de aanvraagperiode voor opname van capaciteit in de jaarlijkse dienstregeling, zouden de al toegewezen treinpaden minder moeten worden herschikt.

(6)

Als infrastructuurbeheerders tussen verschillende mogelijkheden van capaciteitsbeperking kiezen, moeten zij daarbij niet alleen rekening houden met hun eigen kosten, maar ook met de commerciële en operationele gevolgen voor de betrokken aanvragers en met het risico op een modal shift naar minder milieuvriendelijk vervoer.

(7)

Infrastructuurbeheerders moeten eenvoudige criteria opstellen, bekendmaken en toepassen voor de omleiding van treinen en de toewijzing van een beperkte capaciteit voor verschillende soorten verkeer. Voor capaciteitsbeperkingen kunnen zij dat gezamenlijk of individueel doen.

(8)

Infrastructuurbeheerders moeten hun netverklaringen en dienstregelingsprocedures aanpassen zodat zij tijdig voldoen aan de nieuwe regels voor capaciteitsbeperkingen die bij dit besluit worden ingevoerd.

(9)

Wat betreft treinverkeer dat meer dan één netwerk doorkruist, moeten de betrokken infrastructuurbeheerders samenwerken om de gevolgen van capaciteitsbeperkingen voor het verkeer zo veel mogelijk te beperken en de werkzaamheden op een bepaald traject op elkaar af te stemmen of capaciteitsbeperkingen op een omleidingstraject te vermijden.

(10)

Gelet op het aantal wijzigingen dat in bijlage VII bij Richtlijn 2012/34/EU moet worden aangebracht, moet deze bijlage omwille van de juridische duidelijkheid in haar geheel worden vervangen. Bovendien is een gedelegeerd besluit het geschikte rechtsinstrument met het oog op de vereenvoudiging van het regelgevend kader, omdat het duidelijke en uitgebreide regels oplegt die niet door de lidstaten hoeven te worden omgezet, waardoor een snelle en uniforme toepassing in de hele Unie wordt gewaarborgd.

(11)

Ten gevolge van het tijdschema voor de wijziging van de dienstregeling overeenkomstig punt 2 van de bijlage bij dit besluit en de aanlooptijden voor de coördinatie, de raadpleging en de bekendmaking inzake capaciteitsbeperkingen die zijn vastgesteld in de punten 8 tot en met 11 van de bijlage bij dit besluit, zullen de infrastructuurbeheerders pas voor het eerst kunnen voldoen aan de voorschriften van de punten 8 tot en met 11 voor de wijziging van de dienstregeling die ingaat in december 2019 wat betreft de tweede bekendmakingsronde, en in december 2020 wat betreft de eerste bekendmakingsronde, aan de voorschriften van punt 12 voor de wijziging van de dienstregeling die ingaat in december 2018 en aan de voorschriften van de punten 14 tot en met 17 voor de wijziging van de dienstregeling die ingaat in december 2018.

(12)

Richtlijn 2012/34/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage VII bij Richtlijn 2012/34/EU wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 4 september 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32.


BIJLAGE

BIJLAGE VII

TIJDSCHEMA VOOR DE TOEWIJZING

(als bedoeld in artikel 43)

1.

De dienstregeling wordt eenmaal per kalenderjaar vastgesteld.

2.

De wijziging van de dienstregeling gaat steeds in op de tweede zaterdag van december om middernacht. Indien een aanpassing na de winter geschiedt, met name om eventueel rekening te houden met wijzigingen in de dienstregelingen voor het regionale passagiersvervoer, gaat deze in op de tweede zaterdag van juni om middernacht of, zo nodig, op andere tussen die data gelegen tijdstippen. De infrastructuurbeheerders kunnen andere data overeenkomen. In dat geval brengen zij de Commissie op de hoogte als het internationale verkeer daardoor wordt beïnvloed.

3.

Voor het indienen van capaciteitsaanvragen die in de dienstregeling moeten worden verwerkt, mag geen termijn van meer dan twaalf maanden vóór de wijziging van de dienstregeling worden vastgesteld. Verzoeken die na die termijn worden ingediend, worden ook door de infrastructuurbeheerder in aanmerking genomen.

4.

Uiterlijk elf maanden vóór de wijziging van de dienstregeling stellen de infrastructuurbeheerders voorlopige internationale treinpaden vast in samenwerking met de andere bevoegde infrastructuurbeheerders. De infrastructuurbeheerders vergewissen zich ervan dat tijdens het verdere verloop van de procedure zo veel mogelijk aan deze treinpaden de hand wordt gehouden.

5.

Uiterlijk vier maanden na de in punt 3 vermelde termijn stelt de infrastructuurbeheerder een ontwerpdienstregeling op en publiceert die.

6.

De infrastructuurbeheerder neemt een besluit over de aanvragen die hij heeft ontvangen na het verstrijken van de in punt 3 vermelde termijn overeenkomstig een procedure die is bekendgemaakt in de netverklaring.

De infrastructuurbeheerder mag een toegewezen treinpad herschikken als dat noodzakelijk is om alle aangevraagde treinpaden zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en als de aanvrager aan wie dat pad is toegewezen, daarmee akkoord gaat. De infrastructuurbeheerder werkt de ontwerpdienstregeling uiterlijk één maand vóór de wijziging van de dienstregeling bij en neemt daarbij alle treinpaden op die na de in punt 3 vermelde termijn zijn toegewezen.

7.

In het geval van een trein die in een ander netwerk aankomt met een vermoedelijke vertraging van niet meer dan tien uur, vanaf 14 december 2019 niet meer dan achttien uur, mag de infrastructuurbeheerder van dat andere netwerk niet het treinpad als geannuleerd beschouwen of verlangen dat een nieuw treinpad wordt aangevraagd, ook als hij besluit om een ander treinpad toe te wijzen, tenzij de aanvrager de infrastructuurbeheerder laat weten dat de trein het andere netwerk niet zal bereiken. De infrastructuurbeheerder brengt de aanvrager onmiddellijk op de hoogte van het bijgewerkte of nieuwe treinpad, met inbegrip van de koppeling tussen dat treinpadnummer en het nummer van het geannuleerde treinpad, als dat verschillend is.

8.

Wat betreft tijdelijke beperkingen van de capaciteit van spoorlijnen, bijvoorbeeld wegens infrastructuurwerken, in termen van snelheid, aslast, treinlengte, tractie of het vrijeruimteprofiel („capaciteitsbeperkingen”), die langer dan zeven opeenvolgende dagen duren en waarvoor meer dan 30 % van het geraamde dagelijkse verkeersvolume op een spoorlijn wordt geannuleerd, omgeleid of vervangen door andere vervoerswijzen, publiceren de betrokken infrastructuurbeheerders alle capaciteitsbeperkingen en de voorlopige resultaten van een raadpleging van de aanvragers, voor zover bekend, een eerste keer ten minste 24 maanden en, in een bijgewerkte versie, een tweede keer ten minste twaalf maanden vóór de wijziging van de desbetreffende dienstregeling.

9.

Als de gevolgen van de capaciteitsbeperkingen niet tot één netwerk beperkt blijven, stellen de betrokken infrastructuurbeheerders ook een mechanisme in voor gezamenlijk overleg over de capaciteitsbeperkingen met de belanghebbende aanvragers, de in artikel 40, lid 1, vermelde verenigingen van infrastructuurbeheerders en de belangrijkste betrokken exploitanten van dienstvoorzieningen vóór die capaciteitsbeperkingen een eerste keer worden gepubliceerd, tenzij de infrastructuurbeheerders en de aanvragers het erover eens zijn dat een dergelijk mechanisme niet nodig is. Het gezamenlijke overleg draagt bij tot de opstelling van de dienstregelingen, met inbegrip van omleidingsroutes.

10.

Als de capaciteitsbeperkingen overeenkomstig punt 8 een eerste keer worden gepubliceerd, start de infrastructuurbeheerder een raadpleging van de aanvragers en de belangrijkste betrokken exploitanten van dienstvoorzieningen over de capaciteitsbeperkingen. Als overeenkomstig punt 11 een coördinatie is vereist tussen de eerste en de tweede publicatie van de capaciteitsbeperkingen, raadplegen de infrastructuurbeheerders de aanvragers en de belangrijkste betrokken exploitanten van dienstvoorzieningen een tweede keer tussen het einde van die coördinatie en de tweede publicatie van de capaciteitsbeperking.

11.

Als de gevolgen van de capaciteitsbeperkingen niet beperkt blijven tot één netwerk, coördineren de betrokken infrastructuurbeheerders, met inbegrip van de infrastructuurbeheerders waarvoor de omgeleide treinen gevolgen kunnen hebben, onderling de capaciteitsbeperkingen die de annulering of de omleiding van een treinpad of een vervanging door andere vervoerswijzen kunnen inhouden alvorens de capaciteitsbeperkingen overeenkomstig punt 8 worden gepubliceerd.

De coördinatie vóór de tweede publicatie wordt afgerond:

a)

uiterlijk 18 maanden vóór de wijziging van de dienstregeling als meer dan 50 % het van het geraamde dagelijkse verkeersvolume op een spoorlijn gedurende meer dan 30 opeenvolgende dagen wordt geannuleerd, omgeleid of vervangen door andere vervoerswijzen;

b)

uiterlijk 13 maanden en 15 dagen vóór de wijziging van de dienstregelingsperiode als meer dan 30 % van het geraamde dagelijkse verkeersvolume op een spoorlijn gedurende meer dan zeven opeenvolgende dagen wordt geannuleerd, omgeleid of vervangen door andere vervoerswijzen;

c)

uiterlijk 13 maanden en 15 dagen vóór de wijziging van de dienstregelingsperiode als meer dan 50 % van het geraamde dagelijkse verkeersvolume op een spoorlijn gedurende hoogstens zeven opeenvolgende dagen wordt geannuleerd, omgeleid of vervangen door andere vervoerswijzen.

De infrastructuurbeheerders verzoeken indien nodig de aanvragers die op de desbetreffende lijnen actief zijn en de belangrijkste betrokken exploitanten van dienstvoorzieningen om aan die coördinatie deel te nemen.

12.

Wat betreft capaciteitsbeperkingen met een duur van zeven opeenvolgende dagen of minder die niet gepubliceerd hoeven te worden overeenkomstig punt 8 en waarvoor meer dan 10 % van het geraamde verkeersvolume op een spoorlijn wordt geannuleerd, omgeleid of vervangen door andere vervoerswijzen, die zich voordoen tijdens de volgende dienstregelingsperiode en waarvan de infrastructuurbeheerder uiterlijk zes maanden en 15 dagen voor de wijziging van de dienstregeling op de hoogte is gesteld, raadpleegt de infrastructuurbeheerder de betrokken aanvragers over de geplande capaciteitsbeperkingen en maakt hij de bijgewerkte capaciteitsbeperkingen bekend uiterlijk vier maanden vóór de wijziging van de dienstregeling. Uiterlijk vier maanden vóór het begin van de capaciteitsbeperking in het geval van passagierstreinen en uiterlijk één maand in het geval van goederentreinen, verstrekt de infrastructuurbeheerder nadere gegevens over de aangeboden treinpaden, tenzij de infrastructuurbeheerder en de betrokken aanvragers op ad-hocbasis een kortere aanlooptijd overeenkomen.

13.

De infrastructuurbeheerders kunnen besluiten om strengere drempels voor capaciteitsbeperkingen toe te passen die zijn gebaseerd op lagere percentages geraamde vervoersvolumes of kortere perioden dan in deze bijlage zijn aangegeven, of om extra criteria toe te passen als aanvulling op de criteria in deze bijlage, ingevolge een raadpleging van aanvragers en exploitanten van dienstvoorzieningen. Zij publiceren die drempels en criteria voor het bundelen van capaciteitsbeperkingen in hun netwerkverklaringen krachtens punt 3 van bijlage IV.

14.

De infrastructuurbeheerder mag besluiten om de in de punten 8 tot en met 12 voorgeschreven termijnen niet toe te passen als de capaciteitsbeperking nodig is om het veilig verloop van het treinverkeer te herstellen, als hij geen controle heeft over de timing van de beperkingen, als de toepassing van die termijnen onverantwoord of niet kosteneffectief zou zijn in het licht van de levensduur of toestand, of als alle betrokken aanvragers daarmee akkoord gaan. In die gevallen en in het geval van andere capaciteitsbeperkingen waarover geen raadpleging moet worden gehouden overeenkomstig andere bepalingen van deze bijlage, raadpleegt de infrastructuurbeheerder onmiddellijk de betrokken aanvragers en de belangrijkste betrokken exploitanten van dienstvoorzieningen.

15.

Als de infrastructuurbeheerder overeenkomstig de punten 8, 12 of 14 optreedt, verstrekt hij de volgende informatie:

a)

de geplande dag;

b)

het dagdeel en, zodra die kunnen worden vastgesteld, de begin- en eindtijd van de capaciteitsbeperking;

c)

het deel van de lijn waarop de beperking geldt, en

d)

indien van toepassing, de capaciteit van de omleidingstrajecten.

De infrastructuurbeheerder publiceert die informatie of een link naar de plek waar die kan worden gevonden in zijn netverklaring als bedoeld in punt 3 van bijlage IV. Hij houdt die informatie actueel.

16.

Wat betreft capaciteitsbeperkingen die ten minste 30 opeenvolgende dagen duren en gevolgen hebben voor meer dan 50 % van het geraamde verkeersvolume op een spoorlijn, verstrekt de infrastructuurbeheerder de aanvragers op hun verzoek tijdens de eerste raadpleging een vergelijking van de omstandigheden die zouden optreden bij ten minste twee alternatieve capaciteitsbeperkingen. De infrastructuurbeheerder ontwerpt die alternatieven samen met de aanvragers en op basis van de input die zij ten tijde van hun verzoek hebben verstrekt.

Voor elk alternatief bevat de vergelijking ten minste:

a)

de duur van de capaciteitsbeperking;

b)

de vermoedelijke verschuldigde infrastructuurheffingen;

c)

de beschikbare capaciteit op omleidingstrajecten;

d)

de beschikbare alternatieve routes, en

e)

de vermoedelijke reistijden.

Alvorens een keuze te maken tussen de alternatieve capaciteitsbeperkingen raadpleegt de infrastructuurbeheerder de belangstellende aanvragers en houdt hij rekening met de gevolgen van de verschillende opties voor die aanvragers en de gebruikers van hun diensten.

17.

Wat betreft capaciteitsbeperkingen die langer dan 30 opeenvolgende dagen duren en gevolgen hebben voor meer dan 50 % van het geraamde verkeersvolume op een spoorlijn, bepaalt de infrastructuurbeheerder criteria op basis waarvan treinen voor elk soort dienst moeten worden omgeleid, waarbij hij rekening houdt met de commerciële en operationele beperkingen voor de aanvrager, tenzij die operationele beperkingen voortvloeien uit bestuurlijke of organisatorische beslissingen van de aanvrager, en vermits geen afbreuk wordt gedaan aan het doel om de kosten van de infrastructuurbeheerder te verminderen overeenkomstig artikel 30, lid 1. Als de infrastructuurbeheerder optreedt overeenkomstig punt 8, publiceert hij die criteria in de netverklaring, samen met een voorlopige toewijzing van de resterende capaciteit aan de verschillende soorten treindiensten. Na de raadpleging en zonder afbreuk te doen aan de in punt 3 van bijlage IV bedoelde verplichtingen van de infrastructuurbeheerder, verstrekt de infrastructuurbeheerder, op grond van de opmerkingen van de aanvragers, aan de betrokken spoorwegondernemingen een indicatieve verdeling van de resterende capaciteit over de verschillende diensten.


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/74


BESLUIT (EU) 2017/2076 VAN DE COMMISSIE

van 7 november 2017

tot wijziging van Beschikking 2009/607/EG betreffende de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor harde vloer- en wandbekledingen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 7247)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 2, en artikel 8, lid 3, onder c), Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De geldigheidsduur van de huidige milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor harde vloer- en wandbekledingen en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, zoals vastgesteld in Beschikking 2009/607/EG van de Commissie (2), verstrijkt op 30 november 2017. Er is een beoordeling verricht om de relevantie en geschiktheid van de huidige milieucriteria te bevestigen, alsook van de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, die bij Beschikking 2009/607/EG zijn vastgesteld. Bijgevolg moet de geldigheidsduur van deze criteria en van de eisen inzake beoordeling en toezicht worden verlengd.

(2)

Beschikking 2009/607/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 3 van Beschikking 2009/607/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productengroep „harde vloer- en wandbekledingen”, alsook de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, zijn geldig tot en met 30 juni 2021.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 7 november 2017.

Voor de Commissie

Karmenu VELLA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.

(2)  Beschikking 2009/607/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor harde vloer- en wandbekledingen (PB L 208 van 12.8.2009, blz. 21).


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/75


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/2077 VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2017

tot wijziging van Beschikking 2005/50/EG inzake de harmonisatie van de 24 GHz-radiospectrumband voor in de tijd beperkt gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 7374)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking) (1), met name artikel 4, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2005/50/EG van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2011/485/EU van de Commissie (3), harmoniseert de technische voorwaarden voor de beschikbaarheid en het efficiënte gebruik van de 24 GHz-radiospectrumband door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen. Deze radars helpen aanrijdingen te voorkomen.

(2)

Bij Beschikking 2005/50/EG werden statistische rapportageverplichtingen opgelegd aan de lidstaten, waaronder de vereiste om op jaarbasis gegevens te verzamelen over het aantal voertuigen uitgerust met kortbereikradar die gebruikmaakt van de 24 GHz-radiospectrumband.

(3)

Hoewel het toezicht op het gebruik van de 24 GHz-band door kortbereikradar verplicht moet blijven, lijkt het nu onevenredig elke nationale autoriteit te verplichten om stelselmatig statistische gegevens te verstrekken op jaarbasis zoals bedoeld in Beschikking 2005/50/EG. De nationale administratieve middelen zouden beter worden benut als de lidstaten hun statistische verslagen alleen verstrekken op verzoek van de Commissie. De Commissie zou om deze statistische verslagen kunnen verzoeken in het eventuele maar onwaarschijnlijke geval dat er melding wordt gemaakt van interferentie of een sterke stijging van het aantal met 24 GHz-radar uitgeruste voertuigen.

(4)

Sinds de vaststelling van Beschikking 2005/50/EG is er nog geen melding gemaakt van schadelijke interferentie door de diensten die worden beschermd door de beschikking. Het aantal voertuigen uitgerust met kortbereikradar die gebruikmaakt van de 24 GHz-radiospectrumband is in het algemeen laag gebleven, en ligt in ieder geval ruim onder de drempel van 7 % van het totale aantal in elke lidstaat in het verkeer zijnde voertuigen. Deze drempel wordt beschouwd als het kritieke percentage waaronder ervan wordt uitgegaan dat er geen schadelijke interferentie wordt veroorzaakt voor andere gebruikers van de 24 GHz-band.

(5)

Beschikking 2005/50/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Radiospectrumcomité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2005/50/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

In de bijlage bij de Beschikking worden de woorden „De volgende gegevens worden verzameld op jaarbasis:” vervangen door:

„De volgende gegevens worden verzameld op verzoek van de Commissie:”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 november 2017.

Voor de Commissie

Mariya GABRIEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.

(2)  Beschikking 2005/50/EG van de Commissie van 17 januari 2005 inzake de harmonisatie van de 24 GHz-radiospectrumband voor in de tijd beperkt gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap (PB L 21 van 25.1.2005, blz. 15).

(3)  Uitvoeringsbesluit 2011/485/EU van de Commissie van 29 juli 2011 tot wijziging van Beschikking 2005/50/EG inzake de harmonisatie van de 24 GHz-radiospectrumband voor in de tijd beperkt gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap (PB L 198 van 30.7.2011, blz. 71).


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/77


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/2078 VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2017

tot verlening van een vergunning voor een uitbreiding van het gebruik van β-glucanen uit gist als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 7391)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (1), en met name artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2011/762/EU van de Commissie (2) is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 258/97 vergunning verleend voor het als nieuw voedselingrediënt in de handel brengen van β-glucanen uit gist voor gebruik in bepaalde voedingsmiddelen en levensmiddelen, met inbegrip van dranken, alsmede in voedingssupplementen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing.

(2)

Op 25 april 2016 heeft de onderneming Leiber GmbH bij de bevoegde autoriteit van Ierland een verzoek ingediend om het gebruik en de gebruiksconcentraties van β-glucanen uit gist als een nieuw voedselingrediënt uit te breiden. De onderneming heeft met name verzocht het gebruik van β-glucanen uit gist tot meer levensmiddelencategorieën uit te breiden en voor reeds bij Uitvoeringsbesluit 2011/762/EU toegestane levensmiddelencategorieën de maximale gebruiksconcentraties van β-glucanen uit gist per dag te verhogen.

(3)

Op 7 november 2016 heeft de bevoegde instantie van Ierland haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. In dat verslag kwam zij tot de conclusie dat de uitbreiding van het gebruik en de voorgestelde maximale gebruiksconcentraties van β-glucanen uit gist voldoet aan de criteria voor nieuwe voedselingrediënten van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97.

(4)

Op 15 november 2016 heeft de Commissie het verslag van de eerste beoordeling doorgestuurd naar de overige lidstaten.

(5)

Verschillende lidstaten hebben binnen de in artikel 6, lid 4, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde termijn van zestig dagen een met redenen omkleed bezwaar ingediend. De aanvrager heeft daarop zijn aanvraag gewijzigd wat betreft de voorgestelde levensmiddelencategorieën en gebruiksconcentraties. Die wijziging en de aanvullende toelichtingen van de aanvrager hebben de bezwaren tot tevredenheid van de lidstaten en de Commissie weggenomen.

(6)

In Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn voorschriften voor voedingssupplementen vastgesteld. In Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4) zijn voorschriften voor de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen vastgesteld. In Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn algemene voorschriften betreffende de samenstelling van en informatie over voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing vastgesteld. Deze rechtshandelingen kunnen ook op de β-glucanen uit gist van toepassing zijn. Derhalve moet een vergunning voor het gebruik van β-glucanen worden verleend onverminderd de bepalingen van die rechtshandelingen en eventuele andere wetgeving die naast Verordening (EG) nr. 258/97 van toepassing is.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2002/46/EG, Verordening (EG) nr. 1925/2006 en Verordening (EU) nr. 609/2013 mogen β-glucanen uit de gist Saccharomyces cerevisiae, zoals in bijlage I bij dit besluit omschreven, in de Unie als nieuw voedselingrediënt in de handel worden gebracht voor het in bijlage II bij dit besluit omschreven gebruik en overeenkomstig in die bijlage vastgestelde maximale gehalten.

Artikel 2

De β-glucanen uit de gist Saccharomyces cerevisiae waarvoor bij dit besluit een vergunning wordt verleend, worden op de etikettering van het levensmiddel aangeduid met „β-glucanen uit de gist Saccharomyces cerevisiae”.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Leiber GmbH, Hafenstraße 24, 49565 Bramsche, Duitsland.

Gedaan te Brussel, 10 november 2017.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2011/762/EU van de Commissie van 24 november 2011 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van β-glucanen uit gist als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 313 van 26.11.2011, blz. 41).

(3)  Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51).

(4)  Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26).

(5)  Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing, en tot intrekking van Richtlijn 92/52/EEG van de Raad, de Richtlijnen 96/8/EG, 1999/21/EG, 2006/125/EG en 2006/141/EG van de Commissie, Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 41/2009 en (EG) nr. 953/2009 van de Commissie (PB L 181 van 12.6.2013, blz. 35).


BIJLAGE I

SPECIFICATIES VAN β-GLUCANEN UIT DE GIST SACCHAROMYCES CEREVISIAE

Beschrijving

β-Glucanen zijn complexe, hoogmoleculaire (100-200 kDa) polysachariden, die worden aangetroffen in de celwand van vele gisten en granen. De chemische benaming voor β-glucanen uit gist is (1-3),(1-6)-β-D-glucanen.

β-Glucanen bestaan uit een hoofdketen van β-1-3-gebonden glucoseresiduen die met β-1-6-koppelingen zijn vertakt en waaraan via β-1-4-bindingen chitine en mannoproteïnen zijn gebonden.

Dit nieuwe voedselingrediënt is een sterk gezuiverd, uit de gist Saccharomyces cerevisiae geïsoleerd (1,3)-(1,6)-β-D-glucan dat niet oplosbaar is in water, maar dispergeerbaar is in vele vloeibare matrices.

Specificaties van β-glucanen uit de gist Saccharomyces cerevisiae

Parameter

Waarden van de specificaties

Oplosbaarheid

niet oplosbaar in water, maar dispergeerbaar in vele vloeibare matrices

Chemische gegevens

(1,3)-(1,6)-β-D-glucan

> 80 %

Asgehalte

< 2 %

Vochtgehalte

< 6 %

Eiwitgehalte

< 4 %

Totaal vetgehalte

< 3 %

Microbiologische gegevens

Totaal kiemgetal

< 1 000 kve/g

Enterobacteriaceae

< 100 kve/g

Coliforme bacteriën

< 10 kve/g

Gist

< 25 kve/g

Schimmels

< 25 kve/g

Salmonella ssp.

Afwezig in 25 g

Escherichia coli

Afwezig in 1 g

Bacillus cereus

< 100 kve/g

Staphylococcus aureus

Afwezig in 1 g

Zware metalen

Lood

< 0,2 mg/g

Arseen

< 0,2 mg/g

Kwik

< 0,1 mg/g

Cadmium

< 0,1 mg/g


BIJLAGE II

TOEGESTAAN GEBRUIK VAN β-GLUCANEN UIT DE GIST SACCHAROMYCES CEREVISIAE

Levensmiddelencategorie

Maximumgehalte aan β-glucanen uit gist

Voedingssupplementen als omschreven in Richtlijn 2002/46/EG, met uitzondering van voedingssupplementen voor zuigelingen en peuters

1,275 g/dag voor kinderen vanaf 12 jaar en de algemene volwassen bevolking

0,675 g/dag voor kinderen jonger dan 12 jaar

De dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing als omschreven in Verordening (EU) nr. 609/2013

1,275 g/dag

Voeding voor medisch gebruik als omschreven in Verordening (EU) nr. 609/2013, met uitzondering van voor zuigelingen en peuters bedoelde voeding voor medisch gebruik

1,275 g/dag

Op vruchten- en groentesappen gebaseerde dranken met inbegrip van geconcentreerde en gedehydreerde sappen

1,3 g/kg

Dranken met vruchtensmaak

0,8 g/kg

Poeder voor de bereiding van cacaodranken

38,3 g/kg (poeder)

Graanrepen

6 g/kg

Ontbijtgranen

15,3 g/kg

Volkoren en vezelrijke instant warme ontbijtgranen

1,5 g/kg

Biscuits (koekjes)

2,2 g/kg

Biscuits (crackers)

6,7 g/kg

Dranken op basis van melk

3,8 g/kg

Gefermenteerde melkproducten

3,8 g/kg

Melkvervangende producten

3,8 g/kg

Andere dranken

0,8 g/kg (drinkklaar)

Gedroogde melk/melkpoeder

25,5 g/kg

Soepen en soepmix

0,9 g/kg (gebruiksklaar)

1,8 g/kg (gecondenseerd)

6,3 g/kg (poeder)

Chocolade en suikergoed

4 g/kg

Eiwitrepen en -poeders

19,1 g/kg

Jam, marmelade en andere smeerbare vruchtenproducten

11,3 g/kg


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/81


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/2079 VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2017

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van taxifolinerijk extract als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 7418)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (1), en met name artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 23 augustus 2010 heeft de onderneming Ametis JSC bij de bevoegde instantie van het Verenigd Koninkrijk een verzoek ingediend om taxifolinerijk extract uit het hout van de Aziatische lariks (Larix gmelinii (Rupr.) Rupr.), als nieuw voedselingrediënt in de zin van artikel 1, lid 2, onder e), van Verordening (EG) nr. 258/97 in de Unie in de handel te brengen. In de aanvraag wordt verzocht taxifolinerijk extract toe te laten voor gebruik in voedingssupplementen voor de algemene bevolking, met uitzondering van zuigelingen, peuters, kinderen en adolescenten jonger dan 14 jaar.

(2)

Op 2 september 2011 heeft de bevoegde instantie van het Verenigd Koninkrijk haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. In dat verslag heeft zij geconcludeerd dat taxifolinerijk extract voldoet aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde criteria voor nieuwe voedselingrediënten.

(3)

Op 20 september 2011 heeft de Commissie het verslag van de eerste beoordeling doorgestuurd naar de overige lidstaten.

(4)

Verschillende lidstaten hebben binnen de in artikel 6, lid 4, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde termijn van zestig dagen een met redenen omkleed bezwaar ingediend.

(5)

Op 5 december 2012 heeft de Commissie de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) geraadpleegd en haar verzocht om overeenkomstig Verordening (EG) nr. 258/97 een aanvullende beoordeling van taxifolinerijk extract als nieuw voedselingrediënt te verrichten.

(6)

Op 14 februari 2017 heeft de EFSA in haar wetenschappelijk advies over de veiligheid van taxifolinerijk extract als nieuw voedingsmiddel overeenkomstig Verordening (EG) nr. 258/97 (2) geconcludeerd dat taxifolinerijk extract voor de voorgestelde toepassingen en gebruiksconcentraties veilig is.

(7)

In dat advies worden voldoende redenen gegeven om vast te stellen dat taxifolinerijk extract bij de voorgestelde toepassingen en gebruiksconcentraties voldoet aan de criteria van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97.

(8)

Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) bevat voorschriften voor voedingssupplementen. Het gebruik van taxifolinerijk extract moet onverminderd die richtlijn worden toegestaan.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onverminderd Richtlijn 2002/46/EG mag taxifolinerijk extract, zoals gespecificeerd in bijlage I bij dit besluit, in de Unie als nieuw voedselingrediënt in de handel worden gebracht voor gebruik in voedingssupplementen voor de algemene bevolking, met uitzondering van zuigelingen, peuters, kinderen en adolescenten jonger dan 14 jaar, overeenkomstig de maximumgehalten zoals vastgesteld in bijlage II bij dit besluit.

Artikel 2

Op de etikettering van voedingsmiddelen die het bij dit besluit toegelaten taxifolinerijk extract bevatten, wordt dit ingrediënt aangeduid als „taxifolinerijk extract”.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Ametis JSC, 68, Naberezhnaya St., Blagoveshchensk, Amur District, Rusland 675000.

Gedaan te Brussel, 10 november 2017.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

(2)  EFSA Journal 2017;15(2):4682.

(3)  Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51).


BIJLAGE I

SPECIFICATIES VOOR TAXIFOLINERIJK EXTRACT

Definitie:

Chemische naam

[(2R,3R)-2-(3,4 dihydroxyfenyl)-3,5,7-trihydroxy-2,3-dihydrochromeen-4-on, ook (+)-trans-(2R,3R)-dihydroquercetine genoemd]

Chemische formule

C15H12O7

Moleculaire massa

304,25 Da

CAS-nr.

480-18-2

Beschrijving: Taxifolinerijk extract uit het hout van de Aziatische lariks (Larix gmelinii (Rupr.) Rupr.) is een wit tot bleekgeel poeder dat uitkristalliseert in hete waterige oplossingen.

Specificaties:

Specificatieparameter

Grenswaarden

Fysische parameter

Vochtgehalte

≤ 10 %

Analyse van de verbinding

Taxifoline (m/m)

≥ 90,0 % van het droge gewicht

Zware metalen, pesticide

Lood

≤ 0,5 mg/kg

Arseen

≤ 0,02 mg/kg

Cadmium

≤ 0,5 mg/kg

Kwik

≤ 0,1 mg/kg

Dichloordifenyltrichloorethaan (DDT)

≤ 0,05 mg/kg

Oplosmiddelresten

Ethanol

< 5 000 mg/kg

Microbiële parameters

Totaal kiemgetal

≤ 104 kve (1)/g

Enterobacteriën

≤ 100/g

Gisten en schimmels

≤ 100 kve/g

Escherichia coli

Negatief/1 g

Salmonella spp.

Negatief/10 g

Staphylococcus aureus

Negatief/1 g

Pseudomonas spp.

Negatief/1 g

Gebruikelijke componenten van taxifolinerijk extract (in droge stof)

Component van het extract

Gehalte, gewoonlijk waargenomen bereik (%)

Taxifoline

90 - 93

Aromadendrine

2,5 - 3,5

Eriodictyol

0,1 - 0,3

Quercetine

0,3 - 0,5

Naringenine

0,2 - 0,3

Kaempferol

0,01 - 0,1

Pinocembrine

0,05 - 0,12

Niet-geïdentificeerde flavonoïden

1-3

Water (2)

1,5


(1)  Kve: kolonievormende eenheid.

(2)  In gehydrateerde vorm en tijdens het droogproces is taxifoline een kristal. Dit leidt tot een gehalte aan bij de kristallisatie ingesloten water van 1,5 %.


BIJLAGE II

TOEGESTAAN GEBRUIK VAN TAXIFOLINERIJK EXTRACT

Levensmiddelencategorie

Maximumgehalten

Voedingssupplementen als omschreven in Richtlijn 2002/46/EG, met uitzondering van voedingssupplementen voor zuigelingen, peuters, kinderen en adolescenten jonger dan 14 jaar

100 mg/dag


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/86


BESLUIT (EU) 2017/2080 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 22 september 2017

tot wijziging van Besluit ECB/2010/9 inzake de toegang tot en het gebruik van bepaalde Target2-gegevens (ECB/2017/29)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 127, lid 2, eerste en vierde streepje,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 3.1, eerste en vierde streepje, en artikel 22,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtsnoer ECB/2012/27 (1) heeft een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (Target2) ingesteld.

(2)

Target2 functioneert op basis van één technisch platform, het Single Shared Platform genaamd, dat wordt beheerd door de Deutsche Bundesbank, Banque de France en Banca d'Italia. Het heeft de juridische structuur van een veelvoud van realtime-brutovereveningssystemen, die elk een Target2-deelsysteem vormen dat wordt beheerd door een centrale bank van het Eurosysteem (CB). Voor zover mogelijk harmoniseert Richtsnoer ECB/2012/27 de voorschriften voor de Target2-deelsystemen.

(3)

De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) heeft Besluit ECB/2010/9 vastgesteld (2).

(4)

Voor het verrichten van analysen inzake macroprudentieel toezicht, financiële stabiliteit, financiële integratie, markttransacties, monetaire beleidsfuncties en het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme zijn Target2-gegevens op transactieniveau nodig. De gegevens zijn eveneens noodzakelijk om de geaggregeerde resultaten van deze analysen te kunnen delen. Daarom moet het toepassingsgebied van Besluit ECB/2010/9 worden uitgebreid om toegang tot de gegevens voor deze doeleinden toe te staan.

(5)

De Raad voor marktinfrastructuur (MIB) is verantwoordelijk voor operationele activiteiten op het gebied van Eurosysteem-marktinfrastructuren. Het MIB is eveneens belast met nieuwe initiatieven en projecten inzake marktinfrastructuur, waaronder het functionele en operationele beheer van Target2 en Target2-Securities, zoals opgedragen door de Raad van bestuur. Het Comité voor marktinfrastructuur en betalingsverkeer (MIPC) is verantwoordelijk voor de coördinatie van het oversight op betalingssystemen, waaronder de coördinatie van het oversight op Target2. Voor wat betreft Target2-Securities (T2S) en Target2, draagt het MIPC overeenkomstig Richtsnoer ECB/2012/27 ook bij aan de aan niveau 1 van het bestuursniveau toegewezen taken. Het MIB en het MIPC nemen de taken over die aan het Comité voor betalings- en vereveningssystemen werden opgedragen krachtens Besluit ECB/2010/9,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Besluit ECB/2010/9 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt als volgt vervangen:

„Artikel 1

1.   CB's maken op transactieniveau gebruik van uit Target2 geselecteerde gegevens van alle deelnemers van alle Target2-deelsystemen om het efficiënte functioneren van Target2 en het oversight erop te verzekeren. CB's mogen de gegevens ook gebruiken om de analysen te verrichten die noodzakelijk zijn voor macroprudentieel toezicht, financiële stabiliteit, financiële integratie, markttransacties, monetaire beleidsfuncties en het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme, in overeenstemming met het scheidingsbeginsel.

2.   Toegang tot de in lid 1 genoemde gegevens en het gebruik ervan voor kwantitatieve analysen en numerieke simulaties worden tot het volgende beperkt:

a)

om het efficiënte functioneren van Target2 te garanderen, één personeelslid en maximaal drie plaatsvervangers afzonderlijk voor zowel het beheer van Target2 en voor oversight van Target2. De personeelsleden en hun plaatsvervangers zijn personeelsleden belast met het beheer van Target2 en marktinfrastructuuroversight;

b)

voor alle overige analysen, een groep van maximum 15 personeelsleden die onderzoek verrichten dat de hoofden van de onderzoeksafdelingen van het Europees Stelsel van centrale banken coördineren.

3.   CB's kunnen de personeelsleden en hun plaatsvervangers benoemen. De aanstelling van uit beheerafdelingen afkomstige personeelsleden, inclusief hoofden van de onderzoeksafdelingen, die Target2-gegevens mogen gebruiken in overeenstemming met lid 2, moet worden goedgekeurd door de Raad voor marktinfrastructuur (MIB). De benoeming van personeelsleden uit oversight, die Target2-gegevens mogen gebruiken in overeenstemming met lid 2, moet worden goedgekeurd door het Comité voor marktinfrastructuur en betalingsverkeer (MIPC). Dezelfde procedures gelden voor hun vervanging.

4.   Het MIB stelt specifieke voorschriften op om de vertrouwelijkheid van gegevens op transactieniveau te garanderen. CB's verzekeren dat hun overeenkomstig de leden 2 en 3 aangewezen personeelsleden deze voorschriften naleven. CB's verhinderen dat enige van hun aangewezen personeelsleden toegang hebben tot de in lid 1 genoemde gegevens, en het gebruik ervan, indien de specifieke door het MIB opgestelde voorschriften niet worden nageleefd, zulks onverminderd de toepassing van enig ander voorschrift inzake beroepsmoraliteit of vertrouwelijkheid door CB's. Het MIB ziet toe op de naleving van de bepalingen van dit lid.

5.   De Raad van bestuur kan eveneens beslissen om op basis van precieze en vooraf vastgestelde voorschriften aan andere gebruikers toegang te verlenen. In dergelijke gevallen controleert het MIB hoe zij van deze gegevens gebruikmaken, en, in het bijzonder, de naleving van de vertrouwelijkheidsvoorschriften, zoals ingevoerd door het MIB en zoals bedoeld in artikel 38 van bijlage II bij Richtsnoer ECB/2012/27 (*1).

(*1)  Richtsnoer ECB/2012/27 van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (Target2) (PB L 30 van 30.1.2013, blz. 1).”."

2)

Artikel 2, lid 1, wordt als volgt vervangen:

„1.   De Target2-simulator wordt opgezet voor de uitvoering van in artikel 1, lid 1, genoemde kwantitatieve analysen en numerieke simulaties.”.

3)

Artikel 3 wordt als volgt vervangen:

„Artikel 3

1.   Het MIB stelt een operationeelwerkprogramma op voor de middellange termijn en het MIPC stelt een oversightwerkprogramma op voor de middellange termijn, welke programma's worden uitgevoerd door overeenkomstig artikel 1, leden 2 en 3 aangewezen personeelsleden die gegevens op transactieniveau gebruiken.

2.   Het MIB kan besluiten de uit het gebruik van gegevens op transactieniveau afgeleide informatie te publiceren, mits deelnemers dan wel klanten van deelnemers niet geïdentificeerd kunnen worden.

3.   Het MIB besluit bij gewone meerderheid. De Raad van bestuur kan die besluiten herzien.

4.   Het MIB informeert de Raad van bestuur regelmatig over alle aangelegenheden die de tenuitvoerlegging van dit besluit betreffen.”.

4)

Artikel 4 wordt als volgt vervangen:

„Artikel 4

Onverminderd artikel 38, lid 3, van bijlage II bij Richtsnoer ECB/2012/27 coördineert het MIB de bekendmaking en publicatie door CB's van betalingsinformatie betreffende een deelnemer of de klanten van een deelnemer zoals in dat artikel bepaald.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit Besluit treedt in werking op de dag volgende op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 22 september 2017.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Richtsnoer ECB/2012/27 van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (Target2) (PB L 30 van 30.1.2013, blz. 1).

(2)  Besluit ECB/2010/9 van 29 juli 2010 inzake de toegang tot en het gebruik van bepaalde Target2-gegevens (PB L 211 van 12.8.2010, blz. 45).


14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/89


BESLUIT (EU) 2017/2081 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 10 oktober 2017

tot wijziging van Besluit ECB/2007/7 betreffende de voorwaarden van Target2-ECB (ECB/2017/30)

DE DIRECTIE VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 127, lid 2, eerste en vierde streepje,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 3.1 en artikelen 17, 18 en 22,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 september 2017 heeft de Raad van bestuur Richtsnoer ECB/2012/27 (1) gewijzigd om a) in het juridische kader van Target2 het besluit van de Raad van bestuur van 9 juni 2016 tot harmonisering van de vergoeding van de bij het Eurosysteem aangehouden garantiefondsen van financiëlemarktinfrastructuren te verwerken; b) te verwerken dat na de voltooiing van het Target2-Securities (T2S) migratieplan in september 2017 het bij afwikkelingsprocedures voor aangesloten systemen gebruikte geïntegreerde model niet langer zal worden aangeboden; c) een nieuwe afwikkelingsprocedure voor aangesloten systemen in te voeren die het ontstaan van een pan-Europese oplossing voor realtime-betalingen (afwikkelingsprocedure 6 realtime) ondersteunt, en d) bepaalde aspecten van Richtsnoer ECB/2012/27 te verduidelijken.

(2)

Om de wijzigingen van Richtsnoer ECB/2012/27 in de voorwaarden van Target2-ECB te verwerken, en om een aantal andere punten in de voorwaarden te verduidelijken, moet Besluit ECB/2007/7 (2) dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

1.   Het volgende artikel 3 bis wordt toegevoegd:

„Artikel 3 bis

Vergoeding van Garantiefondsen

1.   „Garantiefondsen”: door deelnemers van een aangesloten systeem ter beschikking gestelde fondsen, te gebruiken indien een of meerdere deelnemers hun betalingsverplichtingen in het aangesloten systeem niet nakomen, ongeacht de reden ervan.

2.   Garantiefondsen krijgen een vergoeding die gelijk is aan de depositorente.”.

2.   Bijlagen I en II bij Besluit ECB/2007/7 worden overeenkomstig de bijlage bij dit besluit gewijzigd.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 20 oktober 2017.

Het is van toepassing met ingang van 13 november 2017.

Gedaan te Frankfurt am Main, 10 oktober 2017.

Voor de directie van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Richtsnoer ECB/2012/27 van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (Target2) (PB L 30 van 30.1.2013, blz. 1).

(2)  Besluit ECB/2007/7 van 24 juli 2007 betreffende de voorwaarden van Target2-ECB (PB L 237 van 8.9.2007, blz. 71).


BIJLAGE

Bijlagen I en II bij Besluit ECB/2007/7 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

in artikel 1, tweede streepje, wordt de definitie van „ancillary system (AS)” als volgt vervangen:

„‘ancillary system (AS)’ means a system managed by an entity established in the European Economic Area (EEA) that is subject to supervision and/or oversight by a competent authority and complies with the oversight requirements for the location of infrastructures offering services in euro, as amended from time to time and published on the ECB's website (*1), in which payments and/or financial instruments are exchanged and/or cleared or recorded with (a) the monetary obligations settled in TARGET2 and/or (b) funds held in TARGET2, in accordance with Guideline ECB/2012/27 (*2) and a bilateral arrangement between the ancillary system and the relevant Eurosystem CB,

b)

artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

i)

lid 6 wordt als volgt vervangen:

„6.   If a PM account holder is suspended from TARGET2-ECB on grounds other than those specified in paragraph (1)(a), all of its incoming payments and outgoing payment orders shall be stored and only entered into the entry disposition after they have been explicitly accepted by the suspended PM account holder's CB.”;

ii)

het volgende lid 7 wordt toegevoegd:

„7.   If a PM account holder is suspended from TARGET2-ECB on the grounds specified in paragraph (1)(a), any outgoing payment orders from that PM account holder shall only be processed on the instructions of its representatives, including those appointed by a competent authority or a court, such as the PM account holder's insolvency administrator, or pursuant to an enforceable decision of a competent authority or a court providing instructions as to how the payments are to be processed. All incoming payments shall be processed in accordance with paragraph 6.”;

c)

artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

i)

lid 2 wordt als volgt vervangen:

„2.   By derogation from paragraph 1, the participant agrees that the ECB may disclose payment, technical or organisational information regarding the participant, participants from the same group or the participant's customers obtained in the course of the operation of TARGET2-ECB to: (a) other CBs or third parties that are involved in the operation of TARGET2-ECB, to the extent that this is necessary for the efficient functioning of TARGET2 or the monitoring of the participant's or its group's exposure; (b) other CBs in order to carry out the analyses necessary for market operations, monetary policy functions, financial stability or financial integration; or (c) supervisory and oversight authorities of Member States and the Union, including CBs, to the extent that this is necessary for the performance of their public tasks, and provided in all such cases that the disclosure is not in conflict with the applicable law. The ECB shall not be liable for the financial and commercial consequences of such disclosure.”;

ii)

lid 3 wordt als volgt vervangen:

„3.   By derogation from paragraph 1 and provided that this does not make it possible, whether directly or indirectly, to identify the participant or the participant's customers, the ECB may use, disclose or publish payment information regarding the participant or the participant's customers for statistical, historical, scientific or other purposes in the exercise of its public functions or of functions of other public entities to which the information is disclosed.”;

d)

in aanhangsel I, titel 8, wordt punt 8, onder c), als volgt vervangen:

„(c)

from the PM account to the technical account managed by the ancillary system using settlement procedure 6 real-time; and”;

e)

aanhangsel IV wordt als volgt gewijzigd:

i)

titel 6, onder a), wordt als volgt vervangen:

„(a)

If it deems it necessary to do so, the ECB shall initiate the contingency processing of payment orders using the Contingency Module of the SSP or other means. In such cases, only a minimum service level shall be provided to participants. The ECB shall inform its participants of the start of contingency processing by means of any available means of communication.”;

ii)

titel 8, onder b), wordt als volgt vervangen:

„(b)

In the event of a failure of the ECB, some or all of its technical functions in relation to TARGET2-ECB may be performed by other Eurosystem CBs or the SSP.”;

f)

in aanhangsel V wordt de tabel in punt 3 als volgt vervangen:

„Time

Description

6.45-7.00

Business window to prepare daytime operations (*3)

7.00-18.00

Daytime processing

17.00

Cut-off time for customer payments (i.e. payments where the originator and/or the beneficiary of a payment is not a direct or indirect participant as identified in the system by the use of an MT 103 or MT 103 + message)

18.00

Cut-off time for interbank payments (i.e. payments other than customer payments)

18.00-18.45 (*4)

End-of-day processing

18.15 (*4)

General cut-off time for the use of standing facilities

(Shortly after) 18.30 (*5)

Data for the update of accounting systems are available to CBs

18.45-19.30 (*5)

Start-of-day processing (new business day)

19.00 (*5)-19.30 (*4)

Provision of liquidity on the PM account

19.30 (*5)

‘Start-of-procedure’ message and settlement of the standing orders to transfer liquidity from the PM accounts to the sub-accounts/technical account (ancillary system-related settlement)

19.30 (*5)-22.00

Execution of additional liquidity transfers via the ICM for settlement procedure 6 real-time; execution of additional liquidity transfers via the ICM before the ancillary system sends the ‘start-of-cycle’ messages for settlement procedure 6 interfaced; settlement period of night-time ancillary system operations (only for ancillary system settlement procedure 6 real-time and settlement procedure 6 interfaced)

22.00-1.00

Technical maintenance period

1.00-7.00

Settlement procedure of night-time ancillary system operations (only for ancillary system settlement procedure 6 real-time and settlement procedure 6 interfaced)

g)

aanhangsel VI wordt als volgt vervangen:

Appendix VI

FEE SCHEDULE AND INVOICING

Fees for direct participants

1.

The monthly fee for the processing of payment orders in TARGET2-ECB for direct participants, depending on which option the direct participant has chosen, shall be either:

(a)

EUR 150 per PM account plus a flat fee per transaction (debit entry) of EUR 0,80; or

(b)

EUR 1 875 per PM account plus a fee per transaction (debit entry) determined as follows, based on the volume of transactions (number of processed items) per month:

Band

From

To

Price (EUR)

1

1

10 000

0,60

2

10 001

25 000

0,50

3

25 001

50 000

0,40

4

50 001

100 000

0,20

5

Above 100 000

0,125

Liquidity transfers between a participant's PM account and its sub-accounts shall not be subject to a charge.

PM to DCA liquidity transfer orders sent from a participant's PM account and DCA to PM liquidity transfer orders received on a participant's PM account shall be charged according to pricing options (a) or (b) as chosen for that PM account.

2.

There shall be an additional monthly fee for direct participants who do not wish the BIC of their account to be published in the TARGET2 directory of EUR 30 per account.

3.

The monthly fee for direct participants subscribing to the TARGET2 value-added services for T2S shall be EUR 50 for those participants that have opted for option (a) in paragraph 1, and EUR 625 for those participants that have opted for option (b) in paragraph 1.

Fees for Main PM account holders

4.

In addition to the fees set out in paragraphs 1 to 3 of this Appendix, a monthly fee of EUR 250 for each linked DCA shall be charged to Main PM account holders.

5.

The Main PM account holders shall be charged the following fees for T2S services connected with the linked DCA(s). These items shall be billed separately.

Tariff items

Price (eurocent)

Explanation

Settlement services

DCA to DCA liquidity transfer orders

9

Per transfer

Intra-balance movement (i.e. blocking, unblocking, reservation of liquidity etc.)

6

Per transaction

Information services

A2A reports

0,4

Per business item in any A2A report generated

A2A queries

0,7

Per queried business item in any A2A query generated

U2A queries

10

Per executed search function

Messages bundled into a file

0,4

Per message in a file

Transmissions

1,2

Per transmission

Invoicing

6.

In the case of direct participants, the following invoicing rules apply. The direct participant shall receive the relevant invoices for the previous month specifying the fees to be paid, no later than on the ninth business day of the following month. Payment shall be made at the latest on the 14th working day of that month to the account specified by the ECB and shall be debited from that participant's PM account.

Fee schedule and invoicing for ancillary systems

7.

An ancillary system using the ASI or the Participant Interface, irrespective of the number of any accounts it may hold with the ASCB and/or the SCB, shall be subject to a fee schedule consisting of the following elements:

(a)

A fixed monthly fee of EUR 1 000 to be charged to each ancillary system (Fixed Fee I).

(b)

A second monthly fixed fee of between EUR 417 and EUR 8 334, in proportion to the underlying gross value of the ancillary system's euro cash settlement transactions (Fixed Fee II).

Band

From (EUR million/day)

To (EUR million/day)

Annual fee (EUR)

Monthly fee (EUR)

1

0

below 1 000

5 000

417

2

1 000

below 2 500

10 000

833

3

2 500

below 5 000

20 000

1 667

4

5 000

below 10 000

30 000

2 500

5

10 000

below 50 000

40 000

3 333

6

50 000

below 500 000

50 000

4 167

7

500 000 and above

100 000

8 334

The gross value of the ancillary system's euro cash settlement transactions shall be calculated by the ASCB once a year on the basis of such gross value during the previous year and the calculated gross value shall be applied for calculating the fee from 1 January of each calendar year. The gross value shall exclude transactions settled on DCAs.

(c)

A transaction fee calculated on the same basis as the schedule established for PM account holders, in line with paragraph 1. The ancillary system may choose one of the two options: either to pay a flat EUR 0,80 fee per payment instruction (Option A) or to pay a fee calculated on a degressive basis (Option B), subject to the following modifications:

(i)

for Option B, the limits of the bands relating to volume of payment instructions are divided by two; and

(ii)

a monthly fixed fee of EUR 150 (under Option A) or EUR 1 875 (under Option B) shall be charged in addition to Fixed Fee I and Fixed Fee II.

(d)

In addition to the fees set out in points (a) to (c), an ancillary system using the ASI or the Participant Interface shall also be subject to the following fees:

(i)

If the ancillary system makes use of the TARGET2 value-added services for T2S, the monthly fee for the use of the value added services shall be EUR 50 for those systems that have chosen option A and EUR 625 for those systems that have chosen option B. This fee shall be charged for each account held by the ancillary system that uses the services;

(ii)

If the ancillary system holds a Main PM account linked to one or more DCAs, the monthly fee shall be EUR 250 for each linked DCA; and

(iii)

The ancillary system as Main PM account holder shall be charged the following fees for T2S services connected with the linked DCA(s). These items shall be billed separately:

Tariff items

Price (eurocent)

Explanation

Settlement services

DCA to DCA liquidity transfer orders

9

Per transfer

Intra-balance movement (i.e. blocking, unblocking, reservation of liquidity etc.)

6

Per transaction

Information services

A2A reports

0,4

Per business item in any A2A report generated

A2A queries

0,7

Per queried business item in any A2A query generated

U2A queries

10

Per executed search function

U2A queries downloaded

0,7

Per queried business item in any U2A query generated and downloaded

Messages bundled into a file

0,4

Per message in a file

Transmissions

1,2

Per transmission

8.

Any fee payable in relation to a payment instruction submitted or payment received by an ancillary system, via either the Participant Interface or the ASI, shall be exclusively charged to this ancillary system. The Governing Council may establish more detailed rules for the determination of billable transactions settled via the ASI.

9.

Each ancillary system shall receive an invoice from its ASCB for the previous month based on the fees referred to in subparagraph 1, no later than the ninth business day of the following month. Payments shall be made no later than the 14th business day of this month to the account specified by the ASCB or shall be debited from an account specified by the ancillary system.

10.

For the purposes of paragraphs 7 to 9, each ancillary system that has been designated under Directive 98/26/EC shall be treated separately, even if two or more of them are operated by the same legal entity. The same rule shall apply to the ancillary systems that have not been designated under Directive 98/26/EC, in which case the ancillary systems shall be identified by reference to the following criteria: (a) a formal arrangement, based on a contractual or legislative instrument, e.g. an agreement among the participants and the system operator; (b) with multiple membership; (c) with common rules and standardised arrangements; and (d) for the clearing, netting and/or settlement of payments and/or securities between the participants.

”.

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

i)

lid 6 wordt als volgt vervangen:

„6.   If a DCA holder is suspended from TARGET2-ECB on grounds other than those specified in paragraph (1)(a), all its incoming and outgoing payment orders shall only be presented for settlement after they have been explicitly accepted by the suspended DCA holder's CB.”;

ii)

het volgende lid 7 wordt toegevoegd:

„7.   If a DCA holder is suspended from TARGET2-ECB on the grounds specified in paragraph (1)(a), any outgoing payment orders from that DCA holder shall only be processed on the instructions of its representatives, including those appointed by a competent authority or a court, such as the DCA holder's insolvency administrator, or pursuant to an enforceable decision of a competent authority or a court providing instructions as to how the payments are to be processed. All incoming payments shall be processed in accordance with paragraph (6).”;

b)

artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

i)

lid 2 wordt als volgt vervangen:

„2.   By derogation from paragraph 1, the DCA holder agrees that the ECB may disclose payment order, technical or organisational information regarding the DCA holder, other DCAs held by DCA holders of the same group, or the DCA holder's customers obtained in the course of the operation of TARGET2-ECB to: (a) other CBs or third parties that are involved in the operation of TARGET2-ECB, to the extent that this is necessary for the efficient functioning of TARGET2, or the monitoring of the DCA holder's or its group's exposure; (b) other CBs in order to carry out the analyses necessary for market operations, monetary policy functions, financial stability or financial integration; or (c) supervisory and oversight authorities of Member States and the Union, including CBs, to the extent that this is necessary for the performance of their public tasks, and provided in all such cases that the disclosure is not in conflict with the applicable law. The ECB shall not be liable for the financial and commercial consequences of such disclosure.”;

ii)

lid 3 wordt als volgt vervangen:

„3.   By derogation from paragraph 1 and provided that this does not make it possible, whether directly or indirectly, to identify the DCA holder or the DCA holder's customers, the ECB may use, disclose or publish payment information regarding the DCA holder or the DCA holder's customers for statistical, historical, scientific or other purposes in the exercise of its public functions or of functions of other public entities to which the information is disclosed.”.


(*1)  The Eurosystem's current policy for the location of infrastructure is set out in the following statements, which are available on the ECB's website at www.ecb.europa.eu: (a) the policy statement on euro payment and settlement systems located outside the euro area of 3 November 1998; (b) the Eurosystem's policy line with regard to consolidation in central counterparty clearing of 27 September 2001; (c) the Eurosystem policy principles on the location and operation of infrastructures settling in euro-denominated payment transactions of 19 July 2007; (d) the Eurosystem policy principles on the location and operation of infrastructures settling euro-denominated payment transactions: specification of ‘legally and operationally located in the euro area’ of 20 November 2008; (e) the Eurosystem oversight policy framework of July 2011, subject to the judgment of 4 March 2015, United Kingdom v European Central Bank, T-496/11, ECLI:EU:T:2015:496.

(*2)  Guideline ECB/2012/27 of 5 December 2012 on a Trans-European Automated Real-time Gross settlement Express Transfer system (TARGET2) (OJ L 30, 30.1.2013, p. 1).”;

(*3)  ‘Daytime operations’ means daytime processing and end-of-day processing.

(*4)  Ends 15 minutes later on the last day of the Eurosystem reserve maintenance period.

(*5)  Starts 15 minutes later on the last day of the Eurosystem reserve maintenance period.”;


RICHTSNOEREN

14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/97


RICHTSNOER (EU) 2017/2082 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 22 september 2017

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2012/27 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (Target2) (ECB/2017/28)

De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 2, eerste en vierde streepje,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name artikel 3.1, artikel 12.1 en de artikelen 17, 18 en 22,

Overwegende:

(1)

Op 9 juni 2016 heeft de Raad van bestuur de harmonisatie van de vergoeding van garantiefondsen of financiële marktinfrastructuren in handen van het Eurosysteem goedgekeurd.

(2)

Na voltooiing van het Target2-Securities (T2S) migratieplan in september 2017, zal het geïntegreerde model dat wordt gebruikt in de desbetreffende afwikkelingsprocedures voor aangesloten systemen niet meer aangeboden worden.

(3)

Ter ondersteuning van een pan-Europese oplossing voor onmiddellijke betalingen, werd Target2 aangevuld met een nieuwe afwikkelingsprocedure voor aangesloten systemen (afwikkelingsprocedure 6 realtime).

(4)

Het is noodzakelijk om bepaalde aspecten van Richtsnoer ECB/2012/27 (1) te verduidelijken.

(5)

Daarom moet Richtsnoer ECB/2012/27 dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DIT RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Richtsnoer ECB/2012/27 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 31 wordt vervangen door:

„31.

„aangesloten systeem” een door een in de EER gevestigde entiteit beheerd systeem dat aan controle en/of „oversight” van een bevoegde autoriteit is onderworpen en voldoet aan de oversightvereisten betreffende de locatie van infrastructuren die diensten in euro aanbieden, zoals van tijd tot tijd gewijzigd en gepubliceerd op de website van de ECB (*1), waarin betalingen en/of financiële instrumenten worden uitgewisseld en/ofverrekend of opgeslagen met a) de monetaire verplichtingen die in Target2 worden afgewikkeld en/of b) fondsen aangehouden in Target2 conform dit richtsnoer en een bilaterale regeling tussen het aangesloten systeem en de desbetreffende Eurosysteem-CB;

b)

het volgende punt 74 wordt toegevoegd:

„74.   „Garantiefonds”: door deelnemers van een aangesloten systeem ter beschikking gestelde fondsen, te gebruiken in het geval één of meer deelnemers hun betalingsverplichtingen in het aangesloten systeem niet nakomen, ongeacht de reden ervan.”.

2)

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„Vergoeding van garantiefondsen”;

b)

lid 1 wordt geschrapt;

c)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Garantiefondsen krijgen een vergoeding gelijk aan de depositorente.”.

3)

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

„3 bis.   Een Eurosysteem-CB die de deelname van de deelnemer aan haar Target2-deelsysteem heeft opgeschort op grond van lid 1, onder a), verwerkt betalingen van een deelnemer uitsluitend in opdracht van diens vertegenwoordigers, inclusief zij die werden aangesteld door een bevoegde autoriteit of een rechtbank, zoals de curator van de deelnemer, of op grond van een afdwingbare beslissing van een bevoegde autoriteit of rechtbank die instructies geeft over de manier waarop betalingen moeten verwerkt worden.”

b)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De in de leden 1 tot en met 3 bis uiteengezette verplichtingen van Eurosysteem-CB's zijn ook van toepassing in het geval van opschorting of beëindiging van het gebruik van de ASI door aangesloten systemen.”.

4)

Bijlagen II, IIa en V worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit richtsnoer.

5)

Bijlage IV wordt vervangen door de bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding en uitvoering

Dit richtsnoer treedt op de dag van de kennisgeving aan de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hanteren in werking.

De nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hanteren, moeten de nodige maatregelen nemen om dit richtsnoer na te leven en ze toepassen vanaf 13 november 2017. Zij moeten de ECB in kennis stellen van de teksten en middelen inzake deze maatregelen tegen ten laatste 20 oktober 2017.

Artikel 3

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 22 september 2017.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Richtsnoer ECB/2012/27 van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (Target2) (PB L 30 van 30.1.2013, blz. 1).

(*1)  Het huidige beleid van het Eurosysteem voor de locatie van infrastructuur wordt uiteengezet in de volgende verklaringen, die beschikbaar zijn op de website van de ECB op www.ecb.europa.eu: a) de policy statement on euro payment and settlement systems located outside the euro area” van 3 november 1998; b) the Eurosystem's policy line with regard to consolidation in central counterparty clearing” van 27 september 2001; c) the Eurosystem policy principles on the location and operation of infrastructures settling in euro-denominated payment transactions” van 19 juli 2007; d) „The Eurosystem policy principles on the location and operation of infrastructures settling euro-denominated payment transactions: specification of legally and operationally located in the euro area” van 20 november 2008; e) Het oversightbeleidskader van het Eurosysteem van juli 2011 behoudens het arrest van 4 maart 2015 Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië tegen Europese Centrale Bank, T-496/11, ECLI:EU:T:2015:496.”;


BIJLAGE I

De bijlagen II, IIa en V bij Richtsnoer ECB/2012/27 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

in artikel 1 wordt de definitie van „aangesloten systeem” vervangen door:

„„aangesloten systeem” een door een in de Europese Economische Ruimte (EER) gevestigde entiteit beheerd systeem dat aan controle en/of „oversight” van een bevoegde autoriteit is onderworpen en voldoet aan de oversightvereisten betreffende de locatie van infrastructuren die diensten in euro aanbieden, zoals van tijd tot tijd gewijzigd en gepubliceerd op de website van de ECB (*1), waarin betalingen en/of financiële instrumenten worden uitgewisseld en/of verrekend, met a) de monetaire verplichtingen die in Target2 worden afgewikkeld en/of b) fondsen aangehouden in Target2 conform Richtsnoer ECB/2012/27 (*2) en een bilaterale regeling tussen het aangesloten systeem en de desbetreffende Eurosysteem-CB;

b)

artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

i)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   Indien de deelname van een PM-rekeninghouder aan TARGET2-[naam van de CB/landreferentie] wordt opgeschort om andere redenen dan deze gespecificeerd in lid 1, onder a), worden al zijn inkomende betalingen en uitgaande betalingsopdrachten opgeslagen en alleen ingevoerd in de invoerverwerking na uitdrukkelijke acceptatie daarvan door de CB van de geschorste PM-rekeninghouder.”;

ii)

het volgende lid 7 wordt toegevoegd:

„7.   Indien de deelname van een PM-rekeninghouder aan Target2-[naam van CB/landenreferentie] wordt opgeschort om de in lid 1, onder a) gespecificeerde redenen, zullen alle uitgaande betalingsopdrachten van deze PM-rekeninghouder uitsluitend worden verwerkt in opdracht van diens vertegenwoordigers, inclusief zij die werden aangesteld door een bevoegde autoriteit of een rechtbank, zoals de curator van de houder van de PM-rekening, of op grond van een afdwingbare beslissing van een bevoegde autoriteit of rechtbank die instructies geeft over de manier waarop betalingen moeten verwerkt worden. Alle inkomende betalingen moeten verwerkt worden in overeenstemming met lid 6.”;

c)

artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

i)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   In afwijking van lid 1, aanvaardt de deelnemer dat de [naam van de CB] informatie over betalingen of technische of organisatorische informatie met betrekking tot de deelnemer, deelnemers van dezelfde groep of de cliënten van de deelnemer die in het kader van de werking van Target2-[naam van de CB/landreferentie] wordt verkregen, bekend kan maken a) aan andere CB's of aan derden die betrokken zijn bij de werking van Target2-[naam van de CB/landreferentie], voor zover dit noodzakelijk is voor het efficiënt functioneren van Target2, dan wel voor het monitoren van de exposure van de deelnemers of van de groep; b) aan andere CB's om de analyses te verrichten die noodzakelijk zijn voor markttransacties, monetaire beleidsfuncties, financiële stabiliteit of financiële integratie; c) toezichthouders en „oversight”-autoriteiten van lidstaten en de Unie, inclusief CB's, voor zover dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van hun publieke taken en mits in al dergelijke gevallen de bekendmaking niet in strijd is met het toepasselijke recht. De [naam van de CB] is niet aansprakelijk voor de financiële en commerciële gevolgen van een dergelijke bekendmaking.”;

ii)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   In afwijking van lid 1 en mits de deelnemer of de cliënten van de deelnemer daardoor niet direct of indirect kunnen worden geïdentificeerd, kan de [naam van de CB] betalingsinformatie betreffende de deelnemer of de cliënten van de deelnemer gebruiken, bekendmaken of publiceren voor statistische, historische, wetenschappelijke of andere doeleinden in de uitoefening van haar publieke taken of van de taken van andere openbare lichamen waaraan de informatie wordt bekendgemaakt.”;

d)

in appendix I wordt paragraaf 8, punt 8, onder c), vervangen door:

„c)

van de PM-rekening naar de technische rekening die beheerd wordt door het aangesloten systeem met toepassing van afwikkelingsprocedure 6 realtime, en”;

e)

appendix IV wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 6, onder a), wordt vervangen door:

„a)

Indien nodig geacht, start de [naam van de CB] de noodverwerking van betalingsopdrachten met gebruikmaking van de Noodmodule van het SSP of andere middelen. In dergelijke gevallen wordt slechts een minimaal niveau aan service aan deelnemers verleend. De [naam van de CB] informeert haar deelnemers via een beschikbaar communicatiemiddel over het opstarten van de noodverwerking.”;

ii)

punt 8, onder b), wordt vervangen door:

„b)

In het geval van een storing van de [naam van de CB], kunnen alle of een deel van haar technische functies betreffende Target2-[naam van de CB/landreferentie] door andere Eurosysteem-CB's of het SSP uitgevoerd worden.”;

f)

in appendix V wordt de tabel in punt 3 vervangen door:

„Tijdstip

Beschrijving

6.45-7.00

Tijd ter voorbereiding van dagoperaties (*3)

7.00-18.00

Verwerking overdag

17.00

Sluitingstijd voor cliëntbetalingen, d.w.z. betalingen waarbij de opdrachtgever en/of de begunstigde van de betaling geen directe of indirecte deelnemer is zoals geïdentificeerd door het systeem via een MT 103- of MT 103+-bericht

18.00

Sluitingstijd voor interbancaire betalingen, d.w.z. andere betalingen dan cliëntbetalingen

18.00-18.45 (*4)

Einde-dagverwerking

18.15 (*4)

Algemene sluitingstijd voor het gebruik van permanente faciliteiten

(kort na)

18.30 (*5)

Gegevens voor het bijwerken van de boekhoudsystemen staan ter beschikking van de CB's

18.45-19.30 (*5)

Start van verwerking overdag (nieuwe werkdag)

19.00 (*5)-19.30 (*4)

Liquiditeitsvoorziening op de PM-rekening

19.30 (*5)

Bericht „start van procedure” en afwikkeling van doorlopende opdrachten om liquiditeiten van de PM-rekening over te maken naar de subrekeningen/technische rekening (met aangesloten systeem verband houdende afwikkeling)

19.30 (*5)-22.00

Uitvoering van extra liquiditeitsoverboekingen via het ICM voor afwikkelingsprocedure 6 realtime; uitvoering van extra liquiditeitsoverboekingen via het ICM voordat het aangesloten systeem de „start-cyclusberichten” stuurt voor afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld; afwikkelingsprocedure van de nachtelijke operaties van aangesloten systemen (alleen voor aangesloten systeem afwikkelingsprocedure 6 realtime en afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld)

22.00-1.00

Periode voor technisch onderhoud

1.00-7.00

Afwikkelingsprocedure van de nachtelijke operaties van aangesloten systemen (alleen voor aangesloten systeem afwikkelingsprocedure 6 realtime en afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld)

g)

In appendix VI wordt punt 14 vervangen door:

„14.

Voor directe deelnemers gelden de volgende factureringsregels. De directe deelnemer (de AL-groepsbeheerder of CAI-groepsbeheerder indien de AL- of CAI-faciliteit wordt gebruikt) ontvangt de factuur voor de voorafgaande maand met een specificatie van de te betalen vergoedingen niet later dan op de negende werkdag van de erop volgende maand. Betalingen geschieden uiterlijk op de veertiende werkdag van de maand op de door de [naam van de CB] aangegeven rekening en worden van de PM-rekening van die deelnemer afgeboekt.”.

2)

Bijlage IIa wordt als volgt gewijzigd:

a)

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

i)

lid 6 wordt vervangen:

„6.   Indien de deelname van een DCA-houder aan Target2-[naam van de CB/landreferentie] wordt opgeschort om andere redenen dan deze gespecificeerd in lid 1, onder a), worden al zijn inkomende en uitgaande betalingsopdrachten alleen ter afwikkeling aangeboden na uitdrukkelijke acceptatie daarvan door de CB van de geschorste DCA-houder.”;

ii)

het volgende lid 7 wordt toegevoegd:

„7.   Indien de deelname van een DCA-houder aan Target2-[naam van CB/landenreferentie] wordt opgeschort om de in lid 1, onder a), gespecificeerde redenen, zullen alle uitgaande betalingsopdrachten van deze DCA-houder uitsluitend worden verwerkt in opdracht van diens vertegenwoordigers, inclusief zij die werden aangesteld door een bevoegde autoriteit of een rechtbank, zoals de curator van de houder van de DCA, of op grond van een afdwingbare beslissing van een bevoegde autoriteit of rechtbank die instructies geeft over de manier waarop betalingen moeten verwerkt worden. Alle inkomende betalingen moeten verwerkt worden in overeenstemming met lid 6).”;

b)

artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

i)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   In afwijking van lid 1 aanvaardt de DCA-houder dat de [naam van de CB] informatie over betalingsopdrachten of technische of organisatorische informatie met betrekking tot de DCA-houder, andere DCA's aangehouden door DCA-houders van dezelfde groep, of de cliënten van de DCA-houder die in het kader van de werking van Target2-[naam van de CB/landreferentie] wordt verkregen, bekend kan maken aan a) andere CB's of aan derden die betrokken zijn bij de werking van Target2-[naam van de CB/landreferentie], voor zover dit noodzakelijk is voor het efficiënt functioneren van Target2, dan wel voor het monitoren van de exposure van de DCA-houders of van zijn groep; b) aan andere CB's om de analyses te verrichten die noodzakelijk zijn voor markttransacties, monetaire beleidsfuncties, financiële stabiliteit of financiële integratie; c) toezichthouders en „oversight”-autoriteiten van lidstaten en de Unie, inclusief CB's, voor zover dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van hun publieke taken en mits in al dergelijke gevallen de bekendmaking niet in strijd is met het toepasselijke recht. De [naam van de CB] is niet aansprakelijk voor de financiële en commerciële gevolgen van een dergelijke bekendmaking.”;

ii)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   In afwijking van lid 1 en mits de DCA-houder of de cliënten van de DCA-houder daardoor niet direct of indirect kunnen worden geïdentificeerd, kan de [naam van de CB] betalingsinformatie betreffende de DCA-houder of de cliënten van de DCA-houder gebruiken, bekendmaken of publiceren voor statistische, historische, wetenschappelijke of andere doeleinden in de uitoefening van haar publieke taken of van de taken van andere openbare lichamen waaraan de informatie wordt bekendgemaakt.”.

3.

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

i)

in appendix IA, wordt paragraaf 8, punt 8, onder c), vervangen door:

„c)

van de PM-rekening naar de technische rekening die beheerd wordt door het aangesloten systeem met toepassing van afwikkelingsprocedure 6 realtime.”;

ii)

in appendix IIA, wordt punt 4 vervangen door:

„4.

Voor directe deelnemers gelden de volgende factureringsregels. De directe deelnemer ontvangt de factuur voor de voorafgaande maand met een specificatie van de te betalen vergoedingen niet later dan op de negende werkdag van de erop volgende maand. Betalingen geschieden uiterlijk op de 14e werkdag van de maand op de door de [naam van de CB] aangegeven rekening en worden van de PM-rekening van die deelnemer afgeboekt.”.


(*1)  Het huidige beleid van het Eurosysteem voor de locatie van infrastructuur wordt uiteengezet in de volgende verklaringen, die beschikbaar zijn op de website van de ECB op www.ecb.europa.eu: a) de policy statement on euro payment and settlement systems located outside the euro area” van 3 november 1998; b) the Eurosystem's policy line with regard to consolidation in central counterparty clearing” van 27 september 2001; c) the Eurosystem policy principles on the location and operation of infrastructures settling in euro-denominated payment transactions” van 19 juli 2007; d) „The Eurosystem policy principles on the location and operation of infrastructures settling euro-denominated payment transactions: specification of legally and operationally located in the euro area” van 20 november 2008; e) Het oversightbeleidskader van het Eurosysteem van juli 2011 behoudens het arrest van 4 maart 2015 Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië tegen Europese Centrale Bank, T-496/11, ECLI:EU:T:2015:496.

(*2)  Richtsnoer ECB/2012/27 van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (Target2) (PB L 30 van 30.1.2013, blz. 1).”;

(*3)  „Dagoperaties” betekent verwerking overdag en einde-dagverwerking.

(*4)  Eindigt 15 minuten later op de laatste dag van de reserveperiode van het Eurosysteem.

(*5)  Begint 15 minuten later op de laatste dag van de reserveperiode van het Eurosysteem.”


BIJLAGE II

Bijlage IV bij Richtsnoer ECB/2012/27 wordt vervangen door:

BIJLAGE IV

AFWIKKELINGSPROCEDURES VOOR AANGESLOTEN SYSTEMEN

1.   Definities

Voor de toepassing van deze bijlage en verwijzend naar de definities in artikel 2, wordt verstaan onder:

1.   „crediteringsopdracht”: een door een aangesloten systeem, aan de ASCB geadresseerde betalingsinstructie ter debitering van één van de door het aangesloten systeem in de PM aangehouden en/of beheerde rekeningen en ter creditering van de PM-rekening of subrekening van een afwikkelingsbank met het in de instructie aangegeven bedrag;

2.   „debiteringsopdracht”: een aan de SCB geadresseerde en door een aangesloten systeem aangeleverde betalingsinstructie ter debitering van de PM-rekening of subrekening van een afwikkelingsbank met het daarin bepaalde bedrag op basis van een debiteringsmandaat, en ter creditering van ofwel één van de rekeningen van het aangesloten systeem in de PM, ofwel de PM-rekening of subrekening van een andere afwikkelingsbank;

3.   „betalingsinstructie” of „betalingsinstructie van aangesloten systeem”: een debiterings- of crediteringsopdracht;

4.   „centrale bank van aangesloten systeem (ASCB)”: de Eurosysteem-CB waarmee het desbetreffende aangesloten systeem een bilaterale regeling heeft ter afwikkeling van betalingsinstructies van het aangesloten systeem in de PM;

5.   „afwikkelende centrale bank (SCB)”: een Eurosysteem-CB die een PM-rekening van een afwikkelingsbank aanhoudt;

6.   „afwikkelingsbank”: een deelnemer wiens PM-rekening of subrekening ter afwikkeling van betalingsinstructies van aangesloten systemen wordt gebruikt;

7.   „informatie- en controlemodule (ICM)”: de SSP-module waardoor PM-rekeninghouders online informatie kunnen opvragen, alsook opdrachten tot overboeking van liquiditeiten kunnen aanleveren, liquiditeiten kunnen beheren en in noodsituaties betalingsopdrachten kunnen initiëren;

8.   „ICM-mededeling”: informatie die via de ICM gelijktijdig aan alle PM-rekeninghouders of een bepaalde groep daarvan ter beschikking wordt gesteld;

9.   „debiteringsmandaat”: een machtiging door een afwikkelingsbank in de door de Eurosysteem-CB's in de statische gegevensformulieren bepaalde vorm en geadresseerd zowel aan haar aangesloten systeem als aan haar SCB, die het aangesloten systeem het recht geeft debiteringsopdrachten aan te leveren en de SCB de opdracht te geven de PM-rekening of subrekening van de afwikkelingsbank uit hoofde van een debiteringsopdracht te debiteren;

10.   „kort (short)”: geld verschuldigd zijn gedurende de afwikkeling van betalingsinstructies van aangesloten systemen;

11.   „lang (long)”: een geldvordering hebben gedurende de afwikkeling van betalingsinstructies van aangesloten systemen;

12.   „systeemoverschrijdende afwikkeling”: de realtimeafwikkeling van debiteringsopdrachten op grond waarvan betalingen uitgevoerd worden van een afwikkelingsbank van een aangesloten systeem met toepassing van afwikkelingsprocedure 6 naar een afwikkelingsbank van een ander aangesloten systeem met toepassing van afwikkelingsprocedure 6;

13.   „Static Data (Management) Module”: de SSP-module waarin statische gegevens verzameld en opgeslagen worden;

14.   „technische rekening”: een specifieke rekening aangehouden in de PM door een aangesloten systeem of aangehouden door de ASCB namens een aangesloten systeem in haar Target2-deelsysteem voor gebruik door het aangesloten systeem.

2.   Rol van SCB's

Ten aanzien van afwikkelingsbanken waarvoor zij een PM-rekening aanhoudt, treedt elke Eurosysteem-CB op als SCB.

3.   Beheer van de relatie tussen CB's, aangesloten systemen en afwikkelingsbanken

1.

De ASCB's waarborgen dat de aangesloten systemen waarmee zij bilaterale regelingen hebben, een lijst leveren van afwikkelingsbanken met de PM-rekeningdetails van de afwikkelingsbanken, die de ASCB zal opslaan in de Static Data (Management) Module van het SSP. Een aangesloten systeem kan via de ICM toegang hebben tot de lijst van zijn respectieve afwikkelingsbanken.

2.

De ASCB's waarborgen dat de aangesloten systemen waarmee zij bilaterale regelingen hebben, hen onverwijld in kennis stellen van een wijziging in de lijst van afwikkelingsbanken. De ASCB's informeren de betrokken SCB via een ICM-mededeling over dergelijke wijzigingen.

3.

De ASCB's waarborgen dat de aangesloten systemen waarmee zij bilaterale regelingen hebben, alle debiteringsmandaten en andere relevante documenten van hun afwikkelingsbanken verzamelen en aan de ASCB doen toekomen. Deze documenten worden in het Engels verstrekt en/of de desbetreffende nationale taal/talen van de betrokken ASCB. Als de nationale talen van de ASCB niet dezelfde zijn als de nationale taal/talen van de SCB, worden de vereiste documenten alleen in het Engels of zowel in het Engels als in de desbetreffende nationale talen van de ASCB verstrekt. Indien aangesloten systemen via Target2-ECB afwikkelen, worden de documenten in het Engels verstrekt.

4.

Indien een afwikkelingsbank deelneemt aan het desbetreffende Target2-deelsysteem van de ASCB, verifieert de ASCB de geldigheid van het door de afwikkelingsbank verstrekte debiteringsmandaat en voert ze de nodige posten in de Static Data (Management) Module in. Indien een afwikkelingsbank niet deelneemt aan het desbetreffende Target2-deelsysteem van de ASCB, stuurt de ASCB het debiteringsmandaat (of een elektronische kopie daarvan, indien de ASCB en de SCB zulks zijn overeengekomen) ter verificatie van de geldigheid ervan door aan de desbetreffende SCB's. De SCB's voeren een dergelijke verificatie uit en delen het resultaat daarvan mee aan de desbetreffende ASCB binnen vijf werkdagen na ontvangst van een dergelijk verzoek. Na verificatie werkt de ASCB de lijst van afwikkelingsbanken in de ICM bij.

5.

De verificatie door de ASCB doet geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid van het aangesloten systeem om betalingsinstructies te beperken tot de in punt 1 vermelde lijst van afwikkelingsbanken.

6.

Behalve als het dezelfde entiteiten zijn, wisselen ASCB's en SCB's informatie over belangrijke gebeurtenissen tijdens het afwikkelingsproces uit.

7.

De ASCB's waarborgen dat de aangesloten systemen waarmee zij bilaterale regelingen hebben, de naam en de BIC van het aangesloten systeem waarmee zij voornemens zijn de systeemoverschrijdende afwikkeling uit te voeren leveren, alsook de datum vanaf welke systeemoverschrijdende afwikkeling met een bepaald aangesloten systeem dient te beginnen of op te houden. Deze informatie wordt opgeslagen in de Static Data (Management) Module.

4.   Opgeven van betalingsinstructies via de ASI

1.

Alle door een aangesloten systeem via de ASI aangeleverde betalingsinstructies hebben de vorm van XML-berichten.

2.

Alle door een aangesloten systeem via de ASI aangeleverde betalingsinstructies worden als „zeer urgent” beschouwd en worden afgewikkeld overeenkomstig bijlage II.

3.

Een betalingsinstructie wordt als aanvaard beschouwd, indien:

a)

de betalingsinstructie voldoet aan de door de Target2-netwerkdienstverlener vastgestelde regels;

b)

de betalingsinstructie voldoet aan de formatteringsregels en -voorwaarden van het Target2-deelsysteem van de ASCB;

c)

de afwikkelingsbank is opgenomen op de in paragraaf 3, punt 1, bedoelde lijst van afwikkelingsbanken;

d)

in het geval van een systeemoverschrijdende afwikkeling, het desbetreffende aangesloten systeem op de lijst staat van aangesloten systemen waarmee een systeemoverschrijdende afwikkeling mag worden uitgevoerd;

e)

in het geval dat de deelneming van een afwikkelingsbank aan Target2 is opgeschort, de expliciete instemming van de SCB van de geschorste afwikkelingsbank werd verkregen.

5.   Invoering van betalingsopdrachten in het systeem en hun onherroepelijkheid

1.

Crediteringsopdrachten worden geacht in het desbetreffende Target2-deelsysteem te zijn ingevoerd zodra de SCB deze heeft aanvaard en gelden vanaf dat moment als onherroepelijk. Debiteringsopdrachten worden geacht in het desbetreffende Target2-deelsysteem te zijn ingevoerd zodra de SCB deze heeft aanvaard en gelden vanaf dat moment als onherroepelijk.

2.

De toepassing van het bepaalde in punt 1 heeft geen invloed op de regels van aangesloten systemen die het tijdstip van invoering in het aangesloten systeem en/of de onherroepelijkheid van aan dat aangesloten systeem aangeleverde overboekingsopdrachten vastleggen op een tijdstip dat ligt voor de invoering van de betreffende betalingsinstructie in het betrokken Target2-deelsysteem.

6.   Afwikkelingsprocedures

1.

Indien een aangesloten systeem om toepassing van een afwikkelingsprocedure verzoekt, biedt de betrokken ASCB één of meer van de volgende afwikkelingsprocedures aan:

a)

afwikkelingsprocedure 2

(realtimeafwikkeling),

b)

afwikkelingsprocedure 3

(bilaterale afwikkeling),

c)

afwikkelingsprocedure 4

(standaard multilaterale afwikkeling),

d)

afwikkelingsprocedure 5

(gelijktijdige multilaterale afwikkeling),

e)

afwikkelingsprocedure 6

(geoormerkte liquiditeiten, realtime en systeemoverschrijdende afwikkeling).

2.

Afwikkelingsprocedure 1 (liquiditeitsoverboeking) wordt niet meer aangeboden.

3.

De SCB's ondersteunen de afwikkeling van betalingsinstructies van aangesloten systemen in overeenstemming met de keuze van de in punt 1 bedoelde afwikkelingsprocedures door onder meer betalingsinstructies af te wikkelen op de PM-rekeningen of subrekeningen van afwikkelingsbanken.

4.

Nadere bijzonderheden met betrekking tot de in punt 1 bedoelde afwikkelingsprocedures zijn opgenomen in de paragrafen 10 tot en met 14.

7.   Geen verplichting tot het openen van een PM-rekening

Als zij de ASI gebruiken, behoeven aangesloten systemen geen directe deelnemer in een Target2-deelsysteem te worden, noch een PM-rekening aan te houden.

8.   Rekeningen ter ondersteuning van afwikkelingsprocedures

1.

Naast PM-rekeningen kunnen ASCB's, aangesloten systemen en afwikkelingsbanken de volgende soorten rekeningen in de PM openen en gebruiken voor de in paragraaf 6, punt 1, bedoelde afwikkelingsprocedures:

a)

technische rekeningen;

b)

garantiefondsrekeningen;

c)

subrekeningen.

2.

Als een ASCB afwikkelingsprocedures 4, 5 of 6 aanbiedt voor gekoppelde modellen, opent zij voor de betrokken aangesloten systemen in haar Target2-deelsysteem een technische rekening. Dergelijke rekeningen kunnen door de ASCB als een optie voor afwikkelingsprocedures 2 en 3 aangeboden worden. Aparte technische rekeningen worden geopend voor afwikkelingsprocedures 4 en 5. Voor afwikkelingsprocedure 3, 4, 5 of 6 voor gekoppelde modellen is het saldo op technische rekeningen aan het einde van het betreffende afwikkelingsproces van het aangesloten systeem nul of positief en op het einde van de dag nul. Technische rekeningen worden ofwel geïdentificeerd met de BIC van het aangesloten systeem, ofwel met de BIC van de desbetreffende ASCB.

3.

Wanneer afwikkelingsprocedure 6 realtime wordt aangeboden moet een ASCB technische rekeningen openen in haar Target2-deelsysteem. Technische rekeningen voor afwikkelingsprocedure 6 realtime mogen gedurende de dag alleen een zero of positief saldo hebben en mogen overnight een positief saldo handhaven. Een overnight saldo op de rekening is onderworpen aan dezelfde vergoedingsregelingen als deze die gelden voor Garantiefondsen krachtens artikel 11 van dit richtsnoer.

4.

Bij aanbieding van afwikkelingsprocedure 4 of 5 kan een ASCB in haar Target2-deelsysteem voor aangesloten systemen een garantiefondsrekening openen. Bij gebreke van liquiditeit op de PM-rekening van de afwikkelingsbank, worden de saldi van deze rekeningen gebruikt ter afwikkeling van de betalingsinstructies van het aangesloten systeem. Houders van garantiefondsrekeningen kunnen ASCB's, aangesloten systemen of garantiegevers zijn. Garantiefondsrekeningen worden geïdentificeerd door de BIC van de betreffende rekeninghouder.

5.

Wanneer een ASCB afwikkelingsprocedure 6 aanbiedt voor gekoppelde modellen, openen SCB's in hun Target2-deelsystemen één of meerdere subrekeningen voor afwikkelingsbanken voor de oormerking van liquiditeiten en, indien relevant, voor systeemoverschrijdende afwikkeling. Subrekeningen worden geïdentificeerd door de BIC van de PM-rekening waarop ze betrekking hebben, in combinatie met een rekeningnummer dat specifiek is voor de betreffende subrekening. Het rekeningnummer bestaat uit de landencode plus maximaal 32 karakters (volgens de desbetreffende nationale bankrekeningstructuur).

6.

De in punt 1, onder a) tot en met c), bedoelde rekeningen worden niet opgenomen in de Target2-directory. Op verzoek van de PM-rekeninghouder, kunnen voor al deze rekeningen de desbetreffende rekeningafschriften (MT 940 en MT 950) op het eind van elke werkdag aan de rekeninghouder worden verstrekt.

7.

De gedetailleerde regels betreffende de opening van de in deze paragraaf genoemde soorten rekeningen en betreffende hun toepassing bij het ondersteunen van de afwikkelingsprocedures kunnen nader worden omschreven in bilaterale regelingen tussen de aangesloten systemen en de ASCB's.

9.   Afwikkelingsprocedure 1 — Liquiditeitenoverboeking

Deze procedure wordt niet meer aangeboden.

10.   Afwikkelingsprocedure 2 — Realtimeafwikkeling

1.

Wanneer de ASCB's en SCB's afwikkelingsprocedure 2 aanbieden, ondersteunen zij de afwikkeling van het cashgedeelte van transacties van aangesloten systemen door het aangesloten systeem aangeleverde betalingsinstructies veeleer op individuele basis dan in batches af te wikkelen. Indien een betalingsinstructie ter debitering van de PM-rekening van een afwikkelingsbank die geld verschuldigd is (short), overeenkomstig bijlage II in de wachtrij wordt geplaatst, informeert de betrokken SCB de afwikkelingsbank middels een ICM-mededeling.

2.

Afwikkelingsprocedure 2 kan eveneens aan het aangesloten systeem aangeboden worden voor de afwikkeling van multilaterale saldi, in welke gevallen de ASCB voor dat aangesloten systeem een technische rekening opent. Voorts biedt de ASCB het aangesloten systeem niet de dienst aan van een voor een dergelijke multilaterale afwikkeling vereist behoorlijk beheer van de volgorde van inkomende en uitgaande betalingen. Het aangesloten systeem is zelf verantwoordelijk voor het aanbrengen van de noodzakelijke volgorde.

3.

De ASCB kan de afwikkeling van betalingsinstructies binnen door het aangesloten systeem te bepalen termijnen aanbieden, zoals bedoeld in paragraaf 15, punten 2 en 3.

4.

De afwikkelingsbanken en aangesloten systemen hebben via de ICM toegang tot informatie. De aangesloten systemen worden via een bericht op de ICM op de hoogte gebracht van de voltooiing of mislukking van de afwikkeling. Op verzoek worden afwikkelingsbanken die via de Target2- netwerkdienstverlener toegang hebben tot Target2, middels een SWIFT MT 900- of MT 910-bericht op de hoogte gebracht van de geslaagde afwikkeling. PM-rekeninghouders die gebruikmaken van toegang via internet, worden middels een bericht op de ICM geïnformeerd.

11.   Afwikkelingsprocedure 3 — Bilaterale afwikkeling

1.

Wanneer zij afwikkelingsprocedure 3 aanbieden, ondersteunen de ASCB's en SCB's afwikkeling van het cashgedeelte van transacties van aangesloten systemen door de door het aangesloten systeem aangeleverde betalingsinstructies in een batchmodus af te wikkelen. Indien een betalingsinstructie ter debitering van de PM-rekening van een afwikkelingsbank die geld verschuldigd is (short), overeenkomstig bijlage II in de wachtrij wordt geplaatst, informeert de betrokken SCB de afwikkelingsbank middels een ICM-mededeling.

2.

Afwikkelingsprocedure 3 kan ook aan het aangesloten systeem aangeboden worden ter afwikkeling van multilaterale saldi. Paragraaf 10, punt 2, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

a)

betalingsinstructies: i) ter debitering van de PM-rekeningen van afwikkelingsbanken die geld verschuldigd zijn (short), en ter creditering van de technische rekening van het aangesloten systeem; en ii) ter debitering van de technische rekening van het aangesloten systeem en ter creditering van de PM-rekeningen van afwikkelingsbanken die een geldvordering hebben (long), in aparte bestanden worden aangeleverd, en

b)

de PM-rekeningen van afwikkelingsbanken die een geldvordering hebben (long), pas worden gecrediteerd nadat de PM-rekeningen van de afwikkelingsbanken die geld verschuldigd zijn (short), zijn gedebiteerd.

3.

Faalt de multilaterale afwikkeling (bijvoorbeeld omdat niet alle inningen van rekeningen van afwikkelingsbanken die geld verschuldigd zijn (short), succesvol zijn), dan levert het aangesloten systeem betalingsinstructies aan om reeds afgewikkelde debettransacties te storneren.

4.

De ASCB's kunnen:

a)

de afwikkeling van betalingsinstructies binnen bepaalde door het aangesloten systeem aangegeven termijnen aanbieden, zoals bedoeld in paragraaf 15, punt 3, en/of

b)

de „informatieperiode”-functie, zoals bedoeld in paragraaf 15, punt 1, aanbieden.

5.

De afwikkelingsbanken en aangesloten systemen hebben via de ICM toegang tot informatie. De aangesloten systemen worden op de hoogte gebracht van de voltooiing of mislukking van de afwikkeling op basis van de gekozen optie — kennisgeving per geval of globale kennisgeving. Op hun verzoek worden de afwikkelingsbanken middels een SWIFT MT 900- of MT 910-bericht op de hoogte gebracht van een geslaagde afwikkeling. PM-rekeninghouders die gebruikmaken van toegang via internet, worden middels een bericht op de ICM geïnformeerd.

12.   Afwikkelingsprocedure 4 — Standaard multilaterale afwikkeling

1.

Wanneer zij afwikkelingsprocedure 4 aanbieden, ondersteunen de ASCB's en SCB's de afwikkeling van multilaterale cashsaldi van transacties van aangesloten systemen door het aangesloten systeem aangeleverde betalingsinstructies in een batchmodus af te wikkelen. De ASCB's openen voor een dergelijk aangesloten systeem een specifieke technische rekening.

2.

De ASCB's en SCB's garanderen de vereiste volgorde van betalingsinstructies. Creditposten worden uitsluitend geboekt als alle debetposten succesvol zijn geïnd. Betalingsinstructies: a) ter debitering van de rekeningen van afwikkelingsbanken die geld verschuldigd zijn (short), en ter creditering van de technische rekening van het aangesloten systeem; en b) ter creditering van rekeningen van afwikkelingsbanken met een vordering (long) en ter debitering van de technische rekening van het aangesloten systeem worden in één bestand aangeleverd.

3.

Betalingsinstructies ter debitering van de PM-rekeningen van afwikkelingsbanken die geld verschuldigd zijn (short), en ter creditering van de technische rekening van het aangesloten systeem worden het eerst afgewikkeld; pas na de afwikkeling van al deze betalingsinstructies (met inbegrip van mogelijke stortingen op de technische rekening middels een garantiefondsmechanisme), worden de PM-rekeningen van de afwikkelingsbanken met een vordering (long) gecrediteerd.

4.

Indien een betalingsinstructie ter debitering van een PM-rekening van een afwikkelingsbank die geld verschuldigd is (short), overeenkomstig bijlage II in de wachtrij wordt geplaatst, informeren de SCB's die afwikkelingsbank middels een ICM-mededeling.

5.

Indien een afwikkelingsbank die geld verschuldigd is (short), onvoldoende geld op haar PM-rekening heeft, activeert de ASCB een garantiefondsmechanisme, indien de bilaterale regeling tussen de ASCB en het aangesloten systeem daarin voorziet.

6.

Indien niet in een garantiefondsmechanisme is voorzien en de volledige afwikkeling mislukt, worden de ASCB's en SCB's geacht de instructie te hebben gekregen om alle betalingsinstructies in het bestand te retourneren en storneren zij de al afgewikkelde betalingsinstructies.

7.

De ASCB's informeren afwikkelingsbanken middels een ICM-mededeling over een mislukte afwikkeling.

8.

De ASCB's kunnen:

a)

de afwikkeling van betalingsinstructies binnen bepaalde door het aangesloten systeem aangegeven termijnen aanbieden, zoals bedoeld in paragraaf 15, punt 3;

b)

de „informatieperiode”-functie, zoals bedoeld in paragraaf 15, punt 1, aanbieden;

c)

een garantiefondsmechanisme, zoals bedoeld in paragraaf 15, punt 4, aanbieden.

9.

De afwikkelingsbanken en aangesloten systemen hebben via de ICM toegang tot informatie. De aangesloten systemen worden op de hoogte gebracht van de voltooiing of mislukking van de afwikkeling. Op hun verzoek worden de afwikkelingsbanken middels een SWIFT MT 900- of MT 910-bericht op de hoogte gebracht van een geslaagde afwikkeling. PM-rekeninghouders die gebruikmaken van toegang via internet, worden middels een bericht op de ICM geïnformeerd.

13.   Afwikkelingsprocedure 5 — Gelijktijdige multilaterale afwikkeling

1.

Wanneer zij afwikkelingsprocedure 5 aanbieden, ondersteunen de ASCB's en SCB's de afwikkeling van multilaterale cashsaldi van transacties van aangesloten systemen door de afwikkeling van de door het aangesloten systeem aangeleverde betalingsinstructies. Om de desbetreffende betalingsinstructies af te wikkelen, wordt algoritme 4 gebruikt (zie appendix I van bijlage II). In tegenstelling tot afwikkelingsprocedure 4, werkt afwikkelingsprocedure 5 op een „alles-of-niets” (all-or-nothing) -basis. In deze procedure vinden de debitering van PM-rekeningen van afwikkelingsbanken die geld verschuldigd zijn (short), en de creditering van PM-rekeningen van afwikkelingsbanken met een vordering (long) gelijktijdig plaats (en niet sequentieel zoals in afwikkelingsprocedure 4). Paragraaf 12 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat: indien één of meer betalingsinstructies niet afgewikkeld kunnen worden, alle betalingsinstructies in de wachtrij worden geplaatst en het in paragraaf 16, punt 1, omschreven algoritme 4 wordt herhaald ter afwikkeling van de betalingsinstructies van het aangesloten systeem in de wachtrij.

2

De ASCB's kunnen:

a)

de afwikkeling van betalingsinstructies binnen bepaalde door het aangesloten systeem aangegeven termijnen aanbieden, zoals bedoeld in paragraaf 15, punt 3;

b)

de „informatieperiode”-functie, zoals bedoeld in paragraaf 15, punt 1, aanbieden;

c)

een garantiefondsmechanisme, zoals bedoeld in paragraaf 15, punt 4, aanbieden.

3

De afwikkelingsbanken en aangesloten systemen hebben via de ICM toegang tot informatie. De aangesloten systemen worden op de hoogte gebracht van de voltooiing of mislukking van de afwikkeling. Op hun verzoek worden de afwikkelingsbanken middels een SWIFT MT 900- of MT 910-bericht op de hoogte gebracht van een geslaagde afwikkeling. PM-rekeninghouders die gebruikmaken van toegang via internet, worden middels een bericht op de ICM geïnformeerd.

4.

Indien een betalingsinstructie ter debitering van de PM-rekening van een afwikkelingsbank die geld verschuldigd is (short), overeenkomstig bijlage II in de wachtrij wordt geplaatst, informeert de betrokken SCB de afwikkelingsbanken middels een ICM-mededeling.

14.   Afwikkelingsprocedure 6 — Geoormerkte liquiditeiten en realtime-systeemoverschrijdende afwikkeling

1.

Afwikkelingsprocedure 6 kan zowel voor het gekoppelde als het geïntegreerde model worden toegepast, zoals hierna beschreven in de punten 4 tot en met 12, respectievelijk de punten 13 tot en met 16. Bij het realtimemodel moet het desbetreffende aangesloten systeem een technische rekening gebruiken om de nodige door zijn afwikkelingsbanken gereserveerde liquiditeit te innen voor financiering van hun posities. Bij het gekoppelde model moet de afwikkelingsbank minstens één subrekening openen die verband houdt met een specifiek aangesloten systeem.

2.

Op verzoek worden de afwikkelingsbanken middels een SWIFT MT 900- of MT 910-bericht en PM-rekeninghouders die gebruikmaken van toegang via internet, middels een bericht op de ICM op de hoogte gebracht van de creditering en debitering van hun PM-rekeningen en, indien van toepassing, hun subrekeningen.

3.

Wanneer zij systeemoverschrijdende afwikkeling onder afwikkelingsprocedure 6 aanbieden, ondersteunen de ASCB's en SCB's systeemoverschrijdende afwikkelingsbetalingen, indien zij door de desbetreffende aangesloten systemen geïnitieerd worden. Voor afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld kan een aangesloten systeem uitsluitend systeemoverschrijdende afwikkeling initiëren gedurende zijn verwerkingscyclus, en afwikkelingsprocedure 6 dient te lopen in het aangesloten systeem dat de betalingsopdracht ontvangt. Voor afwikkelingsprocedure 6 realtime kan een aangesloten systeem systeemoverschrijdende afwikkeling initiëren op enig ogenblik gedurende de Target2-verwerking overdag en afwikkeling van nachtelijke operaties van aangesloten systemen. De mogelijkheid om systeemoverschrijdende afwikkeling uit te voeren tussen twee individuele aangesloten systemen wordt geregistreerd in de Static Data (Management) Module.

A)    Gekoppeld model

4.

Wanneer zij afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld aanbieden, ondersteunen de ASCB's en SCB's de afwikkeling van bilaterale en/of multilaterale cashsaldi van transacties van aangesloten systemen door:

a)

een afwikkelingsbank de mogelijkheid te geven haar toekomstige afwikkelingsverplichting voor te financieren middels aan de verwerking van het aangesloten systeem voorafgaande liquiditeitsoverboekingen van haar PM-rekening naar haar subrekening („geoormerkte liquiditeit”), en

b)

de betalingsinstructies van het aangesloten systeem af te wikkelen na de voltooiing van de verwerking van het aangesloten systeem: met betrekking tot afwikkelingsbanken die geld verschuldigd zijn (short), door de debitering van hun subrekeningen (tot het bedrag van de gelden op deze rekening) en de creditering van de technische rekening van het aangesloten systeem, en met betrekking tot afwikkelingsbanken met een vordering (long), door de creditering van hun subrekeningen en de debitering van de technische rekening van het aangesloten systeem.

5.

Wanneer zij afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld aanbieden:

a)

openen de SCB's ten minste één subrekening met betrekking tot één aangesloten systeem voor elke afwikkelingsbank, en

b)

opent de ASCB een technische rekening voor het aangesloten systeem voor: i) de creditering van gelden die vanaf de subrekeningen van de afwikkelingsbanken die geld verschuldigd zijn (short), geïnd worden; en ii) de debitering van gelden bij creditering van de specifieke subrekeningen van de afwikkelingsbanken met een vordering (long).

6.

Afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld wordt aangeboden op enig tijdstip gedurende de Target2-verwerking overdag en afwikkeling van nachtelijke operaties van aangesloten systemen. De nieuwe werkdag start onmiddellijk nadat aan de vereisten inzake minimumreserves is voldaan; een daarop volgende creditering of debitering van de betrokken rekeningen wordt gevaluteerd op de nieuwe werkdag.

7.

Onder afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld bieden de ASCB's en SCB's de volgende diensten voor liquiditeitsoverboekingen naar en van de subrekening aan:

a)

doorlopende opdrachten die afwikkelingsbanken op elk tijdstip gedurende een werkdag middels de ICM (indien beschikbaar) kunnen aanleveren of wijzigen. Doorlopende opdrachten die na het versturen van het „start-procedurebericht” op een bepaalde werkdag zijn aangeleverd, gelden pas voor de volgende werkdag. Indien er meerdere doorlopende opdrachten zijn voor het crediteren van verschillende subrekeningen en/of technische rekeningen, worden zij afgewikkeld in de volgorde van hun bedragen, te beginnen met het hoogste bedrag. Bij nachtelijke operaties van aangesloten systemen, indien er doorlopende opdrachten zijn waarvoor op de PM-rekening onvoldoende gelden staan, worden dergelijke opdrachten volgens een pro rata reductie van alle opdrachten afgewikkeld;

b)

lopende opdrachten die alleen tijdens het lopen van afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld (dat wil zeggen, de tijdspanne vanaf het „start-procedurebericht” tot het „einde-procedurebericht”) hetzij door een afwikkelingsbank (via de ICM), hetzij door het desbetreffende aangesloten systeem middels een XML-bericht mogen worden aangeleverd en die alleen afgewikkeld zullen worden zolang de verwerkingscyclus van het aangesloten systeem nog niet is gestart. Indien voor een door het aangesloten systeem aangeleverde lopende opdracht op de PM-rekening onvoldoende gelden staan, wordt die opdracht gedeeltelijk afgewikkeld;

c)

SWIFT-opdrachten via een MT 202-bericht of via automatische toewijzing aan een MT 202 vanaf de schermen voor PM-rekeninghouders die gebruikmaken van toegang via internet, die alleen mogen worden aangeleverd terwijl afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld loopt en alleen gedurende verwerking overdag. Dergelijke opdrachten worden onmiddellijk afgewikkeld.

8.

Afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld begint met een „start-procedurebericht” en eindigt met een „einde-procedurebericht”, verstuurd door het aangesloten systeem (of ASCB namens haar). „Start-procedureberichten” geven de aanzet tot de afwikkeling van doorlopende opdrachten voor de liquiditeitenoverboeking naar de subrekeningen. Het „einde-procedurebericht” zorgt voor een automatische terugboeking van liquiditeiten van de subrekening naar de PM-rekening.

9.

Onder afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld worden geoormerkte liquiditeiten op de subrekeningen bevroren zolang de verwerkingscyclus van het aangesloten systeem loopt (beginnend met een „start-cyclusbericht” en eindigend met een „einde-cyclusbericht”; beide te versturen door het aangesloten systeem), en daarna vrijgegeven. Het geblokkeerde saldo kan gedurende de verwerkingscyclus gewijzigd worden ten gevolge van systeemoverschrijdende afwikkelingsbetalingen of indien een afwikkelingsbank liquiditeiten overmaakt van haar PM-rekening. De ASCB brengt het aangesloten systeem op de hoogte van de afname of toename van liquiditeiten op de subrekening ten gevolge van systeemoverschrijdende afwikkelingsbetalingen. Op verzoek van het aangesloten systeem stelt de ASCB het aangesloten systeem eveneens in kennis van de toename van de liquiditeiten op de subrekening ten gevolge van liquiditeitsoverboekingen door de afwikkelingsbank.

10.

Binnen elke verwerkingscyclus van een aangesloten systeem in het kader van afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld worden betalingsinstructies met geoormerkte liquiditeiten afgewikkeld, in de regel door toepassing van algoritme 5 (zoals bedoeld in appendix I van bijlage II).

11.

Binnen elke verwerkingscyclus van een aangesloten systeem in het kader van afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld kan de geoormerkte liquiditeit van een afwikkelingsbank verhoogd worden door haar subrekeningen direct te crediteren met bepaalde binnenkomende betalingen, d.w.z. coupon- en aflossingsbetalingen. In dergelijke gevallen moet de technische rekening eerst met de liquiditeiten gecrediteerd worden; daarna moet een dergelijke rekening gedebiteerd worden, vooraleer de subrekening (of de PM-rekening) met de liquiditeiten te crediteren.

12.

Systeemoverschrijdende afwikkeling tussen twee gekoppelde aangesloten systemen kan alleen geïnitieerd worden door een aangesloten systeem (of zijn ASCB in zijn naam) waarvan de subrekening van de PM-rekeninghouder gedebiteerd wordt. De betalingsinstructie wordt afgewikkeld door debitering van het in de betalingsinstructie vermelde bedrag van de subrekening van een deelnemer van het de betalingsinstructie initiërend aangesloten systeem en door creditering van de subrekening van een deelnemer van een ander aangesloten systeem.

Het aangesloten systeem dat de betalingsinstructie initieert en het andere aangesloten systeem worden op de hoogte gebracht van voltooiing van de afwikkeling. Op hun verzoek worden de afwikkelingsbanken middels een SWIFT MT 900- of MT 910-bericht op de hoogte gebracht van een geslaagde afwikkeling. PM-rekeninghouders die gebruikmaken van toegang via internet, worden middels een bericht op de ICM geïnformeerd.

B)    Realtimemodel

13.

Wanneer zij afwikkelingsprocedure 6 voor realtimemodellen aanbieden, ondersteunen de ASCB's en de SCB's een dergelijke afwikkeling.

14.

Onder afwikkelingsprocedure 6 realtime, bieden de ASCB's en SCB's de volgende diensten voor liquiditeitsoverboekingen naar en van de technische rekening aan:

a)

doorlopende opdrachten (voor nachtelijke operaties van aangesloten systemen) die afwikkelingsbanken op elk tijdstip gedurende een werkdag middels de ICM (indien beschikbaar) kunnen aanleveren of wijzigen. Doorlopende opdrachten die zijn aangeleverd na de start van verwerking overdag gelden pas voor de volgende werkdag. Indien er meerdere doorlopende opdrachten zijn, worden zij afgewikkeld in de volgorde van hun bedragen, te beginnen met het hoogste bedrag. Bij nachtelijke operaties van aangesloten systemen, indien er doorlopende opdrachten zijn waarvoor op de PM-rekening onvoldoende gelden staan, worden dergelijke opdrachten volgens een pro rata reductie van alle opdrachten afgewikkeld;

b)

lopende opdrachten naar de technische rekening die uitsluitend mogen aangeleverd worden door ofwel een afwikkelingsbank (via het ICM) of het desbetreffende hulpsysteem namens haar (via een XML-bericht). Indien voor een door het desbetreffende aangesloten systeem namens de afwikkelingsbank aangeleverde lopende opdracht op de PM-rekening onvoldoende gelden staan, wordt die opdracht gedeeltelijk afgewikkeld;

c)

lopende opdrachten ter debitering van de technische rekening die uitsluitend mogen aangeleverd worden door het desbetreffende hulpsysteem (via een XML-bericht).

d)

SWIFT-opdrachten via een MT 202-bericht die alleen mogen worden aangeleverd door een afwikkelingsbank gedurende verwerking overdag. Dergelijke opdrachten worden onmiddellijk afgewikkeld.

15.

De „procedurestart” en het „procedure-einde” gebeuren automatisch na respectievelijk de voltooiing van de „start van verwerking overdag” en het begin van de „einde-dagverwerking”.

16.

Systeemoverschrijdende afwikkeling tussen twee aangesloten systemen die het realtimemodel toepassen, gebeurt zonder tussenkomst door het hulpsysteem waarvan de technische rekening zal worden gecrediteerd. De betalingsinstructie wordt afgewikkeld door debitering van de technische rekening die wordt gebruikt door het de betalingsinstructie initiërende aangesloten systeem, met het in de betalingsinstructie vermelde bedrag en creditering van de technische rekening gebruikt door een ander aangesloten systeem. De betalingsinstructie kan niet worden geïnitieerd door het aangesloten systeem wiens technische rekening zal worden gecrediteerd.

Het aangesloten systeem dat de betalingsinstructie initieert en het andere aangesloten systeem worden op de hoogte gebracht van voltooiing van de afwikkeling. Op hun verzoek worden de afwikkelingsbanken middels een SWIFT MT 900- of MT 910-bericht op de hoogte gebracht van een geslaagde afwikkeling. PM-rekeninghouders die gebruikmaken van toegang via internet, worden middels een bericht op de ICM geïnformeerd.

15.   Optionele gekoppelde mechanismen

1

De ASCB's kunnen het optionele gekoppelde mechanisme „informatieperiode” aanbieden voor afwikkelingsprocedures 3, 4 en 5. Indien het aangesloten systeem (of zijn ASCB in zijn naam) een optionele „informatieperiodetijd” gespecificeerd heeft, ontvangt de afwikkelingsbank een ICM-mededeling die vermeldt tot wanneer de afwikkelingsbank om stornering van de betreffende betalingsinstructie kan verzoeken. De SCB houdt slechts rekening met een dergelijk verzoek als het via het aangesloten systeem wordt meegedeeld en door het aangesloten systeem wordt goedgekeurd. De afwikkeling gaat van start, als de SCB tot de „informatieperiodetijd” geen dergelijk verzoek heeft ontvangen. Na ontvangst door de SCB van een dergelijk verzoek binnen de „informatieperiode”:

a)

wordt de desbetreffende betalingsinstructie gestorneerd wanneer afwikkelingsprocedure 3 voor bilaterale afwikkeling wordt gebruikt, en

b)

worden, indien afwikkelingsprocedure 3 wordt gebruikt voor de afwikkeling van multilaterale saldi, of in afwikkelingsprocedure 4 de totale afwikkeling faalt, alle betalingsinstructies in het bestand gestorneerd en alle afwikkelingsbanken en het aangesloten systeem middels een ICM-mededeling geïnformeerd.

2.

Indien een aangesloten systeem de afwikkelingsinstructies verstuurt vóór de geplande afwikkelingstijd („vanaf”), worden de instructies opgeslagen totdat het geplande tijdstip aangebroken is. In dat geval worden de betalingsinstructies pas aan de invoerverwerking aangeleverd na het bereiken van het „vanaf”-tijdstip. Dit optionele mechanisme kan in de afwikkelingsprocedure 2 worden gebruikt.

3.

Om de afwikkeling van andere met aangesloten systemen verband houdende of Target2-transacties niet in de weg te staan of vertraging daarin te voorkomen, kan de afwikkelingsperiode („tot”) een beperkte tijdspanne voor afwikkeling van aangesloten systemen toewijzen. Als een betalingsinstructie niet wordt afgewikkeld tot het „tot”-tijdstip is aangebroken of binnen de vastgestelde afwikkelingsperiode, worden deze betalingsinstructies ofwel geretourneerd, ofwel kan bij afwikkelingsprocedures 4 en 5 het garantiefondsmechanisme worden geactiveerd. De afwikkelingsperiode („tot”) kan gespecificeerd worden voor afwikkelingsprocedures 2 tot en met 5.

4.

Het garantiefondsmechanisme kan worden gebruikt indien de liquiditeit van een afwikkelingsbank niet volstaat ter dekking van haar verplichtingen resulterend uit afwikkeling van aangesloten systemen. Dit mechanisme strekt tot verstrekking van de benodigde aanvullende liquiditeit, opdat alle in de afwikkeling van een aangesloten systeem betrokken betalingsinstructies afgewikkeld kunnen worden. Dit mechanisme kan bij afwikkelingsprocedures 4 en 5 gebruikt worden. Indien het garantiefondsmechanisme gebruikt moet worden, is het noodzakelijk een speciale garantiefondsrekening aan te houden waarop de „noodliquiditeiten” op aanvraag beschikbaar zijn of beschikbaar gemaakt worden.

16.   Gebruikte algoritmen

1.

Algoritme 4 ondersteunt afwikkelingsprocedure 5. Om afwikkeling te vergemakkelijken en de benodigde liquiditeiten te beperken, zijn alle betalingsinstructies van aangesloten systemen inbegrepen (ongeacht hun prioriteit). Overeenkomstig afwikkelingsprocedure 5 af te wikkelen betalingsinstructies van aangesloten systemen komen niet in de invoerverwerking en worden tot de voltooiing van het lopende optimaliseringsproces in de PM apart gehouden. Meerdere aangesloten systemen die afwikkelingsprocedure 5 toepassen, worden in dezelfde run van algoritme 4 opgenomen indien zij voornemens zijn op hetzelfde tijdstip af te wikkelen.

2.

In afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld kan de afwikkelingsbank een bedrag aan liquiditeiten oormerken om saldi van een specifiek aangesloten systeem af te wikkelen. Deze oormerking gebeurt door op een specifieke subrekening (gekoppeld model) de benodigde liquiditeiten te reserveren. Algoritme 5 wordt zowel voor nachtelijke operaties van aangesloten systemen als voor verwerking overdag gebruikt. In het afwikkelingsproces worden de subrekeningen van de afwikkelingsbanken die geld verschuldigd (short) zijn, gedebiteerd ten gunste van de technische rekening van het aangesloten systeem en vervolgens wordt de technische rekening van het aangesloten systeem gedebiteerd ten gunste van de subrekeningen van de afwikkelingsbanken met een vordering (long). Bij creditsaldi is directe boeking op de PM-rekening van de afwikkelingsbank mogelijk — indien het aangesloten systeem zulks voor de desbetreffende transactie heeft aangegeven. Indien de afwikkeling van één of meer debiteringsopdrachten niet slaagt, d.w.z. ten gevolge van een fout van het aangesloten systeem, wordt de betrokken betaling op de subrekening in de wachtrij geplaatst. Afwikkelingsprocedure 6 gekoppeld kan algoritme 5 dat op subrekeningen loopt, toepassen. Voorts hoeft algoritme 5 geen rekening te houden met limieten of reserveringen. Voor elke afwikkelingsbank wordt de totale positie berekend en alle transacties worden afgewikkeld, indien voor alle totale posities voldoende dekking bestaat. Transacties zonder dekking worden teruggeplaatst in de wachtrij.

17.   Effect van opschorting of beëindiging

Indien het gebruik van de ASI door een aangesloten systeem opgeschort of beëindigd wordt gedurende de afwikkelingscyclus van betalingsinstructies van het aangesloten systeem, wordt de ASCB geacht gemachtigd te zijn de afwikkelingscyclus namens het aangesloten systeem te voltooien.

18.   Schema van werkdagen en openingsuren

1.

Voor een aangesloten systeem dat de ASI of de deelnemersinterface gebruikt, ongeacht het aantal rekeningen dat bij de ASCB en/of de SCB wordt aangehouden, geldt een vergoedingsschema dat uit de volgende elementen bestaat:

a)

Een vaste maandelijkse vergoeding van 1 000 EUR die aan elk aangesloten systeem in rekening wordt gebracht (vaste vergoeding I).

b)

Een tweede vaste maandelijkse vergoeding van 417 EUR tot 8 334 EUR, naar rato van de onderliggende brutowaarde van de cash-afwikkelingstransacties van het aangesloten systeem in euro („vaste vergoeding II”):

Band

Vanuit (EUR miljoen/dag)

Naar (EUR miljoen/dag)

Jaarlijkse vergoeding (EUR)

Maandelijkse vergoeding (EUR)

1

0

onder 1 000

5 000

417

2

1 000

onder 2 500

10 000

833

3

2 500

onder 5 000

20 000

1 667

4

5 000

onder 10 000

30 000

2 500

5

10 000

onder 50 000

40 000

3 333

6

50 000

onder 500 000

50 000

4 167

7

500 000 en hoger

100 000

8 334

De brutowaarde van de cash-afwikkelingstransacties van het aangesloten systeem in euro wordt eens per jaar door de ASCB berekend op basis van de brutowaarde tijdens het voorafgaande jaar, welke waarde wordt toegepast voor het berekenen van de vergoeding vanaf 1 januari van elk kalenderjaar. De brutowaarde omvat niet de op DCA's afgewikkelde transacties.

c)

Een op dezelfde basis berekende transactievergoeding als het in appendix VI bij bijlage II vastgestelde schema voor PM-rekeninghouders. Het aangesloten systeem kan uit twee opties kiezen: betaling van hetzij een vast bedrag van 0,80 EUR per betalingsinstructie (optie A), hetzij een op een degressieve basis berekende vergoeding (optie B), met inachtneming van de volgende wijzigingen:

i)

voor optie B worden de limieten van de banden inzake het volume van betalingsinstructies door twee gedeeld, en

ii)

een maandelijkse vaste vergoeding van 150 EUR (onder optie A) of 1 875 EUR (onder optie B) wordt naast de vaste vergoeding I en de vaste vergoeding II in rekening gebracht.

d)

Naast de onder a) tot en met c) bedoelde vergoedingen gelden voor een aangesloten systeem dat gebruikt maakt van de ASI, of de deelnemersinterface, tevens de volgende vergoedingen:

i)

indien het aangesloten systeem gebruik maakt van de Target2-diensten met toegevoegde waarde voor T2S, bedraagt de maandelijkse vergoeding voor het gebruik van diensten met toegevoegde waarde 50 EUR voor de systemen die optie A gekozen hebben en 625 EUR voor de systemen die optie B gekozen hebben. Deze vergoeding wordt in rekening gebracht voor elke rekening die het aangesloten systeem, dat gebruikt maakt van de diensten, aanhoudt;

ii)

indien het aangesloten systeem een aan één of meerdere DCA's gekoppelde PM-hoofdrekening aanhoudt, bedraagt de maandelijkse vergoeding voor elke gekoppelde DCA 250 EUR, en

iii)

het aangesloten systeem als houder van een PM-hoofdrekening wordt de volgende vergoedingen in rekening gebracht voor met gekoppelde DCA's verband houdende T2S-diensten. Deze posten worden afzonderlijk in rekening gebracht.

Tariefposten

Tarief (eurocent)

Toelichting

Afwikkelingsdiensten

Liquiditeitsoverboekingsopdrachten van DCA naar DCA

9

per transfer

Tegoedmutatie (te weten blokkeren, deblokkeren, liquiditeitsreservering etc.)

6

per transactie

Informatiediensten

A2A-rapporten

0,4

Per business item in enig uitgebracht A2A-rapport

A2A-vragen

0,7

Per business item vraag in enig uitgebracht A2A-rapport

U2A-vragen

10

Per uitgevoerde zoekfunctie

Gedownloade U2A-vragen

0,7

Per business item vraag in enig uitgebrachte en gedownloade U2A-vraag

In een bestand gebundelde berichten

0,4

Per bericht in een bestand

Verzending

1,2

Per verzending

(2)

Elke verschuldigde vergoeding in verband met een aan het aangesloten systeem aangeleverde betalingsinstructie of door hem ontvangen betaling, hetzij middels de deelnemersinterface of de ASI, wordt uitsluitend aan dit aangesloten systeem in rekening gebracht. De Raad van bestuur kan nadere regels stellen voor de vaststelling van via de ASI afgewikkelde in rekening te brengen transacties.

(3)

Elk aangesloten systeem ontvangt een factuur van zijn respectieve ASCB voor de voorafgaande maand op basis van de in punt 1 bedoelde vergoedingen, uiterlijk op de negende werkdag van de volgende maand. Betalingen worden uiterlijk op de 14e werkdag van deze maand gedaan op de door de ASCB aangegeven rekening of worden van een door het aangesloten systeem aangegeven rekening afgeschreven.

(4)

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt elk aangesloten systeem dat uit hoofde van Richtlijn 98/26/EG is aangewezen, afzonderlijk behandeld, zelfs indien twee of meer van hen door dezelfde juridische entiteit worden geëxploiteerd. Dezelfde regel geldt voor aangesloten systemen die niet uit hoofde van Richtlijn 98/26/EG zijn aangewezen, in welk geval de aangesloten systemen middels de volgende criteria worden geïdentificeerd: a) een formele overeenkomst, op basis van een contractueel of wettelijk instrument, bijv. een overeenkomst tussen de deelnemers en de systeemexploitant; b) middels meervoudig lidmaatschap; c) gemeenschappelijke regels en gestandaardiseerde overeenkomsten; en d) voor de clearing, saldering en/of afwikkeling van betalingen en/of effecten tussen de deelnemers.

”.